APK regelgeving

Contents

Index

   Regelgeving APK, versie 12-2006

   Uitleg over het gebruik

   Paragraaf

   Figuur

   Voetnoot

   Overzicht van de wijzigingen

   Copyright

   Voorwoord

   Adressen RDW

   Hoofdkantoor RDW

   Divisie Registratie en Informatie

   Divisie Voertuigtechniek

   Openingstijden RDW-kantoren

   Afmelden en raadplegen

   Adressen providers

   Algemene informatie voor de uitvoering van de APK.

   1.

   Voertuigreglement artikel 1.10

   2.

   Wegenverkeerswet artikel 83

   Erkenningsregeling artikel 32

   3.

   Wegenverkeerswet artikel 85

   4.

   Voertuigreglement artikel 4.2

   Voertuigreglement artikel 4.3

   Voertuigreglement artikel 4.4

   Voertuigreglement artikel 4.5

   Ministeri?le regeling houdende aanwijzing van voertuigen die zijn uitgezonderd van de keuringsplicht, bedoeld in artikel 72 van de Wegenverkeerswet 1994 (MRUK);

   Voertuigreglement artikel 4.6

   Voertuigreglement artikel 4.8

   Voertuigreglement artikel 4.7

   5.

   6.

   7.

   8.

   9.

   Evaluatieformulier

   Formulier

   APK-handboek

   Administratieve Procedures

   1.

   1.1

   Voertuigreglement artikel 4.9

   Voertuigreglement artikel 9.2

   Wegenverkeerswet artikel 36-3a

   1.2

   Wegenverkeerswet artikel 57

   Kentekenregister

   2.

   Erkenningsregeling artikel 41 lid 3

   Erkenningsregeling artikel 41 lid 6

   3.

   Voertuigreglement artikel 5.*.1

   4.

   Wegenverkeerswet artikel 79

   5.

   5.1

   Wegenverkeerswet artikel 86

   Erkenningsregeling artikel 45

   5.2

   5.2.a

   Wegenverkeerswet artikel 90/Voertuigreglement4.12

   5.2.b

   5.2.c

   Wegenverkeerswet artikel 91/Voertuigreglement 4.15

   5.2.d

   Erkenningsregeling artikel 64

   5.2.e

   Wegenverkeerswet artikel 90-4

   De tarieven worden jaarlijks gepubliceerd in de Staatscourant, Besluit tarieven Dienst wegverkeer

   Invulinstructie APK Keuringsrapport

   Algemeen.

   Voorbeeld APK-Keuringsrapport

   Invullen APK Keuringsrapport

   Gegevens voertuig en resultaat keuring

   Mededeling RDW na afmelding

   Binnenkort te verwachten gebreken (adviespunten)

   Dit rapport is afgegeven door

   Aanvrager verzoekt herkeuring na afkeuring

   Geldigheidsduur keuringsbewijs

   Nadere uitleg reparatie-, afkeur- en/of adviespunten

   In te vullen door de RDW

   Vervangende keuringsbewijzen

   Herkeuring

   Keuringseisen

   0

   1

   artikel 1.1

   artikel 1.2 - begrippen afmetingen

   artikel 1.3 - meetvoorwaarden wielbasis en afmetingen

   artikel 1.4 - bepalen aantal wielen

   artikel 1.5 - bepalen aantal lichten

   artikel 1.6 - meetvoorwaarden t.a.v. verlichting

   artikel 1.9 - identificatienummer inslaan

   artikel 1.10 - datum eerste toelating

   De Regeling wijze van keuren is van toepassing op:

   Algemeen

   Demonteren

   Meten

   Milieu

   Controle-apparaat:

   5.2

   5.2 ? 0.

   Artikel 5.2.0

   Artikel 5.2.1

   5.2 ? 1.

   Artikel 5.2.3

   Artikel 5.2.4

   5.2 ? 2.

   Artikel 5.2.6

   Artikel 5.2.7

   5.2 ? 3.

   Artikel 5.2.9

   Artikel 5.2.10

   Artikel 5.2.10a

   Artikel 5.2.11

   CO-tabel

   Artikel 5.2.12

   Artikel 5.2.13

   5.2 ? 4.

   Artikel 5.2.15

   Artikel 5.2.16

   5.2 ? 5.

   Artikel 5.2.18

   Artikel 5.2.19

   Artikel 5.2.20

   Artikel 5.2.21

   Artikel 5.2.22

   Artikel 5.2.23

   Artikel 5.2.24

   5.2 ? 6.

   Artikel 5.2.27

   Artikel 5.2.28

   5.2 ? 7.

   5.2 ? 8.

   Artikel 5.2.31

   Artikel 5.2.32

   Artikel 5.2.38

   Artikel 5.2.39

   Artikel 5.2.40

   5.2 ? 9.

   Artikel 5.2.41

   Artikel 5.2.42

   Artikel 5.2.43

   Artikel 5.2.44

   Artikel 5.2.45

   Artikel 5.2.46

   Artikel 5.2.47

   Artikel 5.2.47a

   Artikel 5.2.48

   5.2 ? 10.

   Artikel 5.2.51

   Artikel 5.2.53

   Artikel 5.2.55

   Artikel 5.2.56

   Artikel 5.2.57

   Artikel 5.2.59

   Artikel 5.2.61

   Artikel 5.2.62

   Artikel 5.2.63

   Artikel 5.2.64

   Artikel 5.2.65

   5.2 ? 11.

   Artikel 5.2.66

   Artikel 5.2.67

   5.2 ? 12.

   5.3

   5.3 ? 0.

   Artikel 5.3.0

   Artikel 5.3.1

   5.3 ? 1.

   Artikel 5.3.3

   Artikel 5.3.4

   5.3 ? 2.

   Artikel 5.3.6

   Artikel 5.3.7

   5.3 ? 3.

   Artikel 5.3.9

   Artikel 5.3.10

   Artikel 5.3.10a

   Artikel 5.3.11

   CO-tabel bedrijfsauto's

   Artikel 5.3.12

   Artikel 5.3.13

   5.3 ? 4.

   Artikel 5.3.15

   Bijlage  Model symbool hulpverleningsvoertuigen

   Artikel 5.3.16

   5.3 ? 5.

   Artikel 5.3.18

   Artikel 5.3.19

   Artikel 5.3.20

   Artikel 5.3.21

   Artikel 5.3.22

   Artikel 5.3.23

   Artikel 5.3.24

   Artikel 5.3.25

   Artikel 5.3.26

   5.3 ? 6.

   Artikel 5.3.27

   Ad 3 Artikel 5.3.27

   Artikel 5.3.28

   5.3 ? 7.

   5.3 ? 8.

   Artikel 5.3.31

   Artikel 5.3.32

   Artikel 5.3.33

   Artikel 5.3.34

   Artikel 5.3.35

   Artikel 5.3.36

   Artikel 5.3.37

   Artikel 5.3.38

   Artikel 5.3.39

   Artikel 5.3.40

   5.3 ? 9.

   Artikel 5.3.41

   Artikel 5.3.41a

   Artikel 5.3.42

   Artikel 5.3.43

   Artikel 5.3.44

   Artikel 5.3.45

   Artikel 5.3.45a - gezichtsveldverbeterende voorziening

   Artikel 5.3.46

   Artikel 5.3.47

   Artikel 5.3.47a

   Artikel 5.3.48

   Artikel 5.3.49

   5.3 ? 10.

   Artikel 5.3.51

   Artikel 5.3.53

   Artikel 5.3.55

   Artikel 5.3.56

   Artikel 5.3.57

   Artikel 5.3.59

   Artikel 5.3.61

   Artikel 5.3.62

   Artikel 5.3.63

   Artikel 5.3.64

   Artikel 5.3.65

   5.3 ? 11.

   Artikel 5.3.66

   Artikel 5.3.67

   Artikel 5.3.68

   Artikel 5.3.69

   Artikel 5.3.70

   5.3 ? 12.

   5.5

   5.5 ? 0.

   Artikel 5.5.0

   Artikel 5.5.1

   5.5 ? 1.

   Artikel 5.5.3

   Artikel 5.5.4

   5.5 ? 2.

   Artikel 5.5.6

   Artikel 5.5.7

   5.5 ? 3.

   Artikel 5.5.9

   Artikel 5.5.10

   Artikel 5.5.10a

   Artikel 5.5.11

   Artikel 5.5.12

   Artikel 5.5.13

   5.5 ? 4.

   Artikel 5.5.15

   Artikel 5.5.16

   5.5 ? 5.

   Artikel 5.5.18

   Artikel 5.5.19

   Artikel 5.5.20

   Artikel 5.5.21

   Artikel 5.5.24

   5.5 ? 6.

   Artikel 5.5.27

   Artikel 5.5.28

   5.5 ? 7.

   Artikel 5.5.29

   Artikel 5.5.30

   5.5 ? 8.

   Artikel 5.5.31

   Artikel 5.5.32

   Artikel 5.5.38

   Artikel 5.5.39

   Artikel 5.5.40

   5.5 ? 9.

   Artikel 5.5.41

   Artikel 5.5.42

   Artikel 5.5.43

   Artikel 5.5.44

   Artikel 5.5.45

   Artikel 5.5.46

   Artikel 5.5.47

   Artikel 5.5.48

   5.5 ? 10.

   Artikel 5.5.51

   Artikel 5.5.53

   Artikel 5.5.55

   Artikel 5.5.56

   Artikel 5.5.57

   Artikel 5.5.59

   Artikel 5.5.61

   Artikel 5.5.62

   Artikel 5.5.63

   Artikel 5.5.64

   Artikel 5.5.65

   5.5 ? 11.

   5.5 ? 12.

   5.12

   5.12 ? 0.

   5.12 ? 1.

   Artikel 5.12.3

   Artikel 5.12.4

   Artikel 5.12.5

   5.12 ? 2.

   Artikel 5.12.6

   Artikel 5.12.7

   5.12 ? 5.

   Artikel 5.12.18

   Artikel 5.12.19

   Artikel 5.12.20

   Artikel 5.12.21

   Artikel 5.12.24

   Artikel 5.12.26

   5.12 ? 6.

   Artikel 5.12.27

   Teken Regroovable

   Artikel 5.12.28

   5.12 ? 7.

   Artikel 5.12.29

   Artikel 5.12.30

   5.12 ? 8.

   Artikel 5.12.31

   Artikel 5.12.35

   Artikel 5.12.36

   Artikel 5.12.38

   Bijlage bij artikel 5.12.38

   Voetnoot EBC

   Artikel 5.12.39

   Artikel 5.12.40

   5.12 ? 9.

   Artikel 5.12.41

   Artikel 5.12.48

   Artikel 5.12.49

   5.12 ? 10.

   Artikel 5.12.51

   Artikel 5.12.53

   Artikel 5.12.55

   Artikel 5.12.57

   Artikel 5.12.59

   Artikel 5.12.61

   Artikel 5.12.64

   Artikel 5.12.65

   5.12 ? 11.

   Artikel 5.12.66

   Artikel 5.12.67

   Artikel 5.12.68

   Artikel 5.12.69

   Artikel 5.12.70

   Voorbeeld goedkeuringsmerk

   6

   A en B

   C t/m G

   H t/m L

   M t/m P

   R

   S t/m U

   V

   W t/m Z

   Overzicht per paragraaf

   ? 0:

   ? 1:

   ? 2:

   ? 3:

   ? 4:

   ? 5:

   ? 6:

   ? 7:

   ? 8:

   ? 9:

   ? 10:

   ? 11:

   ? 12:

   Regeling Permanente Eisen

   Hoofdstuk 0

   Hoofdstuk 1

   Hoofdstuk 2

   Titel 1

   Titel 2

   Afdeling 1

   ? 1

   Artikel 2.2.2

   Artikel 2.2.3

   Artikel 2.2.4

   ? 2

   Artikel 2.2.5

   Artikel 2.2.6

   Figuur 1

   Figuur 2

   Artikel 2.2.7

   Artikel 2.2.8

   Artikel 2.2.9

   Artikel 2.2.10

   Artikel 2.2.11

   Afdeling 2

   ? 1

   Artikel 2.2.12

   Artikel 2.2.13

   ? 2

   Algemeen

   Artikel 2.2.14

   Artikel 2.2.15

   Artikel 2.2.16

   Beoordelingsprincipes voor de roestschade-omvang per bevestiging of per onderdeel

   Artikel 2.2.17

   Figuur 3

   Artikel 2.2.18

   Artikel 2.2.19

   Artikel 2.2.20

   Afdeling 3

   Artikel 2.2.21

   Artikel 2.2.22

   Artikel 2.2.23

   Artikel 2.2.24

   Artikel 2.2.25

   Titel 3

   Titel 3 ? 1

   Titel 3 ? 2

   Titel 3 ? 3

   Artikel 2.3.8

   Artikel 2.3.9

   Artikel 2.3.10

   Artikel 2.3.11

   Lijst met voertuigspecifieke gegevens

   Artikel 2.3.12

   Titel 4

   Titel 5

   Titel 5 ? 1

   Titel 5 ? 2

   Artikel 2.5.2

   Figuur 6

   Artikel 2.5.3

   Figuur 7

   Artikel 2.5.4

   Artikel 2.5.5

   Figuur 8

   Figuur 9

   Artikel 2.5.6

   Bijlage bij artikel 2.5.6

   E?n draagarm (niet afgeveerd)

   E?n draagarm (afgeveerd)

   Twee draagarmen (beide afgeveerd)

   Twee draagarmen (onderste afgeveerd)

   Twee draagarmen (bovenste afgeveerd)

   Ad 1 Artikel 2.5.6

   Titel 6

   Artikel 2.6.1

   Artikel 2.6.2

   Titel 7

   Titel 7 ? 1

   Titel 7 ? 2

   Artikel 2.7.2

   Figuur 10

   Artikel 2.7.3

   Figuur 11

   Artikel 2.7.4

   Titel 8

   Afdeling 1

   Titel 8 ? 1

   Artikel 2.8.1

   Artikel 2.8.2

   Figuur 12

   Artikel 2.8.3

   Titel 8 ? 2

   Titel 8 ? 3

   Artikel 2.8.5 (vervallen)

   Artikel 2.8.6

   Afdeling 2

   Artikel 2.8.7

   Artikel 2.8.8

   Artikel 2.8.9

   ? 1

   Bedrijfsrem

   Artikel 2.8.10

   Artikel 2.8.11

   Artikel 2.8.12

   Parkeerrem

   ? 2

   Bedrijfsrem.

   Parkeerrem.

   ? 3

   Bedrijfsrem,

   Artikel 2.8.16

   Tabel 1

   Artikel 2.8.17

   Parkeerrem,

   ? 4

   Bedrijfsrem;

   Artikel 2.8.19

   Artikel 2.8.20

   Artikel 2.8.21

   Artikel 2.8.22

   Artikel 2.8.23

   Artikel 2.8.24

   Artikel 2.8.25

   Artikel 2.8.26

   Artikel 2.8.27

   Parkeerrem;

   ? 5

   Bedrijfsrem:

   Artikel 2.8.29

   Artikel 2.8.30

   Artikel 2.8.31

   Artikel 2.8.32

   Artikel 2.8.33

   Artikel 2.8.34

   Artikel 2.8.35

   Artikel 2.8.36

   Artikel 2.8.37

   Artikel 2.8.38

   Artikel 2.8.39

   Parkeerrem:

   ? 6

   Artikel 2.8.41

   Artikel 2.8.42

   Artikel 2.8.43

   Artikel 2.8.44

   Artikel 2.8.45

   ? 7

   Artikel 2.8.46

   Artikel 2.8.47

   Artikel 2.8.48

   Artikel 2.8.49

   Artikel 2.8.50

   Artikel 2.8.51

   Afdeling 3

   Artikel 2.8.52

   ? 1

   ? 2

   Verschil in remwerking

   Artikel 2.8.54

   Artikel 2.8.55

   Artikel 2.8.56

   Tabel 2:

   Overberemming van de achterste as of het achterste asstel

   Artikel 2.8.57

   Artikel 2.8.58

   Artikel 2.8.59

   Artikel 2.8.60

   Artikel 2.8.61

   Titel 9

   Afdeling 1

   Afdeling 2

   ? 1

   Artikel 2.9.2

   Artikel 2.9.3

   Figuur 13

   Figuur 14

   Artikel 2.9.4

   Figuur 15

   Artikel 2.9.5

   Artikel 2.9.6

   ? 2

   Artikel 2.9.7

   Artikel 2.9.8

   Figuur 16

   Artikel 2.9.9

   Figuur 17

   Artikel 2.9.10

   Artikel 2.9.11

   Afdeling 3 Gezichtsvelden van de verplichte spiegels en van de gezichtsveldverbeterende voorzieningen als bedoeld in artikel 5.3.45 en artikel 5.3.45a van het Voertuigreglement

   Artikel 2.9.12

   Artikel 2.9.13

   Figuur 18

   Figuur 18a Linker- en rechterbuitenspiegel

   Figuur 18b Linker- en rechterbuitenspiegel

   Artikel 2.9.14

   Figuur 19

   Figuur 20

   Figuur 21

   Artikel 2.9.15

   Figuur 22

   Figuur 22a

   Figuur 22b Trottoirspiegel

   Artikel 2.9.16

   Figuur 23

   Figuur 23-1, breedtespiegel

   Artikel 2.9.16.a.

   Artikel 2.9.16.b.

   Figuur 23a

   Artikel 2.9.16.c.

   Artikel 2.9.16.d.

   Artikel 2.9.16.e.- Gezichtsveld vooruitkijkspiegel

   Figuur 23b Vooruitkijkspiegel

   Artikel 2.9.16.f. - kijkrichting beeldscherm

   Artikel 2.9.17

   Afdeling 4

   ? 1

   Artikel 2.9.18

   Artikel 2.9.19

   Figuur 24

   Artikel 2.9.20

   Figuur 25

   Artikel 2.9.21

   Artikel 2.9.22

   ? 2

   Artikel 2.9.23

   Artikel 2.9.24

   Figuur 26

   Figuur 27

   Figuur 28

   Figuur 29

   Figuur 30

   Artikel 2.9.25

   Artikel 2.9.25a

   Artikel 2.9.25b

   Artikel 2.9.26

   Artikel 2.9.27

   Figuur 31

   Artikel 2.9.28

   Artikel 2.9.29

   Artikel 2.9.30

   Titel 10

   ? 1

   Artikel 2.10.1

   Artikel 2.10.2

   Artikel 2.10.3

   Artikel 2.10.4

   ? 2

   Artikel 2.10.5

   Artikel 2.10.6

   Artikel 2.10.7

   Artikel 2.10.8

   ? 3

   Artikel 2.10.9

   Artikel 2.10.10

   ? 4

   ? 5

   Artikel 2.10.12

   Artikel 2.10.13

   ? 6

   Artikel 2.10.14

   Artikel 2.10.15

   ? 7

   Artikel 2.10.16

   Artikel 2.10.17

   Artikel 2.10.18

   Titel 11

   Titel 11 ? 1

   Titel 11 ? 2

   Artikel 2.11.2

   Artikel 2.11.3

   Figuur 32

   Figuur 33

   Figuur 34

   Artikel 2.11.4

   Figuur 35

   Artikel 2.11.5

   Artikel 2.11.6

   Figuur 36

   Figuur 37

   Figuur 38

   Figuur 39

   Artikel 2.11.7

   Figuur 40

   Figuur 41

   Figuur 42

   Figuur 43

   Artikel 2.11.8

   Bijlagen

   Bijlage 1 Behorende bij artikel 2.2.3 tot en met 2.2.5 .

   Figuur 44

   Bijlage 2

   Bijlage 3

   Tekeningen en voorbeelden

   Rekenvoorbeeld 1

   Rekenvoorbeeld 2

   Rekenvoorbeeld 3

   Rekenvoorbeeld 4

   Voorbeeld 1

   Voorbeeld 2

   Voorbeeld 3

   Voorbeeld 4

   Lengtebepaling van de frontlangs- en eindlangsbalken

   Lengtebepaling van de balken van een subframe

   Verankeringen

   Balken

   Bijlage 4

   Bijlage 5

   Bijlage 6

   Regeling Permanente Eisen Taxi's

   Artikel 1:

   Artikel 2:

   Artikel 3:

   Artikel 4:

   Artikel 5:

   Artikel 6:

   Artikel 7:

   Artikel 8:

   Artikel 9:

   Artikel 10:

   Artikel 11:

   Model Bijlage bij het kentekenbewijs ten behoeve van taxi's

   Erkenningsregeling APK

   Hoofdstuk 0

   Hoofdstuk 1

   Hoofdstuk 2

   ? 1

   ? 1.1

   ? 1.2

   Artikel 3 - eisen keuringsruimte

   Artikel 4 - eisen inspectieput / hefinrichting

   ? 1.3

   Artikel 5 - aanwezigheid apparatuur algemeen

   Artikel 6 - aanwezigheid apparatuur afhankelijk van erkenning

   Artikel 7 - eisen apparatuur en certificaten

   Artikel 8 - deugdelijkheid en onderhoud apparatuur

   ? 1.4

   Artikel 9 - eisen opleiding personeel voertuigen max. massa meer dan 3500 kg

   Artikel 10 - eisen opleiding personeel voertuigen max. massa tot en met 3500 kg

   ? 2

   ? 2.1

   ? 2.2

   Artikel 12 - eisen keuringsruimte

   Artikel 13 - eisen inspectieput / hefinrichting

   ? 2.3

   Artikel 14 - aanwezigheid apparatuur algemeen

   Artikel 15 - aanwezigheid apparatuur afhankelijk van erkenning

   Artikel 16 - eisen apparatuur en certificaten

   Artikel 17 - deugdelijkheid en onderhoud apparatuur

   ? 2.4

   Artikel 18 - eisen opleiding personeel voertuigen max. massa meer dan 3500 kg

   Artikel 19 - eisen opleiding personeel voertuigen max. massa tot en met 3500 kg

   Hoofdstuk 3

   Artikel 20 - aanvraagformulier

   Artikel 21 - te overleggen bescheiden

   Artikel 22 - uitzonderingen

   Artikel 23 - te overleggen verklaring

   Hoofdstuk 4

   Artikel 24 - bevoegdheid tot keuren voertuigen max. massa meer dan 3500 kg

   Artikel 25 - bevoegdheid tot keuren voertuigen max. massa tot en met 3500 kg

   Artikel 26 - bevoegdheidspas

   Artikel 27 - afleggen toets

   Hoofdstuk 5

   Artikel 28 - aanvraagformulier bevoegdheid

   Artikel 29 - te overleggen bescheiden

   Hoofdstuk 6

   Artikel 30 - artikelen met betrekking tot erkenning

   Artikel 31 - artikelen met betrekking tot bevoegdheid

   ? 1

   Artikel 32 - hanteren voorschriften

   Artikel 33 - erkenningsbewijzen en gevelschilden

   Artikel 34 - voldoen aan erkenningsvoorschriften

   Artikel 35 - justeren koolmonoxidemeter

   Artikel 36 - aanwezigheid certificaten apparatuur

   Artikel 37 - aanwezigheid boekwerk 'APK milieukeuringseisen'

   Artikel 38 - melding wijzigingen

   ? 2

   Artikel 39 - hanteren voorschriften

   Artikel 40 - bevoegdheidspas en pincode

   ? 3

   Artikel 41 - procedure uitvoeren keuring

   Artikel 42 -keuringsruimte en -personeel

   Artikel 43 - keuringsrapport

   Artikel 44 - procedure afmelden

   Artikel 45 - steekproef

   Artikel 46 - onttrekken aan steekproef

   Artikel 47 - anonieme keuring

   ? 4

   Hoofdstuk 7

   ? 1 Algemeen.

   Artikel 49 - toepassingsgebied

   Artikel 50 - intrekking / wijziging / schorsing erkenning

   Artikel 51 - intrekking / wijziging / schorsing keuringsbevoegdheid

   Artikel 52 - verlenen medewerking

   Artikel 53 - cusumsysteem

   ? 2

   Artikel 54 - herschouwing en toepassen cusumsysteem

   Artikel 55 - toepassen cusumsysteem

   Artikel 56 - niet voldoen aan erkenningseisen

   Artikel 57 - schorsing erkenning

   Artikel 58 - intrekking erkenning

   ? 3

   Artikel 59 - verlenging keuringsbevoegdheid

   Artikel 60 - intrekking keuringsbevoegdheid

   Artikel 61 - schorsing keuringsbevoegdheid

   Artikel 62 - intrekking keuringsbevoegdheid keurmeester

   Ad artikel 62

   ? 4

   Artikel 63 - uitvoering steekproef

   Artikel 64 - toepassen cusumsysteem

   Hoofdstuk 8

   Artikel 65 - intrekking vervallen erkenningsregeling

   Artikel 66 - geldigheid reeds afgegeven erkenningen

   Artikel 67 - gezamenlijk gebruik keuringsplaats

   Artikel 68 - datum inwerkingtreding

   Artikel 69 - citeertitel

   Bijlagen.

   Bijlage 1 behorende bij artikel 35

   Bijlage 2 behorende bij artikel 41, derde lid, onder b

   Bijlage 3 behorende bij artikel 41, derde lid, onder c

   Bekendmaking Cusumsysteem Erkenninghouder

   Artikel 1. definities.

   Artikel 2. toepassing.

   Artikel 3. gradaties.

   Artikel 4. klassen.

   Artikel 5. intrekken erkenning.

   Artikel 6. Intrekking vorige bekendmaking.

   Artikel 7. Historie.

   Artikel 8. Ingangsdatum.

   Artikel 9. Citeertitel.

   Bekendmaking Cusumsysteem Keurmeester

   Artikel 1.

   Artikel 2.

   Artikel 3.

   Artikel 4.

   Artikel 5.

   Artikel 6.

   Artikel 7.

   Artikel 8.

   Artikel 9.

   Procedure Roetmeting

   Toezichtbeleid APK

   Toezichtbeleid APK Erkenninghouder van 1 maart 2000

   1.

   2.

   3.

   4.

   5.

   6.

   Cusumsysteem

   Bijlage 1 bij Toezichtbeleid APK erkenninghouders van 1 maart 2000

   Bijlage 2 bij Toezichtbeleid APK Erkenninghouders van 1 maart 2000

   Toezichtbeleid APK Keurmeester van 1 maart 2000

   1.

   2.

   Cusumsysteem keurmeester

   3.

   4.

   5.

   6.

   Bijlage 1 bij Toezichtbeleid APK Keurmeester van 1 maart 2000

   2.9.12

   2.5.2, 2.5.3, 2.5.4.

   E?n draagarm (niet afgeveerd)

   paragraaf 4, 5, 6 en 7.

   2.8.53, 2.8.54, 2.8.55, 2.8.56, 2.8.57, 2.8.58, 2.8.59.

   2.8.58, 2.8.59, 2.8.60.

   2.9.13, 2.9.14, 2.9.15, 2.9.16.

   2.9.16.b, 2.9.16.c, 2.9.16.d.

   2.9.19, 2.9.20, 2.9.21, 2.9.22.

   2.9.24, 2.9.25, 2.9.26, 2.9.27, 2.9.28, 2.9.29.

   2.9.23, 2.9.24, 2.9.25, 2.9.26, 2.9.27, 2.9.28.

   artikel 2.2.15, 2.2.16 en 2.2.17.

   artikel Artikel 3, Artikel 4, Artikel 5, Artikel 6, Artikel 7 en Artikel 8.

   artikel 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10.

   artikel 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 19.

   artikel 59, 60, 61 en 62.

   artikel 32, 33, 34, 35, 36, 37 en 38.

   artikel 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47 en 48.

   artikel 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45 en 46.

   Artikel 3, 4, 5, 6, 7 en 8.

   artikel 12, 13, 14, 15, 16 en 17

   De tarieven worden jaarlijks d.m.v. het

   artikel 42, 43, 44, 45 en 46.

   artikel 42, 43, 44, 45 en 46.

   Definities

   aanhangwagen

   achterlicht

   achteruitrijlicht

   adviespunt

   afkeurpunt

   afsleepdolly

   airbag

   ambulance

   anonieme keuring

   APK-keuringeisen

   as

   asstel

   autogordel

   bedrijfsauto

   begrafeniswagen

   bermlicht

   bestuurd asstel

   bestuurde as

   bevestigingspunten

   bevoegdheidspas

   boekwerk "Regelgeving APK"

   boekwerk 'APK milieukeuringseisen'

   bromfiets

   bus

   certificaat van overeenstemming

   CNG-installatie

   contourmarkering

   cusumbijdrage

   cusumstand

   cusumsysteem

   dagrijlicht

   deskundigenonderzoek

   dimlicht

   dolly

   driewielig motorrijtuig

   EG-goedkeuringsmerk

   erkenning

   erkenninghouder

   fabrikant

   geconditioneerd voertuig

   gelede bus

   gestuurd asstel

   gestuurde as

   gradatie

   groot licht

   handwagen met motorvermogen

   herkeuring

   hoofdgroeven

   inrichting

   inrichting voor indirect zicht

   invalidenvoertuig

   justering

   kampeerauto

   kermis- en circusvoertuig

   keuring

   keuringseisen

   keuringsinstelling

   keuringsplaats

   keuringsruimte

   keurmeester

   kinderbeveiligingssysteem

   klapstoel

   klasse

   lading

   landbouwtrekker

   landbouw- of bosbouwtrekker

   landbouw- of bosbouwtrekker categorie T1

   landbouw- of bosbouwtrekker categorie T2

   landbouw- of bosbouwtrekker categorie T3

   landbouw- of bosbouwtrekker categorie T5

   lastdrager

   ledige massa

   lege massa in rijklare toestand

   lijnmarkering

   loopvlak

   luchtband

   markeringslicht

   massa in bedrijfsklare toestand

   massieve band

   Mc Pherson-wielophangingsysteem

   mechanische koppeling

   metalen band

   middenasaanhangwagen

   minister

   misser

   mistlicht aan achterzijde

   mistlicht aan voorzijde

   mobiele keuringseenheid

   mobiliteitshandicap

   motorfiets

   motorrijtuig met beperkte snelheid

   ondeelbare lading

   onderdeel

   onderzoeksgerechtigde

   oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel

   oplegger

   parkeerlicht

   personenauto

   RDW

   remlicht

   reparatiepunt

   retroreflector

   richtingaanwijzer

   richtlicht

   rijdend werktuig

   roetmeting

   samenstel van voertuigen

   stadslicht

   steekproef

   taxi

   T100 bus

   technische eenheid

   trekker

   uitlaatgasmeting

   vervangingskatalysator

   verwarmingssysteem op brandstof

   viergasmeting

   vooruitkijkspiegel

   voertuig

   waarschuwingsknipperlicht

   wagens

   werklicht

   werklichten

   wet

   wielbasis

   zelfsturend asstel

   zelfsturende as

   zijmarkeringslicht

   zijspanwagen

   zitbank

   zitplaats






Regelgeving APK, versie 12-2006

Uitleg over het gebruik

Voorwoord

Adressen RDW

Algemene informatie voor de uitvoering van de APK

Evaluatieformulier

Inhoudsopgave

Index van de Keuringseisen

Beknopt overzicht van de wijzigingen

Copyright RDW


Top




Uitleg over het gebruik

Dit is de zesde uitgave van de Regelgeving APK op cd-rom.

In dit hoofdstuk staan de functietoetsen beschreven en de mogelijkheden van de verwijzingen.

Structuur

De structuur van de Regelgeving APK op cd-rom is gebaseerd op de structuur van het boek. Het is mogelijk om stapsgewijs door het boek te springen. Van afdeling via hoofdstuk naar paragraaf, eindigend bij het gezochte artikel.

Als het artikel meer informatie bevat dan op het beeldscherm getoond kan worden, dan wordt er aan de rechterkant een verticale grijze balk met 2 pijltjes en een vierkantje zichtbaar. Door op de pijltjes te klikken bladert u naar het einde van het artikel, u kunt ook het vierkantje naar beneden slepen (linker muisknop vasthouden), of u gebruikt de 'page up' of 'page down' toetsen van het toetsenbord.

Functietoetsen

Boven in het scherm vindt u de volgende toetsen:

-

Zoeken

Met behulp van 'Zoeken' kunt u zoeken naar een bepaald woord in het bestand. U typt het woord in en vervolgens krijgt u een lijst met de lokatie(s) waar het woord te vinden is. Door het overeenkomende woord te selecteren krijgt u ??n of meerdere onderwerpen waarin het betreffende woord is gevonden. Kies hier het onderwerp en klik vervolgens op 'Weergeven'. Het woord wordt in het artikel in het wit met zwarte achtergrond weergegeven.

-

Terug

Met 'Terug' gaat u terug naar de pagina waar u als laatste was. Deze knop werkt als een boekenlegger.

-

Afdrukken

'Afdrukken' wordt gebruikt om de huidige pagina af te drukken. Dit is geen schermafdruk.

-

<< en >>

De toetsen '<<' en '>>' kunt u gebruiken om te bladeren alsof het een boek is. U gaat hiermee terug naar de voorliggende pagina of naar de volgende. Deze toetsen zijn alleen geactiveerd in de onderdelen 'APK-handboek' en 'Index van de Keuringseisen'.

-

Inhoud

Door op 'Inhoud' te klikken gaat u direct terug naar het hoofdscherm, daar krijgt u de mogelijkheid te kiezen voor 'Uitleg over het gebruik', 'Voorwoord', 'Adressen RDW Centrum voor voertuigtechniek en informatie', 'Evaluatieformulier', 'APK-handboek' en 'Index van de Keuringseisen'.

-

Navigator

Via de 'Navigator' kunt u direct naar een bepaald hoofdstuk of paragraaf gaan. En door op 'Navigator' te klikken kunt u direct zien in welk gedeelte van het boek u bent. Als u op het kruisje voor het woord in de 'Navigator' klikt krijgt u onderliggende artikelen. De navigator is altijd op de voorgrond te plaatsen door bij de navigator onder 'Options' de functie 'Always on top' te activeren.

-

Definities

Onder deze toets vindt u alle definities op alfabetische volgorde. Door op het woord te klikken verschijnt de definitie.

-

Exit

Met deze knop sluit u de Regelgeving APK.

Alle functietoetsen zijn met de linker muisknop te activeren, 1 keer klikken is voldoende.

Verwijzingen

In de tekst staan woorden in het groen met een (onderbroken) lijn. Als u op deze woorden klikt, verschijnt er een andere paragraaf of artikel, een figuur of tabel, of een voetnoot of achtergrondinformatie.

Om terug te keren naar de oorspronkelijke tekst moet u als volgt handelen:

-        Betreft het een verwijzing naar een ander artikel of paragraaf, dan kunt u met de 'Terug' knop teruggaan naar de oorspronkelijke pagina.

-        Betreft het een figuur of tabel, dan kunt u dit figuur of deze tabel afsluiten door op de 'Sluiten' knop te klikken of op het kruisje in de rechterbovenhoek.

-        Betreft het een voetnoot of achtergrondinformatie, dan kan teruggekeerd worden naar het oorspronkelijke scherm door op een willekeurige plek op het scherm te klikken.

De lijntjes van een figuur kunnen er gebroken uitzien. Een afdruk vertoont geen gebroken lijntjes. (Dit komt doordat een beeldscherm een lagere resolutie heeft dan een printer.)

{button ,JI(`',`TH_1192')} Paragraaf

{button ,JI(`',`TH_1194')} Voetnoot

{button ,JI(`',`TH_1195')} Overzicht van de wijzigingen


Top




Paragraaf

Dit is de andere paragraaf of artikel. Deze paragraaf of dit artikel heeft betrekking op de tekst die u las op de vorige pagina. Met behulp van 'Terug' gaat u weer naar de vorige pagina toe.


Top




Figuur

Hier had een figuur of een tabel kunnen staan, nu staat er uitleg. De figuur kunt u van formaat wijzigen. De figuur kunt u verslepen door op de titelbalk met de muis te klikken en vast te houden totdat de figuur op de juiste plaats is gezet om vervolgens verder te kunnen lezen in de onderliggende tekst.

Door op 'Sluiten' of op het kruisje in de rechterbovenhoek te klikken sluit u het figuur en gaat u terug naar het hoofddocument.


Top




Voetnoot

Dit stukje tekst verdwijnt als u ergens op het scherm met de muis klikt. Het zal voornamelijk worden gebruikt om kleine stukjes tekst, achtergrondinformatie en uiteraard voetnoten te tonen.


Top




Overzicht van de wijzigingen

Algemeen deel

Bij Adressen RDW is het adres van Regiokantoor West gewijzigd. Ook de telefoonnummers van de Regiokantoren zijn gewijzigd.

De RDW kantoren zijn in de toekomst ook op bevrijdingsdag geopend.

Bij de uitzonderingen van de keuringsplicht is bij voertuigen die tot de bedrijfsvoorraad behoren het kenteken dat twee cijfergroepen bevat en de lettergroep FH, HA en HF geschrapt.

Voorbereidende Administratieve procedures

?2. Raadplegen kentekenregister? is op diverse plaatsen aangepast overeenkomstig de brief van 21 juli 2006 met 29 wijzigingspunten.

?3 Controle van gegevens op het kentekenbewijs met het voertuig en controle kentekenplaten is op diverse plaatsen aangepast overeenkomstig de brief van 21 juli 2006.

Tevens is bij ambulances de controle op de aanwezigheid van een brancard vervallen.

Invulinstructie APK rapport

Bij ?Gegevens voertuig en resultaat keuring? is de verplichting tot bewaren van vervangen onderdelen vervallen overeenkomstig de brief van 21 juli 2006 (VIZ 2006/5202).

Zie ook de wijzigingen bij Erkenningsregeling artikel 43, 44 en 48.

Het is de bedoeling dat het rapport pas na het afmelden (handmatig of geprint) wordt ingevuld.

Bij een ?verschreven? rapport waarbij geen gele doorslag hoefde moet een rapport worden

uitgeschreven en gearchiveerd met gele doorslag.

Keuringseisen Algemeen

-        Er zijn verschillende definities gewijzigd of toegevoegd.

Keuringseisen

-        In artikel 5. (2/5) .1 c (kentekenplaat) is de Wijze van keuren gewijzigd i.v.m. de 29 wijzigingspunten.(5.2.1c en 5.5.1c).

-         Op artikel 5. (3/12) .1 c (constructieplaat) wordt niet getoetst i.v.m. de 29 wijzigingspunten. (5.3.1c en 5.12.1c).

-        In artikel 5. (3/12) .1 d (kentekenplaat) is de Wijze van keuren gewijzigd i.v.m. de 29 wijzigingspunten. (5.3.1d en 5.12.1d).

-        In artikel 5. (2/3) .7 lid 2 (massa) is de tekst gewijzigd i.v.m. wijziging van het Voertuigreglement. (5.2.7 en 5.3.7)

-        In artikel 5.12.7 lid 3 (massa) is de tekst gewijzigd i.v.m. wijziging van het Voertuigreglement.

-         In artikel 5.2.10 lid 9 (LPG-installatie) is de tekst gewijzigd i.v.m. wijziging van het Voertuigreglement.

-        Aan artikel 5. (2/3) .11 lid (9/8) (milieu) is ten aanzien van de toepassing van het artikel een toelichting toegevoegd. (5.2.11 en 5.3.11).

-        In artikel 5. (2/3) .11 lid (10/9) (milieu) is de Wijze van keuren gewijzigd.

-        Aan artikel 5. (2/3/5) .21 lid 1 (wielbasis) wordt niet getoetst i.v.m. de 29 wijzigingspunten. (5.2.21, 5.3.21 en 5.5.21).

-        Aan artikel 5.12.21 (wielbasis) wordt niet getoetst i.v.m. de 29 wijzigingspunten.

-        In artikel 5. (2/3) .23 (spoorbreedte) is de Wijze van keuren gewijzigd. (5.2.23 en 5.3.23).

-        In artikel 5. (2/3/5) .31 lid 1d (reminrichting) is ten aanzien van de drukproef de Wijze van keuren gewijzigd i.v.m. de 29 wijzigingspunten.(5.2.31, 5.3.31 en 5.5.31).

-        In artikel 5. (2/3/5) .31 lid (3/4/3) (reminrichting) is ten aanzien van de drukproef de Wijze van keuren gewijzigd i.v.m. de 29 wijzigingspunten.

-        In artikel 5. (2/3) .38 lid (1 en 2/1, 2 en 3) (remvertraging) is ten aanzien van het gebruik van de pedaalkrachtmeter de toelichting bij de Wijze van keuren gewijzigd i.v.m. de 29 wijzigingspunten. (5.2.38 en 5.3.38).

-        In artikel 5.5.38 (remvertraging) is ten aanzien van het gebruik van de remvertragingsmeter de Wijze van keuren gewijzigd i.v.m. de 29 wijzigingspunten.

-         In artikel 5.2.38 lid 3 (remvertraging) is de Wijze van keuren tekstueel gewijzigd.

-        In artikel 5. (2/3/5) .38 lid (4/4 en 5/6) (remvertraging) is ten aanzien van de controle op uitbreken de Wijze van keuren gewijzigd i.v.m. de 29 wijzigingspunten.

-        Op artikel 5. (2/3/5) .40 (hulpreminrichting) wordt niet getoetst i.v.m. de 29 wijzigingspunten. (5.2.40, 5.3.40 en 5.5.40).

-        Artikel 5.3.41 lid 4 (carrosserie) is tekstueel gewijzigd.

-        In artikel 5.2.45 (spiegels) zijn diverse wijzigingen gedaan en er is een toelichting toegevoegd.

-        In artikel 5.3.45 (spiegels) zijn diverse leden gewijzigd en de Wijze van keuren is gewijzigd i.v.m. de 29 wijzigingspunten.

-        In artikel 5.3.45a lid 1 (gezichtsveldverbeterende voorziening) is ten aanzien van de gezichtsvelden de Wijze van keuren aangepast i.v.m. de 29 wijzigingspunten.

-        Aan artikel 5.2.46 (zitplaatsen) zijn lid 1 en 2 gewijzigd.

-        Aan artikel 5.3.46 (zitplaatsen) zijn de leden 1, 2 en 3 gewijzigd.

-        In artikel 5. (2/3) .47 lid 6 (bescherming inzittenden) is de Wijze van keuren gewijzigd. (5.2.47 en 5.3.47).

-        In artikel 5. (2/3) .47a lid 1 en 2 (symbool airbag) is de Wijze van keuren gewijzigd. (5.2.47a en 5.3.47a).

-        Artikel 5.3.48 lid 8 (uitwendige veiligheid) is tekstueel gewijzigd.

-        Artikel 5.3.49 lid 1 (stootbalk) is gewijzigd.

-        In artikel 5.3.49 lid 9 (stootbalk) is de toegestane maximum massa gewijzigd in 7500 kg.

-        In artikel 5. (2/3) .51 (lid 1b/b) (verplichte lichten) is de Wijze van keuren gewijzigd. (5.2.51 en 5.3.51).

-        In artikel 5. (2/3/5/12) .55 (werking verlichting) is o.a. toegevoegd dat lichten met dezelfde functie nagenoeg symmetrisch moeten zijn bevestigd. Ook is ten aanzien van LED verlichting een toelichting toegevoegd. (5.2.55, 5.3.55, 5.5.55 en 5.12.55).

-        Aan artikel 5.2.57 lid 1 (toegestane lichten) zijn de leden n, o en p en de Wijze van keuren toegevoegd.

-        Aan artikel 5.3.57 lid 1 (toegestane lichten) zijn de leden q, r en s en de Wijze van keuren toegevoegd.

-        Aan artikel 5. (5/12) .57 lid 1 (toegestane lichten) zijn de leden l en m en de Wijze van keuren toegevoegd. (5.5.57 en 5.12.57).

-        In artikel 5. (3/12) .57 lid 6 (toegestane lichten) is de Wijze van keuren gewijzigd.

-        Aan artikel 5. (2/3) .61 (plaatsing verlichting) is ten aanzien van luifels een toelichting toegevoegd. (5.2.61 en 5.3.61).

-        In artikel 5. (2/3/5) .64 lid 1 (verbod verblindende verlichting) is de Wijze van keuren gewijzigd i.v.m. de 29 wijzigingspunten. (5.2.64, 5.3.64 en 5.5.64).

Regeling permanente eisen

-        Bij artikel 2.3.9 lid 1 wordt ?of?geschrapt.

-        In de lijst met voertuigspecifieke gegevens zijn enige gegevens toegevoegd.

-        Artikel 2.6.1 lid 4 is uitgebreid.

-        Artikel 2.8.8. lid 1 is gewijzigd. t.a.v. het gebruik van de pedaalkrachtmeter i.v.m. de 29 wijzigingspunten.

-        Artikel 2.8.12, 2.8.13 en 2.8.14 is gewijzigd i.v.m. de 29 wijzigingspunten.

-        Artikel 2.8.14 is uitgebreid met onderdeel e, en dit is geschrapt bij artikel 2.8.15.

-        Artikel 2.8.16 a is gewijzigd. i.v.m. de 29 wijzigingspunten.

-        Artikel 2.9.12 t/m 2.9.17 is op diverse plaatsen ingrijpend gewijzigd.

Regeling permanente eisen taxi?s

-        Bij artikel 2 lid 2 is een toelichting toegevoegd.

-        In de modelbijlage bij het kentekenbewijs is een voorbeeld van het droogstempel toegevoegd.

Erkenningsregeling

-        Artikel  3 en 12 is aangepast t.a.v. een openbaar telefoonnet.

-        In artikel  6 en 7, 15 en 16 is de koolmonoxidemeter en fles kalibratiegas geschrapt.

-        Artikel 33 lid 1 is aangepast t.a.v. het nieuwe gevelschild.

-        Artikel 34 is aangepast t.a.v. hoogte en diepte van de hefbrug resp. inspectieput.

-        Artikel 35 vervalt.

-        Artikel 36 is aangepast t.a.v. de nulemissie-eenheid.

-        Artikel 41 is op diverse plaatsen aangepast i.v.m. de 29 wijzigingspunten.

-        Artikel 43 is aangepast t.a.v. het niet meer vooraf invullen van het model keuringsrapport en de gevallen waarin u geen gele doorslag hoeft te gebruiken.

-        Artikel 44 is aangepast waardoor na het afmelden het keuringsrapport moet worden ingevuld.

-        Artikel 48 is aangepast t.a.v. het bewaren van de administratie voor de situatie waarin u niet over een gele doorslag hoeft te beschikken.

-        Artikel 53 is aangepast waardoor het cusumsysteem ook van toepassing is op bijlage 2 -en 3 van de Erkenningsregeling.

-        Bijlage 1 vervalt.

-        Bijlage 2 is ingrijpend gewijzigd i.v.m. de 29 wijzigingspunten.

-        Bijlage 3 is ingrijpend gewijzigd i.v.m. de 29 wijzigingspunten.

Bekendmaking Cusumsysteem Erkenninghouder en Keurmeester 2007.

Het cusumsysteem wordt aangepast met betrekking tot de gradaties van de missers.

De gradaties van de missers zijn gewijzigd van 3 gradaties naar 5 gradaties.

a.        Gradatie 1: een misser die de verkeersveiligheid indirect be?nvloedt

b.        Gradatie 2: een misser waardoor schade aan het milieu wordt toegebracht

c.        Gradatie 3: een misser welke in geringe mate de verkeersveiligheid be?nvloedt

d.        Gradatie 4: een misser welke een belangrijke bijdrage kan leveren aan een verkeersgevaarlijke situatie

e.        Gradatie 5: een misser welke op zichzelf zorgt voor een verkeersgevaarlijke situatie,

Deze wijzigingen zullen binnenkort in de staatscourant worden gepubliceerd

Toezichtbeleid Erkenninghouders en Keurmeesters

Dit is op meerdere punten geactualiseerd. Bij de keurmeesters geldt dat, net als bij de erkenninghouders, het volledige toezicht- en sanctiebeleid hierin is opgenomen.


Een uitgebreider overzicht van de wijzigingen kunt u ook vinden op www.rdw.nl.

{button ,JI(`',`TH_1196')} Copyright


Top




Copyright

? 2005 RDW, Zoetermeer

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotocopie of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval-systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de RDW te Zoetermeer.

No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the RDW.

De cd-rom is uitsluitend bestemd voor gebruik op ??n enkele stand-alone pc dan wel voor een lokaal netwerk dat geheel binnen de keuringsplaats waarvoor de erkenning geldt, is gelegen. Voor overige doeleinden is schriftelijke toestemming van de RDW vereist.


Top




Voorwoord

Deze cd-rom bevat evenals het boek ?Regelgeving APK? alle regelgeving die nodig is voor de uitvoering van de APK. De wijzigingen in versie 12-2006 treden in werking per 1 januari 2007.

Deze cd-rom vervangt de cd-rom 'Regelgeving APK', versie 12-2005.

De wijzigingen ten opzichte van de versie 12-2005 zijn in het blauw weergegeven.

Met deze cd-rom is de APK-regelgeving beter en sneller toegankelijk gemaakt.

Aan de op deze cd-rom opgenomen teksten kunnen geen rechten worden ontleend; alleen de tekst van de ondergenoemde publicaties heeft rechtsgeldigheid:

-        Wegenverkeerswet 1994 (WVW);

-        Voertuigreglement (VR);

-        Kentekenreglement (KR);

-        Ministeri?le regeling houdende vaststelling regels erkenning voor het uitvoeren van de periodieke keuring van motorrijtuigen en aanhangwagens (ERK);

-        Ministeri?le regeling houdende aanwijzing van voertuigen die zijn uitgezonderd van de keuringsplicht, bedoeld in artikel 72 van de Wegenverkeerswet 1994 (MRUK);

-        Regeling Permanente Eisen;

-        Regeling Permanente eisen Taxi?s.

Graag horen wij van u suggesties ter verbetering van deze cd-rom. Meer informatie over de wijze waarop u uw suggesties kunt doorgeven staat in het onderdeel Evaluatieformulier op deze cd-rom. Aanvullingen zijn door middel van een abonnement leverbaar.

Informatie over de wijze van bestellen van het boekwerk 'Regelgeving APK' kan worden verkregen bij de Klantenservice RDW, tel. 0900 97 39, of per e-mail via http://www.rdw.nl/nl/voertuigeigenaar/. .

Kijk voor meer informatie over de RDW op internet, www.RDW.nl


Top




Adressen RDW

Hoofdkantoor RDW

Divisie Registratie en Informatie

Divisie Voertuigtechniek

Openingstijden RDW-kantoren

Afmelden en raadplegen

Adressen provider


Top




Hoofdkantoor RDW

Europaweg 205

2711 ER Zoetermeer

Postbus 777

2700 AT Zoetermeer

Tel 0900 07 39

Fax 079 345 80 21


Top




Divisie Registratie en Informatie

Skager Rak 10

9642 CZ Veendam

Postbus 30 000

9640 RA Veendam

Tel 0900 07 39

Fax 0598 69 95 04


Top




Divisie Voertuigtechniek

Regiokantoor Noord

Dr. van Deenweg 78

8025 BH  Zwolle

Tel. 0900 97 39

Fax  038 452 76 11

Regiokantoor West

Denemarkenlaan 2

2711  EL Zoetermeer

Tel. 0900 97 39

Fax  079 345 78 08

Regiokantoor Zuid

Goudsbloemvallei 5

5237 MH  Den Bosch

Tel. 0900 97 39

Fax  073 644 61 63

Voor beroepsgevallen en vragen over de erkenning kunt u contact opnemen met de Regiokantoren.

Voor algemene informatie en vragen over de uitvoering van de APK kunt u contact opnemen met de Klantenservice RDW/Technische helpdesk via tel. 0900 97 39, of per e-mail via www.RDW.nl


Top




Openingstijden RDW-kantoren

De kantoren van de RDW zijn op werkdagen geopend:

-        van 8.30 uur tot 12.30 uur

       en

-        van 13.00 uur tot 17.00 uur.

Op bepaalde (feest)dagen zijn de kantoren gesloten. Deze dagen zijn achtereenvolgens:

-        Nieuwjaarsdag (1 januari)

-        2de Paasdag

-        Koninginnedag (30 april)

-        Hemelvaartsdag

-        2de Pinksterdag

-        1ste en 2de Kerstdag (25 en 26 december)

Voorts zijn de kantoren elk jaar op 5, 24 en 31 december, indien deze dagen op een werkdag vallen, steeds vanaf 15.30 uur gesloten.


Top




Afmelden en raadplegen

Het afmelden van voertuigen via datacommunicatie kan op maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van de hierboven genoemde dagen, plaatsvinden van 8.30 uur tot 17.00 uur.

Het raadplegen van de door u afgemelde voertuigen via datacommunicatie is mogelijk op maandag tot en met vrijdag van 8.30 uur tot 20.00 uur.

Het raadplegen van de voertuiggegevens via datacom is mogelijk op maandag tot en met vrijdag van 05.30 uur tot 21.00 uur en op zaterdag van 05.30 uur tot 17.00 uur.

Voor informatie over het afmelden en raadplegen van gegevens kunt u contact opnemen met uw provider.


Top




Adressen providers

A2SP

Savannahweg 69

3542AW Utrecht

Tel. 0900 123 22 77

(30 cent per minuut)

Internet: www.a2SP.nl

E-mail:  info@a2SP.nl

RDC Datacentrum BV

Postbus 74707

1070 BS  Amsterdam

Tel. 0900 2700 700

(Locaal tarief)

Internet: www.rdc.nl

E-mail: info@rdc.nl

VWE bureau voor voertuigdocumentatie en informatie

Postbus 198

1700 AD  Heerhugowaard

Tel. 072 576 70 01

Internet: www.hetextranet.nl

E-mail: info@vwe-extranet.nl


Top




Algemene informatie voor de uitvoering van de APK.

1.        Datum van ingebruikname

2.        Keuringsbevoegdheid

3.        Keuringsverplichting

4.        Keuringsplichtige voertuigen

5.        Uitvoering keuringsvoorschriften

6.        Uitzonderingen ten aanzien van de keuringseisen

7.        Personeel

8.        Archiveren

9.        Bestellen keuringsrapporten


Top




1.        Datum van ingebruikname

Algemene informatie voor de uitvoering van de APK.

Om te kunnen bepalen wanneer een voertuig keuringsplichtig wordt en om de keuringseisen correct te kunnen toepassen is het van belang te weten wanneer het voertuig voor het eerst in gebruik is genomen.

De datum waarop een voertuig voor het eerst in gebruik is genomen kan worden bepaald aan de hand van het kentekenbewijs. Er zijn drie situaties mogelijk: (Basis)

A.        De datum van ingebruikname is de ?Datum eerste toelating? zoals vermeld op het kentekenbewijs (voor bewijzen afgegeven na 31-12-1994).

B.        De datum van ingebruikname is dezelfde als de afgiftedatum van het kentekenbewijs (voor bewijzen afgegeven v??r 1-1-1995).

       In dat geval is op het kentekenbewijs onder 'bijzonderheden' niets vermeld ten aanzien van de DATUM EERSTE TOELATING of het BOUWJAAR, danwel staat onder 'bijzonderheden?:
'Datum eerste toelating: zie rubriek Afgegeven de'.

C.        De datum van ingebruikname is niet dezelfde als de afgiftedatum van het kentekenbewijs, (afgegeven v??r 1-1-1995), bijvoorbeeld omdat het voertuig in het buitenland in gebruik is geweest. Onder 'bijzonderheden' kunt u in dat geval de volgende vermeldingen aantreffen:

-        'DATUM EERSTE TOELATING .......' (dag, maand, jaar).
De datum van ingebruikname is dan dezelfde als de datum eerste toelating.
of

-        'BOUWJAAR 19..'
In dit geval moet als datum van ingebruikname 30 juni van het vermelde bouwjaar worden genomen.
of

-        'BOUWJAAR NIET VASTGESTELD'
De datum van ingebruikname wordt in dit geval gesteld op de afgiftedatum van het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I.

       NB

       Indien de afgiftedatum en de datum eerste toelating niet is vermeld mag het voertuig niet worden gekeurd en moet contact worden opgenomen met de Klantenservice RDW / Technische helpdesk tel. 0900 97 39.

       Indien ??n datumvermelding (gestempeld of geprint) aanwezig is, wordt deze datum beschouwd als datum afgifte en als datum eerste toelating. Deze datum kan niet in de toekomst liggen.


Top




Voertuigreglement artikel 1.10


Top




2.        Keuringsbevoegdheid

Algemene informatie voor de uitvoering van de APK.

Een APK-keuringsinstantie mag alleen een ter keuring aangeboden voertuig keuren, indien het voertuig behoort tot de groep voertuigen, waarvoor de erkenning is verleend. (Basis)

Bij de verlening van een APK-erkenning wordt onderscheid gemaakt tussen een erkenning voor het keuren van zware voertuigen (APK 1) en een erkenning voor het keuren van lichte voertuigen (APK 2).

Lichte voertuigen:

-        Dit zijn voertuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg.

Zware voertuigen:

-        Dit zijn voertuigen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg.

De toegestane maximum massa kan in beginsel worden afgelezen van het kentekenbewijs.

Op de nieuwe kentekenbewijzen (3 E 1251a) worden een aantal nieuwe aspecten vermeld. Met name bij een personenautokenteken kan dit tijdens een APK keuring tot onduidelijkheid leiden met betrekking tot de bevoegdheid van het te keuren voertuig.

Het gaat om de volgende aspecten:

-        Massa ledig voertuig

-        Technisch maximum massa

-        Toegestane maximum massa

Bij een personenauto kenteken is de ledige massa zoals vermeld op het kentekenbewijs bepalend voor de categorie voertuig en de categorie keurmeester.

Bij personenauto's en driewielige motorrijtuigen is hiervoor de massa ledig voertuig bepalend.

Als bij bedrijfsauto's en aanhangwagens de toegestane maximum massa niet op het kentekenbewijs is vermeld, kan met behulp van het scherm 'Raadplegen voertuiggegevens' (zie punt 2 van de Administratieve procedures) worden nagegaan wat de toegestane maximum massa van het voertuig is.
Als ook in het raadpleegscherm geen waarde is vermeld voor de toegestane maximum massa, kan deze worden bepaald door de massa ledig voertuig en het laadvermogen, wanneer deze beide waarden zijn vermeld op het kentekenbewijs, bij elkaar op te tellen.

Wanneer de situatie zich voordoet dat niet is vast te stellen of het een licht of een zwaar voertuig betreft, moet contact worden opgenomen met het regiokantoor van de RDW. Het is in deze gevallen mogelijk dat het voertuig moet worden gewogen bij een keuringsstation van de RDW.

Indien een APK-keuring wordt uitgevoerd bij een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg welke is voorzien van een drukluchtremsysteem en een vangmuil- of schotelkoppeling ten behoeve van een aanhangwagen, dan dient u, naast de apparatuur die voor uw erkenning al van toepassing is, bij de keuring van het voertuig en de eventueel daarop volgende steekproef, te beschikken over de volgende middelen:

1.        twee manometers met slangen en aansluitstukken voor drukmeetpunten alsmede aansluitkoppen voor aanhangwagenremsystemen, waarmee de druk in drukluchtremsystemen en in gasveersystemen kan worden gemeten. Ten aanzien van de manometers moet er een geldig certificaat van eerste keuring dan wel een geldig certificaat van herkeuring, als bedoeld in hoofdstuk 1, paragraaf 2, van de Voorschriften meetmiddelen 1997 aanwezig zijn. Deze eis geldt niet voor manometers in gebruik genomen v??r 1 januari 1984;

       en, indien het een bedrijfsauto met een schotelkoppeling betreft:

2.        een stalen rei met een lengte van ten minste 0,90 m;

3.        een hulpstuk waarmee de speling op de sluiting van een 2 inch koppelingschotel meetbaar gemaakt kan worden.

De erkenning kan ook andere beperkende bepalingen bevatten, bijvoorbeeld ten aanzien van de afmetingen van het voertuig, waardoor een ter keuring aangeboden voertuig niet mag worden gekeurd. (Basis)

Bussen bestemd voor het vervoer van personen waarop de Wet personenvervoer 2000 betrekking heeft en voertuigen bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (ADR/VLG) moeten bij de RDW worden gekeurd. De eigenaar/houder van deze voertuigen is zelf verantwoordelijk dat deze voertuigen bij de RDW ter keuring worden aangeboden.


Top




Wegenverkeerswet artikel 83


Top




Erkenningsregeling artikel 32


Top




3.        Keuringsverplichting

Algemene informatie voor de uitvoering van de APK.

De erkenninghouder is verplicht om voertuigen, die bij hem ter keuring worden aangeboden, te keuren indien hij daartoe gerechtigd is. (Basis)


Top




Wegenverkeerswet artikel 85


Top




4.        Keuringsplichtige voertuigen

Algemene informatie voor de uitvoering van de APK.

In het kader van de APK zijn de volgende groepen voertuigen ??n jaar na de datum van eerste toelating keuringsplichtig:

-        motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg. (Basis)

-        aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg. (Basis)

-        motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, waarop de Wet personenvervoer 2000 (taxi?s) van toepassing is. (Basis)

-        motorrijtuigen waarop de Wet ambulancevervoer (ambulances) van toepassing is. (Basis)

De volgende groepen voertuigen zijn drie jaar na de datum van eerste toelating keuringsplichtig:

-        motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg uitgezonderd driewielige motorrijtuigen waarvan de ledige massa niet meer dan 400 kg bedraagt. (Basis)

De volgende voertuigen zijn uitgezonderd van de keuringsplicht: (Basis)

-        voertuigen die een kenteken voeren dat twee groepen van twee cijfers bevat en de lettergroep ZZ of de enkele letter A, E, H, K, L, N, P, S, T, V, W, X of Z;

-        voertuigen waarvoor een tijdelijk kentekenbewijs is afgegeven in afwachting van de definitieve goedkeuring, waarna het definitieve kentekenbewijs wordt afgegeven.
Deze tijdelijke kentekenbewijzen worden afgegeven voor voertuigen waarbij bij toelating niet of op termijn kan worden vastgesteld of dat voertuig al dan niet voldoet aan de eisen voor toelating. Dit kentekenbewijs bestaat alleen uit een deel I A dan wel deel I;

-        voertuigen op de dag dat zij door de RDW, de Politie of de Koninklijke Marechaussee worden onderzocht in verband met de afgifte, teruggave of de wijziging van het kentekenbewijs;

-        rijdende werktuigen, waarbij op het kentekenbewijs melding wordt gemaakt dat het voertuig is uitgezonderd van de keuringsplicht;

-        voertuigen op de dag waarop het voertuig aan een APK-keuring wordt onderworpen; (Basis)

-        voertuigen die behoren tot de bedrijfsvoorraad zoals bedoeld in artikel 62 van de Wegenverkeerswet 1994.(Basis)

Een motorrijtuig of een aanhangwagen mag gedurende twee maanden nadat het keuringsplichtig is geworden of twee maanden nadat de geldigheidstermijn van het keuringsbewijs is verstreken op de weg staan zonder dat voor het voertuig een geldig keuringsbewijs is afgegeven. (Basis)


Top




Voertuigreglement artikel 4.2


Top




Voertuigreglement artikel 4.3


Top




Voertuigreglement artikel 4.4


Top




Voertuigreglement artikel 4.5


Top




Ministeri?le regeling houdende aanwijzing van voertuigen die zijn uitgezonderd van de keuringsplicht, bedoeld in artikel 72 van de Wegenverkeerswet 1994 (MRUK);


Top




Voertuigreglement artikel 4.6


Top




Voertuigreglement artikel 4.8


Top




Voertuigreglement artikel 4.7


Top




5.        Uitvoering keuringsvoorschriften

Op basis van de Erkenningsregeling art. 32 en 39 moet het bij en krachtens de wet bepaalde in acht worden genomen.

Hieronder wordt verstaan dat bij de periodieke keuring van motorrijtuigen en aanhangwagens alle keuringsaspecten worden beoordeeld.

Als onderdelen niet beoordeeld kunnen worden moet het voertuig worden afgekeurd waarbij de reden op de voorzijde van het keuringsrapport in het vak ?Nadere uitleg reparatie, afkeur en/of adviespunten? wordt vermeld.

Redenen voor het niet kunnen beoordelen van een keuringsaspect kunnen onder andere zijn:

-        het niet kunnen openen van het kofferdeksel door het ontbreken van een sleutel;

-        het niet kunnen openen van de motorkap;

-        het niet kunnen los nemen van wieldeksels welke de wielbouten bedekken door het ontbreken van een sleutel;

-        het niet kunnen controleren van de brandstofdop door het ontbreken van een sleutel of doordat de centrale vergrendeling niet werkt;

-        het niet kunnen verwijderen van de dop over de trekhaakkogel door het ontbreken van een sleutel.


Top




6.        Uitzonderingen ten aanzien van de keuringseisen

6.1.        Als bij een voertuig een formele ministeri?le beschikking of brief van de RDW wordt overgelegd, waarin bepaalde vrijstellingen of afwijkingen worden toegestaan, moet men het gestelde in de beschikking in acht nemen, zoals bijvoorbeeld plastic kentekenplaten zonder keurmerk bij een aantal politieauto?s.

6.2.        Voertuigen met een bijzonder kenteken, bijvoorbeeld GN-, BN-, CD- en CDJ-kenteken, mogen voor wat betreft de onderstaande punten afwijken van de keuringseisen:

-        aanwezigheid van kleine kentekenplaat model 18.2;

-        ontbreken van het emissiebestrijdingssysteem (katalysator en/of lambdasonde);

-        ontbreken van gordelbevestigingspunten en daardoor de autogordels;

-        aanwezigheid van koplampen met een afwijkend lichtbeeld (geen scherpe licht-donker scheiding);

-        aanwezigheid van oranje stadslichten, en

-        ontbreken van mistachterlicht.

Het kan voorkomen dat ??n of meerdere van deze uitzonderingen niet op het betreffende kentekenbewijs is vermeld.


Top




7.        Personeel

Algemene informatie voor de uitvoering van de APK.

Elke APK-keuring moet worden uitgevoerd door een daartoe bevoegde keurmeester die in het bezit is van een geldige bevoegdheidspas. De bevoegdheidspas moet op verzoek ter inzage worden gegeven.


Top




8.        Archiveren

Algemene informatie voor de uitvoering van de APK.

De keuringsrapporten dienen te worden bewaard in een goed afgesloten kast of bureaulade of een gelijkwaardige voorziening.

Bij diefstal moet onverwijld de RDW en de politie worden gewaarschuwd, onder vermelding van de volgnummers van de vermiste rapporten.


Top




9.        Bestellen keuringsrapporten

Algemene informatie voor de uitvoering van de APK.

De keuringsrapporten moeten rechtstreeks worden besteld bij de leverancier:

Drukkerij Sonneveld b.v.

Postbus 9

2690 AA  ?s -Gravenzande

Het aantal bestelde rapporten dient 50, 100, 200, 500 of 1000 te zijn..
APK keuringsrapporten zijn ook als kettingformulier leverbaar. De minimum bestelhoeveelheid is dan 500, 1000 of 1500 exemplaren.

Een maximum bestelhoeveelheid is niet bepaald, maar u dient rekening te houden met eventuele wijzigingen in het rapport.
Dergelijke wijzigingen worden vooraf tijdig bekend gemaakt.
De bestelling dient te geschieden door het verschuldigde bedrag over te maken op gironummer 147060 t.n.v. Drukkerij Sonneveld b.v. te ?s-Gravenzande onder vermelding van uw keuringsinstantienummer (KI-nummer) en het gewenste aantal.
Na ontvangst van het verschuldigde bedrag ontvangt u binnen 7 werkdagen het bestelde aantal rapporten inclusief een factuur ten bewijze dat u heeft betaald. Een spoedbestelling wordt binnen 3 werkdagen afgeleverd.

Als u vragen over uw bestelling heeft kunt u contact opnemen met Drukkerij Sonneveld b.v.

Het telefoonummer is: 0174 44 55 20.

Het onderling overnemen van APK-rapporten is in principe niet toegestaan.

Toch mag u, indien uw voorraad rapporten door onvoorziene omstandigheden (b.v. diefstal) op mocht blijken te zijn, onder bepaalde voorwaarden, een aantal rapporten van een collega erkenninghouder overnemen.

Bij het overnemen van een aantal rapporten van een collega erkenninghouder dient u het aantal rapporten en de betreffende rapportnummers welke u overneemt in uw administratie vast te leggen. Daarnaast moet worden vermeld van wie u de rapporten heeft overgenomen. Hierbij tevens het KI-nummer van de collega erkenninghouder die de rapporten aan u levert vermelden.

De collega die u de rapporten levert dient in zijn administratie vast te leggen hoeveel en welke rapporten aan wie geleverd zijn. Hierbij tevens het KI-nummer van de collega erkenninghouder die de rapporten aan u levert vermelden.

Ook dient de erkenninghouder die de rapporten levert een fax naar zijn regiokantoor te sturen met daarin het aantal rapporten en de nummers van de rapporten. Hierbij ook aangeven aan welke keuringsinstantie geleverd is. Op de fax ook graag de beide KI-nummers van de betrokken erkenninghouders vermelden.


Top




Evaluatieformulier

Met het uitbrengen van deze cd-rom is het mogelijk gemaakt om op eenvoudige en snelle wijze in de relevante regelgeving te zoeken. Wellicht heeft u, als gebruiker van deze uitgave, suggesties ter verbetering van de zoekmogelijkheden.

Met behulp van dit formulier kunt u uw opmerkingen en suggesties kenbaar maken aan de RDW. Wij zullen daar zoveel mogelijk rekening mee houden in de volgende uitgave.

Het ingevulde formulier kunt u faxen naar de RDW. Het faxnummer is 079 345 80 30.

U kunt het ook opsturen naar onderstaand adres:

RDW
"Suggesties cd-rom"
Postbus 777
2700 AT  Zoetermeer

{button ,JI(`',`TH_1228')} Formulier


Top




Formulier

Suggesties cd-rom Regelgeving APK, versie 12-2006

Met behulp van dit formulier kunt u uw suggesties en opmerkingen kenbaar maken voor de volgende uitgave van de cd-rom Regelgeving APK.

Gelieve dit formulier met blokletters in te vullen of te typen.

Het ingevulde formulier kunt u faxen naar de RDW. Het faxnummer is 079 345 80 30.

U kunt het ook opsturen naar onderstaand adres:

RDW
"Suggesties cd-rom'
Postbus 777
2700 AT  Zoetermeer

Suggestie(s)

Als u uw gegevens noteert kunnen wij een terugkoppeling verzorgen en bij vragen contact met u opnemen.


Top




APK-handboek

Afdeling

Inhoud

versie

1

Administratieve procedures

12-2006

2

Invulinstructie keuringsrapport

12-2006

3

Keuringseisen

12-2006

4

Regeling permanente eisen

12-2006

5

Regeling permanente eisen Taxi's

12-2006

6

Erkenningsregeling APK

12-2006

7

Bekendmaking Cusumsysteem Erkenninghouder

12-2006

8

Bekendmaking Cusumsysteem Keurmeester

12-2006

9

Procedure Roetmeting

12-2006

10

Toezichtbeleid APK

12-2006



Top




Administratieve Procedures

In deze afdeling is informatie verzameld die voor de APK-keurmeester van direct belang is bij het uitvoeren van periodieke keuringen. In (basis) is zoveel mogelijk aangegeven op welke regelgeving de informatie is gebaseerd.

Als de Administratieve procedures geen uitsluitsel geven is de gepubliceerde regelgeving zoals de Erkenningsregeling APK doorslaggevend.

Inhoudsopgave

Hoofdstuk

Onderwerp

1.

Kentekenbewijs

2.

Raadplegen kentekenregister

3.

Controle van gegevens op het kentekenbewijs met het voertuig en controle kentekenplaten

4.

Afmelden met datacommunicatie-apparatuur

5.

Steekproef en beroepsmogelijkheden


Algemeen

Bij vragen omtrent de uitvoering van de APK kan contact worden opgenomen met de Klantenservice RDW /Technische helpdesk tel. 0900 97 39.


Top




1.        Kentekenbewijs

Administratieve Procedures

1.1        Algemeen

1.2        Geldigheid


Top




1.1        Algemeen

Administratieve Procedures, kentekenbewijs

De aanvrager van een keuringsrapport moet het originele deel I A dan wel deel I van het kentekenbewijs van het betrokken voertuig overleggen voordat dit voertuig door de keurmeester wordt gekeurd. (Basis)

Een driewielig motorrijtuig kan een personen- of een bedrijfsautokentekenbewijs hebben. (Basis)

De te controleren gegevens op het kentekenbewijs moeten duidelijk leesbaar zijn. Het bewijs moet van een vastgestelde uitvoering en geldig zijn. (Basis)


Top




Voertuigreglement artikel 4.9
Erkenningsregeling 41-2


Top




Voertuigreglement artikel 9.2


Top




Wegenverkeerswet artikel 36-3a


Top




1.2        Geldigheid

Administratieve Procedures, kentekenbewijs

Een kentekenbewijs dat zijn geldigheid heeft verloren is niet meer aan te merken als kentekenbewijs. In dit geval mag niet tot keuring worden overgegaan

Een kentekenbewijs verliest zijn geldigheid, indien: (Basis)

-        op het bewijs onder bijzonderheden een beperkte geldigheidsduur is vermeld en deze termijn is verstreken;

-        in de op het bewijs vermelde gegevens wijzigingen zijn aangebracht;

-        het bewijs niet van een vastgestelde uitvoering is (hieronder wordt ook verstaan dat het kentekenbewijs niet mag zijn geplastificeerd);

-        de duplicaatcode op het kentekenbewijs afwijkt van het raadpleegscherm;

-        op het kentekenbewijs geen datum eerste toelating is vermeld.

Toelichting

Indien de geldigheid is vervallen moet contact worden opgenomen met de Klantenservice RDW/Technische helpdesk tel. 0900 97 39.

Het niet van een vastgestelde uitvoering zijn kan zich met name voordoen bij een kentekenbewijs deel I model 287B, 911 of 912. Het model 287B bestaat uit 4 bladzijden, de modellen 911 en 912 bestaan uit 2 bladzijden. Dit is bij de modellen 911 en 912 herkenbaar aan de doorlopende tekst onder aan de bladzijde en tevens dient het nummer op de linker en rechter bladhelft hetzelfde te zijn. (Basis)

Bij de modellen 3E1210a en 3E1211a en 3E1251a geldt eveneens dat op de linker- en rechter bladhelft hetzelfde nummer moet zijn vermeld.

Ook moet bij een kentekenbewijs waarop is vermeld 'taxi, zie bijlage' deze bijlage aanwezig zijn.


Top




Wegenverkeerswet artikel 57


Top




Kentekenregister


Top




2.        Raadplegen kentekenregister

Administratieve Procedures

Voorafgaand aan de keuring moet worden gecontroleerd of een aantal gegevens zoals vermeld in het kentekenregister overeenkomt met het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I van het voertuig.

Om de gegevens van het kentekenbewijs te controleren moet het scherm ?Raadplegen Voertuiggegevens? worden opgevraagd zoals is aangegeven in de ?Gebruikshandleiding Raadplegen Voertuiggegevens? van de provider via welke u afmeldt.

Als de handleiding wordt gevolgd, wordt een aantal gegevens van het voertuig op het raadpleegscherm getoond.

De volgende gegevens op het raadpleegscherm moeten overeenkomen met de gegevens op het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I voor zover op deel I A of deel I vermeld.

Indien ??n of meer van deze gegevens afwijken van de gegevens op het raadpleegscherm mag het voertuig niet worden gekeurd en mag ook geen APK-rapport worden afgegeven. Voor informatie kunt u contact opnemen met de Klantenservice RDW/Technische helpdesk tel. 0900 97 39.

-        kenteken;

-        voertuigsoort;

-        duplicaatcode;

-        identificatienummer;

-        brandstofsoort;

-        maximum massa beladen voertuig;

-        EEG voertuigcategorie toevoeging.

De volgende verschillen zijn hierbij toegestaan:

-        voor wat betreft de brandstofaanduiding G mag ook de aanduiding G2 of G3 worden geaccepteerd, en/of

-        indien op het kentekenbewijs ?oplegger? is vermeld en op het raadpleegscherm ?aanhangwagen? geldt dit niet als een afwijking, en/of

-        indien het een driewielig motorrijtuig betreft en op het raadpleegscherm bij voertuigsoort ?P? is vermeld geldt dit niet als een afwijking.

Indien ??n of meer van deze gegevens op het scherm in vergelijking met het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I ontbreken (leeg veld) mag het voertuig wel worden gekeurd, maar dient een kopie van het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I met een opgave van de afwijkingen te worden gestuurd naar:

RDW

Bureau Voertuigdocumenten. Sectie Documentenafgifte

Postbus 30000

9640 RA Veendam

In het geval het raadpleegscherm ??n van de volgende meldingen geeft:

-        kenteken onbekend;

-        geen actueel voertuig;

moet telefonisch contact worden opgenomen met het regiokantoor van de RDW waaronder u valt, waarbij de aanwijzingen moeten worden opgevolgd.

In het geval het raadpleegscherm de melding geeft: ?keuren niet toegestaan, keuring door RDW? mag het voertuig niet worden gekeurd en kan dan ook niet worden afgemeld.

De eigenaar/houder moet een afspraak maken voor een keuring bij de RDW door contact op te nemen met de Klantenservice RDW tel. 0900 97 39.

Als het raadplegen van de voertuiggegevens als gevolg van een storing in een door de RDW geaccepteerd netwerk niet mogelijk is, kan de controle achterwege blijven en moet dit worden aangetekend op het keuringsrapport (zie de invulinstructie). (Basis)


Top




Erkenningsregeling artikel 41 lid 3


Top




Erkenningsregeling artikel 41 lid 6


Top




3.        Controle van gegevens op het kentekenbewijs met het voertuig en controle kentekenplaten

Administratieve Procedures

Voorafgaand aan de ondertekening van het keuringsrapport moet van onderstaande aspecten worden gecontroleerd of het voertuig en het kentekenbewijs met elkaar overeenstemmen. (Basis)

Op basis van Erkenningsregeling artikel 41 lid 3b. en bijlage 2:

1.        kenteken;

2.        identificatienummer;

3.        brandstofsoort;

4.        bijzonderheden (aanpassing gehandicapte / taxi bijlage)..

De niet in bijlage 2 van de Erkenningsregeling genoemde gegevens op het kentekenbewijs, behoeven bij deze controle niet overeen te stemmen.

Op basis van Erkenningsregeling artikel 41 lid 3c. en bijlage 3:

5.        of het voertuig is voorzien van de juiste kentekenplaten.

Wanneer een afwijking wordt geconstateerd mag het voertuig niet worden gekeurd en mag ook geen keuringsrapport worden afgegeven en moet de aanvrager worden verwezen naar een keuringsstation van de RDW.

Indien het ingeslagen identificatienummer onleesbaar is geworden moet de aanvrager naar het keuringsstation van de RDW worden verwezen.


Top




Voertuigreglement artikel 5.*.1
Erkenningsregeling artikel 42


Top




4.        Afmelden met datacommunicatie-apparatuur

Administratieve Procedures

Voorafgaand aan de afgifte van een keuringsrapport en nadat is nagegaan of de keuring heeft plaatsgevonden moet het voertuig worden afgemeld, zodat de keuring wordt geregistreerd in het keuringsregister. Dit betreft zowel goedgekeurde als afgekeurde voertuigen. (Basis)

De handelwijze met betrekking tot het afmelden van APK keuringen en opvragen van APK-keuringsgegevens is aangegeven in de Gebruikershandleiding van de provider via welke u afmeldt.

Als door het geautomatiseerde systeem wordt teruggemeld dat de voertuigsoort (licht of zwaar) niet is vast te stellen, kan het voertuig niet worden afgemeld.
In dit geval moet contact worden opgenomen met het regiokantoor van de RDW. Het is in deze gevallen mogelijk dat het voertuig moet worden gewogen bij een keuringsstation van de RDW.

In het geval het afmeldscherm de melding geeft: ?afmelden niet toegestaan, keuring door RDW? kan niet worden afgemeld en moet de eigenaar/houder een afspraak maken voor een keuring bij de RDW door contact op te nemen met de Klantenservice RDW tel. 0900 97 39.


Top




Wegenverkeerswet artikel 79


Top




5.        Steekproef en beroepsmogelijkheden

Administratieve Procedures

5.1        Steekproef

5.2        Beroepsmogelijkheden


Top




5.1        Steekproef

Administratieve Procedures, Steekproef en beroepsmogelijkheden

Een van de middelen om toe te zien op de juiste uitvoering van de keuringen is de steekproefsgewijze herkeuring van afgemelde voertuigen. (Basis)

Bij het afmelden wordt tevens meegedeeld of het voertuig aan een steekproefherkeuring moet worden onderworpen en tot welk tijdstip het voertuig hiervoor beschikbaar moet worden gehouden. Indien een steekproef wordt toegekend moet het voertuig tot 90 minuten na de afmelding en gedurende de steekproef beschikbaar worden gehouden. (Basis)

In deze periode mogen geen wijzigingen aan het voertuig worden aangebracht en/of metingen worden verricht. Tevens moeten bij de steekproef de eventueel vervangen onderdelen zoals bedoeld in artikel 43 lid 4 van de Erkenningsregeling APK bij het voertuig aanwezig zijn.

Bij de steekproef moet de bevoegde keurmeester die de keuring heeft verricht en het keuringsrapport heeft ondertekend aanwezig zijn en gedurende de steekproef feitelijke assistentie verlenen bij het uitvoeren van de steekproef. (Basis)

In het geval van telefonisch afzeggen van de steekproef door de RDW moet op het keuringsrapport in het vak ?Nadere uitleg reparatie-, afkeur- en/of adviespunten? worden vermeld: Afgezegd om -tijdstip- door -naam RDW medewerker- en ondertekend door de APK-keurmeester.

De uitvoering van de steekproef moet binnen 15 minuten na aankomst van de steekproef-controleur kunnen aanvangen.

In het geval dat een afgekeurd voertuig wordt afgemeld geldt vooralsnog:

-        Aan het afmelden van een afkeuring zijn geen afmeldkosten verbonden;

-        De afkeurmeldingen vallen buiten de afmeldbeperking;

-        Bij een steekproef op een afkeurmelding worden alleen de geregistreerde afkeurpunten beoordeeld.


Top




Wegenverkeerswet artikel 86


Top




Erkenningsregeling artikel 45


Top




5.2        Beroepsmogelijkheden

Administratieve Procedures, Steekproef en beroepsmogelijkheden

5.2.a        Afkeuring door RDW in de steekproefherkeuring

5.2.b        Afkeuring door erkenninghouder

5.2.c        Onterechte goedkeuring door erkenninghouder

5.2.d        Toepassing cusumsysteem

5.2.e        Tarief onderzoek


Top




5.2.a        Afkeuring door RDW in de steekproefherkeuring

Administratieve Procedures, Steekproef en beroepsmogelijkheden

Het is voor de erkenninghouder, de keurmeester en de aanvrager mogelijk op grond van artikel 90 van de Wegenverkeerswet 1994 tegen betaling bij de RDW bezwaar te maken tegen het besluit van de steekproefcontroleur en wel terstond na de steekproefherkeuring. (Basis)

Dit bezwaar dient dan direct tegenover de steekproefcontroleur van de RDW geuit te worden.

De RDW zal vervolgens een onderzoek (herkeuring) instellen naar het besluit van de steekproefcontroleur.

De erkenninghouder, de keurmeester en de aanvrager worden in de gelegenheid gesteld bij dat onderzoek aanwezig te zijn.


Top




Wegenverkeerswet artikel 90/Voertuigreglement4.12


Top




5.2.b        Afkeuring door erkenninghouder

Administratieve Procedures, Steekproef en beroepsmogelijkheden

Voor de belanghebbende (aanvrager van de keuring) is het mogelijk op grond van artikel 90 van de Wegenverkeerswet 1994 tegen betaling bij de RDW beroep in te stellen tegen een afkeuring en wel terstond na de keuring. Dit beroep dient gericht te worden tot de regio waaronder de erkenninghouder valt. (Basis)

De RDW zal vervolgens een onderzoek (herkeuring) instellen naar de vraag of het voertuig terecht is afgekeurd.

De erkenninghouder, de keurmeester die het voertuig heeft afgekeurd en de aanvrager worden in de gelegenheid gesteld bij dat onderzoek aanwezig te zijn.


Top




5.2.c        Onterechte goedkeuring door erkenninghouder

Administratieve Procedures, Steekproef en beroepsmogelijkheden

Belanghebbenden, die menen dat ten onrechte een keuringsbewijs is afgegeven kunnen op grond van artikel 91 van de Wegenverkeerswet 1994, tegen betaling beroep in stellen bij de RDW. (Basis)

De RDW zal vervolgens een onderzoek (deskundigenonderzoek) instellen naar de vraag of het voertuig ten onrechte is goedgekeurd. De erkenninghouder, de keurmeester en de aanvrager worden van dat onderzoek op de hoogte gebracht en worden in de gelegenheid gesteld bij dat onderzoek aanwezig te zijn.


Top




Wegenverkeerswet artikel 91/Voertuigreglement 4.15


Top




5.2.d        Toepassing cusumsysteem

Administratieve Procedures, Steekproef en beroepsmogelijkheden

Een beroep als bedoeld onder 5.2.b en 5.2.c dat terecht blijkt te zijn, telt voor het cusumsysteem mee als resultaat van een steekproefherkeuring. Het cusumsysteem geldt zowel voor de erkenninghouder als voor de keurmeester. (Basis)


Top




Erkenningsregeling artikel 64


Top




5.2.e        Tarief onderzoek

Administratieve Procedures, Steekproef en beroepsmogelijkheden

Voor het aanvragen van een onderzoek als bedoeld onder 5.2.a, 5.2.b en 5.2.c geldt een tarief (1), direct te voldoen tijdens het bezwaar maken tegen een goedkeuring of afkeuring. Als het beroep wordt toegewezen wordt dit bedrag terugbetaald aan de indiener van het beroep. In dit geval is de erkenninghouder dit bedrag verschuldigd aan de RDW. (Basis)


Top




Wegenverkeerswet artikel 90-4

Wegenverkeerswet artikel 91-4


Top




De tarieven worden jaarlijks gepubliceerd in de Staatscourant, Besluit tarieven Dienst wegverkeer


Top




Invulinstructie APK Keuringsrapport

Algemeen

Invullen APK Keuringsrapport

Voorbeeld APK-Keuringsrapport


Top




Algemeen.

Invulinstructie APK Keuringsrapport

Na elke keuring dient een keuringsrapport te worden afgegeven. Het rapport moet volledig zijn ingevuld en moet zijn ondertekend door de gediplomeerde keurmeester.

Indien het voertuig is goedgekeurd geldt het afgegeven keuringsrapport als keuringsbewijs, zoals bedoeld in artikel 72 van de Wegenverkeerswet 1994. Indien het voertuig naar het oordeel van de gediplomeerde keurmeester niet aan de keuringseisen voldoet geldt het keuringsrapport als de schriftelijke mededeling van de weigering tot afgifte van een keuringsbewijs.

De geldigheid van een keuringsbewijs vangt aan met ingang van de dag van afgifte.

Een voertuig kan worden gekeurd en afgemeld binnen een periode van 2 maanden direct voorafgaande aan de verplichting tot keuren. In een dergelijk geval wordt de oorspronkelijke afloopdatum door het afmeldsysteem met een jaar verlengd.

Een keuringsbewijs verliest zijn geldigheid door de afgifte van een vervangend keuringsbewijs en door het aanbrengen van wijzigingen.

Alle in te vullen zaken staan aan de voorzijde van het APK keuringsrapport. De achterzijde is uitsluitend informatief. Hierop zijn o.a. de controlepunten gecodeerd vermeld. Deze code moet worden gebruikt bij het aangeven van afkeur- en/of reparatiepunten, zowel in het afmeldscherm als op de voorzijde van het rapport.

Met het van kracht worden van de APK-verbeterpunten is er niet alleen sprake van het afmelden van goedgekeurde voertuigen maar ook van het afmelden van afgekeurde voertuigen waarbij de afkeurpunten zowel op dit rapport als in het afmeldscherm moeten worden aangeven. Als er sprake is van een goedgekeurd voertuig nadat de ?APK-gebreken? zijn hersteld moeten deze reparatiepunten ook worden opgegeven, zowel op het keuringsrapport als in het afmeldscherm. Verder moeten eventuele adviespunten worden genoteerd.

Het deel dat is bestemd voor de voertuigeigenaar mag pas worden afgegeven nadat is gebleken dat het voertuig niet in een steekproef valt of, als dat wel het geval is, nadat de steekproef is verricht en er geen bezwaar tegen afgifte van het rapport is.

De voertuiggegevens die in diverse velden vermeld moeten worden dienen overeen te komen met de voertuiggegevens zoals zij op het kentekenbewijs staan aangegeven.

Voorbeeld APK-Keuringsrapport


Top




Voorbeeld APK-Keuringsrapport





Top




Invullen APK Keuringsrapport

In deze instructie wordt een aantal aspecten van het keuringsrapport besproken. Invulvelden die voor zich spreken komen niet aan de orde.

Gegevens voertuig en resultaat keuring

Mededeling RDW na afmelding

Binnenkort te verwachten gebreken (adviespunten)

Dit rapport is afgegeven door

Aanvrager verzoekt herkeuring na afkeuring

Geldigheidsduur keuringsbewijs

Nadere uitleg reparatie-, afkeur- en/of adviespunten

In te vullen door de RDW

Vervangende keuringsbewijzen

Herkeuring

Voorbeeld APK-Keuringsrapport


Top




Gegevens voertuig en resultaat keuring

Invulinstructie APK Keuringsrapport, inhoudelijk

-        Het voertuig wordt goedgekeurd al of niet met reparatiepunten. Is er sprake van reparatiepunten die het gevolg zijn van APK-eisen dan moeten de reparatiepunten in het rechter bovenste deel worden omschreven met vermelding van de code (zie hiervoor de achterzijde van het rapport). De reparatiepunten moeten tijdens het afmelden van het voertuig tevens in het afmeldscherm worden aangegeven.

-        Het voertuig wordt afgekeurd. Dan is in de meeste gevallen sprake van een APK-sec keuring, dus niet in combinatie met een onderhoudsbeurt of een reparatie-opdracht. Het derde vakje moet zijn aangekruist en de afkeurpunten moeten in het afmeldscherm worden aangegeven. Ook deze punten moeten op het rapport worden genoteerd met weer de vermelding van de bijbehorende code. Het zou kunnen dat een voertuig wordt afgekeurd maar dat er ook sprake is van ??n of meerdere reparatiepunten. In dat geval moet dit reparatiepunt of deze reparatiepunten op het rapport worden genoteerd (samen met het afkeurpunt of de afkeurpunten) met vermelding van de bijbehorende code. Deze reparatiepunten kunnen niet in het afmeldscherm worden aangegeven.

In het veld Kilometerstand moet de afgelezen tellerstand in km of mijl worden genoteerd. Van voertuigen die niet zijn voorzien van een teller, zoals aanhangwagens of mogelijk zeer oude voertuigen, en in andere gevallen waarbij geen kilometerstand is af te lezen moet ?GT? (Geen Teller) worden vermeld.


Top




Mededeling RDW na afmelding

Invulinstructie APK Keuringsrapport, inhoudelijk

Bij Tijdstip afmelding moet de tijd worden ingevuld die op het terugmeldscherm verschijnt na het afmelden van het voertuig. Dus niet op een horloge kijken en die tijd registreren.

Na het afmelden verschijnt er een transactiecode op het afmeldscherm. Deze transactiecode bestaat uit vier cijfers en/of letters. De samenstelling van de code hangt nauw samen met o.a. de afmelddatum en de afmeldtijd. Daarom is het heel belangrijk dat het juiste tijdstip van de afmelding op het rapport wordt ingevuld. De code moet achter de aanduiding Transactiecode worden ingevuld en dient als bewijs dat de afmelding daadwerkelijk in het afmeldsysteem is ontvangen en geregistreerd.


Top




Binnenkort te verwachten gebreken (adviespunten)

Invulinstructie APK Keuringsrapport, inhoudelijk

Dit betreft geen afkeurpunten, maar punten waarvan te verwachten valt dat die binnenkort niet meer aan de APK-eisen voldoen en waarschijnlijk binnen 1 jaar aan herstel of reparatie toe zijn. Zij dienen als advies aan de eigenaar van het voertuig.

De tekst is eenvoudig gehouden: ?Er is een band aanwezig met een . . . . . .?. Ook als het 2, 3 of zelfs 4 banden zou betreffen kan dit hokje gewoon worden aangekruist. Dit geldt ook voor de andere adviespunten.

In het vak rechts boven moet een korte omschrijving worden gegeven van het aangekruiste adviespunt. In het geval van bijvoorbeeld de banden kan hier worden aangegeven of het beide voorbanden betreffen of alleen de band links achter. V??r de omschrijving van het adviespunt moet ook de code worden vermeld (ac 1, enz.).

Korte toelichting op de vijf adviespunten:

ac1        deze spreekt voor zich. Hier moet aangegeven worden of er een band aanwezig is met een profieldiepte tussen 1,6 en 2,5 mm. Bij de omschrijving geeft u aan welke band dit is of welke banden dit zijn;

ac2        in het geval ??n of meerdere schokdempers lekkage vertonen geeft u dit hier aan (het zogenaamde zweten is geen lekkage);

ac3        het is niet de bedoeling dat de voertuigeigenaar wordt ge?nformeerd over alle auto-onderdelen waar sprake is van roestvorming. Dit zou te ver gaan. Vandaar dat gekozen is om die delen aan te laten geven met een behoorlijke roestschade waarvan de E-waarde tussen 1,5 en 2,0 ligt of waarbij, in het geval van onderdelen waarvoor geen E-gradatie geldt, meer dan 15% roestschade aanwezig is;

ac4        hier moet aangegeven worden of er een stuur- of fuseekogel aanwezig is met een slijtagespeling die gelijk of kleiner is dan 1,0 mm. Dit betreft dus de kogels die niet worden afgekeurd maar waar wel sprake is van behoorlijke slijtage. Denk erom dat er sprake moet zijn van slijtagespeling, de fabrieksmatige speling wordt niet meegerekend en moet dus van de totale speling worden afgetrokken;

ac5        alhoewel remmen ontzettend belangrijk zijn voor de veiligheid is het heel moeilijk om hier een kort adviespunt voor te formuleren. Daarom is gekozen voor een algemene omschrijving die het hele remsysteem omvat voor zover dit door de keurmeester te controleren is zonder demontage. Hieronder vallen bijvoorbeeld dunne remvoeringen of -schijven maar ook gecorrodeerde remleidingen of vervormde remslangen. Uiteraard voor zover de beschadiging(en) niet zover is (zijn) dat tot afkeur moet worden overgegaan.

Zowel bij een goedgekeurd als een afgekeurd voertuig moeten eventuele adviespunten op het keuringsrapport worden aangekruist en worden omschreven. Bij het afmelden van een goedgekeurd voertuig moeten deze adviespunten in het afmeldscherm worden aangegeven. Bij het afmelden van een afgekeurd voertuig is deze mogelijkheid niet aanwezig.


Top




Dit rapport is afgegeven door

Invulinstructie APK Keuringsrapport, inhoudelijk

Onder de naam van de keurmeester moet het Pasnummer worden genoteerd. Dit is het nummer dat op zijn bevoegdheidspas staat vermeld. Dit nummer is opgenomen om zo goed mogelijk te waarborgen dat de keurmeester die het voertuig heeft gekeurd ook degene is die het voertuig afmeldt.

Het keuringsrapport wordt afgegeven namens de erkenninghouder. De erkenninghouder mandateert de keurmeester als het ware om dit rapport namens hem te ondertekenen en af te geven.


Top




Aanvrager verzoekt herkeuring na afkeuring

Invulinstructie APK Keuringsrapport, inhoudelijk

Als de aanvrager het niet eens is met de afkeuring van het voertuig kan hij of zij direct een herkeuring bij de RDW aanvragen. In dat geval moet hij of zij dat verzoeken door middel van het plaatsen van een handtekening. Ook in een dergelijk geval moet de auto toch altijd worden afgemeld als zijnde afgekeurd.

Het kan eveneens voorkomen dat de keurmeester of de erkenninghouder het niet eens is met het resultaat van de steekproef door de steekproefcontroleur. Ook dan is een herkeuring mogelijk. Dit moet echter aangegeven worden op het steekproefcontrolerapport.


Top




Geldigheidsduur keuringsbewijs

Invulinstructie APK Keuringsrapport, inhoudelijk

Hier moet de nieuwe vervaldatum worden genoteerd, waarbij de maand van de vervaldatum voluit in letters moet worden geschreven indien het voertuig wordt goedgekeurd (al of niet met reparatiepunten).


Top




Nadere uitleg reparatie-, afkeur- en/of adviespunten

Invulinstructie APK Keuringsrapport, inhoudelijk

In deze ruimte moeten de geconstateerde afkeurpunten, gerepareerde punten en/of adviespunten in het kort worden omschreven. V??r ieder afkeur- of reparatiepunt moet de bijbehorende code van de lijst op de achterzijde van het rapport worden genoteerd, v??r ieder adviespunt moet de bijbehorende code (ac1 t/m ac5) worden genoteerd.

Ook moet in deze ruimte een aantekening worden gemaakt in het geval:

1.        dat de auto is voorzien van een LPG-installatie waarbij de auto niet op benzine werkt. Er hoeft dan geen code te worden aangegeven;

2.        niet tot verwijdering van bepaalde onderdelen is overgegaan vanwege het gevaar van beschadiging;

3.        de voertuiggegevens niet zijn geraadpleegd als gevolg van een storing in het netwerk;

4.        de steekproef door de RDW is afgezegd.

Deze ruimte kan eventueel ook door de RDW worden gebruikt voor notities. Bijvoorbeeld in het geval dat een steekproef niet is doorgegaan omdat de auto is weggereden.

Zie ook de Administratieve procedures, artikel 5.1.


Top




In te vullen door de RDW

Invulinstructie APK Keuringsrapport, inhoudelijk

Dit vak is zowel bedoeld voor het resultaat van de steekproef als voor het resultaat van een herkeuring na afkeur. In dit vak mogen verder geen aantekeningen gemaakt worden.



Top




Vervangende keuringsbewijzen

Invulinstructie APK Keuringsrapport, inhoudelijk

Indien de voertuigeigenaar een vervangend keuringsbewijs wil (het oude is zoekgeraakt, versleten of geheel of ten dele onleesbaar) moet hij of zij zich tot de RDW wenden. De RDW verstrekt dan tegen betaling een dergelijk bewijs en geeft dit aan middels het aankruisen van het vakje rechts onder: ?Vervangend keuringsbewijs?.

Het is een erkenninghouder niet toegestaan om vervangende keuringsbewijzen af te geven.


Top




Herkeuring

Invulinstructie APK Keuringsrapport, inhoudelijk

Tot slot wordt de voertuigeigenaar gewezen op de mogelijkheid om een herkeuring aan te vragen als hij het niet eens is met de goedkeuring van zijn voertuig. In tegenstelling tot de aanvraag van een herkeuring nadat het voertuig is afgekeurd, is dit mogelijk gedurende de geldigheidsduur van het keuringsbewijs of tot het moment dat de auto opnieuw een APK-keuring heeft ondergaan.


Top




Keuringseisen

Inhoudsopgave

Hoofdstuk

0        Inleiding en wijzigingen

1        Algemene bepalingen

       Algemene bepalingen - Regeling wijze van keuren

2        Niet van toepassing voor APK

3        Niet van toepassing voor APK

4        Niet van toepassing voor APK

5.2        Personenauto's

5.3        Bedrijfsauto's

5.5        Driewielige motorrijtuigen

5.12        Aanhangwagens

6.        Index

Verwijzingen en definities (art. 1.1) zijn cursief in de tekst aangegeven


Top




0        Inleiding en wijzigingen

Keuringseisen

Met ingang van 1 januari 1995 is de Wegenverkeerswet 1994 in werking getreden. Ten gevolge hiervan is de Algemene Periodieke Keuring (APK) gebaseerd op deze wet.

Een onderdeel van deze wet is het Voertuigreglement. Hierin zijn de eisen geformuleerd waaraan voertuigen moeten voldoen alvorens deze tot de weg worden toegelaten, en de eisen die gelden tijdens het gebruik en bij de APK.

De keuringseisen APK zijn een deel van de permanente eisen die in hoofdstuk 5 zijn vermeld.

In deze afdeling zijn de hoofdstukken van het Voertuigreglement opgenomen die van toepassing zijn voor de Algemene Periodieke Keuring (APK).

Basis:

-        Voertuigreglement zoals gepubliceerd in Staatsblad 1994, nr. 450, ingangsdatum: 01-01-1995, en wijzigingsregelingen, zoals laatst gewijzigd in Staatsblad nr. 253 van 03-05-2006.

-        Regeling Wijze van keuren APK zoals gepubliceerd in Staatscourant nr. 231 (supplement) van 30-11-1994, ingangsdatum 01-01-1995, en wijzigingsregelingen zoals laatst gewijzigd in Staatscourant nr. 87 van 27-04-2006.

-        Regeling meetmethoden massa?s en afmetingen van bedrijfsauto?s en aanhangwagens zoals gepubliceerd in Staatscourant nr. 194 van 8-10-2001, en wijzigingsregelingen zoals laatst gewijzigd in Staatscourant nr. 186 van 26-9-2003.

De tot nu toe gepubliceerde wijzigingen in de regelgeving zijn in de herziene uitgave van de Keuringseisen-APK opgenomen.

Er zijn voorstellen ingediend om het Voertuigreglement op diverse punten aan te passen. Vooruitlopend op de publicatie in het staatsblad zijn deze wijzigingen al cursief in de tekst opgenomen.

Deze moeten bij de uitvoering van de APK worden gehanteerd.


Top




1        Algemene bepalingen

Keuringseisen

artikel 1.1 - Begrippen Keuringseisen algemeen

artikel 1.2. - begrippen afmetingen

artikel 1.3 - meetvoorwaarden wielbasis en afmetingen

artikel 1.4 - bepalen aantal wielen

artikel 1.5 - bepalen aantal lichten

artikel 1.6 - meetvoorwaarden t.a.v. verlichting

artikel 1.9 - identificatienummer inslaan

artikel 1.10 - datum eerste toelating

De Regeling wijze van keuren is van toepassing op:

Algemeen

Demonteren

Meten

Milieu

Controle-apparaat


Top




artikel 1.1

Begrippen Keuringseisen algemeen

In dit besluit en de daarop berustende regelingen wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:

a.        aanhangwagen:

       voertuig dat is bestemd om aan een motorrijtuig te worden gekoppeld, met inbegrip van een oplegger; als aanhangwagen wordt voorts aangemerkt een dolly met een oplegger;

b.        achterlicht:

       licht dat, van de achterzijde gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt en een aanwijzing is voor de breedte van het voertuig;

c.        achteruitrijlicht:

       licht, bestemd voor het verlichten van de weg achter het voertuig en voor het waarschuwen van de overige weggebruikers dat het voertuig achteruit rijdt of achteruit gaat rijden;

d.        afsleepdolly:

       aanhangwagen, bestemd voor het dragen van ??n van de assen van een voertuig;

d1.        airbag:

       een inrichting in motorvoertuigen, gemonteerd ter aanvulling van autogordels, die een systeem bevat dat bij een ernstige botsing van het voertuig automatisch een flexibel omhulsel opblaast dat door samendrukking van het daarin opgesloten gas de ernst van het contact van ??n of meer delen van het lichaam van een inzittende van het voertuig met de binneninrichting van de passagiersruimte beperkt;

e.        ambulance:

       motorrijtuig, bestemd om te worden gebruikt voor ambulancevervoer als bedoeld in de Wet ambulancevervoer (Stb. 1971, 369);

f.        as:

       geheel van aslichaam met inbegrip van wielgeleidingselementen;

f1.        ashefinrichting:

       een op een voertuig vast aangebrachte inrichting om de belasting op de as of assen naar gelang van de beladingstoestand van het voertuig te verlagen of te verhogen;

g.        asstel:

       combinatie van twee of meer assen, evenwijdig gelegen op een onderlinge afstand van minder dan 1,80 m;

g1.        autogordel:

       een geheel van banden met sluiting, verstelinrichtingen en bevestigingselementen dat in een motorvoertuig kan worden bevestigd en zodanig is ontworpen dat de kans op verwondingen voor de gebruiker bij botsing of plotselinge vertraging van het voertuig wordt verminderd doordat het de bewegingsmogelijkheid van het lichaam van de gebruiker beperkt en dat mede omvat alle onderdelen die energie kunnen opnemen of waarmee de gordel wordt ingetrokken;

g2.        autonome aanhangwagen:

       aanhangwagen met minimaal twee assen, waarvan in ieder geval ??n gestuurd is, en die is uitgerust met een beweegbare trekinrichting die het trekkend voertuig verticaal met minder dan 100 kg belast; als autonome aanhangwagen wordt voorts aangemerkt een gekoppelde dolly met een oplegger;

h.        bedrijfsauto:

       motorrijtuig op vier of meer wielen, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid, een landbouw- of bosbouwtrekker, een motorrijtuig op vier wielen als bedoeld in onderdeel q of een vierwielige bromfiets, en

1.        ingericht voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend, of

2.        ingericht voor het vervoer van goederen, of

3.        ingericht voor het uitvoeren van andere werkzaamheden, of

4.        ingericht als kampeerauto;

       in ieder geval wordt als bedrijfsauto aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als bedrijfsauto is aangeduid;

h1.        begrafeniswagen:

       motorrijtuig, bestemd en speciaal uitgerust voor het vervoer van overledenen;

i.        bermlicht

       licht, bestemd voor het verlichten van de berm rechts voor het voertuig;

j.        vervallen

k.        bestuurde as:

       as die rechtstreeks door middel van de stuurinrichting door de bestuurder kan worden bediend;

l.        bestuurd asstel:

       asstel dat rechtstreeks door middel van de stuurinrichting door de bestuurder kan worden bediend;

l1.        bevestigingspunten:

       de delen van de voertuigcarrosserie of van de zitplaatsconstructie of andere delen van het voertuig waaraan autogordels moeten worden vastgemaakt;

m.        bromfiets:

a.        motorrijtuig op twee wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 45 km/h, uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm? of een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig;

b.        motorrijtuig op drie wielen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig, uitgerust met:

1?.        een motor met elektrische ontsteking met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm?,

2?.        een motor met inwendige verbranding en een netto maximumvermogen van niet meer dan 4 kW voor andere dan onder 1? genoemde motoren, of

3?.        een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW; dan wel

c.        motorrijtuig op vier wielen, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h en een ledige massa van minder dan 350 kg, de massa van de batterijen in elektrische voertuigen niet inbegrepen, uitgerust met:

1?.        een motor met elektrische ontsteking met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm?,

2?.        een motor met inwendige verbranding en een netto maximumvermogen van niet meer dan 4 kW voor andere dan onder 1? genoemde motoren, of

3?.        een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW.

       In ieder geval wordt als bromfiets aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als bromfiets is aangeduid;

n.        bus:

       bedrijfsauto, ingericht en blijkens het kentekenbewijs bestemd voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend; als bus wordt in ieder geval aangemerkt een bus van ??n van de volgende categorie?n:

-        klasse I: categorie bussen met een capaciteit van meer dan 22 passagiers, de bestuurder niet meegerekend, gebouwd met ruimte voor staande passagiers, zodat passagiers vaak kunnen in- en uitstappen;

-        klasse II: categorie bussen met een capaciteit van meer dan 22 personen, de bestuurder niet meegerekend, voornamelijk gebouwd voor het vervoer van zittende passagiers en ontworpen voor het vervoer van staande passagiers in het gangpad of op een oppervlak dat niet groter is dan de ruimte voor twee dubbele zitplaatsen;

-        klasse III: categorie bussen met een capaciteit van meer dan 22 personen, de bestuurder niet meegerekend, uitsluitend gebouwd voor het vervoer van zittende passagiers;

-        klasse A: categorie bussen met een capaciteit van ten hoogste 22 personen, de bestuurder niet meegerekend, gebouwd voor het vervoer van staande passagiers en tevens voorzien van zitplaatsen;

-        klasse B: categorie bussen met een capaciteit van ten hoogste 22 personen, de bestuurder niet meegerekend, gebouwd voor het vervoer van zittende passagiers en zonder voorzieningen voor staande passagiers.

n1.        certificaat van overeenstemming:

       document opgesteld door de fabrikant van een voertuig of van een niet?oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel van een voertuig, die houder is van een typegoedkeuring als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 70/156/EEG, in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van richtlijn 92/61/EEG of in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van richtlijn 2002/24/EG voor dat type voertuig of dat type niet-oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel waaruit blijkt dat eerstbedoeld voertuig of niet-oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel overeenstemt met het type waarvoor deze goedkeuring is verleend;

n1a.        CNG-installatie:

       het geheel van gemonteerde onderdelen dat het mogelijk maakt om als brandstof voor de voortstuwingsmotor gebruik te maken van Compressed Natural Gas (CNG);

n2.        contourmarkering:

       retroreflecterende belijning, aangebracht aan de zijkant of aan de achterkant van een voertuig en bestemd om de contouren van het voertuig beter kenbaar te maken;

n3.        dagrijlicht:

       een licht dat voorwaarts gericht is en wordt gebruikt om het voertuig tijdens het overdag rijden beter zichtbaar te maken;

o.        dimlicht:

       licht waarmee de weg v??r het voertuig wordt verlicht zonder dat hierdoor andere weggebruikers worden verblind of gehinderd;

p.        dolly:

       aanhangwagen, bestemd voor het dragen van de voorzijde van een oplegger dan wel een deel van in de lengte ondeelbare lading;

q.        driewielig motorrijtuig:

       motorrijtuig op drie symmetrisch geplaatste wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van meer dan 45 km/h of uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm?, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid, een landbouw- of bosbouwtrekker of een invalidenvoertuig; onder driewielig motorrijtuig wordt mede verstaan een vierwielig motorrijtuig met een motor met een netto maximum vermogen van ten hoogste 15 KW, en met een ledige massa van ten hoogste 400 kg of 550 kg voor voertuigen gebruikt in het goederenvervoer, exclusief de massa van de batterijen in elektrische voertuigen, niet zijnde een vierwielig motorrijtuig als bedoeld in onderdeel m;

q1.        EG-goedkeuringsmerk:

       goedkeuringsmerk als bedoeld in artikel 8 van richtlijn 92/61/EEG of artikel 8 van richtlijn 2002/24/EG;

q2.        fabrikant:

       persoon of organisatie die verantwoordelijk is voor alle aspecten van de goedkeuringsprocedure en die instaat voor de overeenstemming van de productie;

q3        geconditioneerd voertuig:

       voertuig waarvan de vaste of mobiele bovenbouw speciaal is ingericht voor het vervoer van goederen bij een gecontroleerde temperatuur en waarvan de zijwanden, met inbegrip van de isolatie, ten minste 45 mm dik zijn;

r.        gelede bus:

       bus bestaande uit twee of meer vaste delen die blijvend zijn verbonden door een scharnierende verbinding, waarover de passagiers zich van het ene deel naar het andere kunnen begeven;

s.        gestuurde as:

       as die wordt gestuurd door stuurkrachten, veroorzaakt door richtingverandering vanuit het voertuig zelf of vanuit het trekkend voertuig;

t.        gestuurd asstel:

       asstel dat wordt gestuurd door stuurkrachten, veroorzaakt door richtingverandering vanuit het voertuig zelf of vanuit het trekkend voertuig;

u.        groot licht:

       licht dat de weg v??r het voertuig over een grote afstand verlicht;

v.        handwagen met motorvermogen:

       motorrijtuig, hoofdzakelijk bestemd om te worden bestuurd door een voetganger;

w.        hoofdgroeven:

       brede groeven in het middelste gedeelte van het loopvlak van een band, welk gedeelte ongeveer drievierde deel van de breedte van het loopvlak inneemt;

x.        invalidenvoertuig:

       voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een invalide, niet breder is dan 1,10 m en niet is uitgerust met een motor, dan wel waarvan de door de constructie bepaalde maximum snelheid niet meer dan 45 km/h bedraagt indien het voertuig is uitgerust met een motor, en niet zijnde een bromfiets;

x1.        inrichting voor indirect zicht:

       een inrichting om het aan het voertuig grenzende gebied waar te nemen dat niet rechtstreeks kan worden waargenomen, zijnde een spiegel, een camera-monitor of een andere inrichting die de bestuurder informatie over het indirecte gezichtsveld geeft;

y.        kampeerauto:

       personenauto of bedrijfsauto, waarvan de constructie woonaccommodatie bevat die ten minste bestaat uit de volgende uitrusting:

1?.        zitplaatsen en een tafel,

2?.        slaapaccommodatie die met behulp van de zitplaatsen kan worden gecre?erd,

3?.        kookgelegenheid en

4?.        opbergfaciliteiten,

       welke vast in de woonafdeling zijn bevestigd, met dien verstande dat de tafel zodanig mag zijn ontworpen dat zij gemakkelijk kan worden verwijderd;

z.        kermis- en circusvoertuig:

       voertuig, niet zijnde een voertuig op rupsbanden, dat wordt gebruikt voor het kermis- of circusbedrijf;

z1.        kinderbeveiligingssysteem:

       een geheel van onderdelen, eventueel bestaande uit een combinatie van riemen of flexibele componenten met een sluiting, verstelinrichtingen en bevestigingselementen, soms tevens voorzien van een zitje of botsingsscherm, dat kan worden bevestigd aan een motorvoertuig, met het oogmerk de kans op verwonding van de gebruiker bij een botsing of abrupte vertraging van het voertuig te verminderen doordat het de bewegingsmogelijkheid voor het lichaam van de gebruiker beperkt;

z2        klapstoel:

       extra zitplaats om bij gelegenheid te worden gebruikt en die gewoonlijk is weggeklapt;

aa.        lading:

       alle personen, dieren, goederen, lastdragers, alsmede zonder gebruik van gereedschap van het voertuig los te nemen laad- en losinrichtingen en voertuiguitrustingen, het reservewiel daaronder niet begrepen;

ab.        landbouw- of bosbouwtrekker:

       motorrijtuig op wielen of rupsbanden, met ten minste twee assen en een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet minder dan 6 km/h, die voornamelijk voor tractiedoeleinden is bestemd en in het bijzonder is ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde verwisselbare uitrustingsstukken die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd, of voor het trekken van aanhangwagens voor de land- of bosbouw, welk motorrijtuig kan zijn ingericht om een lading te vervoeren voor landbouw- of bosbouwdoeleinden of kan worden uitgerust met zitplaatsen voor meerijders;

ab1.        landbouw- of bosbouwtrekker categorie T1:

       landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een minimumspoorbreedte van de zich het dichtst bij de bestuurder bevindende as van niet minder dan 1150 mm, met een lege massa in rijklare toestand van meer dan 600 kg en met een vrije hoogte boven het wegdek van ten hoogste 1000 mm;

ab2.        landbouw- of bosbouwtrekker categorie T2:

       landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een minimumspoorbreedte van minder dan 1150 mm, met een lege massa in rijklare toestand van meer dan 600 kg en met een vrije hoogte boven het wegdek van ten hoogste 600 mm, met dien verstande dat wanneer echter de waarde van de hoogte van het zwaartepunt van de landbouw- of bosbouwtrekker - ten opzichte van het wegdek gemeten -, gedeeld door het gemiddelde van de minimumspoorbreedten van elke as, meer dan 0,90 bedraagt, de door de constructie bepaalde maximumsnelheid beperkt is tot 30 km/h;

ab3.        landbouw- of bosbouwtrekker categorie T3:

       landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een lege massa in rijklare toestand van ten hoogste 600 kg;

ab4.        landbouw- of bosbouwtrekker categorie T5:

       landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h;

ac.        lastdrager:

       constructie, met inbegrip van hulpmiddelen, die aan de bumper, op de trekhaak of op het dak van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, of driewielig motorrijtuig is aangebracht en bestemd is voor het vervoer van goederen;

ad.        ledige massa:

       massa van het voertuig, in bedrijfsvaardige staat, met inbegrip van een half gevulde brandstoftank, reservedelen en gereedschappen, die tot de normale uitrusting behoren, maar zonder lading en zonder de bestuurder en andere personen, die met het voertuig worden vervoerd, met dien verstande dat in afwijking hiervan voor motorfietsen, driewielige motorrijtuigen en bromfietsen, die in gebruik zijn genomen na 16 juni 1999, de ledige massa wordt bepaald met een lege brandstoftank;

ad1.        lege massa in rijklare toestand:

       massa van een rijklare landbouw- of bosbouwtrekker met inbegrip van de kantelbeveiligingsinrichting, zonder facultatieve accessoires, maar met koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, outillage en bestuurder;

ad2.        lijnmarkering

       retroreflecterende belijning aangebracht aan de zijkant of aan de achterkant van een voertuig en bestemd om de totale lengte, dan wel totale breedte van het voertuig kenbaar te maken;

ae.        loopvlak:

       deel van de band dat gemeten symmetrisch ten opzichte van het midden, 50 mm minder bedraagt dan de breedte in de maataanduiding van de band;

ae1.        LPG-installatie:

       het geheel van gemonteerde onderdelen dat het mogelijk maakt om als brandstof voor de voortstuwingsmotor gebruik te maken van Liquefied Petroleum Gas (LPG);

af.        luchtband:

       band waarin zich in normale, bedrijfsvaardige toestand gas bevindt onder een hogere spanning dan de atmosferische;

ag.        markeringslicht:

       licht dat op het breedste punt van het voertuig zo hoog mogelijk is aangebracht, waardoor duidelijk de totale breedte van het voertuig wordt aangegeven;

ah.        massa in bedrijfsklare toestand:

       massa van het voertuig met carrosserie, in bedrijfsklare toestand, met inbegrip van koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, reservewiel, gereedschap en bestuurder; voor het vaststellen van de massa moet de tank voor 90% zijn gevuld en wordt het gewicht van de bestuurder op 75 kg gesteld;

ai.        massieve band:

       band zonder luchtkamers, geheel vervaardigd van een elastisch materiaal;

aj.        mechanische koppeling:

       alle onderdelen en inrichtingen op onderstellen, dragende gedeelten van de carrosserie en het chassis van voertuigen, waarmee het trekkend voertuig en het getrokken voertuig met elkaar kunnen worden verbonden; tevens behoren hiertoe vaste of demontabele onderdelen voor de bevestiging, afstelling of het gebruik van de bovengenoemde koppelinrichtingen;

ak.        metalen band:

       band waarvan het loopvlak geheel van vormvast materiaal is vervaardigd;

al.        middenasaanhangwagen:

       aanhangwagen waarvan de trekinrichting een onbeweeglijk deel vormt, dan wel slechts in- en uitschuifbaar is, en waarbij, bij gelijkmatig verdeelde lading, het trekkend voertuig door de trekinrichting van de aanhangwagen met ten hoogste 10% van de toegestane maximum massa van de aanhangwagen wordt belast, met een maximum van 1000 kg;

am.        mistlicht aan achterzijde:

       licht dat het voertuig bij dichte mist aan de achterzijde beter waarneembaar maakt;

an.        mistlicht aan voorzijde:

       licht, bestemd voor een betere verlichting van de weg bij mist, sneeuwval, hevige regenval of stofwolken;

an1.        mobiliteitshandicap:

       eigenschap welke het gebruik van het openbaar vervoer bemoeilijkt, bijvoorbeeld als gevolg van een lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke handicap, meereizende kinderen of meegevoerde goederen;

ao.        motorfiets:

       motorrijtuig op twee wielen, met of zonder zijspanwagen, alsmede een motorrijtuig op drie asymmetrisch geplaatste wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van meer dan 45 km/h of uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm? , niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid; in ieder geval wordt als motorfiets aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als motorfiets is aangeduid;

ap.        motorrijtuig met beperkte snelheid:

       motorrijtuig met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 25 km/h, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoer van personen, en ingericht voor het bij op korte afstand van elkaar gelegen plaatsen afleveren of ophalen van goederen; onder motorrijtuig met beperkte snelheid wordt mede verstaan: motorrijtuig niet zijnde een landbouwtrekker of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoer van personen, en

1.        ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden buiten de wegen;

2.        ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden aan wegen of aan werken op, in, langs en boven wegen;

ap1.        niet-oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel:

       technische eenheid of onderdeel dat behoort tot een ander type dan waarvan het voertuig bij de goedkeuring oorspronkelijk was voorzien en dat uitsluitend mag worden gebruikt ter vervanging van die oorspronkelijke technische eenheid of dat oorspronkelijke onderdeel;

aq.        ondeelbare lading:

       lading die ten behoeve van het vervoer over de weg niet in twee of meer ladingen kan worden gesplitst zonder dat zulks overmatige kosten of risico van schade meebrengt en die wegens haar afmetingen of massa niet kan worden vervoerd door een motorrijtuig, aanhangwagen of samenstel van voertuigen dat in alle opzichten aan dit besluit voldoet;

aq1.        onderdeel:

       als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, die aan de eisen van een bijzondere richtlijn als bedoeld in de artikelen 4 van de richtlijnen 70/156/EEG, 92/61/EEG of 2002/24/EG moet voldoen en waarvan de betrokken bijzondere richtlijn een afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk maakt onafhankelijk van een type voertuig;

aq2.        oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel:

       technische eenheid of onderdeel van het type waarvan het voertuig bij de typegoedkeuring of de uitbreiding daarvan is voorzien;

ar.        oplegger:

       aanhangwagen die is bestemd om aan een motorrijtuig te worden gekoppeld op zodanige wijze, dat een deel ervan op het motorrijtuig rust en dat een aanzienlijk deel van de massa van de oplegger en van zijn lading door het motorrijtuig wordt gedragen;

as.        parkeerlicht:

       licht, bestemd om de aanwezigheid van een geparkeerd voertuig aan te geven;

at.        personenauto:

       motorrijtuig op vier of meer wielen, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker, een invalidenvoertuig, een motorrijtuig op vier wielen als bedoeld in onderdeel q of een vierwielige bromfiets, ingericht voor het vervoer van personen, met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend, of een kampeerauto; in ieder geval wordt als personenauto aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als personenauto is aangeduid;

au.        remlicht:

       licht, bestemd om weggebruikers die zich achter het voertuig bevinden kenbaar te maken dat de bestuurder de bedrijfsrem bedient;

av.        retroreflector:

       inrichting, bestemd om de aanwezigheid van een voertuig kenbaar te maken door weerkaatsing van het licht afkomstig van een niet tot dat voertuig behorende lichtbron, waarbij de waarnemer zich nabij deze lichten bevindt;

aw.        richtingaanwijzer:

       licht, bestemd om andere weggebruikers kenbaar te maken dat de bestuurder het voornemen heeft naar links of naar rechts van richting te veranderen;

ax.        richtlicht:

       licht waarvan de lichtbundel naar wens kan worden gericht;

ay.        rijdend werktuig:

       bedrijfsauto of motorrijtuig met beperkte snelheid, ingericht voor het uitvoeren van in hoofdzaak andere werkzaamheden dan het vervoer van goederen of personen;

az.        samenstel van voertuigen:

       trekkend voertuig met een of meer aanhangwagens;

ba.        stadslicht:

       licht dat, van de voorzijde gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt en een aanwijzing is voor de breedte van het voertuig;

ba1.        technische eenheid:

       als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, die aan de eisen van een bijzondere richtlijn als bedoeld in de artikelen 4 van de richtlijnen 70/156/EEG, 92/61/EEG of 2002/24/EG moet voldoen en waarvan de betrokken bijzondere richtlijn een afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk maakt uitsluitend in samenhang met een of meer bepaalde typen voertuigen;

ba2.        T100 bus:

       bus, ten aanzien waarvan uit een aantekening op het kentekenbewijs dan wel uit het kentekenregister blijkt dat hij zodanig is ingericht dat hij in aanmerking komt voor een maximumsnelheid van 100 km/h;

bb.        trekker:

       bedrijfsauto, voorzien van een koppeling, bestemd voor het voortbewegen van een oplegger;

bc.        vervangingskatalysator:

       een katalysator of een samenstel van katalysatoren die bestemd is of zijn om een originele katalysator op een voertuig te vervangen en waarvoor als technische eenheid volgens de definitie in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van richtlijn 70/156/EEG of artikel 2, vijfde lid, van richtlijn 2002/24/EG typegoedkeuring kan worden verleend;

bc1.        verwarmingssysteem op brandstof:

       verwarmingssysteem dat rechtstreeks op vloeibare of gasvormige brandstof werkt en geen gebruik maakt van de door de aandrijfmotor van het voertuig voortgebrachte afvalwarmte;

bd.        voertuig:

       motorrijtuig, aanhangwagen, fiets, zijspanwagen, wagen of andere constructie, niet bestemd om langs spoorstaven te worden voortbewogen; onder een andere constructie wordt niet verstaan een kinderwagen, niet-gemotoriseerde rolstoel, kruiwagen of soortgelijke kleine constructie;

bd1.        vooruitkijkspiegel:

       een spiegel van klasse VI als bedoeld in bijlage I, punt 1.1.1.14 van richtlijn 2003/97/EG;

be.        waarschuwingsknipperlicht:

       gelijktijdige werking van alle richtingaanwijzers, bestemd om aan te geven dat het voertuig tijdelijk een bijzonder gevaar oplevert voor andere weggebruikers;

bf.        wagens:

       voertuigen, met uitzondering van motorrijtuigen, aanhangwagens, niet-gemotoriseerde invalidenvoertuigen, fietsen en zijspanwagens, doch met inbegrip van handwagens met motorvermogen;

bg.        werklicht:

       licht, bestemd voor het verlichten van een plaats waar werkzaamheden worden verricht;

bh.        wet:

       Wegenverkeerswet 1994;

bi.        wielbasis:

1.        ten aanzien van v??r 1 april 1983 in gebruik genomen voertuigen: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen het hart van de eerste as, van het eerste samenstel van assen of van de koppelingspen en het hart van de laatste as of het hart van het laatste samenstel van assen,

2.        ten aanzien van na 31 maart 1983 in gebruik genomen voertuigen, niet zijnde opleggers: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen het hart van de eerste en het hart van de laatste as van het voertuig,

3.        ten aanzien van na 31 maart 1983 in gebruik genomen opleggers: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen de verticale hartlijn van de koppelingspen en het hart van de laatste as;

bj.        zelfsturende as:

       as die wordt gestuurd doordat, door de wrijving van de banden op het wegdek, de wielen zelfstandig een zodanige stand innemen dat zij de cirkelbaan van het voertuig volgen;

bk.        zelfsturend asstel:

       asstel dat wordt gestuurd doordat, door de wrijving van de banden op het wegdek, de wielen zelfstandig een zodanige stand innemen dat zij de cirkelbaan van het voertuig volgen;

bl.        zijmarkeringslicht:

       licht dat, van de zijkant gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt;

bm.        zijspanwagen:

       voertuig, afneembaar verbonden aan de zijkant van een fiets, bromfiets of motorfiets;

bn.        zitbank:

       een constructie, die plaats biedt aan tenminste twee volwassenen;

bo.        zitplaats:

       constructie die al dan niet een integrerend deel vormt van de constructie van het voertuig, die plaats biedt aan een volwassen persoon, met dien verstande dat de zitplaats zowel een afzonderlijke zitplaats kan zijn als een gedeelte van een bank dat plaats biedt aan ??n persoon en die afhankelijk van de richting als volgt wordt aangeduid:

1.        naar voren gerichte zitplaats: zitplaats die kan worden gebruikt terwijl het voertuig in beweging is en die zodanig naar de voorkant van het voertuig is gericht dat het middenlangsvlak van de zitplaats een hoek van minder dan + 10? of - 10? vormt met het middenlangsvlak van het voertuig;

2.        naar achteren gerichte zitplaats: zitplaats die kan worden gebruikt terwijl het voertuig in beweging is en die zodanig naar de achterkant van het voertuig is gericht dat het middenlangsvlak van de zitplaats een hoek van minder dan + 10? of - 10? vormt met het middenlangsvlak van het voertuig;

3.        zijdelings gerichte zitplaats: zitplaats die, gelet op haar gerichtheid ten opzichte van het middenlangsvlak van het voertuig, niet voldoet aan de onderdelen 1 en 2;

       Toelichting:

       Deze constructie omvat het samenstel van een zitting en een rugleuning.



Top




artikel 1.2 - begrippen afmetingen

Keuringseisen, algemene bepalingen

Voor de vaststelling van afmetingen van voertuigen die bij of krachtens dit besluit zijn voorgeschreven of toegestaan, wordt verstaan onder:

a.        as:

       de horizontale lijn die loodrecht staat op het middenlangsvlak van het voertuig en gaat door het midden van ??n of meer wielen wanneer deze zich in de stand van rechtuitrijden bevinden;

b.        breedte van een voertuig:

       de horizontale afstand tussen twee verticale vlakken die evenwijdig lopen aan het middenlangsvlak van het voertuig en gaan door de uiterste linker- en rechterzijde van het voertuig, gemeten in de stand van rechtuitrijden op een horizontaal wegdek; de spiegels en de bevestigingsdelen daarvan worden buiten beschouwing gelaten;

       Tevens mogen bij de vaststelling van de breedte van bedrijfsauto?s en aanhangwagens, als gevolg van ?Regeling meetmethoden massa?s en afmetingen van bedrijfsauto?s en aanhangwagens (staatscourant. 194/2001 en 186/2003), de volgende delen en onderdelen buiten beschouwing worden gelaten:

a.        bandenspanningsmeters,

b.        douaneverzegelingen, alsmede de voorzieningen hiervoor en de afscherming daarvan,

       Toelichting

       In de praktijk komt het erop neer dat het aspect douaneverzegelingen slechts betekenis heeft tijdens het gebruik van het voertuig op de weg en niet tijdens de APK. Alleen de door de douane aangebrachte daadwerkelijke verzegeling wordt buiten beschouwing gelaten.

c.        flexibele spatlappen,

d.        opklapbare treden,

e.        richtingaanwijzers,

f.        sneeuwkettingen,

g.        stadslichten,

h.        uitstekende flexibele delen van een goedgekeurde opspatinrichting overeenkomstig richtlijn 91/226/EEG.

i.        verklikkerinrichtingen voor lekke banden,

j.        voorzieningen voor het bevestigen van dekzeil en de afscherming daarvan,

       Toelichting

       Dit geldt ook voor schuifzeil inclusief spaninrichtingen maar uitsluitend voor onderdelen die nodig zijn voor het openen en sluiten van de zeilen t.b.v. het laden en lossen.

j1.        voorzieningen voor indirect zicht en kijkhulpmiddelen,

k.        zijmarkerings- en markeringslichten,

l.        zijretroreflectoren,

m.        de bollingen van de banden boven het wegdek,

n.        in breedte uitschuifbare en uitklapbare delen, voorzover uitgeschoven of uitgeklapt, en

       Toelichting

       Bij de bepaling van de breedte worden deze delen in ingeklapte respectievelijk ingeschoven toestand meegeteld.

o.        indien het een bus betreft:

-        hefplatforms, oprijplaten en soortgelijke uitrustingen in bedrijfsklare toestand, voorzover zij niet meer dan 1 cm aan de zijkant uitsteken, en in geval van oprijplaten, de hoeken en de randen zijn afgerond tot een straal van respectievelijk minstens 5 mm en 2,5 mm.

-        niet ingetrokken intrekbare zijdelingse geleidingsinrichtingen op bussen bestemd voor gebruik op geleide bussystemen.

c.        hoogte van een voertuig:

       de verticale afstand tussen het wegdek en een horizontaal vlak dat gaat door het hoogst gelegen deel van het voertuig, gemeten op een horizontaal wegdek in de rijstand;

       Tevens worden bij de vaststelling van de hoogte van bedrijfsauto?s en aanhangwagens, als gevolg van ?Regeling meetmethoden massa?s en afmetingen van bedrijfsauto?s en aanhangwagens (staatscourant 194/2001 en 186/2003), de volgende delen en onderdelen buiten beschouwing gelaten:

a.        antennes, en

b.        stroomafnemers of trolleystangen in uitgeschoven stand.

d.        lengte van een voertuig of samenstel van voertuigen:

       de horizontale afstand tussen twee verticale vlakken die loodrecht staan op het middenlangsvlak van het voertuig of het samenstel van voertuigen en gaan door de uiterste voor- en achterzijde van het voertuig of het samenstel, gemeten in de stand van rechtuitrijden op een horizontaal wegdek; de spiegels en de bevestigingsdelen daarvan worden buiten beschouwing gelaten; een zonneklep die niet meer dan 0,20 m voor het voorste verticale vlak, zoals is bepaald bij een niet gemonteerde zonneklep, uitsteekt en die met eenvoudige middelen afneembaar is, wordt buiten beschouwing gelaten.

       Tevens mogen bij de vaststelling van de lengte van bedrijfsauto?s en aanhangwagens, als gevolg van ?Regeling meetmethoden massa?s en afmetingen van bedrijfsauto?s en aanhangwagens (staatscourant 194/2001 en 186/2003), de volgende delen en onderdelen buiten beschouwing worden gelaten:

a.        hefplatforms, oprijplaten en soortgelijke uitrustingen in bedrijfsklare (=rijklare) toestand, voorzover het laadvermogen niet wordt vergroot en deze uitrustingen niet meer dan 0,30 m uitsteken,

Toelichting

       Wanneer ??n van deze uitrustingen meer dan 0,30 m uitsteekt, dan moet bij de bepaling van de lengte de laatste 0,30 m buiten beschouwing worden gelaten.

       Wanneer ??n van deze uitrustingen minder dan 0,30 m uitsteekt, dan wordt het gehele onderdeel niet meegeteld bij de bepaling van de lengte.

b.        kentekenplaten,

       Toelichting

       Dit geldt voor de kentekenplaten voor en achter, inclusief bevestigingsmiddelen.

c.        koppelinrichtingen , uitgezonderd koppelinrichtingen aan aanhangwagens,

d.        langsaanslagen voor afneembare carrosserie?n,

e.        luchtinlaatpijpen,

f.        stootrubbers en soortgelijke uitrusting,

       Toelichting

       Hieronder worden verstaan: afzonderlijk aangebrachte onderdelen ter bescherming van het voertuig die bestaan uit volledig rubber of staal dan wel zijn samengesteld uit staal en rubber of ander flexibel materiaal. Een rubber of stalen scharnier wordt niet aangemerkt als stootrubber.

fl.        stroomafnemers van elektrisch aangedreven voertuigen,

g.        verlichtingsuitrusting,

h.        voetsteunen en handgrepen,

i.        voorzieningen voor de bevestiging van dekzeil en de afscherming daarvan,

       Toelichting

       Dit geldt ook voor schuifzeil inclusief spaninrichtingen maar uitsluitend voor onderdelen die nodig zijn voor het openen en sluiten van de zeilen t.b.v. het laden en lossen.

j.        voorzieningen voor douaneverzegelingen en de afscherming daarvan,

       Toelichting

       In de praktijk komt het erop neer dat het aspect douaneverzegelingen slechts betekenis heeft tijdens het gebruik van het voertuig op de weg en niet tijdens de APK. Alleen de door de douane aangebrachte daadwerkelijke verzegeling wordt buiten beschouwing gelaten.

jl.        voorzieningen voor indirect zicht en kijkhulpmiddelen,

k.        voorzieningen voor het waarnemen van de ruimte achter het voertuig,

l.        wis- en sproei-inrichtingen.

e.        afstandsmaat plaats koppeling:

-        bij een bedrijfsauto: de horizontaal gemeten afstand tussen de voorzijde van het voertuig en het hart van de koppeling;

-        bij een aanhangwagen: de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppeling en de achterzijde van het voertuig.

       Bij de vaststelling van deze afstandsmaat worden de in d. genoemde onderdelen eveneens buiten beschouwing gelaten.

f.        wijze van meten

       de breedte, de lengte, de hoogte en de afstandsmaat plaats koppeling van een voertuig worden bepaald met inachtneming van het volgende:

a.        het voertuig moet op een horizontaal of nagenoeg horizontaal en vlak wegdek zijn geplaatst;

b.        alle wielen moeten in de stand van rechtuitrijden zijn geplaatst;

c.        indien het een oplegger of middenasaanhangwagen betreft, moet deze op zodanige wijze op steunen zijn geplaatst dat de laadvloer horizontaal is dan wel overeenkomt met de normale rijstand;

d.        de banden moeten op de juiste spanning zijn;

e.        het voertuig moet niet beladen zijn;

f.        indien het voertuig is voorzien van ??n of meer inrichtingen ten behoeve van het heffen van een as, is de gunstigste afstand ten opzichte van het wegdek bepalend.


Top




artikel 1.3 - meetvoorwaarden wielbasis en afmetingen

Keuringseisen, algemene bepalingen

1.        De wielbasis van een voertuig wordt gemeten bij onbeladen toestand van het voertuig met alle wielen op het wegdek en in de stand van rechtuitrijden. Indien van fabriekswege de wielbasis links en rechts verschilt, wordt als wielbasis de gemiddelde waarde aangemerkt.

2.        De afmetingen van voertuigen alsmede de last onder de as of assen worden, onverminderd het bepaalde in afdeling 18 van hoofdstuk 5, bepaald bij onbeladen toestand van het voertuig.


Top




artikel 1.4 - bepalen aantal wielen

Keuringseisen, algemene bepalingen

1.        Voor de bepaling van het aantal wielen wordt een samenstel van wielen die op ??n wielnaaf zijn gemonteerd, aangemerkt als ??n wiel.

2.        In afwijking van het eerste lid worden voor het bepalen van het aantal wielen van motorfietsen, driewielige motorrijtuigen en bromfietsen twee op dezelfde as gemonteerde wielen als een wiel beschouwd, indien de afstand tussen de middens van de contactvlakken van deze wielen met de grond kleiner is dan 460 mm.


Top




artikel 1.5 - bepalen aantal lichten

Keuringseisen, algemene bepalingen

Voor de bepaling van het aantal lichten wordt als ??n licht aangemerkt elke combinatie van twee of meer al dan niet identieke lichten die:

a.        dezelfde functie vervullen,

b.        licht van dezelfde kleur uitstralen, en

c.        een verlichtingsinrichting vormen waarvan de lichtdoorlatende gedeelten van de lichten op een zelfde verticaal vlak ten minste 60,0% beslaan van het oppervlak van de kleinste vierhoek die om de lichtdoorlatende gedeelten van de lichten kan worden beschreven.

Dit geldt niet voor groot licht, dimlicht en mistlichten aan de voorzijde.


Top




artikel 1.6 - meetvoorwaarden t.a.v. verlichting

Keuringseisen, algemene bepalingen

Met betrekking tot de verlichting moet voor de bepaling van de hoogte boven het wegdek en de afstand vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig, worden gemeten de kortste afstand vanaf de rand van het lichtdoorlatende gedeelte.


Top




artikel 1.9 - identificatienummer inslaan

Keuringseisen, algemene bepalingen

Indien van een voertuig het identificatienummer, bedoeld in de hoofdstukken 3 en 5, geheel of ten dele onleesbaar is geworden of teniet is gegaan, kan vanwege Onze Minister van Financi?n een nieuw identificatienummer als bedoeld in richtlijn 76/114/EEG (PbEG 30 januari 1976, L 24) worden ingeslagen.

Toelichting

Hiertoe dient u zich te wenden tot ??n van de keuringsstations van de RDW.


Top




artikel 1.10 - datum eerste toelating

Keuringseisen, algemene bepalingen

1.        Onder de datum waarop een voertuig in gebruik is genomen, wordt in dit besluit verstaan de datum van eerste toelating van het voertuig.

2.        Voor voertuigen waarvoor v??r 1 januari 1995 een kentekenbewijs is afgegeven waarop geen datum van eerste toelating is vermeld, wordt als datum van eerste toelating beschouwd de op het kentekenbewijs vermelde datum van afgifte van deel I A dan wel deel I van het kentekenbewijs. Indien op het kentekenbewijs onder 'bijzonderheden' een bouwjaar is vermeld, wordt als datum van eerste toelating beschouwd 30 juni van dit bouwjaar.

3.        Onze Minister stelt regels vast omtrent de wijze waarop de in het eerste lid genoemde datum van eerste toelating wordt bepaald.


Top




De Regeling wijze van keuren is van toepassing op:

Keuringseisen, algemene bepalingen

a.        personenauto's

b.        bedrijfsauto's

c.        driewielige motorrijtuigen met een massa van het ledig voertuig van meer dan 400 kg, alsmede

d.        aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg


Top




Algemeen

Keuringseisen, algemene bepalingen

1.        De keuring wordt uitgevoerd zonder demontage, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

2.        De keuring wordt uitgevoerd zonder rijproef, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

3.        De keuring van voertuigen met variabele afmetingen wordt uitgevoerd in de stand waarin het voertuig ter keuring wordt aangeboden.


Top




Demonteren

Keuringseisen, algemene bepalingen

1.        Indien een visuele controle wordt voorgeschreven en deze controle onvoldoende uitsluitsel biedt, wordt het desbetreffende onderdeel aanvullend op ??n van de volgende wijzen gecontroleerd:

a.        door gebruik te maken van hulpmiddelen zoals een spiegel, hamertje, bandijzer, staalborstel of schuurpapier;

b.        door het uitoefenen van een kracht, al dan niet met behulp van gereedschap.

2.        Teneinde een goede controle te waarborgen, worden de hierna genoemde onderdelen verwijderd in de daarachter beschreven gevallen:

3.        Na eventuele verwijdering moeten de desbetreffende onderdelen weer worden gemonteerd.

4.        Voor de beoordeling van de werking van de reminrichting mag uitsluitend tot demontage van wielen en remtrommels worden overgegaan indien twijfel bestaat omtrent:

a.        een goede bevestiging van de remvoering; of

b.        of de drager of het bevestigingsmiddel van de remvoering, de remtrommel of remschijf raken.


Top




Meten

Keuringseisen, algemene bepalingen

Voor het meten van voertuigafmetingen, wielbasis en spoorbreedte wordt een meetband met voldoende bereik gebruikt.


Top




Milieu

Keuringseisen, algemene bepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.        bedrijfstemperatuur: de temperatuur van een motor na ongeveer vijftien minuten functioneren onder normale bedrijfsomstandigheden;

b.        boekwerk 'APK-milieukeuringseisen': de editie van het door de Minister vastgestelde boekwerk 'APK-milieukeuringseisen, die geldig is op het moment van de keuring;

c.        stationair toerental: het toerental van de draaiende motor waarbij:

1.        de koudstartinrichting of het handgas niet is ingeschakeld,

2.        het gaspedaal en de koppeling in ruststand zijn,

3.        de keuzehandel van de versnellingsbak in de neutrale stand staat bij een niet- of half- automatische versnellingsbak dan wel in de parkeerstand of in de neutrale stand bij een volautomatische versnellingsbak, en waarbij

4.        lampen en andere stroomverbruikers niet zijn ingeschakeld met uitzondering van lampen die bij het starten automatisch gaan branden;

d.        afregeltoerental:

       het toerental, waarbij de regelaar van de brandstoftoevoer in werking treedt.


Top




Controle-apparaat:

Controle-apparaat als bedoeld in Bijlage I of Bijlage IB van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controle-apparaat in het wegvervoer (PbEG L 370).


Top




5.2        Personenauto's

Keuringseisen

5.2 ? 0.

Algemeen

5.2 ? 1.

Algemene bouwwijze van het voertuig

5.2 ? 2.

Afmetingen en massa's

5.2 ? 3.

Motor

5.2 ? 4.

Krachtoverbrenging

5.2 ? 5.

Assen

5.2 ? 6.

Ophanging

5.2 ? 7.

Stuurinrichting

5.2 ? 8.

Reminrichting

5.2 ? 9.

Carrosserie

5.2 ? 10.

Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

5.2 ? 11.

Verbinding tussen personenauto en aanhangwagen

5.2 ? 12.

Diversen



Top




5.2 ? 0.        Algemeen

Keuringseisen personenauto's

Op driewielige motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van meer dan 400 kg waarvoor een personenautokenteken is afgegeven zijn de in afdeling 5.5. gestelde eisen van toepassing.

Artikel 5.2.0:        Vervallen

Artikel 5.2.1:        Overeenstemmen van het voertuig met de voertuiggegevens alsmede eisen m.b.t. identificatie


Top




Artikel 5.2.0

Keuringseisen personenauto's, algemeen

Vervallen


Top




Artikel 5.2.1

Overeenstemmen van het voertuig met de voertuiggegevens alsmede eisen m.b.t. identificatie

Keuringseisen personenauto's, algemeen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Personenauto's moeten voldoen aan de volgende eisen:


a.

de personenauto moet in overeenstemming zijn met de op het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs en in het kentekenregister omtrent het voertuig vermelde gegevens;

Toelichting

-        Indien op het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I onder bijzonderheden uitzonderingen op de keuringseisen zijn vermeld moeten deze in acht worden genomen.

-        Indien bij bijzonderheden is vermeld 'Taxi, zie bijlage', moet het voertuig tevens voldoen aan de Regeling Permanente Eisen Taxi's (tab 5).

Controle hierop moet reeds voorafgaand aan de keuring hebben plaatsgevonden.

b.

het identificatienummer moet op een vast voertuigdeel zijn ingeslagen en moet goed leesbaar zijn;

Visuele controle.

c.

de kentekenplaten moeten zijn voorzien van het in artikel 5 van het Kentekenreglement voorgeschreven goedkeuringsmerk en moeten deugdelijk aan de voor- en achterzijde van het voertuig zijn bevestigd;

Toelichting

Het kentekennummer moet op ??n plaatdeel staan.

Alleen visuele controle op de bevestiging van de kentekenplaat.

d.

het kenteken moet goed leesbaar zijn en de kentekenplaten mogen niet zijn afgeschermd.

Visuele controle, waarbij de letters en cijfers volledig zichtbaar moeten zijn indien de waarnemer op een afstand van 20,00 m v??r dan wel achter het midden van de personenauto staat.



Top




5.2 ? 1.        Algemene bouwwijze van het voertuig

Keuringseisen personenauto's

Artikel 5.2.3:        chassisraam, mee- of zelfdragende carrosserie, frame

Artikel 5.2.4:        bovenbouw


Top




Artikel 5.2.3

chassisraam, mee- of zelfdragende carrosserie, frame

Keuringseisen personenauto's, algemene bouwwijze van het voertuig

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De langs- en dwarsliggers en chassisversterkingsdelen van het chassisraam, dan wel de daarvoor in de plaats tredende delen van de mee- of zelfdragende carrosserie van personenauto's mogen:

a.        geen breuken of scheuren vertonen;

b.        niet zodanig zijn bevestigd, vervormd of door corrosie aangetast, dat de stijfheid en de sterkte van het chassisraam of van de mee- of zelfdragende carrosserie in gevaar worden gebracht.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

2.

Onze Minister stelt regels vast inzake corrosie van de in het eerste lid bedoelde onderdelen alsmede de bevestiging daarvan.

-



Top




Artikel 5.2.4

bovenbouw

Keuringseisen personenauto's, algemene bouwwijze van het voertuig

Keuringseisen

Wijze van keuren

De bovenbouw van personenauto's moet deugdelijk op het onderstel zijn bevestigd.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.



Top




5.2 ? 2.        Afmetingen en massa's

Keuringseisen personenauto's

Artikel 5.2.6:        afmetingen

Artikel 5.2.7:        massa's


Top




Artikel 5.2.6

afmetingen

Keuringseisen personenauto's, afmetingen en massa's

Keuringseisen

Wijze van keuren

Personenauto's mogen:

a.        niet langer zijn dan 12,00 m;

b.        niet breder zijn dan 2,55 m;

c.        niet hoger zijn dan 4,00 m.

In geval van twijfel wordt de personenauto gemeten, waarbij artikel 1.2 van het Voertuigreglement van toepassing is.

Toelichting

Voor wat betreft de maximale lengte is het toegestaan om een afwijking van 1% te accepteren, indien het voertuig v??r 1 januari 1998 in gebruik is genomen.



Top




Artikel 5.2.7

massa's

Keuringseisen personenauto's, afmetingen en massa's

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De last onder de assen van personenauto's mag niet meer bedragen dan de voor het betrokken voertuig in het kentekenregister of op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum aslasten.

Leden 1 en 2. In geval van buitensporige wijziging van het koetswerk wordt de personenauto gewogen.

2.

De totale massa of de som van de aslasten van personenauto's mag niet meer bedragen dan de voor het betrokken voertuig in het kentekenregister of op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum massa.




Top




5.2 ? 3.        Motor

Keuringseisen personenauto's

Artikel 5.2.9:        brandstofsysteem

Artikel 5.2.10:        LPG-installatie

Artikel 5.2.10a        CNG-installatie

Artikel 5.2.11:        geluid en milieu

Artikel 5.2.12:        accu en bedrading

Artikel 5.2.13:        motorsteunen


Top




Artikel 5.2.9

brandstofsysteem

Keuringseisen personenauto's, motor

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Alle onderdelen van het brandstofsysteem van personenauto's moeten veilig zijn en deugdelijk zijn bevestigd. Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

Visuele controle van alle aanwezige brandstofsystemen, waarbij de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

2.

Het brandstofsysteem mag geen lekkage vertonen.

1.        Visuele controle, terwijl de personenauto zich met draaiende respectievelijk niet-draaiende motor boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.



2.        Indien de personenauto is uitgerust met meer dan ??n brandstofsysteem, wordt de controle uitgevoerd wanneer de motor wordt gevoed met de hoofdbrandstof zoals deze is vermeld op het kentekenbewijs.

Het tweede brandstofsysteem wordt eveneens gecontroleerd indien het mogelijk is de motor op de tweede brandstof te laten draaien. Indien controle van het tweede brandstofsysteem niet mogelijk is, wordt dit vermeld op de voorzijde van het keuringsrapport.

Een installatie voor een al dan niet tot vloeistof verdicht gas wordt gecontroleerd met behulp van een middel dat lekkage zichtbaar maakt, waarbij het contact moet zijn ingeschakeld.

3.

De vulopening van het brandstofreservoir moet zijn afgesloten met een passende tankdop.

Visuele controle.



Top




Artikel 5.2.10

LPG-installatie

Keuringseisen personenauto's, motor

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Indien de personenauto is voorzien van een LPG-installatie, moet deze, onverminderd het bepaalde in artikel 5.2.9  voldoen aan de in de volgende leden gestelde eisen.

-

2.

De LPG-tank:

a.        moet permanent zijn aangebracht aan het voertuig;

b.        mag niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak;

c.        mag geen deuken vertonen.

Visuele controle, zo nodig terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

De LPG-tank mag niet in de motorruimte zijn geplaatst.

Visuele controle.

4.

De volgende onderdelen moeten aanwezig zijn:



a.        de veerveiligheid, die in de buitenlucht moet uitmonden;

b.        de verdamper/drukregelaar, al dan niet gecombineerd, dan wel een mengregelsysteem;

c.        de gasdichte kast indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 maart 1979, tenzij de tank in de open lucht is geplaatst;

d.        de automatische inrichting ter begrenzing van de vullingsgraad indien het voertuig na 30 juni 1983 in gebruik is genomen;

Onderdelen a, b, c en d.
Visuele controle, zo nodig terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.


e.        de automatische afnameklep op de tank indien het voertuig na 31 december 1987 in gebruik is genomen;

Visuele controle, zo nodig terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt het contact ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrachtigd. Vervolgens wordt de motor gestart waarna de handrem wordt aangetrokken en de hoogste versnelling wordt ingeschakeld. Met behulp van de koppeling de motor laten afslaan waarna de bekrachtiging moet wegvallen. Indien een controle op deze wijze niet mogelijk is, wordt de motor gestart en nadat is overgeschakeld op LPG wordt gecontroleerd of de spoel is bekrachtigd; daarna wordt met het contact uitgeschakeld gecontroleerd of de bekrachtiging is weggevallen.


f.        het gasmengstuk dan wel een inspuitstuk;

Visuele controle.


g.        de automatische afsluitklep.

Visuele controle, zo nodig terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt het contact ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrachtigd.
Vervolgens wordt het contact uitgeschakeld en wordt gecontroleerd of de bekrachtiging wegvalt.

5.

Op de LPG-installatie mogen geen andere verbruikers zijn aangesloten dan die, welke strikt noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de motor van het voertuig.

De wijze van keuren bij het tweede lid is van toepassing.

6.

Indien het voertuig na 30 september 1978 in gebruik is genomen, mag het vullen van de tank alleen buiten het voertuig kunnen geschieden.

Visuele controle.

7.

De in het vierde lid genoemde onderdelen moeten vrij zijn van ernstige beschadigingen en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.

Leden 7, 8 en 9. De wijze van keuren bij het tweede lid is van toepassing.

8.

De leidingen mogen geen knikken vertonen en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.


9.

De gasvoerende slangen mogen geen beschadiging vertonen waarbij het wapeningsmateriaal zichtbaar is. De slangen die aan de buitenzijde van een metalen wapening zijn voorzien, mogen geen beschadiging vertonen.




Top




Artikel 5.2.10a

CNG-installatie

1.

Indien de personenauto is voorzien van een CNG-installatie, moet deze, onverminderd artikel 5.2.9, voldoen aan de in de volgende leden gestelde eisen.


2.

De CNG-tank:

a. moet permanent zijn aangebracht aan het voertuig, en

b. mag geen deuken vertonen.

Visuele controle, zo nodig terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

De CNG-tank mag niet in de motorruimte zijn geplaatst.

Visuele controle

4.

Indien de CNG-tank in gebruik is genomen na 19 juli 2002, mag de geldigheid van de goedkeuring niet verstreken zijn. CNG-tanks die voor 20 juli 2002 in gebruik zijn genomen en waarvan de gegevens omtrent de geldigheid van de goedkeuring niet beschikbaar zijn, mogen niet ouder zijn dan 10 jaar, dan wel mag het voertuig niet ouder zijn dan 10 jaar.

Visuele controle, zo nodig terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

5.

Op de CNG-installatie mogen geen andere verbruikers zijn aangesloten dan die, welke strikt noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de motor van het voertuig, met uitzondering van een verwarmingsinstallatie ten behoeve van de personenruimte of laadruimte.

De wijze van keuren bij het tweede lid is van toepassing.

6.

Indien het voertuig in gebruik genomen is na 1 juli 1995, moet het voertuig zijn voorzien van een goed werkende automatische tankafsluiter.

Visuele controle, zo nodig terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt het contact ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrachtigd. Vervolgens wordt de motor gestart waarna de handrem wordt aangetrokken en de hoogste versnelling wordt ingeschakeld. Met behulp van de koppeling de motor laten afslaan waarna de bekrachtiging moet wegvallen. Indien een controle op deze wijze niet mogelijk is, wordt de motor gestart en nadat is overgeschakeld op CNG wordt gecontroleerd of de spoel is bekrachtigd; daarna wordt met het contact uitgeschakeld gecontroleerd of de bekrachtiging is weggevallen.

7.

De onderdelen van de CNG-installatie moeten vrij zijn van ernstige beschadigingen en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.

Leden 7, 8 en 9. De wijze van keuren bij het tweede lid is van toepassing.

8.

De leidingen en gasvoerende slangen mogen geen knikken vertonen.


9.

De gasvoerende slangen mogen geen beschadiging vertonen waarbij het wapeningsmateriaal zichtbaar is.





Top




Artikel 5.2.11

geluid en milieu

Keuringseisen personenauto's, motor

CO-tabel

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Personenauto's met een verbrandingsmotor moeten zijn voorzien van een uitlaatsysteem dat over de gehele lengte gasdicht is, met uitzondering van de afwateringsgaatjes.

Visuele en auditieve controle, terwijl de personenauto zich met draaiende motor boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.

Het uitlaatsysteem moet deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

Personenauto's moeten blijven behoren tot een goedgekeurd type als bedoeld in artikel 2 van het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging (Stb. 1990, 393). Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

-

4.

Personenauto's moeten blijven behoren tot een goedgekeurd type als bedoeld in artikel 2 van het Besluit geluidproduktie motorvoertuigen (Stb. 1981, 741). Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

-

5.

Personenauto's mogen in de nabijheid van de uitmonding van het uitlaatsysteem geen hoger geluidsniveau produceren dan de waarde die voor het voertuig is vermeld in het kentekenregister, vermeerderd met 2 dB(A). Het geluidsniveau van de uitlaat wordt vastgesteld op een door Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tezamen aangegeven wijze. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

-

6.

De uitlaatgassen van personenauto's met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking mogen bij stationair toerental en op bedrijfstemperatuur zijnde motor:

a.        niet meer dan 4,5% vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1973 doch voor 1 oktober 1986;

b.        niet meer dan 3,5% vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 september 1986 doch voor 1 juli 2002;

c.        niet meer dan 1,5% vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1973 doch voor 1 juli 2002 en het voertuig blijkens een aantekening op het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs wordt gevoed door een al dan niet tot vloeistof verdicht gas;

d.        niet meer dan 0,5% vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1985 doch voor 1 juli 2002 en het voertuig is uitgerust met een brandstofdoseringssysteem dat de mengverhouding van lucht en brandstof voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte van de uitlaatgassen.

e.        niet meer dan 0,3% vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 juni 2002.

1.        Controle op de hier genoemde gehaltes is niet noodzakelijk indien een controle op grond van artikel 5.2.11, zevende of achtste lid, van het Voertuigreglement heeft plaatsgevonden.

2.        De controle geschiedt door meting aan een stilstaande personenauto met een koolmonoxidemeter die ten minste gedurende de door de fabrikant van de koolmonoxidemeter opgegeven opwarmtijd onder elektrische spanning heeft gestaan.

3.        Bij de meting moet de omgevingstemperatuur hoger zijn dan 0 ?C. V??r elke meting wordt het nulpunt van de koolmonoxidemeter gecontroleerd en zo nodig bijgesteld.

4.        V??r elke meting wordt gecontroleerd of:

a.        de motor met stationair toerental draait en op bedrijfstemperatuur is, en

b.        de carterontluchting op het voertuig is aangesloten.

5.        V??r elke meting wordt gecontroleerd of het monsternamesysteem in goede staat verkeert, waarbij in het bijzonder moet worden gelet op beschadigingen van de monsternameslang en de sonde.

6.        De sonde wordt ten minste 0,30 m in de uitmonding van het uitlaatsysteem ingebracht. De eindwaarde van een meting wordt gelijkgesteld met de waarde die na 30 seconden is bereikt.

7.        Indien het uitlaatsysteem meer dan ??n uitmonding heeft, beperkt de meting zich tot ??n uitmonding.

8.        Indien de personenauto is uitgerust met meer dan ??n brandstofsysteem, hoeft de controle alleen te worden uitgevoerd wanneer de motor wordt gevoed met de hoofdbrandstof zoals deze is vermeld op het kentekenbewijs.

Toelichting:

Bij het vaststellen van het CO-gehalte mag het tweede cijfer achter de komma buiten beschouwing worden gelaten.

7.

De afstelling van het stationaire mengsel van personenauto's met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking die in gebruik zijn genomen na 31 december 1979, met uitzondering van personenauto's die zijn uitgerust met een brandstofdoseringssysteem dat de mengverhouding van lucht en brandstof voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte van de uitlaatgassen, dient zodanig te zijn dat een door Onze Minister voor het desbetreffende type motorrijtuig aangewezen gehalte aan koolmonoxide van de uitlaatgassen, uitgedrukt in % vol, bij het bij die aanwijzing aangegeven stationaire toerental, niet wordt overschreden. Bij de meting van het gehalte koolmonoxide moeten de eventueel aangewezen bijzondere meetvoorschriften in acht worden genomen.

Deze eis wordt alleen getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport en bij elke keuring ten behoeve van de afgifte of teruggave van een kentekenbewijs.

1.        De wijze van keuren bij de punten 2 tot en met 7 bij het zesde lid is van toepassing.

2.        Het stationaire toerental moet liggen tussen de voor het desbetreffende type personenauto in het boekwerk 'APK-milieukeuringseisen' aangegeven waarden. Dit wordt gecontroleerd met behulp van een toerenteller.

       Zo nodig wordt het toerental afgesteld alvorens met de meting wordt begonnen.

       Na de meting wordt, indien nodig, het toerental weer op de oorspronkelijke waarde teruggebracht.

Toelichting:

Bij het vaststellen van het CO-gehalte mag het tweede cijfer achter de komma buiten beschouwing worden gelaten.

8.

De in het zevende lid bedoelde controle van de afstelling van het stationaire mengsel vindt bij personenauto's die worden gevoed door een al dan niet tot vloeistof verdicht gas en die in gebruik zijn genomen:

a.        na 31 december 1993, of

b.        na 31 december 1990 doch v??r 1 januari 1994, indien aan de typeaanduiding op het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs de aanduiding S6, K6, S9, K9, U9, N9, E2 of N2 is toegevoegd,

plaats aan de hand van de afstel- en controlegegevens, vermeld op het op het voertuig aangebrachte symbool, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging, dan wel aan de hand van de gegevens vermeld in het kentekenregister.

Als uit het kentekenbewijs blijkt dat de personenauto is voorzien van een G3-gassysteem zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Regeling keuringsvoorschriften motorrijtuigen luchtverontreiniging, is het hierboven genoemde symbool niet vereist.

Toelichting

Onder het symbool wordt de LPG-sticker verstaan.

1.        De wijze van keuren bij de punten 2 tot en met 7 bij het zesde lid is van toepassing.

2.        Het stationaire toerental moet, indien een minimum- en maximumwaarde op de sticker is aangegeven, tussen de aangegeven waarden liggen. Indien slechts ??n toerental op de sticker is aangegeven, mag het stationair toerental ten hoogste 50 omwentelingen per minuut van deze waarde afwijken. Dit wordt gecontroleerd met behulp van een toerenteller. Zo nodig wordt het toerental afgesteld alvorens met de meting wordt begonnen. Na de meting wordt, indien nodig, het toerental weer op de oorspronkelijke waarde teruggebracht.

3.        Het CO-gehalte moet, indien een minimum- en maximum CO-waarde op de sticker is aangegeven, tussen de aangegeven waarden liggen. Indien slechts ??n CO-waarde op de sticker is aangegeven, mag deze waarde niet worden overschreden.

4.        Indien geen sticker aanwezig is, is de waarde, genoemd onder c van het zesde lid van toepassing. Als de personenauto in dit geval is voorzien van een brandstofdoseringssysteem dat de mengverhouding van lucht en brandstof voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte in de uitlaatgassen, geldt de waarde genoemd onder d van het zesde lid.

Toelichting

Bij het vaststellen van het CO-gehalte mag het tweede cijfer achter de komma buiten beschouwing worden gelaten.

9.

Bij personenauto?s die zijn uitgerust met een brandstofdoseringssysteem dat de mengverhouding van lucht en brandstof voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte van de uitlaatgassen, dient het brandstofdoseringssysteem goed te werken. De goede werking ervan wordt beoordeeld aan de hand van het gehalte koolmonoxide van de uitlaatgassen, alsmede aan de hand van een op grond van de samenstelling van de uitlaatgassen berekende lucht-brandstofverhouding (lambdawaarde). Deze beoordeling vindt plaats op een door Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tezamen aangegeven wijze.

Toelichting

Volgens artikel 2.3.9 van de Regeling permanente eisen is dit lid van toepassing voor personenauto?s die in gebruik zijn genomen na 31 december 1992 met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking welke overeenkomstig het twaalfde lid moeten zijn voorzien van een emissiebestrijdingssysteem dat bestaat uit een katalysator en een lambdasonde, met inbegrip van personenauto?s die worden gevoed door een al dan niet tot vloeistof verdicht gas.

1.        De controle geschiedt door meting aan een stilstaande personenauto met een uitlaatgastester met lambda-bepaling die ten minste gedurende de door de fabrikant van de uitlaatgastester opgegeven opwarmtijd onder elektrische spanning heeft gestaan.

2.        V??r elke meting wordt gecontroleerd of het monsternamesysteem in goede staat verkeert, waarbij in het bijzonder moet worden gelet op beschadigingen van de monsternameslang en de sonde.

3.        De sonde wordt op de wijze zoals beschreven in de handleiding van de desbetreffende uitlaatgastester in de uitmonding van het uitlaatsysteem ingebracht. Eventuele aanwijzingen in de handleiding met betrekking tot de te gebruiken sonde moeten worden gevolgd.

4.        Indien het uitlaatsysteem meer dan ??n uitmonding heeft, beperkt de meting zich tot ??n uitmonding.

5.        Indien de personenauto is uitgerust met meer dan ??n brandstofsysteem, hoeft de controle alleen te worden uitgevoerd wanneer de motor wordt gevoed met de hoofdbrandstof zoals deze is vermeld op het kentekenbewijs.

6.        Het verhoogd toerental moet worden gecontroleerd met behulp van een toerenteller. Eventuele aanwijzingen in de handleiding moeten worden gevolgd.

7.        De meting geschiedt op de wijze zoals bepaald in artikel 2.3.10 van de Regeling permanente eisen.

Toelichting

Bij het vaststellen van het CO-gehalte mag het tweede cijfer achter de komma buiten beschouwing worden gelaten.


Overzicht viergasmeting

Toelichting

Indien op het kentekenbewijs bij ?bijzonderheden? ??n van de volgende teksten is vermeld: ?basis TGK: EEGK-9999? of Basis EEGK-9999, ?basis TGK: VERH-9999? of Basis VERH-9999 dan wel ?Voertuig niet voorzien van emissiebestrijdingssysteem?, en het voertuig is niet voorzien van een katalysator en/of lambdasonde kan er vanuit worden gegaan dat dit van fabriekswege het geval is.

In dit geval behoeft de viergasmeting niet te worden uitgevoerd.


10.

De uitlaatgassen van personenauto's met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking mogen niet meer dan een door Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tezamen aangegeven gehalte koolwaterstoffen bevatten, waarbij de eventueel aangewezen bijzondere meetvoorschriften in acht worden genomen. Het toegestane gehalte kan verschillend zijn afhankelijk van de datum van ingebruikneming van het voertuig en van de daarop toegepaste uitlaatgasnabehandelingstechniek.

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

11.

De uitlaatgassen van personenauto's met een verbrandingsmotor met compressieontsteking die in gebruik zijn genomen na 31 december 1979 mogen niet meer dan een door Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tezamen aangegeven hoeveelheid roet bevatten, waarbij de eventueel aangewezen bijzondere meetvoorschriften in acht worden genomen.

1.        De controle geschiedt door meting aan een stilstaande personenauto met een roetmeter die ten minste gedurende de door de fabrikant van de roetmeter opgegeven opwarmtijd onder elektrische spanning heeft gestaan.

2.        V??r elke meting wordt gecontroleerd of het monsternamesysteem en de desbetreffende verbindingskabels in goede staat verkeren, waarbij in het bijzonder moet worden gelet op beschadigingen.

3.        De sonde wordt op de wijze zoals beschreven in de handleiding van de desbetreffende roetmeter in de uitmonding van het uitlaatsysteem ingebracht. Eventuele aanwijzingen in de handleiding met betrekking tot de te gebruiken sonde moeten worden gevolgd.

4.        Indien het uitlaatsysteem meer dan ??n uitmonding heeft, beperkt de meting zich tot ??n uitmonding.

5.        De motorolietemperatuur wordt gemeten met behulp van een temperatuuropnemer welke op de wijze zoals beschreven in de handleiding van de desbetreffende roetmeter in de motor wordt ingebracht.

       Eventuele aanwijzingen in de handleiding met betrekking tot de te gebruiken temperatuuropnemer moeten worden gevolgd. De temperatuuropnemer behoeft niet te worden ingebracht indien duidelijk is dat de motorolie op de vereiste temperatuur is.

6.        Het stationair toerental en afregeltoerental moeten worden gecontroleerd met behulp van een toerenteller.

       Zo nodig wordt het stationair toerental afgesteld alvorens met de meting wordt begonnen. Eventuele aanwijzingen in de handleiding moeten worden gevolgd.

7.        De meting geschiedt op de wijze zoals bepaald in de artikelen 2.3.11 en 2.3.12 van de Regeling permanente eisen.

Toelichting

Met beleid gas terugnemen nadat de motor op het afregeltoerental heeft gedraaid.

12.

Bij personenauto's met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking die in gebruik zijn genomen na 31 december 1992 en die zijn voorzien van een emissiebestrijdingssysteem, moeten de door Onze Minister aangegeven onderdelen van dit systeem aanwezig zijn.

Visuele controle, waarbij het bepaalde in artikel 2.3.9 van de Regeling permanente eisen van toepassing is.



Top




CO-tabel

Artikel 5.2.11, keuringseisen personenauto's, motor

Personenauto's in gebruik genomen na:


Top




Artikel 5.2.12

accu en bedrading

Keuringseisen personenauto's, motor

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De accu van personenauto's moet deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle.

2.

De bedrading van personenauto's moet deugdelijk zijn bevestigd en goed zijn ge?soleerd.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.



Top




Artikel 5.2.13

motorsteunen

Keuringseisen personenauto's, motor

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De motorsteunen van personenauto's moeten deugdelijk aan het chassis dan wel de carrosserie alsmede aan de motor zijn bevestigd. Indien de motor en de versnellingsbak zijn samengebouwd, dan worden de steunen van de versnellingsbak mede als motorsteunen beschouwd.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt en, indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

2.

De motorsteunen mogen niet in ernstige mate zijn beschadigd, de rubbers mogen niet zijn doorgescheurd en de vulkanisatie mag niet geheel zijn losgeraakt.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.




Top




5.2 ? 4.        Krachtoverbrenging

Keuringseisen personenauto's

Artikel 5.2.15:        snelheidsmeter

Artikel 5.2.16:        aandrijving, transmissie


Top




Artikel 5.2.15

snelheidsmeter

Keuringseisen personenauto's, krachtoverbrenging

Keuringseisen

Wijze van keuren

Personenauto's die na 30 juni 1967 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een goed werkende snelheidsmeter, die ook bij nacht voor de bestuurder goed afleesbaar is.

1.        De afleesbaarheid wordt visueel gecontroleerd, waarbij de verlichting wordt ingeschakeld.

2.        Indien op grond van een ander keuringsvoorschrift een rijproef wordt uitgevoerd, wordt daarbij de werking van de snelheidsmeter gecontroleerd.



Top




Artikel 5.2.16

aandrijving, transmissie

Keuringseisen personenauto's, krachtoverbrenging

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De onderdelen van de aandrijving van personenauto's moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt en, indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen. Een volledig doorgescheurde flexibele koppeling is toegestaan mits de aandrijfas op zijn plaats blijft.

2.

Stofhoezen van aandrijfassen moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

Kruiskoppelingen moeten een zichtbaar spelingsvrije overbrenging kunnen bewerkstelligen.

Toelichting

De eis omtrent zichtbaar spelingsvrije kruiskoppelingen geldt niet voor de axiale speling van naaldlagers

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

4.

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot het bepaalde in het eerste lid.




Top




5.2 ? 5.        Assen

Keuringseisen personenauto's, assen

Artikel 5.2.18:        assen

Artikel 5.2.19:        fuseepennen, -lageringen, -bussen, en kogels

Artikel 5.2.20:        wiellagers

Artikel 5.2.21:        wielbasis

Artikel 5.2.22:        wieluitlijning

Artikel 5.2.23:        spoorbreedte

Artikel 5.2.24:        wielen en velgen


Top




Artikel 5.2.18

assen

Keuringseisen personenauto's, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De assen van personenauto's moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd en mogen geen breuken of scheuren vertonen.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt en, indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

2.

De assen mogen niet zodanig zijn vervormd dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

De assen mogen niet zodanig zijn bevestigd of vervormd dat het weggedrag nadelig wordt be?nvloed.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

4.

De assen mogen niet zodanig door corrosie zijn aangetast, dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht. Hieraan wordt voor wat betreft wielgeleidingselementen voldaan indien deze niet zijn doorgeroest.

Toelichting

-        Indien de rand van een wielgeleidingselement ten gevolge van roest is afgebrokkeld, wordt dit eveneens als doorgeroest aangemerkt en dient tot afkeur te worden overgegaan.

-        De wielgeleidingselementen mogen, indien deze zijn doorgeroest, niet worden gerepareerd. In dit geval moeten de wielgeleidingselementen kompleet worden vervangen.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien een wielgeleidingselement is gerepareerd, moet artikel 2.2.23 van de Regeling permanente eisen in acht worden genomen.

5.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

-



Top




Artikel 5.2.19

fuseepennen, -lageringen, -bussen, en kogels

Keuringseisen personenauto's, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De fuseepennen, -lageringen, -bussen en -kogels van personenauto's moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.

Stofhoezen van fuseekogels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

De fuseepennen, -lageringen, -bussen en -kogels alsmede de overige draaipunten van de wielophanging mogen niet te veel speling vertonen.

1.        De wijze van keuren bij het eerste lid is van toepassing.

2.        Voor het zichtbaar maken van:

a.        axiale speling van fuseepennen,
-lageringen en -bussen, wordt elk wiel ontlast en op en neer bewogen dan wel ontlast en langzaam weer belast;

b.        radiale speling van fuseepennen,
-lageringen en -bussen, wordt elk wiel gedeeltelijk ontlast en handmatig of met behulp van een spelingsdetector bewogen;

c.        axiale en radiale speling van fuseekogels en overige kogelgewrichten, wordt elke kogel ten opzichte van de draagarm in elke richting bewogen; bij deze controle moet de stand van de wielophanging zoveel mogelijk overeenkomen met de rijpositie en moeten de kogels zoveel mogelijk onbelast zijn;

d.        radiale speling van de overige draaipunten, wordt elk draaipunt in radiale richting ten opzichte van de bevestiging bewogen met behulp van een spelingsdetector dan wel handmatig.

3.        In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4.        Op de speling zijn de artikelen 2.5.2 tot en met 2.5.4 van de Regeling permanente eisen van toepassing.



Artikel



2.5.2:        Maximaal toegestane speling fuseepennen, -lageringen en -bussen

2.5.3:        Maximaal toegestane speling fuseekogels

2.5.4:        Maximaal toegestane speling draaipunten wielophanging

4.

Indien een gedeelte van de binnenkant van het fuseekogelhuis en van de fuseekogel zichtbaar is doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

Indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, vindt visuele controle plaats, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

5.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het derde lid.

-



Top




Artikel 5.2.20

wiellagers

Keuringseisen personenauto's, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De wiellagers van personenauto's mogen niet teveel speling vertonen.

1.        Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.        Voor de controle van de speling moet elk wiel vrij kunnen ronddraaien en wordt elk wiel met de hand of met behulp van een hefboom, bijvoorbeeld een koevoet, haaks op de draairichting bewogen.

3.        In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4.        De meting vindt plaats op een zo groot mogelijke afstand van de hartlijn van de as.

5.        Bij bestuurde wielen moet:

a.        ??n maal in ongeremde toestand, voor de bepaling van de speling van het wiellager en de fusee tezamen, en

b.        ??n maal in geremde toestand, voor de bepaling van de speling van de fusee,

worden gemeten.

6.        Het verschil tussen de in punt 5 bedoelde waarden is de wiellagerspeling.

7.        Op de speling is artikel 2.5.5 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

2.

Verschijnselen van slijtage of beschadiging mogen niet hoorbaar of voelbaar zijn.

Visuele en auditieve controle, waarbij het wiel, al dan niet met behulp van apparatuur, wordt rondgedraaid. Zo nodig wordt een rijproef uitgevoerd.

3.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het eerste lid.

-



Top




Artikel 5.2.21

wielbasis

Keuringseisen personenauto's, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De wielbasis van personenauto's mag niet meer dan 1,0% afwijken van de waarde die voor het voertuig is vermeld op het kentekenbewijs of in het kentekenregister.

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

2.

Behoudens fabrieksmatige verschillen mag de wielbasis, links en rechts gemeten, niet meer dan 15 mm verschillen.

In geval van twijfel wordt gemeten.



Top




Artikel 5.2.22

wieluitlijning

Keuringseisen personenauto's, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

De afstanden tussen de fuseedraaipunten en twee punten aan het chassis dan wel aan de carrosserie, die symmetrisch links en rechts ten opzichte van de langsas van het voertuig zijn gelegen, mogen recht en kruiselings gemeten onderling niet meer dan 15 mm verschillen.

In geval van twijfel worden de afstanden gemeten met een meetmiddel met voldoende bereik.



Top




Artikel 5.2.23

spoorbreedte

Keuringseisen personenauto's, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

De spoorbreedte van personenauto's mag niet meer dan 2,0% groter zijn dan de waarde die voor het voertuig is vermeld op het kentekenbewijs of in het kentekenregister.

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.



Top




Artikel 5.2.24

wielen en velgen

Keuringseisen personenauto's, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De wielen onderscheidenlijk velgen van personenauto's mogen geen breuken, scheuren, ondeugdelijk laswerk of ernstige vervorming vertonen.

Leden 1 en 2.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt en het wiel vrij kan ronddraaien.

2.

De wielen onderscheidenlijk velgen moeten met alle daarvoor bestemde bevestigingsmiddelen deugdelijk zijn bevestigd.




Top




5.2 ? 6.        Ophanging

Keuringseisen personenauto's

Artikel 5.2.27:        banden

Artikel 5.2.28:        veersysteem


Top




Artikel 5.2.27

banden

Keuringseisen personenauto's, ophanging

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De wielen van personenauto's moeten zijn voorzien van luchtbanden.

Visuele controle.

2.

3.

De banden mogen geen beschadigingen vertonen waarbij het karkas zichtbaar is.

De banden mogen geen uitstulpingen vertonen.

Leden 2 en 3. Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij het wiel wordt rondgedraaid.

4.

De profilering van de hoofdgroeven van de banden moet over de gehele omtrek van het loopvlak ten minste 1,6 mm bedragen, met uitzondering van slijtage-indicatoren.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij het wiel wordt rondgedraaid. In geval van twijfel wordt de profieldiepte gemeten met de profieldieptemeter.

De minimale profieldiepte wordt gemeten in de brede groeven waarin door de fabrikant de maximale diepte is bepaald, alsmede in de groeven waarin een slijtage-indicator aanwezig is.

5.

De banden mogen niet zijn opgesneden. Van opsnijden is sprake indien slijtage-indicatoren zijn weggesneden, indien de profielvorm van de groef afwijkt van de originele profielvorm, of indien in de bodem van de groef het karkas van de band zichtbaar is.

De wijze van keuren bij het tweede en derde lid is van toepassing.

6.

De banden op een as moeten dezelfde karkasstructuur hebben, onverminderd het bepaalde in artikel 5.18.32.

Toelichting

Artikel 5.18.32 vermeldt het volgende:

Personenauto's behoeven in geval van nood (bijvoorbeeld bij gebruik van een reservewiel of noodwiel) niet te voldoen aan het bepaalde in artikel 5.2.27, zesde lid, mits in dat geval de rijsnelheid en het rijgedrag worden aangepast.

Visuele controle.

7.

Het loopvlak van de banden mag geen metalen elementen bevatten die tijdens het rijden daarbuiten kunnen uitsteken.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.



Top




Artikel 5.2.28

veersysteem

Keuringseisen personenauto's, ophanging

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Personenauto's moeten zijn voorzien van een goed werkend veersysteem. Banden worden niet als deel van het veersysteem beschouwd.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

2.

De onderdelen van het veersysteem mogen geen breuken of scheuren vertonen, mogen niet ernstig door corrosie zijn aangetast en moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Toelichting

-        Onder 'onderdelen van het veersysteem moeten deugdelijk zijn bevestigd' wordt tevens verstaan: Het hoofdveerblad mag door slijtage tot maximaal 50% van de oorspronkelijke dikte zijn gesleten.

-        Indien de rand van een veerschotel ten gevolge van roest is afgebrokkeld, wordt dit eveneens als doorgeroest aangemerkt en dient tot afkeur te worden overgegaan.

-        Veerschotels mogen, indien deze zijn doorgeroest, niet worden gerepareerd. In dit geval moeten deze kompleet worden vervangen.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

3.

Personenauto's moeten zijn voorzien van deugdelijk bevestigde en goed werkende schokdempers.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij de personenauto zo mogelijk enkele malen wordt ingeveerd. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

4.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het tweede en derde lid.

-



Top




5.2 ? 7.        Stuurinrichting

Artikel 5.2.29

onderdelen stuurinrichting

Keuringseisen personenauto's

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De bestuurde wielen van personenauto's moeten goed reageren op de draaiing van het stuurwiel.

Visuele controle waarbij, met de wielen in de stand van rechtuitrijden, het stuurwiel naar links en naar rechts wordt gedraaid met een hoekverdraaiing van ten hoogste 15?, zo nodig met draaiende motor. De bestuurde wielen moeten hierbij van stand veranderen.

2.

Bij draaiing van het stuurwiel tot aan de aanslagen mogen geen weerstanden voelbaar zijn en moeten de wielen onderscheidenlijk de banden vrij kunnen draaien.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt waarbij de stuurbekrachtiging buiten werking is gesteld. De bestuurde wielen worden naar de uiterste linker- en rechterstuurstand bewogen waarbij de bestuurde wielen gedeeltelijk mogen worden ontlast.

3.

De voor de overbrenging van de stuurbeweging bestemde onderdelen moeten deugdelijk zijn bevestigd met alle daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen, mogen geen breuken of scheuren vertonen, mogen niet zijn vervormd en mogen niet ernstig door corrosie zijn aangetast.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Het stuurwiel wordt met krachtige korte bewegingen naar links en naar rechts gedraaid, waarbij de massa van de personenauto op de wielen rust. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.

4.

Stofhoezen van het stuurhuis en de stuurkogels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

5.

Kruiskoppelingen moeten een zichtbaar spelingsvrije overbrenging kunnen bewerkstelligen.

Toelichting

De eis omtrent zichtbaar spelingsvrije kruiskoppelingen geldt niet voor de axiale speling van naaldlagers.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt het stuurwiel langzaam naar links en naar rechts gedraaid en axiaal bewogen.

6.

Flexibele koppelingen mogen niet in ernstige mate zijn gescheurd en de vulkanisatie mag niet in ernstige mate zijn losgeraakt.

De wijze van keuren bij het vijfde lid is van toepassing.

Op scheuren dan wel het loslaten van de vulkanisatie is artikel 2.7.2 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

7.

De verbindingen in het stangenstelsel mogen niet te veel speling vertonen.

1.        Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.        Voor het zichtbaar maken van:

a.        radiale speling wordt het stuurwiel met krachtige, korte bewegingen naar links en naar rechts gedraaid terwijl de massa van de personenauto op de wielen rust;

b.        axiale speling worden op de stuurkogel of stuurverbinding trek- en drukkrachten uitgeoefend.

3.        In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4.        Op de speling is artikel 2.7.3 van de regeling permanente eisen van toepassing.

8.

Indien een gedeelte van de binnenkant van het stuurkogelhuis en van de stuurkogel zichtbaar is doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

Indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, vindt visuele controle plaats, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

9.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het derde, zesde en zevende lid.

-



Top




5.2 ? 8.        Reminrichting

Keuringseisen personenauto's

Artikel 5.2.31:        onderdelen en werking reminrichting

Artikel 5.2.32:        onderdelen en werking reminrichting

Artikel 5.2.38:        remvertraging bedrijfsrem

Artikel 5.2.39:        remvertraging parkeerrem

Artikel 5.2.40:        werking hulpreminrichting


Top




Artikel 5.2.31

onderdelen en werking reminrichting

Keuringseisen personenauto's, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Personenauto's moeten zijn voorzien van een reminrichting waarvan de onderdelen:



a.        deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen;

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.


b.        niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast;

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie aan de remleiding of remschijf zijn de artikelen 2.8.2 en 2.8.3 van de Regeling permanente eisen van toepassing.


c.        niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken;

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.


d.        geen inwendige of uitwendige lekkage vertonen.

Toelichting

Indien een personenauto is voorzien van kunststofremleidingen moeten deze remleidingen, voor zover van toepassing, uitsluitend worden getoetst aan de eisen voor metalen remleidingen.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien er twijfel bestaat omtrent de deugdelijkheid van het remsysteem wordt het onder druk gezet, hierna aangeduid met 'drukproef'. Het rempedaal wordt, bij een hydraulisch remsysteem langzaam, ingetrapt totdat een kracht van 700 N (70 kg) op het pedaal wordt uitgeoefend. Deze kracht wordt gedurende ongeveer 10 seconden uitgeoefend waarbij het pedaal niet op de aanslag mag komen. Indien een rembekrachtiger aanwezig is, wordt de drukproef uitgevoerd met draaiende motor.

Toelichting

De pedaalkracht moet worden vastgesteld met behulp van een pedaalkrachtmeter.

2.

De rembekrachtiger en de remkrachtregelaar moeten goed functioneren.

1.        Voor de controle van de vacu?mrembekrachtiger wordt bij uitgeschakelde motor allereerst de vacu?mvoorraad opgebruikt door het rempedaal meerdere malen in te trappen. Vervolgens wordt met ingetrapt rempedaal de motor gestart waarna door de opbouw van het vacu?m het pedaal verder moet wegzakken.

2.        Visuele controle van de remkrachtregelaar, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij de rem in werking wordt gesteld met draaiende motor. Hierbij wordt de as eventueel ontlast.

3.

Bij hydraulische remsystemen mag bij het bedienen van het rempedaal de slag van het pedaal niet door een aanslag worden beperkt.

Controle door het rempedaal in te trappen. Bij twijfel wordt het rempedaal met een kracht van ten hoogste 700N (70kg) ingetrapt.

Toelichting

De pedaalkracht moet worden vastgesteld met behulp van een pedaalkrachtmeter.

4.

Het oppervlak van het rempedaal moet stroef zijn.

Visuele controle.

5.

Remslangen mogen:



a.        niet in ernstige mate zijn misvormd;

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien een remslang is misvormd zijn de artikelen 2.8.4 en 2.8.6, tweede lid, van de Regeling permanente eisen van toepassing.


b.        niet langs andere voertuigdelen schuren;

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. De bestuurde wielen worden naar de uiterste linker- en rechterstuurstand gebracht.


c.        geen zodanige beschadigingen vertonen dat het wapeningsmateriaal zichtbaar is.

Toelichting

Indien een personenauto is voorzien van flexibele remleidingen welke zijn voorzien van een metalen wapening moeten deze worden getoetst aan de eisen voor remleidingen.

Visuele controle terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

6.

Wielen die zijn voorzien van een trommelrem, moeten in onberemde toestand in beide richtingen kunnen draaien zonder dat de remvoering aanloopt. De remvoering van wielen die zijn voorzien van een schijfrem, mag in onberemde toestand in beide richtingen enigszins slepen.

Controle door de wielen vrij van de grond of hefinrichting met de hand rond te draaien.

7.

De remtrommel of remschijf mag tijdens het remmen niet worden geraakt door delen die zijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel van remvoering.

Visuele controle terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

Indien de remvoering zonder demontage niet zichtbaar te maken is, wordt de rem in werking gesteld, terwijl het wiel met de hand of met behulp van een wielspinner wordt rondgedraaid.

Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

8.

De noodzakelijke bewegingsvrijheid van de remonderdelen mag niet worden beperkt.

Visuele controle terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

9.

Remcilinders moeten zijn voorzien van stofhoezen die niet in ernstige mate mogen zijn beschadigd.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. De hoezen worden gecontroleerd voorzover dit zonder demontage mogelijk is.

10.

Anti-blokkeersystemen moeten goed functioneren en moeten zijn voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra het systeem faalt.

Het contact wordt ingeschakeld, waarbij het waarschuwingslampje moet gaan branden. Vervolgens wordt de motor gestart. Wanneer het waarschuwingslampje uitgaat, functioneert het systeem. Indien noodzakelijk wordt een rijproef uitgevoerd.

Toelichting

Bij de rijproef wordt alleen het juiste functioneren van het waarschuwingslampje gecontroleerd.

Eventueel het waarschuwingslampje op een andere wijze laten branden.

11.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het eerste lid, onderdelen a en b, en het vijfde lid, onderdeel a.

-



Top




Artikel 5.2.32

onderdelen en werking reminrichting

Keuringseisen personenauto's, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Personenauto's, in gebruik genomen na 30 juni 1967, moeten indien het hydraulisch remsysteem niet is voorzien van een toegankelijk remvloeistofreservoir, waarvan het vloeistofpeil te controleren is zonder het reservoir te openen, zijn voorzien van:

a.        een deugdelijke waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra het niveau van de remvloeistof onder het vereiste minimum niveau is gedaald, of

b.        in geval van een gescheiden remsysteem een deugdelijke waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra een van de kringen van het remsysteem faalt.

Visuele controle

2.

De goede werking van het signaal van de in het eerste lid bedoelde waarschuwingsinrichtingen moet kunnen worden gecontroleerd.

Visuele en auditieve controle, waarbij de werking op ??n van de volgende manieren wordt gecontroleerd:

a.        indien het remvloeistofreservoir is voorzien van een vlotter wordt deze omlaag gedrukt dan wel de dop losgeschroefd en opgelicht;

b.        het contact wordt ingeschakeld, waarbij indien noodzakelijk de motor wordt gestart, en de parkeerrem wordt aangetrokken;

c.        de daartoe bestemde schakelaar wordt bediend;

d.        het contact wordt ingeschakeld en het waarschuwingslampje gaat branden, vervolgens de motor starten waarna het lampje dooft.

3.

In de reservoirs van het hydraulisch remsysteem moet voldoende remvloeistof aanwezig zijn.

Visuele controle, waarbij het remvloeistofniveau zich niet onder de minimumaanduiding mag bevinden.



Top




Artikel 5.2.38

remvertraging bedrijfsrem

Keuringseisen personenauto's, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Personenauto's, in gebruik genomen na 30 juni 1967, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 5,2 m/s? bedraagt, bij een pedaalkracht van niet meer dan 500 N.

Leden 1 en 2. De artikelen 2.8.8 tot en met 2.8.12 alsmede de artikelen 2.8.14, 2.8.16 en 2.8.17 van de Regeling permanente eisen zijn van toepassing. Indien een remproef op de weg wordt uitgevoerd, moet de snelheid bij aanvang van de remproef ongeveer 50 km/u bedragen.



Artikel



2.8.8:        Wijze van bepaling remvertraging

2.8.9:        Wijze van keuren

2.8.10:        Pedaalkracht

2.8.12:        Bepalen remvertraging met een electronische remvertragingsmeter (max. massa <3500 kg)

2.8.14:        Bepalen remvertraging met een platenremtestbank (max. massa <3500 kg)

2.8.16:        Bepalen remvertraging met een rollenremtestbank (max. massa <3500 kg)

2.8.17:        Bepalen remkrachten (max. massa <3500 kg)

2.

Personenauto's, in gebruik genomen voor 1 juli 1967, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 3,8 m/s? bedraagt.

Toelichting

De pedaalkracht wordt ingeval van twijfel vastgesteld met behulp van een pedaalkrachtmeter.

3.

De bedrijfsrem moet op alle wielen werken.

Terwijl de wielen zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden, wordt het rempedaal licht ingetrapt en wordt gecontroleerd of elk wiel wordt geremd. Bij gebruik van een remtestinrichting voor de controle van de remwerking, wordt gelijktijdig hierop gecontroleerd.

4.

Personenauto's mogen op een droge of nagenoeg droge weg niet uitbreken ten gevolge van een verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achteras.

Indien er twijfel bestaat ten aanzien van het uitbreken van de achteras, moet de controle uitgevoerd worden op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 8, Afdeling 3 van de Regeling permanente eisen.

Indien een remproef op de weg wordt uitgevoerd, moet de snelheid bij aanvang van de remproef ongeveer 50 km/u bedragen.

5.

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot het bepaalde in het eerste, tweede, en vierde lid.

-



Top




Artikel 5.2.39

remvertraging parkeerrem

Keuringseisen personenauto's, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Personenauto's moeten zijn voorzien van een parkeerrem die op ten minste twee wielen werkt.

Terwijl twee wielen zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden, wordt de parkeerrem vast aangetrokken en met behulp van de vergrendeling in deze stand gehouden, waarna wordt gecontroleerd of elk van beide wielen wordt geremd.

Indien de controle van de remwerking met behulp van een remtestinrichting is uitgevoerd volgens de leden 2 en 3 van dit artikel, wordt gelijktijdig hierop gecontroleerd.

2.

De parkeerrem van personenauto's, in gebruik genomen na 30 juni 1967, moet het voertuig op een helling van 16,0% in beide richtingen in stilstand kunnen houden. Hieraan wordt geacht te zijn voldaan indien de remvertraging, uitgaande van een aanvangssnelheid van 15 km/h, op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 1,2 m/s? bedraagt en de rem ook in achterwaartse richting functioneert.

Leden 2 en 3. Controle op een helling dan wel op de wijze zoals bepaald in de artikelen 2.8.8, 2.8.9, 2.8.13, 2.8.15 en 2.8.18 van de Regeling permanente eisen.

Artikel

2.8.8:        Wijze van bepaling remvertraging

2.8.9:        Wijze van keuren

2.8.13:        Bepalen remvertraging met een remvertragingsmeter (max. massa <3500 kg)

2.8.15:        Bepalen remvertraging met een platenremtestbank

2.8.18        Berekening remvertraging (max. massa <3500 kg)

3.

De remvertraging van de parkeerrem van personenauto's, in gebruik genomen voor 1 juli 1967, moet op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 1,0 m/s? bedragen.




Top




Artikel 5.2.40

werking hulpreminrichting

Keuringseisen personenauto's, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Indien de personenauto na 30 juni 1967 in gebruik is genomen en is voorzien van een geheel afzonderlijk hulpremsysteem, moet:

a.        het hulpremsysteem goed functioneren;

b.        de remwerking redelijk gelijkmatig over de wielen links en rechts van de as zijn verdeeld.

Leden 1 en 2. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

2.

De remvertraging van het in het eerste lid bedoelde hulpremsysteem moet op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 2,6 m/s? bedragen.




Top




5.2 ? 9.        Carrosserie

Keuringseisen personenauto's

Artikel 5.2.41:        deuren, motorkap en kofferdeksel

Artikel 5.2.42:        ruiten

Artikel 5.2.43:        ruitewisser- en ruitesproeier installatie

Artikel 5.2.44:        installatie ter ontdooiing en ontwaseming

Artikel 5.2.45:        spiegels

Artikel 5.2.46:        zitplaatsen

Artikel 5.2.47:        bescherming inzittenden

Artikel 5.2.47a:        symbool airbag

Artikel 5.2.48:        uitwendige veiligheid o.a. wiel- en zijdelingse afscherming


Top




Artikel 5.2.41

deuren, motorkap en kofferdeksel

Keuringseisen personenauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De deuren van personenauto's moeten goed sluiten. De deuren die direct toegang geven tot de personenruimte, moeten op normale wijze vanaf de binnenzijde of vanaf de buitenzijde kunnen worden geopend.

Toelichting

Onder deuren worden verstaan deuren die scharnieren om een verticale stijl, die schuiven langs een horizontale rail of vleugeldeuren aan de zijkant van het voertuig;

Visuele controle, waarbij de deuren worden geopend en gesloten.

2.

Het slot en de scharnieren van de motorkap of het kofferdeksel aan de voorzijde en van het voertuig moeten een goede sluiting waarborgen.

Toelichting

Hieronder wordt ook de motorkap of het kofferdeksel aan de achterzijde verstaan.

Visuele controle, waarbij de motorkap of het kofferdeksel worden geopend en gesloten.

3.

De bevestiging van de scharnieren van de deuren, de motorkap en het kofferdeksel mag niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.

4.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het derde lid.

-



Top




Artikel 5.2.42

ruiten

Keuringseisen personenauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De voorruit en de zijruiten van personenauto's mogen:

a.        geen beschadigingen of verkleuringen vertonen,

b.        niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen, die het uitzicht van de bestuurder belemmeren.

Toelichting

In het geval dat folie is aangebracht wordt door degene die de keuring uitvoert beoordeeld in hoeverre deze folie belemmerend is voor het uitzicht van de bestuurder.

Visuele controle. Indien de voorruit een beschadiging of verkleuring vertoont geschiedt de controle aan de hand van de artikelen 2.9.2 tot en met 2.9.6 van de Regeling permanente eisen.

Artikel

2.9.2:        Beschadiging voorruit

2.9.3:        Verdeling in vlakken

2.9.4:        Toegestane beschadiging

2.9.5:        Aanwezigheid meerdere beschadigingen

2.9.6:        Wijze van keuren

2.

Indien de personenauto niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel, mag de achterruit:

a.        geen beschadigingen of verkleuringen vertonen,

b.        niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen,

die het uitzicht van de bestuurder belemmeren.

Visuele controle.

3.

Onze Minister kan regels vaststellen omtrent het bepaalde in het eerste lid.

-



Top




Artikel 5.2.43

ruitenwisser- en ruitensproeierinstallatie

Keuringseisen personenauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Personenauto's met een voorruit moeten zijn voorzien van een goed werkende
ruitenwisserinstallatie die de bestuurder voldoende uitzicht geeft.

Visuele controle. Indien bij het in werking stellen van de installatie ten minste ??n stand, niet zijnde een intervalstand, werkt, blijft verdere controle achterwege.

2.

Personenauto's met een voorruit, die na 30 september 1971 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie.

Visuele controle, waarbij de installatie in werking wordt gesteld.



Top




Artikel 5.2.44

installatie ter ontdooiing en ontwaseming

Keuringseisen personenauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

Personenauto's met een voorruit, die na 30 september 1971 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit.

Visuele controle, waarbij de installatie in werking wordt gesteld.



Top




Artikel 5.2.45

spiegels

Keuringseisen personenauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Personenauto?s, in gebruik genomen na 25 januari 2011, zijn voorzien van een linkerbuitenspiegel, een rechterbuitenspiegel en een binnenspiegel.

Leden 1, 2, 3 en 4. Visuele controle.

2.

Indien met de in het eerste lid bedoelde binnenspiegel het achter het voertuig gelegen weggedeelte niet voldoende kan worden overzien, behoeft deze niet aanwezig te zijn.


3.

Personenauto?s, in gebruik genomen voor 26 januari 2011, zijn voorzien van een linkerbuitenspiegel en een binnenspiegel.


4.

De in het derde lid bedoelde personenauto?s zijn voorzien van een rechterbuitenspiegel indien met de binnenspiegel het achter het voertuig gelegen weggedeelte niet voldoende kan worden overzien. Indien de binnenspiegel geen zicht naar achteren mogelijk maakt, behoeft deze niet aanwezig te zijn


5.

De aan de zijde van de bestuurder bevestigde buitenspiegel moet vanuit de binnenzijde bij gesloten portier kunnen worden versteld. Deze eis geldt niet voor personenauto?s die v??r 1 januari 1975 in gebruik zijn genomen. De spiegels van deze voertuigen moeten, na door een duw te zijn omgeklapt, zonder verstelling in de oorspronkelijke stand terug kunnen klappen

Visuele controle.

Hierbij wordt de verstellingsinrichting bediend dan wel het raam geopend, waarbij de spiegel moet kunnen worden versteld.

6.

De spiegels moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Leden 6 en 7. Visuele controle.

7.

Het spiegelglas van de verplichte spiegels mag geen verschijnselen van breuk vertonen en mag niet in ernstige mate zijn verweerd.



Toelichting

Indien in een personenauto het stuur aan de rechterzijde is geplaatst, moeten alle verplichte spiegels aanwezig zijn en in spiegelbeeld geplaatst ten opzichte van de situatie waarbij het stuur links is geplaatst.




Top




Artikel 5.2.46

zitplaatsen

Keuringseisen personenauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Personenauto?s, in gebruik genomen na 19 oktober 2008, zijn niet voorzien van zijdelings gerichte zitplaatsen.

Visuele controle.

2.

Het eerste lid is niet van toepassing op ambulances, personenauto?s ten dienste van de politie of brandweer en andere door Onze Minister aangewezen categorie?n voertuigen ten dienste van de burgerbescherming of ordehandhaving.


3.

De zitplaatsen van personenauto's moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. Bij personenauto's die na 30 september 1971 in gebruik zijn genomen, moeten:

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.


a.        verschuifbare zitplaatsen in elke mogelijke stand automatisch zijn vergrendeld,

b.        verstelbare rugleuningen van zitplaatsen in elke mogelijke stand kunnen worden vergrendeld, en

Onderdelen a en b. Visuele controle. Indien de vergrendeling in twee standen werkt blijft verdere controle achterwege.


c.        de voorste zitplaatsen, indien zij scharnierend zijn, dan wel de rugleuningen van de voorste zitplaatsen, indien zij scharnierend zijn, in de normale stand automatisch zijn vergrendeld.

Visuele controle. Zo nodig wordt de vergrendeling gecontroleerd tijdens een remproef.

4.

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging, bedoeld in het derde lid.

-



Top




Artikel 5.2.47

bescherming inzittenden

Keuringseisen personenauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Personenauto?s die na 30 september 2000 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van autogordels voor alle naar voren en naar achteren gerichte zitplaatsen.

Leden 1 en 2. Visuele controle. Indien in het middelste gedeelte van een doorlopende bank geen (heup)gordel aanwezig is, wordt dit gedeelte niet aangemerkt als zitplaats en behoeft geen (heup)gordel te zijn aangebracht. In geval van een kampeerauto is de controle beperkt tot de voorste zitplaatsen en tot de overige zitplaatsen voorzover deze zijn voorzien van autogordels.

2.

Personenauto's die na 31 december 1989 doch v??r 1 oktober 2000 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van autogordels voor alle naar voren gerichte zitplaatsen.


3.

Personenauto's die na 1 januari 1971 doch voor 1 januari 1990 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van autogordels voor de zitplaats van de bestuurder en de naast deze plaats aanwezige zitplaatsen, voor zover deze aan een portier grenzen.

Leden 3, 4, 5 en 6. Visuele controle.

4.

Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op klapstoelen en zitplaatsen die uitsluitend zijn bestemd voor gebruik bij stilstaand voertuig.


5.

De in het tweede en derde lid bedoelde verplichtingen gelden niet voor voertuigen die voor 1 januari 1998 in gebruik zijn genomen en die blijkens een aantekening in het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs niet van bevestigingspunten voor autogordels behoeven te zijn voorzien.


6.

Autogordels in personenauto?s die na 30 september 2000 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een door Onze Minister vastgesteld goedkeuringsmerk.

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

7.

De autogordels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht.

Toelichting:

Daar elke beschadiging de sterkte in gevaar brengt, is een beschadiging niet toegestaan. Het pluizen van een gordel wordt niet gezien als een beschadiging.

Visuele controle waarbij een eventuele rolgordel volledig wordt uitgetrokken. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

8.

De autogordels moeten zijn voorzien van een goed werkende sluiting en een goed werkende blokkering. Oprolmechanismen moeten zodanig functioneren dat de gordel aanligt na het omdoen ervan.

Visuele controle. Hierbij wordt de gordel in de sluiting gebracht. Indien de gordel is voorzien van een oprolmechanisme wordt de gordel omgedaan. De blokkering wordt gecontroleerd door te rukken aan de gordel; indien dit geen uitsluitsel biedt wordt tijdens een remproef op de weg het blokkeren van de gordel gecontroleerd.

9.

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging, bedoeld in het zevende lid.

-



Top




Artikel 5.2.47a

symbool airbag

Keuringseisen personenauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.





2.

In personenauto?s die na 30 september 2000 in gebruik zijn genomen, moet bij iedere passagierszitplaats met airbag duidelijk zichtbaar en duurzaam zijn aangebracht het volgende symbool.

Het eerste lid is niet van toepassing indien het voertuig is voorzien van een mechanisme dat automatisch de aanwezigheid van een naar achteren gericht bevestigingssysteem voor kinderen signaleert en dat ervoor zorgt dat de airbag niet wordt opgeblazen wanneer een dergelijk systeem is aangebracht.

Leden 1 en 2. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.



Top




Artikel 5.2.48

uitwendige veiligheid o.a. wiel- en zijdelingse afscherming

Keuringseisen personenauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Personenauto's mogen geen scherpe delen hebben die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren.

Leden 1, 2 en 3. Visuele controle, waarbij in geval van twijfel wordt gemeten.

2.

Onverminderd het bepaalde in het eerste lid moeten uitstekende delen van personenauto's, die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten, zijn afgeschermd.

Toelichting

Vleugelmoeren op de wielnaaf zijn voldoende afgeschermd wanneer deze niet meer dan 30 mm buiten de afscherming uitsteken.


3.

Het bepaalde in het eerste lid en tweede lid is niet van toepassing op voertuigdelen die zich hoger dan 2,00 m boven het wegdek bevinden.


4.

De wielen onderscheidenlijk banden van personenauto's

a.        moeten goed zijn afgeschermd;

b.        mogen niet meer dan 30 mm buiten de afscherming uitsteken;

c.        mogen niet aanlopen.

Toelichting

Spatbordverbreders zijn toegestaan mits de toegestane maximale breedte niet wordt overschreden en aan de overige eisen wordt voldaan.

Leden 4, 5 en 6. Visuele controle.

5.

Een reservewielhouder die zich aan de buitenzijde van de personenauto bevindt, moet deugdelijk zijn bevestigd. Indien in de houder een reservewiel is geplaatst, moet dat wiel goed zijn opgesloten.


6.

Geen deel aan de buitenzijde van de personenauto mag zodanig zijn bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie zijn aangetast, dat gevaar bestaat voor losraken.




Top




5.2 ? 10.        Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen personenauto's

Artikel 5.2.51:        verplichte lichten en retroreflectoren

Artikel 5.2.53:        kleur

Artikel 5.2.55:        werking

Artikel 5.2.56:        afstelling dimlicht

Artikel 5.2.57        toegestane lichten en retroreflectoren

Artikel 5.2.59:        kleur toegestane lichten

Artikel 5.2.61:        plaatsing

Artikel 5.2.62:        controlelampje mistachterlicht

Artikel 5.2.63:        werking achteruitrijlichten

Artikel 5.2.64:        verbod van verblindende verlichting

Artikel 5.2.65:        verbod andere dan verplichte of toegestane verlichting


Top




Artikel 5.2.51

verplichte lichten en retroreflectoren

Keuringseisen personenauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Personenauto's moeten zijn voorzien van:


1 a.

twee of vier grote lichten;

Visuele controle.

   b.

twee dimlichten, met dien verstande dat de dimlichten met gasontladingslichtbronnen en andere lichtbronnen met een lichtsterkte van meer dan 2000 lumen voldoen aan door Onze Minister gestelde eisen voor deze lichtbronnen, alsmede voor de installatie daarvan indien het voertuig na 31 december 2005 in gebruik is genomen.

Visuele controle.

Aan deze eis wordt t.a.v lichtbronnen met een lichtsterkte van meer dan 2000 lumen niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport

   c.

twee stadslichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel twee of vier stadslichten indien het voertuig v??r 1 juli 1967 in gebruik is genomen;

Onderdelen c tot en met l. Visuele controle.

   d.

twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, dan wel ??n richtingaanwijzer aan elke zijkant indien het voertuig v??r 1 juli 1967 in gebruik is genomen; het licht van de richtingsaanwijzers van personenauto's die na 30 juni 1967 in gebruik zijn genomen moet knipperen;


   e.

waarschuwingsknipperlichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen;


   f.

??n zijrichtingaanwijzer aan elke zijkant van het voertuig indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen;

richtingaanwijzers aan de voorzijde van het voertuig worden beschouwd als zijrichtingaanwijzers indien het uitgestraalde licht hiervan duidelijk te zien is vanuit een punt gelegen op 6,00 m achter de voorzijde van het voertuig en 1,00 m zijwaarts;

Toelichting

Indien een zijrichtingaanwijzer aan de zijkant aanwezig is wordt de richtingaanwijzer aan de voorzijde niet als zijrichtingaanwijzer gezien.


   g.

twee achterlichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel twee of vier achterlichten indien het voertuig v??r 1 juli 1967 in gebruik is genomen.


   h.

twee remlichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel ??n of twee remlichten indien het voertuig v??r 1 juli 1967 in gebruik is genomen;


   i.

een installatie ter verlichting van de aan de achterzijde van het voertuig aangebrachte kentekenplaat;


   j.

twee niet-driehoekige rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig;
Toelichting

Onder driehoekig wordt een gelijkzijdige driehoek verstaan.


   k.

een of twee mistlichten aan de achterzijde van het voertuig indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen; in het geval van ??n mistlicht moet dit zich bevinden in of links van het middenlangsvlak van het voertuig.


   l.

een of twee achteruitrijlichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen;


   m.

twee markeringslichten aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en breder is dan 2,10 m, dan wel voor 1 januari 1998 in gebruik is genomen en breder is dan 2,60 m;

Toelichting

De markeringslichten aan de voorzijde en de achterzijde mogen zijn gecombineerd in ??n ornament.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

   n.

zijmarkeringslichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en langer is dan 6,00 m, aangebracht overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde eisen;

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.1 tot en met 2.10.3 van de Regeling permanente eisen van toepassing zijn. In geval van twijfel wordt gemeten.

Artikel

2.10.1:        Algemeen

2.10.2:        Plaatsing in lengterichting

2.10.3        Plaatsing in hoogte

   o.

ten minste twee ambergele retroreflectoren aan elke zijkant van het voertuig, indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en langer is dan 6,00 m;

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

   p.

Een derde remlicht indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 september 2001, aangebracht zodanig dat:

1?.        het midden van het lichtdoorlatende gedeelte zich bevindt in het middenlangsvlak van het voertuig of de rand van het lichtdoorlatende gedeelte op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf het middenlangsvlak indien het derde remlicht niet op een vast deel van de carrosserie of bovenbouw kan worden bevestigd, en

2?.        de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in onderdeel h,

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

2.

In afwijking van het eerste lid, onderdeel h, worden twee extra remlichten aangebracht,
indien het derde remlicht niet in het midden of binnen 0,15 m vanaf het middenlangsvlak kan worden bevestigd.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.



Top




Artikel 5.2.53

kleur

Keuringseisen personenauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De grote lichten, dimlichten, stadslichten en achteruitrijlichten mogen niet anders dan wit of geel stralen.

Toelichting

Wit licht is opgebouwd uit meerdere kleuren. Hierdoor kan het voorkomen dat op het koplamptestapparaat een blauwe, groene, gele, oranje of rode kleur is te zien. Deze kleur op het scherm van het koplamptestapparaat is acceptabel mits de kleur van het licht op de vloer of het wegdek wel wit is.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld. Voor de controle van de achteruitrijlichten wordt de achteruitrijversnelling en zo nodig het contact ingeschakeld. Indien noodzakelijk wordt achteruit gereden.

2.

De richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten mogen naar voren niet anders dan ambergeel of wit en naar achteren niet anders dan ambergeel of rood stralen.

Leden 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8. Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

3.

De zijrichtingaanwijzers, bedoeld in artikel 5.2.51, onderdeel f, mogen niet anders dan ambergeel stralen.


4.

De achterlichten en mistlichten aan de achterzijde mogen niet anders dan rood stralen.


5.

De remlichten mogen niet anders dan rood of ambergeel stralen.


6.

De kentekenplaatverlichting mag niet anders dan wit stralen en mag niet naar achteren stralen.


7.

De markeringslichten mogen naar voren niet anders dan wit, en naar achteren niet anders dan rood stralen.


8.

De zijmarkeringslichten mogen niet anders dan ambergeel stralen. Indien het achterste zijmarkeringslicht onderdeel uitmaakt van een rood stralend licht dan wel van een rode retroreflector, mag dit licht rood stralen.




Top




Artikel 5.2.55

werking

Keuringseisen personenauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De in artikel 5.2.51 bedoelde lichten moeten goed werken.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

De schakelaar moet automatisch in de ingeschakelde stand blijven staan.

2.

De verlichtingsarmaturen en de onderdelen daarvan moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.

3.

De glazen van de verlichtingsarmaturen mogen niet zodanig zijn beschadigd, gerepareerd of bewerkt dat de lichtopbrengst en het lichtbeeld dan wel de functie nadelig worden be?nvloed.

Visuele controle. Indien het glas is beschadigd of bewerkt is artikel 2.10.12 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

4.

Lichten met dezelfde functie moeten van gelijke grootte, gelijke kleur en gelijke of nagenoeg gelijke sterkte zijn. Lichten en retroreflecterende voorzieningen met dezelfde functie moeten nagenoeg symmetrisch links en rechts van het midden van het voertuig zijn bevestigd.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

5.

De in artikel 5.2.51 bedoelde lichten en retroreflectoren, voorzover het het lichtdoorlatende gedeelte betreft, mogen ten hoogste een vierde deel zijn afgeschermd,  onverminderd het bepaalde in artikel 5.18.7, eerste lid onderdeel e en f.

Toelichting

Hierin wordt het volgende vermeld:

Bij het vervoer van goederen aan de achterzijde van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, of driewielig motorrijtuig moet worden voldaan aan de volgende eisen:

e.        indien de verlichting en retroreflectoren van het voertuig door de lastdrager of de goederen worden afgeschermd, moet de lastdrager aan de achterzijde zijn voorzien van twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee niet- driehoekige rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers, die moeten zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,40 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig met inbegrip van de lastdrager;

f.        indien de op het voertuig aangebrachte kentekenplaat door de lastdrager of de goederen wordt afgeschermd, moet de lastdrager zijn voorzien van een kentekenplaat met het kenteken van het voertuig waarop de lastdrager is aangebracht, alsmede van kentekenplaatverlichting; het kenteken moet goed leesbaar zijn en de kentekenplaat moet zijn voorzien van het in artikel 5 van het Kentekenreglement voorgeschreven goedkeuringsmerk en mag niet zijn afgeschermd;

Indien de in artikel 5.2.51 en 5.2.57 bedoelde verlichting is opgebouwd uit een combinatie van led?s, moet de betreffende verlichting minimaal voldoen aan:

-        Minimaal 75% van het totale aantal led?s dient te branden;

-        De ledverlichting moet bij defecte led?s nagenoeg symmetrisch geplaatst blijven;

-        De lichtsterkte moet, ook bij defecte led?s, nagenoeg gelijk blijven.

Leden 5 en 6. Visuele controle.

6.

De retroreflectoren van het voertuig mogen geen gebreken vertonen, die de retroreflectie be?nvloeden.


7.

Onze Minister kan regels vaststellen omtrent het bepaalde in het tweede en derde lid.

-



Top




Artikel 5.2.56

afstelling dimlicht

Keuringseisen personenauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Het dimlicht van personenauto's moet zodanig zijn afgesteld dat bij controle met een koplamptestapparaat dan wel een verlichtingsscherm het geprojecteerde beeld, na fixatie van het apparaat dan wel het scherm, voldoet aan de volgende eisen:

a.        het lichte vlak moet zich onder het donkere vlak bevinden;

b.        een duidelijke, geheel of ten dele horizontale scheidingslijn tussen licht en donker moet zichtbaar zijn;

c.        het horizontale gedeelte van de scheidingslijn moet zich bevinden tussen of op de lijnen op het scherm van het koplamptestapparaat dan wel op het verlichtingsscherm, die overeenkomen met een daling van de lichtbundel ten opzichte van de horizontale middenlijn van de koplamp van 5 tot 40 mm/m;

d.        indien een ten dele horizontale scheidingslijn zichtbaar is:

1?        moet het horizontale gedeelte van de scheidingslijn zich grotendeels links bevinden van de verticale hartlijn op het scherm van het koplamptestapparaat dan wel op het verlichtingsscherm;

2?        mag het snijpunt van het horizontale en het niet-horizontale gedeelte:

a.        bij controle met een koplamptestapparaat niet links van de verticale hartlijn op het scherm van het koplamptestapparaat vallen, dan wel

b.        bij controle met een verlichtingsscherm maximaal 20 mm/m links van de geprojecteerde verticale hartlijn van de koplamp op het verlichtingsscherm vallen.

1.        De stand van de lichtbundel van het dimlicht wordt gecontroleerd met behulp van een koplamptestapparaat, waarbij de personenauto en het koplamptestapparaat op een vlakke en horizontale vloer zijn geplaatst.

Toelichting

Tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport en bij elke keuring ten behoeve van de afgifte of teruggave van een kentekenbewijs wordt geen gebruik gemaakt van een verlichtingsscherm.

2.        Bij de controle bedoeld in punt 1 moeten:

a.        de voorwielen in de stand van rechtuitrijden staan,

b.        de banden op de juiste spanning zijn, en moet

c.        de handrem los staan.

3.        Indien de personenauto is uitgerust met een inrichting waarmee de dimlichtafstelling eenvoudig aan de beladingstoestand kan worden aangepast, moet tijdens de controle deze afstelinrichting op de stand staan die overeenkomt met de beladingstoestand.

4.        Indien de personenauto is uitgerust met een automatische niveauregeling, wordt de controle uitgevoerd met stationair draaiende motor. Een eventuele bedieningsmogelijkheid moet in de normale rijstand staan.


Toelichting

Indien dimlichten zijn gemonteerd met een afwijkend lichtbeeld, zie voor de handelwijze de wijze van keuren bij artikel 5.2.64


2.

Het voor het dimlicht bestemde deel van de reflector mag zijn oorspronkelijke reflecterende werking niet in ernstige mate hebben verloren.

Visuele controle. Indien de reflector is aangetast is artikel 2.10.14 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

3.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het tweede lid.

-



Top




Artikel 5.2.57

toegestane lichten en retroreflectoren

Keuringseisen personenauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Personenauto's mogen zijn voorzien van:



a.

twee mistlichten aan de voorzijde van het voertuig;

Toelichting

De wijze van schakeling van de mistlichten aan de voorzijde in combinatie met de dimlichten behoeft niet te worden gecontroleerd.

Visuele controle.


b.

parkeerlichten indien het voertuig niet langer is dan 6,00 m en niet breder dan 2,00 m;

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.


c.

twee extra richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten aan de achterzijde van het voertuig;

Onderdelen c tot en met f.

Visuele controle.


d.

??n zijrichtingaanwijzer aan elke zijkant van het voertuig indien het voertuig voor 1 januari 1998 in gebruik is genomen;



e.

ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig, indien deze retroreflectoren niet reeds ingevolge artikel 5.2.51 verplicht zijn;



f.

twee witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig;



g.

twee markeringslichten aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, indien deze lichten niet reeds ingevolge artikel 5.2.51 verplicht zijn en het voertuig breder is dan 1,80 m;

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.


h.

zijmarkeringslichten, indien deze lichten niet reeds ingevolge artikel 5.2.51 verplicht zijn, aangebracht overeenkomstig de door onze Minister vastgestelde eisen;

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.1 tot en met 2.10.4 van de Regeling permanente eisen van toepassing zijn.

Artikel

2.10.1:        Algemeen

2.10.2:        Plaatsing in lengterichting

2.10.3:        Plaatsing in hoogte

2.10.4:        Wijze van keuren


i.

een richtlicht;

Onderdelen i tot en met n. Visuele controle.


j.

een bermlicht aan de voorzijde van het voertuig;



k.

werklichten;



l.

een derde remlicht, indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 oktober 2001, aangebracht zodanig, dat:

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.



1?

het midden van het lichtdoorlatende gedeelte zich bevindt in het middenlangsvlak van het voertuig of de rand van het lichtdoorlatende gedeelte op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf dit middenlangsvlak indien het derde remlicht niet op een vast deel van de carrosserie of bovenbouw kan worden bevestigd, en




2?

de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.2.51, onderdeel h;







m.

twee dagrijlichten;

Onderdelen m en n. Visuele controle.


n.

een markering aan de achterzijde van het voertuig bestaande uit een rechthoekig bord dan wel uit een set van twee of vier rechthoekige borden, welke zijn voorzien van rood fluorescerende parallel lopende diagonale strepen, indien de toegestane maximum massa van het voertuig meer bedraagt dan 3500 kg;



o.

bochtverlichting al dan niet in combinatie met dimlicht;

Onderdelen o. en p. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.


p.

hoekverlichting (afslagverlichting);


2.

Lichten die ingevolge artikel 5.2.51 verplicht zijn gesteld voor voertuigen die na een in dat artikel genoemd tijdstip in gebruik zijn genomen, mogen zijn aangebracht op voertuigen die voor of op dat tijdstip in gebruik zijn genomen mits wordt voldaan aan de in artikel 5.2.53 met betrekking tot die lichten met uitzondering van markeringslichten en zijmarkeringslichten gestelde eisen.

Markeringslichten en zijmarkeringslichten moeten alsdan voldoen aan het bepaalde in de onderdelen g onderscheidelijk h van het eerste lid.

Leden 2 en 3. Visuele controle

3.

Personenauto's mogen zijn voorzien van extra witte retroreflecterende voorzieningen aan de voorzijde, extra rode niet-driehoekige aan de achterzijde en extra ambergele aan de zijkanten van het voertuig.

Toelichting

Onder driehoekig wordt een gelijkzijdige driehoek verstaan.


4.

In afwijking van het eerste lid, onderdeel l, kunnen twee extra remlichten worden aangebracht, indien het derde remlicht niet in het midden of binnen 0,15 m vanaf het middenlangsvlak kan worden bevestigd.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.



Top




Artikel 5.2.59

kleur toegestane lichten

Keuringseisen personenauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De mistlichten aan de voorzijde, het richtlicht en het bermlicht mogen naar voren niet anders dan wit of geel stralen.

Leden 1, 2, 3, 4, 5 en 6. Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

2.

De parkeerlichten mogen naar voren niet anders dan wit, en naar achteren niet anders dan rood stralen, tenzij zij zijn ingebouwd in ambergeel stralende zijrichtingaanwijzers.


3.

De extra richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten mogen niet anders dan ambergeel stralen.


4.

De zijrichtingaanwijzers mogen naar voren niet anders dan wit of ambergeel, en naar achteren niet anders dan rood of ambergeel stralen.


5.

De zijmarkeringslichten mogen niet anders dan ambergeel stralen. Indien het achterste zijmarkeringslicht onderdeel uitmaakt van een rood stralend licht dan wel van een rode retroreflector, mag dit licht rood stralen.

Toelichting

Indien de personenauto in gebruik is genomen voor 1 januari 1998 mag het achterste zijmarkeringslicht dat geen onderdeel uitmaakt van het achterlicht ook rood licht uitstralen.


6.

De markeringslichten mogen naar voren niet anders dan wit en naar achteren niet anders dan rood stralen.


7.

Artikel 5.2.55, tweede, derde, vierde en zevende lid, is van toepassing.

De wijze van keuren bij het tweede, derde en vierde lid van artikel 5.2.55, van het Voertuigreglement is van toepassing.

8.

Het derde remlicht mag niet anders dan rood stralen.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld..

9.

Op de mistlichten aan de voorzijde van het voertuig is artikel 5.2.55, eerste tot en met vijfde en zevende lid, van overeenkomstige toepassing.

De wijze van keuren bij het eerste tot en met vijfde lid van artikel 5.2.55, van het Voertuigreglement is van toepassing.

10.

De dagrijlichten mogen niet anders dan wit stralen.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.



Top




Artikel 5.2.61

plaatsing

Keuringseisen personenauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bij personenauto's in gebruik zijn genomen na 31 december 1967 moeten de verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, bedoeld in de artikelen 5.2.51 en 5.2.57 zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,40 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig.

Voor richtingaanwijzers geldt de eerste volzin slechts voorzover het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1997.

Toelichting

Een eventueel aanwezige luifel wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

2.

Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor de grote lichten, richtlichten, bermlichten, achteruitrijlichten, remlichten, de verlichting van de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig, de markering aan de achterzijde van het voertuig, mistlichten aan de achterzijde van het voertuig, en werklichten.

Toelichting

In het geval van ??n mistlicht aan de achterzijde moet dit zich bevinden in of links van het middenlangsvlak van het voertuig.

-



Top




Artikel 5.2.62

controlelampje mistachterlicht

Keuringseisen personenauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Het ingeschakeld zijn van het mistlicht of de mistlichten aan de achterzijde van het voertuig moet door middel van een controlelampje aan de bestuurder kenbaar worden gemaakt.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.



Top




Artikel 5.2.63

werking achteruitrijlichten

Keuringseisen personenauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Achteruitrijlichten van personenauto's mogen alleen kunnen branden indien de achteruitversnelling van het voertuig is ingeschakeld.

Visuele controle.



Top




Artikel 5.2.64

verbod van verblindende verlichting

Keuringseisen personenauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Personenauto's mogen, met uitzondering van grote lichten, niet zijn voorzien van verblindende verlichting.

Aan deze eis wordt, met uitzondering van het onderstaande, niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

Personenauto's die zijn voorzien van een kenteken bevattende de lettergroep CD of CDJ of de lettergroep BN of GN en twee groepen van twee cijfers dan wel de vermelding 'Afgegeven ex. art. 16, tweede lid, RKR inzake afwijkende koplampen' of 'Afwijkende koplamp(en) toegestaan op basis van art. 30 van de Invoeringswet 1994' onder bijzonderheden op het kentekenbewijs mogen zijn voorzien van dimlichten met een afwijkend lichtbeeld.

Het dimlicht wordt niet als verblindend aangemerkt indien dit als volgt is afgesteld:

Globaal mag het geprojecteerde lichtste vlak, voor zowel een beladen als een onbeladen voertuig, zich niet bevinden boven de horizontale lijn die overeenkomt met een daling van 2 cm/m van de lichtbundel ten opzichte van het midden van de koplamp.

Tevens mag het midden van dit vlak zich niet duidelijk links bevinden van:

-        de verticale hartlijn op het scherm van het koplamptestapparaat of

-        de geprojecteerde verticale hartlijn van de koplamp op het verlichtingsscherm.

2.

Personenauto's mogen, met uitzondering van de richtingaanwijzers en de waarschuwingsknipperlichten, niet zijn voorzien van knipperende verlichting.

Visuele controle



Top




Artikel 5.2.65

verbod andere dan verplichte of toegestane verlichting

Keuringseisen personenauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Personenauto's mogen, onverminderd het in de artikelen 29 en 30 van het RVV 1990 bepaalde inzake zwaai- en knipperlichten, niet zijn voorzien van meer lichten en retroreflecterende voorzieningen dan in de artikelen 5.2.51 en 5.2.57 is voorgeschreven of toegestaan.

Verlichte reclame-aanduidingen of verlichte borden voor de aanduiding van het soort vervoer, zoals taxi en ambulance, zijn op voertuigen toegestaan mits de verlichting niet verblindend is en door middel van een afzonderlijke schakelaar is te bedienen.

Toelichting

-        Volgens artikel 29 van het RVV 1990 mogen voertuigen die in gebruik zijn bij politie en brandweer of als ambulance, waaronder vooralsnog ook worden verstaan voertuigen die in gebruik zijn bij andere medische (hulp)diensten), en andere door onze Minister aangewezen hulpverleningsdiensten (zie bij artikel 5.3.15) zijn voorzien van blauwe zwaai- of knipperlichten.

-        Retroreflecterende voorzieningen worden buiten beschouwing gelaten.

-        Groene zwaailichten bij dergelijke voertuigen worden eveneens buiten beschouwing gelaten.

-        Voertuigen mogen volgens artikel 30 van het RVV 1990 zijn voorzien van oranje zwaailichten en retroreflecterende voorzieningen, mits het voertuig wordt gebruikt om de volgende werkzaamheden uit te voeren:

a.        werkzaamheden ten behoeve van wegen;

b.        repareren, bergen of slepen van voertuigen;

c.        vervoeren van ondeelbare lading.

d.        voor het begeleiden van transporten waarvoor een ontheffing is verleend, voor zover die begeleiding uit de ontheffing voortvloeit en dit geschiedt met daartoe speciaal uitgeruste voertuigen;

e.        voor het begeleiden van militaire colonnes.

Visuele controle. Indien verlichtingsarmaturen aanwezig zijn die niet zijn voorgeschreven dan wel toegestaan, moet de bedrading van deze armaturen zijn losgenomen en het lampje zijn verwijderd.

Bij de APK keuring behoeft het gebruik dat van het voertuig wordt gemaakt niet specifiek te worden aangetoond.




Top




5.2 ? 11.        Verbinding tussen personenauto en aanhangwagen

Keuringseisen personenauto's

Artikel 5.2.66:        koppelinrichting (algemeen)

Artikel 5.2.67:        koppelinrichting


Top




Artikel 5.2.66

koppelinrichting (algemeen)

Keuringseisen personenauto's, verbinding tussen personenauto en aanhangwagen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Indien de personenauto is voorzien van een inrichting tot het koppelen van een aanhangwagen, moet deze inrichting deugdelijk zijn bevestigd en mag deze niet zijn gescheurd, gebroken of vervormd. Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.



Top




Artikel 5.2.67

koppelinrichting

Keuringseisen personenauto's, verbinding tussen personenauto en aanhangwagen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Indien een personenauto is voorzien van een koppelingskogel met een kogel met een nominale diameter van 50 mm:



a.        moet de diameter van de kogel ten minste 49,0 mm bedragen;

Het bolvormige gedeelte wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.


b.        moet de sluit- en borginrichting van een afneembare kogel goed functioneren en moet de bevestiging van het kogelgedeelte nagenoeg spelingvrij zijn.

Visuele controle

2.

Bij personenauto's die zijn voorzien van andere inrichtingen tot het koppelen van een aanhangwagen dan bedoeld in het eerste lid, moet worden voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 5.3.68 en 5.3.70.

De wijze van keuren bij de artikelen 5.3.68 en 5.3.70, van het Voertuigreglement is van toepassing.



Top




5.2 ? 12.        Diversen

Artikel 5.2.71

Keuringseisen personenauto's

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Personenauto's moeten zijn voorzien van ten minste een geluidssignaalinrichting die bestaat uit een goed werkende hoorn met vaste toonhoogte. Een samenstel van zodanige, tegelijk werkende hoorns wordt als ??n hoorn beschouwd.

Visuele en auditieve controle, waarbij de hoorn in werking wordt gesteld.

2.

Personenauto's mogen zijn voorzien van een geluidssignaalinrichting die andere weggebruikers erop attent maakt dat de achteruitversnelling van het voertuig is ingeschakeld, alsmede van een geluidssignaalinrichting die ertoe strekt ongeoorloofd gebruik, diefstal van of ongeoorloofde toegang tot het voertuig te voorkomen.

Leden 2 en 3. Visuele en auditieve controle.

3.

Personenauto's mogen, onverminderd het in artikel 29 van het RVV 1990 bepaalde inzake twee- en drietonige hoorns, niet zijn voorzien van andere geluidssignaalinrichtingen dan bedoeld in het eerste en tweede lid.

Toelichting

Volgens artikel 29 van het RVV 1990 mogen voertuigen die in gebruik zijn bij politie en brandweer of als ambulance, waaronder vooralsnog ook worden verstaan voertuigen die in gebruik zijn bij andere (medische) hulpdiensten, en andere door Onze Minister aangewezen hulpverleningsdiensten (zie bij artikel 5.3.15) zijn voorzien van een twee- of drietonige hoorn.




Top




5.3        Bedrijfsauto's

Keuringseisen

5.3 ? 0.

Algemeen

5.3 ? 1.

Algemene bouwwijze van het voertuig

5.3 ? 2.

Afmetingen en massa's

5.3 ? 3.

Motor

5.3 ? 4.

Krachtoverbrenging

5.3 ? 5.

Assen

5.3 ? 6.

Ophanging

5.3 ? 7.

Stuurinrichting

5.3 ? 8

Reminrichting

5.3 ? 9.

Carrosserie

5.3 ? 10.

Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

5.3 ? 11.

Verbinding tussen bedrijfsauto en aanhangwagen

5.3 ? 12.

Diversen



Top




5.3 ? 0.        Algemeen

Keuringseisen bedrijfsauto's

Artikel 5.3.0:        Vervallen

Artikel 5.3.1:        Overeenstemmen van het voertuig met de voertuiggegevens alsmede eisen m.b.t. identificatie


Top




Artikel 5.3.0

Keuringseisen bedrijfsauto's, algemeen

Vervallen


Top




Artikel 5.3.1

Overeenstemmen van het voertuig met de voertuiggegevens alsmede eisen m.b.t. identificatie

Keuringseisen bedrijfsauto's, algemeen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Bedrijfsauto's moeten voldoen aan de volgende eisen:


a.

de bedrijfsauto moet in overeenstemming zijn met de op het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs en in het kentekenregister omtrent het voertuig vermelde gegevens;

Toelichting

Indien op het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I onder bijzonderheden uitzonderingen op de keuringseisen zijn vermeld moeten deze in acht worden genomen.

Controle hierop moet reeds voorafgaand aan de keuring hebben plaatsgevonden.

b.

het identificatienummer moet op een vast voertuigdeel zijn ingeslagen en moet goed leesbaar zijn;

Visuele controle.

c.

bedrijfsauto's die in gebruik zijn genomen na 31 december 1997, moeten zijn voorzien van een constructieplaat die goed leesbaar is en waarvan de gegevens in overeenstemming zijn met het kentekenregister, met dien verstande dat de maximum massa?s die op de constructieplaat zijn vermeld tenminste gelijk zijn aan de massa?s die zijn aangegeven in het kentekenregister en op het kentekenbewijs;

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

d.

de kentekenplaten moeten zijn voorzien van het in artikel 5 van het Kentekenreglement voorgeschreven goedkeuringsmerk en moeten deugdelijk aan de voor- en achterzijde van het voertuig zijn bevestigd;

Toelichting

Het kentekennummer moet op ??n plaatdeel staan.

Alleen visuele controle op de bevestiging van de kentekenplaat.

e.

het kenteken moet goed leesbaar zijn en de kentekenplaten mogen niet zijn afgeschermd.

Visuele controle, waarbij de letters en cijfers volledig zichtbaar moeten zijn indien de waarnemer op een afstand van 20,00 m v??r dan wel achter het midden van de bedrijfsauto staat.



Top




5.3 ? 1.        Algemene bouwwijze van het voertuig

Keuringseisen bedrijfsauto's

Artikel 5.3.3:        chassisraam, mee- of zelfdragende carrosserie

Artikel 5.3.4:        bovenbouw


Top




Artikel 5.3.3

chassisraam, mee- of zelfdragende carrosserie, frame

Keuringseisen bedrijfsauto's, algemene bouwwijze van het voertuig

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De langs- en dwarsliggers en chassisversterkingsdelen van het chassisraam, dan wel de daarvoor in de plaats tredende delen van de mee- of zelfdragende carrosserie van bedrijfsauto's mogen:

a.        geen breuken of scheuren vertonen;

b.        niet zodanig zijn bevestigd, vervormd of door corrosie aangetast, dat de stijfheid en de sterkte van het chassisraam of van de mee- of zelfdragende carrosserie in gevaar worden gebracht.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.

2.

Onze Minister stelt regels vast inzake corrosie van de in het eerste lid bedoelde onderdelen alsmede de bevestiging daarvan.

-



Top




Artikel 5.3.4

bovenbouw

Keuringseisen bedrijfsauto's, algemene bouwwijze van het voertuig

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De bovenbouw van bedrijfsauto's moet deugdelijk op het onderstel zijn bevestigd.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.

De ondersteuning van de laadvloer onderscheidenlijk laadruimte moet deugdelijk zijn. Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de ondersteuning.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

Indien sprake is van corrosie geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.



Top




5.3 ? 2.        Afmetingen en massa's

Keuringseisen bedrijfsauto's

Artikel 5.3.6:        afmetingen

Artikel 5.3.7:        massa's


Top




Artikel 5.3.6

afmetingen

Keuringseisen bedrijfsauto's, afmetingen en massa's

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's mogen:

a.        niet langer zijn dan 12,00 m;

       Toelichting

       Ter bepaling van de totale lengte wordt een aan de achterzijde aangebrachte uitschuiflade ter ondersteuning van de lading, of een uitschuifbare stootbalk slechts in ingeschoven toestand meegeteld.


Deze maat mag niet meer dan 1% afwijken. Bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg moeten in geval van twijfel worden gemeten.

Bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg moeten worden gemeten.

Artikel 1.2 van het Voertuigreglement is van toepassing.


b.        niet breder zijn dan 2,55 m;

Toelichting

Bedrijfsauto?s met een toegestane maximum massa van meer dan 10.000 kg met uitzondering van bussen, en in gebruik genomen voor 1 februari 1999, mogen niet breder zijn dan 2,60 m.

Controle hierop moet reeds voorafgaand aan de keuring hebben plaatsgevonden.

Artikel 1.2 van het Voertuigreglement is van toepassing.


c.        niet hoger zijn dan 4,00 m;

Bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg worden gemeten.

Bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg worden slechts in geval van twijfel gemeten.

Artikel 1.2 van het Voertuigreglement is van toepassing.

2.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, mogen:

De wijze van keuren bij het eerste lid, onderdeel a, is van toepassing.


a.        bussen met twee assen niet langer zijn dan 13,50 m;



b.        bussen met twee assen die in gebruik genomen zijn v??r 10 september 2003 tot 1 januari 2021 niet langer zijn dan 15,00 m;



c.        bussen met meer dan twee assen niet langer zijn dan 15,00 m;



d.        gelede bussen niet langer zijn dan 18,75 m;



e.        rijdende werktuigen niet langer zijn dan 20,00 m;



f.        kermis- en circusvoertuigen niet langer zijn dan 14,00 m.


3.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onderdeel b, mogen:

De wijze van keuren bij het eerste lid, onderdeel b, is van toepassing.


a.        geconditioneerde voertuigen niet breder zijn dan 2,60 m;

       Toelichting

       Mits op het kentekenbewijs bij inrichting is vermeld dat het een 'koelwagen, vrieswagen of geconditioneerd voertuig' betreft.



b.        rijdende werktuigen niet breder zijn dan 3,00 m.


4.

In de afmetingen, bedoeld in het eerste en het derde lid, zijn afneembare bovenbouwen en gestandaardiseerde laadstructuren begrepen.

Visuele controle



Top




Artikel 5.3.7

massa's

Keuringseisen bedrijfsauto's, afmetingen en massa's

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De last onder de assen van bedrijfsauto's mag niet meer bedragen dan de voor het betrokken voertuig in het kentekenregister of op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum aslasten.

Leden 1 en 2. In geval van buitensporige wijziging van de inrichting wordt de bedrijfsauto gewogen.

2.

De totale massa of de som van de aslasten van bedrijfsauto's mag niet meer bedragen dan de voor het betrokken voertuig in het kentekenregister of op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum massa.




Top




5.3 ? 3.        Motor

Keuringseisen bedrijfsauto's

Artikel 5.3.9:        brandstofsysteem

Artikel 5.3.10:        LPG-installatie

Artikel 5.3.10a        CNG-installatie

Artikel 5.3.11:        geluid en milieu

Artikel 5.3.12:        accu en bedrading

Artikel 5.3.13:        motorsteunen


Top




Artikel 5.3.9

brandstofsysteem

Keuringseisen bedrijfsauto's, motor

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Alle onderdelen van het brandstofsysteem van bedrijfsauto's moeten veilig zijn en deugdelijk zijn bevestigd. Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

Visuele controle van alle aanwezige brandstofsystemen, waarbij de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.

2.

Het brandstofsysteem mag geen lekkage vertonen.

1.        Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich met draaiende respectievelijk niet-draaiende motor boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.        Indien de bedrijfsauto is uitgerust met meer dan ??n brandstofsysteem, wordt de controle uitgevoerd wanneer de motor wordt gevoed met de hoofdbrandstof zoals deze is vermeld op het kentekenbewijs. Het tweede brandstofsysteem wordt eveneens gecontroleerd indien het mogelijk is de motor op de tweede brandstof te laten draaien. Indien controle van het tweede brandstofsysteem niet mogelijk is, wordt dit vermeld op de voorzijde van het keuringsrapport.

       Een installatie voor een al dan niet tot vloeistof verdicht gas wordt gecontroleerd met behulp van een middel dat lekkage zichtbaar maakt, waarbij het contact moet zijn ingeschakeld.

3.

De vulopening van het brandstofreservoir moet zijn afgesloten met een passende tankdop.

Visuele controle.



Top




Artikel 5.3.10

LPG-installatie

Keuringseisen bedrijfsauto's, motor

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Indien de bedrijfsauto is voorzien van een LPG-installatie, moet deze, onverminderd het bepaalde in artikel 5.3.9, voldoen aan de in de volgende leden gestelde eisen.

-

2.

De LPG-tank:

a.        moet permanent zijn aangebracht aan het voertuig;

b.        mag niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak;

c.        mag geen deuken vertonen.

Visuele controle, zo nodig terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

De LPG-tank mag niet in de motorruimte zijn geplaatst.

Visuele controle.

4.

De volgende onderdelen moeten aanwezig zijn:

a.        de veerveiligheid, die in de buitenlucht moet uitmonden;

Onderdelen a, b, c en d. Visuele controle, zo nodig terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.


b.        de verdamper/drukregelaar, al dan niet gecombineerd, dan wel een mengregelsysteem;



c.        de gasdichte kast indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 maart 1979, tenzij de tank in de open lucht is geplaatst;



d.        de automatische inrichting ter begrenzing van de vullingsgraad indien het voertuig na 30 juni 1983 in gebruik is genomen;



e.        de automatische afnameklep op de tank indien het voertuig na 31 december 1987 in gebruik is genomen;

Visuele controle, zo nodig terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt het contact ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrachtigd. Vervolgens wordt de motor gestart waarna de handrem wordt aangetrokken en de hoogste versnelling wordt ingeschakeld. Met behulp van de koppeling de motor laten afslaan waarna de bekrachtiging moet wegvallen. Indien een controle op deze wijze niet mogelijk is, wordt de motor gestart en nadat is overgeschakeld op LPG wordt gecontroleerd of de spoel is bekrachtigd; daarna wordt met het contact uitgeschakeld gecontroleerd of de bekrachtiging is weggevallen.


f.        het gasmengstuk dan wel een inspuitstuk;

Visuele controle


g.        de automatische afsluitklep.

Visuele controle, zo nodig terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt het contact ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrachtigd. Vervolgens wordt het contact uitgeschakeld en wordt gecontroleerd of de bekrachtiging wegvalt.

5.

Op de LPG-installatie mogen geen andere verbruikers zijn aangesloten dan die, welke strikt noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de motor van het voertuig.

De wijze van keuren bij het tweede lid is van toepassing.

6.

Indien het voertuig na 30 september 1978 in gebruik is genomen, mag het vullen van de tank alleen buiten het voertuig kunnen geschieden.

Visuele controle.

7.

De in het vierde lid genoemde onderdelen moeten vrij zijn van ernstige beschadigingen en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.

Leden 7, 8 en 9. De wijze van keuren bij het tweede lid is van toepassing.

8.

De leidingen mogen geen knikken vertonen en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.


9.

De gasvoerende slangen mogen geen beschadiging vertonen waarbij het wapeningsmateriaal zichtbaar is. De slangen die aan de buitenzijde van een metalen wapening zijn voorzien, mogen geen beschadiging vertonen.




Top




Artikel 5.3.10a

CNG-installatie


Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Indien de bedrijfsauto is voorzien van een CNG-installatie, moet deze, onverminderd artikel 5.3.9, voldoen aan de in de volgende leden gestelde eisen.

-

2.

De CNG-tank:

a. moet permanent zijn aangebracht aan het voertuig, en

b.  mag geen deuken vertonen.

Visuele controle, zo nodig terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

De CNG-tank mag niet in de motorruimte zijn geplaatst.

Visuele controle.

4.

Indien de CNG-tank in gebruik is genomen na 19 juli 2002, mag de geldigheid van de goedkeuring niet verstreken zijn. CNG-tanks die voor 20 juli 2002 in gebruik zijn genomen en waarvan de gegevens omtrent de geldigheid van de goedkeuring niet beschikbaar zijn, mogen niet ouder zijn dan 10 jaar, dan wel mag het voertuig niet ouder zijn dan 10 jaar.

Visuele controle, zo nodig terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

5.

Op de CNG-installatie mogen geen andere verbruikers zijn aangesloten dan die, welke strikt noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de motor van het voertuig, met uitzondering van een verwarmings-installatie ten behoeve van de personenruimte of laadruimte.

De wijze van keuren bij het tweede lid is van toepassing.

6.

Indien het voertuig in gebruik genomen is na 1 juli 1995, moet het voertuig zijn voorzien van een goed werkende automatische tankafsluiter.

Visuele controle, zo nodig terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt het contact ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrachtigd. Vervolgens wordt de motor gestart waarna de handrem wordt aangetrokken en de hoogste versnelling wordt ingeschakeld. Met behulp van de koppeling de motor laten afslaan waarna de bekrachtiging moet wegvallen. Indien een controle op deze wijze niet mogelijk is, wordt de motor gestart en nadat is overgeschakeld op CNG wordt gecontroleerd of de spoel is bekrachtigd; daarna wordt met het contact uitgeschakeld gecontroleerd of de bekrachtiging is weggevallen.

7.

De onderdelen van de CNG-installatie moeten vrij zijn van ernstige beschadigingen en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.

Leden 7, 8 en 9. De wijze van keuren bij het tweede lid is van toepassing.

8.

De leidingen en gasvoerende slangen mogen geen knikken vertonen.


9.

De gasvoerende slangen mogen geen beschadiging vertonen waarbij het wapeningsmateriaal zichtbaar is.






Top




Artikel 5.3.11

geluid en milieu

Keuringseisen bedrijfsauto's, motor

CO-tabel

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's met een verbrandingsmotor moeten zijn voorzien van een uitlaatsysteem dat over de gehele lengte gasdicht is, met uitzondering van de afwateringsgaatjes.

Visuele en auditieve controle, terwijl de bedrijfsauto zich met draaiende motor boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.

Het uitlaatsysteem moet deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

Bedrijfsauto's moeten blijven behoren tot een goedgekeurd type als bedoeld in artikel 2 van het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging (Stb. 1990, 393). Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

-

4.

Bedrijfsauto's moeten blijven behoren tot een goedgekeurd type als bedoeld in artikel 2 van het Besluit geluidproduktie motorvoertuigen (Stb. 1981, 741). Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

-

5.

De uitlaatgassen van bedrijfsauto's met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking mogen bij stationair toerental en op bedrijfstemperatuur zijnde motor:

a.        niet meer dan 4,5 % vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1973 doch voor 1 oktober 1986;

b.        niet meer dan 3,5 % vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 september 1986 doch voor 1 juli 2002;

c.        niet meer dan 1,5 % vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1973 doch voor 1 juli 2002 en het voertuig blijkens een aantekening op het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs wordt gevoed door een al dan niet tot vloeistof verdicht gas;

d.        niet meer dan 0,5 % vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1985 doch voor 1 juli 2002 en het voertuig is uitgerust met een brandstofdoseringssysteem dat de mengverhouding van lucht en brandstof voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte van de uitlaatgassen.

e.        niet meer dan 0,3% vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 juni 2002.

1.        Controle op de hier genoemde gehaltes is niet noodzakelijk indien een controle op grond van artikel 5.3.11. zesde lid, van het Voertuigreglement heeft plaatsgevonden.

2.        De controle geschiedt door meting aan een stilstaande bedrijfsauto met een koolmonoxidemeter die ten minste gedurende de door de fabrikant van de koolmonoxidemeter opgegeven opwarmtijd onder elektrische spanning heeft gestaan.

3.        Bij de meting moet de omgevingstemperatuur hoger zijn dan 0 ?C. V??r elke meting wordt het nulpunt van de koolmonoxidemeter gecontroleerd en zonodig bijgesteld.

4.        V??r elke meting wordt gecontroleerd of:

a.        de motor met stationair toerental draait en op bedrijfstemperatuur is, en

b.        de carterontluchting op het voertuig is aangesloten.

5.        V??r elke meting wordt gecontroleerd of het monsternamesysteem in goede staat verkeert, waarbij in het bijzonder moet worden gelet op beschadigingen van de monsternameslang en de sonde.

6.        De sonde wordt ten minste 0,30 m in de uitmonding van het uitlaatsysteem ingebracht. De eindwaarde van een meting wordt gelijkgesteld met de waarde die na 30 seconden is bereikt.

7.        Indien het uitlaatsysteem meer dan ??n uitmonding heeft beperkt de meting zich tot ??n uitmonding.

8.        Indien de bedrijfsauto is uitgerust met meer dan ??n brandstofsysteem, dan hoeft de controle alleen te worden uitgevoerd wanneer de motor wordt gevoed met de hoofdbrandstof, zoals deze is vermeld op het kentekenbewijs.

Toelichting

Bij het vaststellen van het CO-gehalte mag het tweede cijfer achter de komma buiten beschouwing worden gelaten.

6.

De afstelling van het stationaire mengsel van bedrijfsauto's met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, die in gebruik zijn genomen na 31 december 1979, met uitzondering van bedrijfsauto's die zijn uitgerust met een brandstofdoseringssysteem dat de mengverhouding van lucht en brandstof voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte van de uitlaatgassen, dient zodanig te zijn dat een door Onze Minister voor het desbetreffende type motorrijtuig aangewezen gehalte aan koolmonoxide van de uitlaatgassen, uitgedrukt in % vol, bij het bij die aanwijzing aangegeven stationaire toerental, niet wordt overschreden. Bij de meting van het gehalte koolmonoxide moeten de eventueel aangewezen bijzondere meetvoorschriften in acht worden genomen. Deze eis wordt alleen getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport en bij elke keuring ten behoeve van de afgifte of teruggave van een kentekenbewijs.

1.        De wijze van keuren bij de punten 2 tot en met 7 bij het vijfde lid is van toepassing.

2.        Het stationaire toerental moet liggen tussen de voor het desbetreffende type bedrijfsauto in het boekwerk 'APK-milieukeuringseisen' aangegeven waarden. Dit wordt gecontroleerd met behulp van een toerenteller.

       Zo nodig wordt het toerental afgesteld alvorens met de meting wordt begonnen.

       Na de meting wordt, indien nodig, het toerental weer op de oorspronkelijke waarde teruggebracht.

Toelichting

Bij het vaststellen van het CO-gehalte mag het tweede cijfer achter de komma buiten beschouwing worden gelaten.

7.

De in het zesde lid bedoelde controle van de afstelling van het stationaire mengsel vindt bij bedrijfsauto's die worden gevoed door een al dan niet tot vloeistof verdicht gas en die in gebruik zijn genomen na 1 juli 1997 plaats aan de hand van de afstel- en controlegegevens, vermeld op het op het voertuig aangebrachte symbool (de sticker), bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging, dan wel aan de hand van de gegevens vermeld in het kentekenregister.

Als uit het kentekenbewijs blijkt dat de bedrijfsauto is voorzien van een G3-gassysteem zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Regeling keuringsvoorschriften motorrijtuigen luchtverontreiniging, is het hierboven genoemde symbool niet vereist.

Toelichting

Onder het symbool wordt de LPG-sticker verstaan.

1.        De wijze van keuren bij de punten 2 tot en met 7 bij het vijfde lid is van toepassing.

2.        Het stationaire toerental moet, indien een minimum- en maximumwaarde op de sticker is aangegeven, tussen de aangegeven waarden liggen. Indien slechts ??n toerental op de sticker is aangegeven, mag het stationair toerental ten hoogste 50 omwentelingen per minuut van deze waarde afwijken. Dit wordt gecontroleerd met behulp van een toerenteller. Zo nodig wordt het toerental afgesteld alvorens met de meting wordt begonnen. Na de meting wordt, indien nodig, het toerental weer op de oorspronkelijke waarde teruggebracht.

3.        Het CO-gehalte moet, indien een minimum- en maximum CO-waarde op de sticker is aangegeven, tussen de aangegeven waarden liggen. Indien slechts ??n CO-waarde op de sticker is aangegeven, mag deze waarde niet worden overschreden.

4.        Indien geen sticker aanwezig is, is de waarde, genoemd onder c van het vijfde lid van toepassing. Als de bedrijfsauto in dit geval is voorzien van een brandstofdoseringssysteem dat de mengverhouding van lucht en brandstof voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte in de uitlaatgassen, geldt de waarde, genoemd onder d, van het vijfde lid.

Toelichting

Bij het vaststellen van het CO-gehalte mag het tweede cijfer achter de komma buiten beschouwing worden gelaten.

8.

Bij bedrijfsauto's die zijn uitgerust met een brandstofdoseringssysteem dat de mengverhouding van lucht en brandstof voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte van de uitlaatgassen, dient het brandstofdoseringssysteem goed te werken.

De goede werking ervan wordt beoordeeld aan de hand van het gehalte koolmonoxide van de uitlaatgassen, alsmede aan de hand van een op grond van de samenstelling van de uitlaatgassen berekende lucht-brandstofverhouding.

Deze beoordeling vindt plaats op een door Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tezamen aangegeven wijze.

Toelichting

Volgens artikel 2.3.9 van de Regeling permanente eisen is dit lid van toepassing voor bedrijfsauto?s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg.

1.        De controle geschiedt door meting aan een stilstaande bedrijfsauto met een uitlaatgastester met lambda-bepaling die ten minste gedurende de door de fabrikant van de uitlaatgastester opgegeven opwarmtijd onder elektrische spanning heeft gestaan.

2.        V??r elke meting wordt gecontroleerd of het monsternamesysteem in goede staat verkeert, waarbij in het bijzonder moet worden gelet op beschadigingen van de monsternameslang en de sonde.

3.        De sonde wordt op de wijze zoals beschreven in de handleiding van de desbetreffende uitlaatgastester in de uitmonding van het uitlaatsysteem ingebracht. Eventuele aanwijzingen in de handleiding met betrekking tot de te gebruiken sonde moeten worden gevolgd.

4.        Indien het uitlaatsysteem meer dan ??n uitmonding heeft, beperkt de meting zich tot ??n uitmonding.

5.        Indien de bedrijfsauto is uitgerust met meer dan ??n brandstofsysteem, hoeft de controle alleen te worden uitgevoerd wanneer de motor wordt gevoed met de hoofdbrandstof zoals deze is vermeld op het kentekenbewijs.

6.        Het verhoogd toerental moet worden gecontroleerd met behulp van een toerenteller.

       Eventuele aanwijzingen in de handleiding moeten worden gevolgd.

7.        De meting geschiedt op de wijze zoals bepaald in artikel 2.3.10 van de Regeling permanente eisen.

Toelichting

Bij het vaststellen van het CO-gehalte mag het tweede cijfer achter de komma buiten beschouwing worden gelaten.


Overzicht viergasmeting


Toelichting

Indien op het kentekenbewijs bij ?bijzonderheden? ??n van de volgende teksten is vermeld: ?basis TGK: EEGK-9999? of Basis EEGK-9999, ?basis TGK: VERH-9999? of Basis VERH-9999 dan wel ?Voertuig niet voorzien van emissiebestrijdingssysteem?, en het voertuig is niet voorzien van een katalysator en /of lambdasonde kan er vanuit worden gegaan dat dit van fabriekswege het geval is.

In dit geval behoeft de viergasmeting niet te worden uitgevoerd.


9.

De uitlaatgassen van bedrijfsauto's met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking mogen niet meer dan een door Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tezamen aangegeven gehalte koolwaterstoffen bevatten, waarbij de eventueel aangewezen bijzondere meetvoorschriften in acht worden genomen. Het toegestane gehalte kan verschillend zijn afhankelijk van de datum van ingebruikneming van het voertuig en van de daarop toegepaste uitlaatgasnabehandelingstechniek.

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

10.

De uitlaatgassen van bedrijfsauto's met een verbrandingsmotor met compressie-ontsteking die in gebruik zijn genomen na 31 december 1979 mogen niet meer dan een door Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tezamen aangegeven hoeveelheid roet bevatten, waarbij de eventueel aangewezen bijzondere meetvoorschriften in acht worden genomen.

1.        De controle geschiedt door meting aan een stilstaande bedrijfsauto met een roetmeter die ten minste gedurende de door de fabrikant van de roetmeter opgegeven opwarmtijd onder elektrische spanning heeft gestaan.

2.        V??r elke meting wordt gecontroleerd of het monsternamesysteem en de verbindingskabels in goede staat verkeren, waarbij in het bijzonder moet worden gelet op beschadigingen.

3.        De sonde wordt op de wijze zoals beschreven in de handleiding van de desbetreffende roetmeter in de uitmonding van het uitlaatsysteem ingebracht. Eventuele aanwijzingen in de handleiding met betrekking tot de te gebruiken sonde moeten worden gevolgd.

4.        Indien het uitlaatsysteem meer dan ??n uitmonding heeft, beperkt de meting zich tot ??n uitmonding.

5.        De motorolietemperatuur wordt gemeten met behulp van een temperatuuropnemer welke op de wijze zoals beschreven in de handleiding van de desbetreffende roetmeter in de motor wordt ingebracht. Eventuele aanwijzingen in de handleiding met betrekking tot de te gebruiken temperatuuropnemer moeten worden gevolgd. De temperatuuropnemer behoeft niet te worden ingebracht indien duidelijk is dat de motorolie op de vereiste temperatuur is.

6.        Het stationair toerental en afregeltoerental moeten worden gecontroleerd met behulp van een toerenteller. Zo nodig wordt het stationair toerental afgesteld alvorens met de meting wordt begonnen. Eventuele aanwijzingen in de handleiding moeten worden gevolgd.

7.        De meting geschiedt op de wijze zoals bepaald in de artikelen 2.3.11 en 2.3.12 van de Regeling permanente eisen.

       Toelichting

       Met beleid gas terug nemen nadat de motor op het afregeltoerental heeft gedraaid.

11.

Bij bedrijfsauto?s met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking die in gebruik zijn genomen na 31 december 1994 en die zijn voorzien van een emissiebestrijdingssysteem, moeten de door Onze Minister aangegeven onderdelen van dit systeem aanwezig zijn.

Visuele controle, waarbij het bepaalde in artikel 2.3.9 van de Regeling permanente eisen van toepassing is.



Top




CO-tabel bedrijfsauto's

Bedrijfsauto in gebruik genomen na:


Top




Artikel 5.3.12

accu en bedrading

Keuringseisen bedrijfsauto's, motor

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De accu van bedrijfsauto's moet deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle.

2.

De bedrading van bedrijfsauto's moet deugdelijk zijn bevestigd en goed zijn ge?soleerd.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.



Top




Artikel 5.3.13

motorsteunen

Keuringseisen bedrijfsauto's, motor

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De motorsteunen van bedrijfsauto's moeten deugdelijk aan het chassis dan wel de carrosserie alsmede aan de motor zijn bevestigd. Indien de motor en de versnellingsbak zijn samengebouwd, dan worden de steunen van de versnellingsbak mede als motorsteunen beschouwd.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt en, indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.

2.

De motorsteunen mogen niet in ernstige mate zijn beschadigd, de rubbers mogen niet zijn doorgescheurd en de vulcanisatie mag niet geheel zijn losgeraakt.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

-



Top




5.3 ? 4.        Krachtoverbrenging

Keuringseisen bedrijfsauto's

Artikel 5.3.15:        snelheidsmeter, snelheidsbegrenzer, controle-apparaat

Artikel 5.3.16:        aandrijving, transmissie


Top




Artikel 5.3.15

snelheidsmeter, snelheidsbegrenzer, controle-apparaat

Keuringseisen bedrijfsauto's, krachtoverbrenging

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's die na 30 juni 1967 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een goed werkende snelheidsmeter, die ook bij nacht voor de bestuurder goed afleesbaar is.

1.        De afleesbaarheid wordt visueel gecontroleerd waarbij de verlichting wordt ingeschakeld.

2.        Indien op grond van een ander keuringsvoorschrift een rijproef wordt uitgevoerd, wordt daarbij de werking van de snelheidsmeter gecontroleerd.

2.

De volgende categorie?n motorrijtuigen zijn voorzien van een snelheidsbegrenzer:

a. bedrijfsauto?s met een dieselmotor, met een

    toegestane maximum massa van meer dan

    3.500 kg, doch niet meer dan 12.000 kg, die na

    30 september 2001 doch voor 1 januari 2005

    in gebruik zijn genomen;

b. bedrijfsauto?s met een toegestane maximum

    massa van meer dan 3.500 kg, doch niet meer

    12.000 kg, die na 31 december 2004 in gebruik

    zijn genomen;

c. bedrijfsauto?s met een toegestane maximum

    massa van meer dan 12.000 kg, die na 31

    december 1987 in gebruik zijn genomen;

d.  bussen met een dieselmotor, met een

    toegestane maximum massa van niet meer

    dan 10.000 kg, die na 30 september 2001 doch

    voor 1 januari 2005 in gebruik zijn genomen;

e. bussen met een toegestane maximum massa

    van niet meer dan 10.000 kg, die na 31

    december 2004 in gebruik zijn genomen;

f.  bussen met een toegestane maximum massa

    van meer dan 10.000 kg, die na 31 december

    1987 in gebruik zijn genomen.

Visuele controle aan de hand van het installatieplaatje.

3.

De snelheidsbegrenzer moet zijn afgesteld op:

a.        een zodanige snelheid, dat de maximum snelheid van bedrijfsauto?s, niet zijnde bussen,  niet meer dan 90 km/h kan bedragen,

b.        een zodanige snelheid, dat de maximumsnelheid van bussen niet meer dan 100 km/h kan bedragen;

c.        maximaal 100 km/h, indien het een bus betreft met een maximum massa van meer dan 10.000 kg, die voor 1 januari 2005 in gebruik is genomen.

Visuele controle of het installatieplaatje de juiste snelheid aangeeft.

Tevens wordt, waar toepasbaar, met een diagnosesysteem vastgesteld of de ingestelde snelheid juist is.


Toelichting

Op het installatieplaatje moet 85 of 90 respectievelijk 100 km/h voor bussen zijn vermeld.

Bij bussen mag de snelheid lager worden ingesteld en dus de gegevens op het installatieplaatje.

De ingestelde snelheid is onuitwisbaar vermeld op een installatieplaatje dat op een duidelijk zichtbare plaats in de stuurcabine van het voertuig is aangebracht.


4.

De snelheidsbegrenzer en de voor het functioneren noodzakelijke aansluitingen moeten met behulp van een verzegeling of door de noodzaak om speciale gereedschappen te gebruiken zijn beschermd tegen niet-toegestane bijstelling of onderbreking van de stroomvoorziening.

Visuele controle van alle zichtbare aansluitingen en verbindingen.

5.

De in het tweede lid bedoelde verplichting geldt niet voor:

a.        motorrijtuigen als bedoeld in artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) 1990;

       Zie toelichting

b.        motorrijtuigen die blijkens een aantekening op het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs niet van een snelheidsbegrenzer behoeven te zijn voorzien.

Visuele controle.

Toelichting

Uitzonderingen op basis van artikel 29 RVV 1990

Motorrijtuigen ten dienste van politie en brandweer, ambulances en motorrijtuigen van andere door Onze Minister aangewezen hulpverleningsdiensten, zoals aangegeven in artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, behoeven niet te zijn voorzien van een snelheidsbegrenzer.

1.        Als hulpverleningsdiensten worden aangewezen die diensten die, voorzover de aan hen opgedragen taak hierin voorziet, voor het vervullen van een dringende taak worden ingezet

a.        in geval van hulpverlening bij rampen, ernstige ongevallen en bijzondere gebeurtenissen of

b.        ter bestrijding of ter voorkoming van (dreigende) ongevallen en rampen.

2.        De in het eerste lid bedoelde diensten zijn de volgende:

       algemeen

a.        het Rode Kruis Korps van het Nederlandse Rode Kruis;

b.        de ambulancediensten aan wie krachtens de Wet Ambulancevervoer vergunning is verleend voor het verrichten van ambulancevervoer, voorzover gebruik wordt gemaakt van daartoe uitgeruste dienstvoertuigen die aan beide zijden tenminste zijn voorzien van het in bijlage 1 vastgestelde symbool, alsmede daartoe uitgeruste voertuigen van andere hulpverleningsdiensten die zich in opdracht van de Centrale Post Ambulancevervoer als bedoeld in de Wet ambulancevervoer, bezig houden met het verlenen van de eerstelijns spoedeisende hulpverlening, voor zover die voertuigen aan beide zijden tenminste zijn voorzien van het in bijlage 1 vastgestelde symbool;

c.        de Stichting Rode Kruis Bloedbank ?Zuid-West Nederland? voor een spoedtransport van bloed of bloedprodukten in voor de overige weggebruikers herkenbare dienstauto?s.

d.        de afdeling Ongevallenbestrijding van N.S. Beveiligingsservices;

e.        de Eenheid Crisisbeheersing van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ten behoeve van het gebruik van met autotelefoon of mobilofoon uitgeruste auto?s;

f.        het Wapen der Koninklijke Marechaussee, alsmede andere door de Minister van Defensie aangewezen bijstandseenheden;

f1.        de Stafafdeling Beveiliging, Bewaking & Vervoer van de Arrondissementale Stafdienst Amsterdam;

kernfysische rampen en ongevallen

g.        het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu;

h.        het Inspectoraat-Generaal VROM; ten behoeve van het gebruik van een kernfysische meetauto of met autotelefoon of mobilofoon uitgeruste auto?s door ambtenaren die door de betrokken minister zijn aangewezen;

spoorwegongevallen

i.        de afdeling Spoorwegpolitie van de N.V. Nederlandse Spoorwegen;

ontploffingsgevaarlijke en andere gevaarlijke (chemische) stoffen

j.        de Technische Milieudienst Drechtsteden (TMD);

k.        de DCRM Milieudienst Rijnmond;

l.        de divisie Rotterdam Port Authority van Havenbedrijf Rotterdam N.V.;

ten behoeve van het gebruik van uitrukwagens; en

m.        de Explosieven Opruimings Diensten van het Ministerie van Defensie;

vervoer gedetineerden en calamiteiten in penitentiaire inrichtingen

n.        de door de Minister van Justitie aangewezen functionarissen van de Landelijke Vervoersdienst Justitie of de Landelijke Bijzondere Bijstandsverlening van de Dienst Justiti?le Inrichtingen.

Vervoer transplantatieorganen en transplantatieteams

o.        het door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen orgaancentrum, bedoeld in artikel 24 van de Wet op de orgaandonatie, ten behoeve van het spoedeisende vervoer van transplantatieorganen en het spoedeisende vervoer van transplantatieteams, voor zover gebruik wordt gemaakt van daartoe uitgeruste en duidelijk herkenbare voertuigen die tenminste aan beide zijden zijn voorzien van het in bijlage 1 vastgestelde symbool.

6.

Indien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg moet zijn voorzien van een controleapparaat als bedoeld in verordening 3821/85/EEG:

a. mag de op het installatieplaatje vermelde

    geldigheidsduur niet zijn verstreken, met dien

    verstande dat de geldigheidsduur maximaal

    twee jaar vanaf de installatiedatum bedraagt;

b. moet het onder a bedoelde installatieplaatje

    zijn voorzien van een verzegeling dan wel

    zodanig zijn aangebracht dat dit bij

    verwijdering onherstelbaar wordt beschadigd;

c. mag de omtrek van de op de aangedreven

    wielen gemonteerde banden niet meer dan 4%

    afwijken van de waarde die op het onder a

    bedoelde installatieplaatje is vermeld;

d. moeten het controleapparaat en de voor het

    functioneren noodzakelijke aansluitingen met

    behulp van een verzegeling zijn beschermd

    tegen een niet-toegestane wijziging in de

    instellingen of onderbreking van de

    stroomvoorziening.





1.        De geldigheidsduur op het installatieplaatje wordt visueel gecontroleerd.



2.        Visuele controle van de verzegeling van het installatieplaatje.



3.        Bij twijfel meting van de bandenomtrek.




4.   Visuele controle van alle zichtbare

      aansluitingen en verbindingen.


Toelichting

Bij de APK keuring behoeft het gebruik dat van het voertuig wordt gemaakt niet specifiek te worden aangetoond.


Top




Bijlage  Model symbool hulpverleningsvoertuigen

Kleuren:

o             = wit



Top




Artikel 5.3.16

aandrijving, transmissie

Keuringseisen bedrijfsauto's, krachtoverbrenging

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De onderdelen van de aandrijving van bedrijfsauto's moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt en, indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

Een volledig doorgescheurde flexibele koppeling is toegestaan mits de aandrijfas op zijn plaats blijft.

2.

Stofhoezen van aandrijfassen moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

Kruiskoppelingen moeten een zichtbaar spelingsvrije overbrenging kunnen bewerkstelligen.

Toelichting

De eis omtrent zichtbaar spelingsvrije kruiskoppelingen geldt niet voor de axiale speling van naaldlagers.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

4.

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot het bepaalde in het eerste lid.




Top




5.3 ? 5.        Assen

Keuringseisen bedrijfsauto's

Artikel 5.3.18:        assen

Artikel 5.3.19:        fuseepennen, -lageringen, -bussen, en kogels

Artikel 5.3.20:        wiellagers

Artikel 5.3.21:        wielbasis

Artikel 5.3.22:        wieluitlijning

Artikel 5.3.23:        spoorbreedte

Artikel 5.3.24:        wielen en velgen

Artikel 5.3.25:        wielnaven

Artikel 5.3.26:        stabilisatoren


Top




Artikel 5.3.18

assen

Keuringseisen bedrijfsauto's, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De assen van bedrijfsauto's moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd en mogen geen breuken of scheuren vertonen.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt en, indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

2.

De assen mogen niet zodanig zijn vervormd dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

De assen mogen niet zodanig zijn bevestigd of vervormd dat het weggedrag nadelig word be?nvloed.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Bij een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, wordt in geval van twijfel een rijproef uitgevoerd.

4.

De assen mogen niet zodanig door corrosie zijn aangetast, dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht. Hieraan wordt voor wat betreft wielgeleidingselementen voldaan indien deze niet zijn doorgeroest.

Toelichting

-        Indien de rand van een wielgeleidingselement ten gevolge van roest is afgebrokkeld, wordt dit eveneens als doorgeroest aangemerkt en dient tot afkeur te worden overgegaan.

-        De wielgeleidingselementen mogen, indien deze zijn doorgeroest, niet worden gerepareerd. In dit geval moeten de wielgeleidingselementen kompleet worden vervangen.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien een wielgeleidingselement is gerepareerd, moet artikel 2.2.23 van de Regeling permanente eisen in acht worden genomen.

5.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

-



Top




Artikel 5.3.19

fuseepennen, -lageringen, -bussen, en kogels

Keuringseisen bedrijfsauto's, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De fuseepennen, -lageringen, -bussen en -kogels van bedrijfsauto's moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.

Stofhoezen van fuseekogels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

De fuseepennen, -lageringen, -bussen en -kogels alsmede de overige draaipunten van de wielophanging mogen niet te veel speling vertonen.

1.        De wijze van keuren bij het eerste lid is van toepassing.

2.        Voor het zichtbaar maken van:

a.        axiale speling van fuseepennen, -lageringen en -bussen wordt elk wiel ontlast en op en neer bewogen dan wel ontlast en langzaam weer belast;

b.        radiale speling van fuseepennen, -lageringen en -bussen wordt elk wiel gedeeltelijk ontlast en handmatig of met behulp van een spelingsdetector bewogen;

c.        axiale en radiale speling van fuseekogels en overige kogelgewrichten wordt elke kogel ten opzichte van de draagarm in elke richting bewogen; bij deze controle moet de stand van de wielophanging zoveel mogelijk overeenkomen met de rijpositie en moeten de kogels zoveel mogelijk onbelast zijn;

d.        radiale speling van de overige draaipunten wordt elk draaipunt in radiale richting ten opzichte van de bevestiging bewogen met behulp van een spelingsdetector dan wel handmatig.

3.        In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4.        Op de speling zijn de artikelen 2.5.2 tot en met 2.5.4 van de Regeling permanente eisen van toepassing.



Artikel

2.5.2:        Maximaal toegestane speling fuseepennen, -lageringen en -bussen

2.5.3:        Maximaal toegestane speling fuseekogels

2.5.4:        Maximaal toegestane speling draaipunten wielophanging

4.

Indien een gedeelte van de binnenkant van het fuseekogelhuis en van de fuseekogel zichtbaar is doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

Indien de hoes is beschadigd of ontbreekt vindt visuele controle plaats, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

5.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het derde lid.

-



Top




Artikel 5.3.20

wiellagers

Keuringseisen bedrijfsauto's, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De wiellagers van bedrijfsauto's mogen niet te veel speling vertonen.

1.        Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.        Voor de controle van de speling moet elk wiel vrij kunnen ronddraaien en wordt elk wiel met de hand of met behulp van een hefboom, bijvoorbeeld een koevoet, haaks op de draairichting bewogen.

3.        In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4.        De meting vindt plaats op een zo groot mogelijke afstand van de hartlijn van de as.

5.        Bij bestuurde wielen moet:

a.        ??n maal in ongeremde toestand voor de bepaling van de speling van de wiellager en de fusee tezamen, en

b.        ??n maal in geremde toestand voor de bepaling van de speling van de fusee,

       worden gemeten.

6.        Het verschil tussen de in punt 5 bedoelde waarden is de wiellagerspeling.

7.        Op de speling is artikel 2.5.5 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

2.

Verschijnselen van slijtage of beschadiging mogen niet hoorbaar of voelbaar zijn.

Visuele en auditieve controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid, al dan niet met behulp van apparatuur. Indien het een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg betreft, wordt zonodig een rijproef uitgevoerd.

3.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het eerste lid.

-



Top




Artikel 5.3.21

wielbasis

Keuringseisen bedrijfsauto's, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De wielbasis van bedrijfsauto's mag niet meer dan 1,0% afwijken van de waarde die voor het voertuig is vermeld op het kentekenbewijs of in het kentekenregister.

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

2.

Behoudens fabrieksmatige verschillen mag de wielbasis links en rechts gemeten niet meer dan:

a.        15 mm verschillen bij bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van ten hoogste 3500 kg;

b.        0,5% afwijken van de hoogst gemeten waarde bij bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg.

In geval van twijfel wordt gemeten.



Top




Artikel 5.3.22

wieluitlijning

Keuringseisen bedrijfsauto's, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

De afstanden tussen de fuseedraaipunten en twee punten aan het chassis dan wel aan de carrosserie, die symmetrisch links en rechts ten opzichte van de langsas van het voertuig zijn gelegen, mogen recht en kruiselings gemeten onderling niet meer dan:

a.        15 mm verschillen bij bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van ten hoogste 3500 kg;

b.        0,5% afwijken van de hoogst gemeten waarde bij bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg.

In geval van twijfel worden de afstanden gemeten met een meetmiddel met voldoende bereik.



Top




Artikel 5.3.23

spoorbreedte

Keuringseisen bedrijfsauto's, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

De spoorbreedte van bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg mag niet meer dan 2,0% groter zijn dan de waarde die voor het voertuig is vermeld op het kentekenbewijs of in het kentekenregister.

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.



Top




Artikel 5.3.24

wielen en velgen

Keuringseisen bedrijfsauto's, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De wielen onderscheidenlijk velgen van bedrijfsauto's mogen geen breuken, scheuren, ondeugdelijk laswerk of ernstige vervorming vertonen.

Leden 1 en 2. Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt en het wiel vrij kan ronddraaien.

2.

De wielen onderscheidenlijk velgen moeten met alle daarvoor bestemde bevestigingsmiddelen deugdelijk zijn bevestigd.




Top




Artikel 5.3.25

wielnaven

Keuringseisen bedrijfsauto's, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

De wielnaven van bedrijfsauto's moeten met alle daarvoor bestemde bevestigingsmiddelen deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle



Top




Artikel 5.3.26

stabilisatoren

Keuringseisen bedrijfsauto's, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Stabilisatoren moeten met alle daarvoor bestemde bevestigingsmiddelen deugdelijk zijn bevestigd en mogen:

a.        geen breuken of scheuren vertonen;

b.        niet te veel speling op de draaipunten vertonen.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.



Top




5.3 ? 6.        Ophanging

Keuringseisen bedrijfsauto's

Artikel 5.3.27:        banden

Artikel 5.3.28:        veersysteem


Top




Artikel 5.3.27

banden

Keuringseisen bedrijfsauto's, ophanging

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De wielen van bedrijfsauto's moeten zijn voorzien van luchtbanden.

Visuele controle.

2.

3.

De banden mogen geen beschadigingen vertonen waarbij het karkas zichtbaar is.
De banden mogen geen uitstulpingen vertonen.

Leden 2 en 3. Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij het wiel wordt rondgedraaid.

4.

De profilering van de hoofdgroeven van de banden van bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg en van T100-bussen moet over de gehele omtrek van het loopvlak ten minste 1,6 mm bedragen, met uitzondering van slijtage-indicatoren.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij het wiel wordt rondgedraaid. In geval van twijfel wordt de profieldiepte gemeten met de profieldieptemeter.

De minimale profieldiepte wordt gemeten in de brede groeven waarin door de fabrikant de maximale diepte is bepaald, alsmede in de groeven waarin een slijtage-indicator aanwezig is.

5.

De banden van bedrijfsauto's mogen niet zijn opgesneden. Van opsnijden is sprake indien slijtage-indicatoren zijn weggesneden, indien de profielvorm van de groef afwijkt van de originele profielvorm, of indien in de bodem van de groef het karkas van de band zichtbaar is. In afwijking van het hiervoor bepaalde is opsnijden toegestaan indien de mogelijkheid daartoe op de band is vermeld door de aanduiding 'REGROOVABLE' of door het teken, met dien verstande dat het karkas van de band niet zichtbaar mag zijn.

De wijze van keuren bij het tweede en derde lid is van toepassing.

6.

De banden op een as moeten dezelfde karkasstructuur hebben, onverminderd het bepaalde in artikel 5.18.32.

Toelichting

Artikel 5.18.32 vermeldt het volgende:

Bedrijfsauto's behoeven in geval van nood (bijvoorbeeld bij gebruik van een reservewiel of noodwiel) niet te voldoen aan het bepaalde in artikel 5.3.27, zesde lid, mits in dat geval de rijsnelheid en het rijgedrag worden aangepast.

Visuele controle.

7.

De op de band van een bedrijfsauto, in gebruik genomen na 31 december 1997, en op de band van een T100-bus vermelde load-index mag niet kleiner zijn dan de load-index, behorende bij de maximum last per band van de in het kentekenregister vermelde aslast

Toelichting

-        Deze controle vindt vooralsnog plaats aan de hand van de op het kentekenbewijs vermelde gegevens.

-        Als de loadindex op de band onleesbaar is of niet aanwezig, en het draagvermogen niet op een andere wijze is aangegeven, moet aan de hand van documentatie van de bandenfabrikant de maximum last van de band worden bepaald. Als het maximum draagvermogen niet is te bepalen, moet de band worden afgekeurd.

Visuele controle, waarbij artikel 2.6.1 van de Regeling permanente eisen van toepassing is.

8.

Het loopvlak van de banden mag geen metalen elementen bevatten die tijdens het rijden daarbuiten kunnen uitsteken.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

9.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het zevende lid.

-



Top




Ad 3 Artikel 5.3.27


Top




Artikel 5.3.28

veersysteem

Keuringseisen bedrijfsauto's, ophanging

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's moeten zijn voorzien van een goed werkend veersysteem. Banden worden niet als deel van het veersysteem beschouwd.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien het een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg betreft, wordt zonodig een rijproef uitgevoerd.

2.

De onderdelen van het veersysteem mogen geen breuken of scheuren vertonen, mogen niet ernstig door corrosie zijn aangetast en moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Toelichting

-        Onder 'onderdelen van het veersysteem moeten deugdelijk zijn bevestigd' wordt tevens verstaan:
Het hoofdveerblad mag door slijtage tot maximaal 50% van de oorspronkelijke dikte zijn gesleten.

-        Indien de rand van een veerschotel ten gevolge van roest is afgebrokkeld, wordt dit eveneens als doorgeroest aangemerkt en dient tot afkeur te worden overgegaan.

-        Veerschotels mogen, indien deze zijn doorgeroest, niet worden gerepareerd. In dit geval moeten deze kompleet worden vervangen.

Bij luchtveerbalgen mogen de koordlagen zichtbaar zijn, maar niet beschadigd.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.

3.

Bedrijfsauto's die zijn voorzien van gasvering, en bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van ten hoogste 3500 kg, moeten zijn voorzien van goed werkende schokdempers.

Toelichting

Indien schokdempers origineel aanwezig behoren te zijn.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg wordt zo mogelijk enkele malen ingeveerd en zonodig aan een rijproef onderworpen.

4.

Schokdempers van bedrijfsauto's moeten deugdelijk zijn bevestigd.

De wijze van keuren bij het tweede lid is van toepassing.

5.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het tweede en vierde lid.

-



Top




5.3 ? 7.        Stuurinrichting

Artikel 5.3.29

onderdelen stuurinrichting

Keuringseisen bedrijfsauto's

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De bestuurde wielen van bedrijfsauto's moeten goed reageren op de draaiing van het stuurwiel.

Visuele controle waarbij, met de wielen in de stand van rechtuitrijden, het stuurwiel naar links en naar rechts wordt gedraaid met een hoekverdraaiing van ten hoogste 30?, zo nodig met draaiende motor. De bestuurde wielen moeten hierbij van stand veranderen.

2.

Bij draaiing van het stuurwiel tot aan de aanslagen mogen geen weerstanden voelbaar zijn en moeten de wielen onderscheidenlijk de banden vrij kunnen draaien.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt waarbij de stuurbekrachtiging buiten werking is gesteld. De bestuurde wielen worden naar de uiterste linker- en rechterstuurstand bewogen waarbij de bestuurde wielen gedeeltelijk mogen worden ontlast.

3.

De voor de overbrenging van de stuurbeweging bestemde onderdelen moeten deugdelijk zijn bevestigd met alle daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen, mogen geen breuken of scheuren vertonen, mogen niet zijn vervormd en mogen niet ernstig door corrosie zijn aangetast.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Het stuurwiel wordt met krachtige korte bewegingen naar links en naar rechts gedraaid, waarbij de massa van de bedrijfsauto op de wielen rust. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

4.

Stofhoezen van het stuurhuis en de stuurkogels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

5.

Kruiskoppelingen moeten een zichtbaar spelingsvrije overbrenging kunnen bewerkstelligen.

Toelichting

De eis omtrent zichtbaar spelingsvrije kruiskoppelingen geldt niet voor de axiale speling van naaldlagers.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt het stuurwiel langzaam naar links en naar rechts gedraaid en axiaal bewogen.

6.

Flexibele koppelingen mogen niet in ernstige mate zijn gescheurd en de vulcanisatie mag niet in ernstige mate zijn losgeraakt.

De wijze van keuren bij het vijfde lid is van toepassing. Op scheuren dan wel het loslaten van de vulcanisatie is artikel 2.7.2 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

7.

De verbindingen in het stangenstelsel mogen niet te veel speling vertonen.

1.        Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.        Voor het zichtbaar maken van:

a.        radiale speling wordt het stuurwiel met krachtige, korte bewegingen naar links en naar rechts gedraaid terwijl de massa van de bedrijfsauto op de wielen rust;

b.        axiale speling worden op de stuurkogel of stuurverbinding trek- en drukkrachten uitgeoefend.

3.        In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4.        Op de speling is artikel 2.7.3 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

8.

Indien een gedeelte van de binnenkant van het stuurkogelhuis en van de stuurkogel zichtbaar is doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

Visuele controle, indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

9.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het derde, zesde en zevende lid.

-



Top




5.3 ? 8.        Reminrichting

Keuringseisen bedrijfsauto's, reminrichting

Artikel 5.3.31:        onderdelen en werking reminrichting

Artikel 5.3.32:        onderdelen en werking reminrichting

Artikel 5.3.33:        waarschuwingsinrichting drukluchtremsysteem

Artikel 5.3.34:        waarschuwingsinrichting veerrem

Artikel 5.3.35:        onderdelen en werking drukluchtremsysteem

Artikel 5.3.36        slag van de drukluchtremcylinders

Artikel 5.3.37:        (voorraad)druk remsysteem

Artikel 5.3.38:        remvertraging bedrijfsrem

Artikel 5.3.39:        remvertraging parkeerrem, vastzetinrichting

Artikel 5.3.40:        werking hulpreminrichting


Top




Artikel 5.3.31

onderdelen en werking reminrichting

Keuringseisen bedrijfsauto's, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's moeten zijn voorzien van een reminrichting waarvan de onderdelen:



a.        deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen;

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.


b.        niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast;

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie aan de remleiding of remschijf zijn de artikelen 2.8.2 en 2.8.3 van de Regeling permanente eisen van toepassing.


c.        niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken;

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.


d.        geen inwendige of uitwendige lekkage vertonen.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien er twijfel bestaat omtrent de deugdelijkheid van het remsysteem wordt het onder druk gezet, hierna aangeduid met 'drukproef'. Het rempedaal wordt, bij een hydraulisch remsysteem langzaam, ingetrapt totdat een kracht van 700 N (70 kg) op het pedaal wordt uitgeoefend. Deze kracht wordt gedurende ongeveer 10 seconden uitgeoefend waarbij het pedaal niet op de aanslag mag komen. Indien een rembekrachtiger aanwezig is, wordt de drukproef uitgevoerd met draaiende motor.

Toelichting

De pedaalkracht moet worden vastgesteld met behulp van een pedaalkrachtmeter.

2.

De rembekrachtiger en de hydraulische remkrachtregelaar moeten goed functioneren.

1.        Voor de controle van de vacu?mrembekrachtiger wordt bij uitgeschakelde motor allereerst de vacu?mvoorraad opgebruikt door het rempedaal meerdere malen in te trappen. Vervolgens wordt met ingetrapt rempedaal de motor gestart waarna door de opbouw van het vacu?m het pedaal verder moet wegzakken.

2.        Visuele controle van de remkrachtregelaar, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij de rem in werking wordt gesteld met draaiende motor. Hierbij wordt de as eventueel ontlast.

3.

De compressor en de drukregelaar moeten goed functioneren en tijdig in werking treden.

Visuele controle met behulp van de dashboardmeter(s) door bij draaiende motor het rempedaal diverse malen in te trappen.

4.

Bij hydraulische remsystemen mag bij het bedienen van het rempedaal de slag van het pedaal niet door een aanslag worden beperkt.

Controle door het rempedaal in te trappen. Bij twijfel wordt het pedaal met een kracht van ten hoogste 700N (70kg) ingetrapt.

Toelichting

De pedaalkracht moet worden vastgesteld met behulp van een pedaalkrachtmeter.

5.

Het oppervlak van het rempedaal moet stroef zijn.

Visuele controle.

6.

Remslangen mogen:



a.        niet in ernstige mate zijn misvormd;

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien een remslang is misvormd zijn de artikelen 2.8.4 en 2.8.6, tweede lid, van de Regeling permanente eisen van toepassing.


b.        niet langs andere voertuigdelen schuren;

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of een hefinrichting bevindt. De bestuurde wielen worden naar de uiterste linker- en rechterstuurstand gebracht.


c.        geen zodanige beschadigingen vertonen dat het wapeningsmateriaal zichtbaar is.

Toelichting

Indien een bedrijfsauto is voorzien van flexibele remleidingen welke zijn voorzien van een metalen wapening moeten deze worden getoetst aan de eisen voor remleidingen.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

7.

Kunststofremleidingen mogen geen knikken vertonen.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

8.

Wielen die zijn voorzien van een trommelrem, moeten in onberemde toestand in beide richtingen kunnen draaien zonder dat de remvoering aanloopt. De remvoering van wielen die zijn voorzien van een schijfrem, mag in onberemde toestand in beide richtingen enigszins slepen.

Controle door de wielen vrij van de grond of hefinrichting met de hand rond te draaien.

9.

De remtrommel of remschijf mag tijdens het remmen niet worden geraakt door delen die zijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel van remvoering.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

Indien de remvoering niet zonder demontage zichtbaar te maken is, moet de rem in werking worden gesteld terwijl het wiel met de hand of met behulp van een wielspinner wordt rondgedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

10.

De noodzakelijke bewegingsvrijheid van de remonderdelen mag niet worden beperkt.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

11.

Remcilinders moeten zijn voorzien van stofhoezen die niet in ernstige mate mogen zijn beschadigd.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. De hoezen worden gecontroleerd voor zover dit mogelijk is zonder demontage.

12.

Anti-blokkeersystemen moeten goed functioneren en moeten zijn voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra het systeem faalt.

Het contact wordt ingeschakeld waarbij het waarschuwingslampje moet gaan branden. Vervolgens wordt de motor gestart. Wanneer het waarschuwingslampje uitgaat functioneert het systeem. Indien het een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg betreft, wordt zonodig een rijproef uitgevoerd.

Toelichting

Bij de rijproef wordt alleen het juiste functioneren van het waarschuwingslampje gecontroleerd.

Eventueel het waarschuwingslampje op een andere wijze laten branden.

13.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het eerste lid, onderdelen a en b, en het zesde lid, onderdeel a.

-



Top




Artikel 5.3.32

onderdelen en werking reminrichting

Keuringseisen bedrijfsauto's, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's met een hydraulisch remsysteem, in gebruik genomen na 30 juni 1967, moeten indien het remsysteem niet is voorzien van een toegankelijk remvloeistofreservoir, waarvan het vloeistofpeil te controleren is zonder het reservoir te openen, zijn voorzien van:

a.        een deugdelijke waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra het niveau van de remvloeistof onder het vereiste minimum niveau is gedaald, of

b.        in geval van een gescheiden remsysteem, een deugdelijke waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra een van de kringen van het remsysteem faalt.

Visuele controle.

2.

De goede werking van het signaal van de in het eerste lid bedoelde waarschuwingsinrichtingen moet kunnen worden gecontroleerd.

Visuele en auditieve controle, waarbij de werking op ??n van de volgende manieren wordt gecontroleerd:

a.        indien het remvloeistofreservoir is voorzien van een vlotter wordt deze omlaag gedrukt dan wel de dop losgeschroefd en opgelicht;

b.        het contact wordt ingeschakeld, waarbij indien noodzakelijk de motor wordt gestart, en de parkeerrem wordt aangetrokken;

c.        de daartoe bestemde schakelaar wordt bediend.

d.        het contact wordt ingeschakeld en het waarschuwingslampje gaat branden, vervolgens de motor starten waarna het lampje dooft.

3.

In de reservoirs van het hydraulisch remsysteem moet voldoende remvloeistof aanwezig zijn.

Visuele controle, waarbij het remvloeistofniveau zich niet onder de minimumaanduiding mag bevinden.



Top




Artikel 5.3.33

waarschuwingsinrichting drukluchtremsysteem

Keuringseisen bedrijfsauto's, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

Bedrijfsauto's met een drukluchtremsysteem, die in gebruik zijn genomen na 30 juni 1967, moeten zijn voorzien van een waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra de energievoorraad in een van de bedrijfsremkringen onder de vereiste minimum druk is gedaald.

Visuele of auditieve controle door om de beurt de bedrijfsremkringen leeg te laten lopen en weer te vullen.



Top




Artikel 5.3.34

waarschuwingsinrichting veerrem

Keuringseisen bedrijfsauto's, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

Bedrijfsauto's met een veerrem, die in gebruik zijn genomen na 30 september 1975, moeten zijn voorzien van een optische of acoustische waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra de veerrem in werking is gesteld.

Visuele of auditieve controle, terwijl de veerrem in werking wordt gesteld.



Top




Artikel 5.3.35

onderdelen en werking drukluchtremsysteem

Keuringseisen bedrijfsauto's, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's met een geheel of gedeeltelijk drukluchtremsysteem moeten zijn voorzien van:



a.        drukmeetpunten waarmee de drukken die worden ingestuurd in de drukluchtremcylinders op iedere as, kunnen worden gemeten;

Onderdelen a en b. Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.


b.        een drukmeetpunt waarmee de druk v??r elke drukluchtremkrachtregelaar kan worden gemeten;



c.        een goed functionerend meerkringsbeveiligings-ventiel indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 september 1975.

       Toelichting

       Voor de controle van het meerkringsbeveiligingsventiel moeten de bedrijfsremkringen beurtelings worden ontlucht. De druk die in de resterende kring moet blijven, moet van een redelijk niveau zijn. In verband met de grote verscheidenheid aan types, is een minimale druk niet vast te stellen.

Visuele controle met behulp van manometers of dashboardmeter(s), waarbij de bedrijfsremkringen beurtelings worden ontlucht. De resterende druk in de niet ontluchte kringen moet van een redelijk niveau zijn.

2.

Drukluchtremkrachtregelaars moeten goed functioneren.

Visuele controle met behulp van manometers, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij de rem in werking wordt gesteld.

Indien mogelijk wordt de controle ook uitgevoerd wanneer de drukluchtremkrachtregelaar de volle druk doorstuurt.

Controle op het goed functioneren kan achterwege blijven indien de controle is uitgevoerd volgens het derde lid.

3.

Bedrijfsauto's met drukluchtremkrachtregelaars, in gebruik genomen na 30 september 1981, moeten zijn voorzien van een plaat waarop duidelijk leesbaar de afstelling van de drukluchtremkrachtregelaars is vermeld. De vermelde drukluchtremkrachtregelaars moeten aanwezig zijn en moeten globaal zijn afgesteld zoals voor de beladingstoestand van het voertuig is vermeld op genoemde plaat.

Toelichting

Indien een voertuig is voorzien van een ALR-plaat, moet een ALR (Automatisch Lastafhankelijk Remventiel, ongeacht het merk en type, zijn gemonteerd. Deze mag niet zijn vervangen door een 3-standenregelaar.

1.        Visuele controle op de aanwezigheid, waarbij het merk en type van de drukluchtremkrachtregelaar mag afwijken.

2.        Indien ter plaatse de daadwerkelijke aslast of veerbalgdruk kan worden vastgesteld, vindt de controle van de afstelling van de drukluchtremkrachtregelaars plaats met behulp van manometers, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt de rem in werking gesteld waarbij de afstelling ten hoogste 0,5 bar mag afwijken van de gegevens op de plaat.

       De volgende twee afstellingen moeten ten minste worden gecontroleerd:

a.        de stand waarin de regelaar zich bevindt behorende bij de vastgestelde aslast, en

b.        wanneer de regelaar de volle druk doorstuurt, voorzover dit mogelijk is zonder demontage.

3.        Indien ter plaatse de daadwerkelijke aslast of veerbalgdruk niet kan worden vastgesteld, vindt een globale controle van de afstelling van de drukluchtremkrachtregelaars plaats met behulp van manometers, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt de rem in werking gesteld.

       Bij een niet maximaal belaste as wordt de werking van de regelaar gecontroleerd door:

a.        de druk te meten die de regelaar doorstuurt in de stand waarin deze zich dan bevindt;

b.        de afstelling te meten van de stand waarin de regelaar de volle druk doorstuurt, voor zover mogelijk zonder demontage.

       De onder punt b gemeten druk moet hoger zijn dan de druk vastgesteld onder punt a. Indien de betreffende as nagenoeg maximaal is belast, mag de onder punt b gemeten druk gelijk zijn aan de vastgestelde druk onder a.

4.

De ontwateringsventielen van reservoirs moeten goed functioneren.

Visuele controle, waarbij het ontwateringsventiel, indien mogelijk, moet worden bediend.



Top




Artikel 5.3.36

slag van de drukluchtremcylinders

Keuringseisen bedrijfsauto's, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De slag van drukluchtremcilinders die door middel van een nok een trommelrem bedienen, mag niet worden begrensd door delen die daar niet voor zijn bestemd.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij de rem in werking wordt gesteld.

2.

De slag van drukluchtremcilinders van trommelremmen, mag vanuit onberemde toestand tot in beremde stand niet groter zijn dan 2/3 van de maximum slag van de betrokken remcilinder.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij de rem maximaal in werking wordt gesteld. In geval van twijfel wordt gemeten.



Top




Artikel 5.3.37

(voorraad)druk remsysteem

Keuringseisen bedrijfsauto's, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's met een tweeleidingremsysteem ten behoeve van aanhangwagens moeten aan de aansluitkop van de voorraadleiding een druk bezitten met een grenswaarde van 6,5 tot 8,5 bar, en aan de aansluitkop van de commandoleiding, bij een maximale voorraaddruk, een druk met een grenswaarde van 6,0 tot 8,5 bar.

Visuele controle met behulp van een manometer, waarbij de rem in werking wordt gesteld.

2.

Bedrijfsauto's, in gebruik genomen na 31 december 1997, mogen niet zijn voorzien van een ??nleidingremsysteem ten behoeve van een aanhangwagen.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

Bij bedrijfsauto's met een ??nleidingremsysteem ten behoeve van aanhangwagens moet aan de aansluitkop de voorraaddruk van het remsysteem aanwezig zijn. Deze druk moet ten minste 5 doch niet meer dan 6 bar bedragen.

Visuele controle met behulp van een manometer.

4.

Bedrijfsauto's in gebruik genomen na 31 december 1997 mogen niet zijn voorzien van een afzonderlijke inrichting voor de bediening van de remmen van de aanhangwagen.

Visuele controle.

5.

Bij bedrijfsauto?s in gebruik genomen na 31 december 1997 moeten de voorraad- en commandoleiding zijn voorzien van goedwerkende automatische afsluiters.

Visuele controle. De werking wordt gecontroleerd door het aan- en afkoppelen van de aansluitkoppen van een aanhangwagenremsysteem.



Top




Artikel 5.3.38

remvertraging bedrijfsrem

Keuringseisen bedrijfsauto's, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.        Bedrijfsauto's, in gebruik genomen na 31 december 1997, en bussen, in gebruik genomen na 30 juni 1967, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 4,5 m/s? bedraagt, bij een pedaalkracht van niet meer dan 700 N.

2.        Bedrijfsauto's, in gebruik genomen na 30 juni 1967 doch voor 1 januari 1998, met uitzondering van bussen, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 4,0 m/s? bedraagt, bij een pedaalkracht van niet meer dan 700 N.

3.        Bedrijfsauto's, in gebruik genomen voor 1 juli 1967, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 3,8 m/s? bedraagt.

Leden 1, 2 en 3.

1.        Bij de controle van de remvertraging van bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg zijn de artikelen 2.8.8 tot en met 2.8.12 alsmede de artikelen 2.8.14, 2.8.16 en 2.8.17 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

       Artikel

2.8.8:        Wijze van bepaling remvertraging

2.8.9:        Wijze van keuren

2.8.10:        Pedaalkracht

2.8.12:        Bepalen remvertraging met een electronische remvertragingsmeter

2.8.14:        Bepalen remvertraging met een platenremtestbank

2.8.16:        Bepalen remvertraging met een rollenremtestbank

2.8.17:        Bepalen remkrachten

Toelichting

De pedaalkracht wordt in geval van twijfel vastgesteld met behulp van een pedaalkrachtmeter..

2.        Bij de controle van de remvertraging van bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg zijn de artikelen 2.8.8, 2.8.9, 2.8.19 tot en met 2.8.27, alsmede de artikelen 2.8.29 tot en met 2.8.39 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

Artikel

2.8.8:        Wijze van bepaling remvertraging

2.8.9:        Wijze van keuren

2.8.19:        Definities

2.8.20:        Extrapolatie

2.8.21:        Uitvoering extrapolatie algemeen

2.8.22        Uitvoering extrapolatie hydraulische/mechanische remsystemen

2.8.23:        Formules bepaling remvertraging hydraulische/mechanische remsystemen

2.8.24:        Uitvoering extrapolatie drukluchtremsystemen

2.8.25:        Formules bepaling remvertraging drukluchtremsystemen

2.8.26:        Uitvoering extrapolatie gecombineerde remsystemen

2.8.27:        Formules bepaling remvertraging gecombineerde remsystemen

2.8.30:        Bepaling remvertraging

2.8.31:        Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.30

2.8.32:        Definities

2.8.33:        Uitvoering extrapolatie/aslastsimulatie

2.8.34:        Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.33

2.8.35:        Uitvoering extrapolatie hydraulische/mechanische remsystemen

2.8.36:        Formules bepaling remvertraging hydraulische/mechanische remsystemen

2.8.37:        Formule uitvoering extrapolatie drukluchtremsystemen

2.8.38:        Uitvoering extrapolatie gecombineerde remsystemen

2.8.39:        Formules bepaling remvertraging gecombineerde remsystemen

Indien een remproef op de weg wordt uitgevoerd, moet de snelheid bij aanvang van de remproef ongeveer 50 km/u bedragen.


3.        Indien een remproef op de weg wordt uitgevoerd, moet de snelheid bij aanvang van de remproef ongeveer 50 km/u bedragen.

4.        De bedrijfsrem moet op alle wielen werken.

Terwijl de wielen zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden, wordt het rempedaal licht ingetrapt en wordt gecontroleerd of elk wiel wordt geremd. Bij gebruik van een remtestinrichting voor de controle van de remwerking, wordt gelijktijdig hierop gecontroleerd.

5.        Bedrijfsauto's mogen op een droge of nagenoeg droge weg niet uitbreken ten gevolge van een verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achteras.

Indien er twijfel bestaat ten aanzien van het uitbreken van de achteras, moet de controle uitgevoerd worden op de wijze zoals is bepaald in artikel 2.8.52. tot en met 2.8.61. van de Regeling permanente eisen.

Artikel

2.8.52:        Beoordeling uitbreken

2.8.53:        Voorwaarden uitvoering

2.8.54:        Beoordeling verschil in remwerking

2.8.55:        Maximum toegestaan verschil in remwerking rollenremtestbank

2.8.56:        Maximum toegestaan verschil in remwerking platenremtestbank

2.8.57:        Beoordeling overberemming

2.8.58:        Beoordeling overberemming rollenremtestbank

2.8.59:        Beoordeling overberemming vier-plaats remtestbank

2.8.60:        Voorwaarden

2.8.61:        Beoordeling overberemming

       Driewielig motorrijtuig


Indien een remproef op de weg wordt uitgevoerd, moet de snelheid bij aanvang van de remproef ongeveer 50 km/u bedragen.

6.        Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot het bepaalde in het eerste, tweede, derde en vijfde lid.

-



Top




Artikel 5.3.39

remvertraging parkeerrem, vastzetinrichting

Keuringseisen bedrijfsauto's, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's moeten zijn voorzien van een parkeerrem die op ten minste twee wielen werkt.

Terwijl twee wielen zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden, wordt de parkeerrem vast aangetrokken en met behulp van de vergrendeling in deze stand gehouden, waarna gecontroleerd wordt of elk van beide wielen wordt geremd.

Bij gebruik van een rollenremtestbank voor de controle van de remwerking wordt gelijktijdig hierop gecontroleerd.

2.

De parkeerrem van bedrijfsauto's, in gebruik genomen na 30 juni 1967, moet het voertuig op een helling van 16,0% in beide richtingen in stilstand kunnen houden. Hieraan wordt geacht te zijn voldaan indien de remvertraging, uitgaande van een aanvangssnelheid van 15 km/h, op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 1,2 m/s? bedraagt en de rem ook in achterwaartse richting functioneert.

Leden 2 en 3. Controle op een helling dan wel op de wijze zoals bepaald in de artikelen 2.8.8, 2.8.9, 2.8.13, 2.8.15, 2.8.18, 2.8.28 en 2.8.40 van de Regeling permanente eisen.

Artikel

2.8.8:        Wijze van bepaling remvertraging

2.8.9:        Wijze van keuren

2.8.13:        Bepalen remvertraging met een remvertragingsmeter

2.8.15:        Bepalen remvertraging met een platenremtestbank

2.8.18:        Berekening remvertraging

2.8.28:        Bepalen remvertraging met een remvertragingsmeter

2.8.40:        Berekening remvertraging

3.

De remvertraging van de parkeerrem van bedrijfsauto's, in gebruik genomen voor 1 juli 1967, moet op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 1,0 m/s? bedragen.




Top




Artikel 5.3.40

werking hulpreminrichting

Keuringseisen bedrijfsauto's, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Indien de bedrijfsauto na 30 juni 1967 in gebruik is genomen en is voorzien van een geheel afzonderlijk hulpremsysteem, moet:

a.        het hulpremsysteem goed functioneren;

b.        de remwerking redelijk gelijkmatig over de wielen links en rechts van de as zijn verdeeld.

Leden 1. en 2. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

2.

De remvertraging van het in het eerste lid bedoelde hulpremsysteem moet op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 2,0 m/s? bedragen indien het een bedrijfsauto, niet zijnde een bus, betreft, en ten minste 2,2 m/s? bedragen indien het een bus betreft.




Top




5.3 ? 9.        Carrosserie

Keuringseisen bedrijfsauto's

Artikel 5.3.41:        deuren, laadbakkleppen, motorkap en kofferdeksel

Artikel 5.3.41a:        binneninrichting bus

Artikel 5.3.42:        ruiten

Artikel 5.3.43:        ruitewisser - en ruitesproeier installatie

Artikel 5.3.44:        installatie ter ontdooiing en ontwaseming

Artikel 5.3.45:        spiegels

Artikel 5.3.45a:        gezichtsveldverbeterende voorziening

Artikel 5.3.46:        zitplaatsen

Artikel 5.3.47        bescherming inzittenden

Artikel 5.3.47a:        symbool airbag

Artikel 5.3.48:        uitwendige veiligheid o.a. wiel- en zijdelingse afscherming

Artikel 5.3.49:        stootbalk


Top




Artikel 5.3.41

deuren, laadbakkleppen, motorkap en kofferdeksel

Keuringseisen bedrijfsauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De deuren en de laadbakkleppen van bedrijfsauto's moeten goed sluiten. De deuren die direkt toegang geven tot de personenruimte, moeten op normale wijze vanaf de binnenzijde of vanaf de buitenzijde kunnen worden geopend.

Toelichting

Onder deuren worden verstaan deuren die scharnieren om een verticale stijl, die schuiven langs een horizontale rail of vleugeldeuren aan de zijkant van het voertuig;

Visuele controle, waarbij de deuren worden geopend en gesloten.

2.

Het slot en de scharnieren van de motorkap of het kofferdeksel aan de voorzijde van het voertuig moeten een goede sluiting waarborgen.

Toelichting

Hieronder wordt ook de motorkap of het kofferdeksel aan de achterzijde verstaan.

Visuele controle, waarbij de motorkap of het kofferdeksel worden geopend en gesloten.

3.

De bevestiging van de scharnieren van de deuren, de motorkap en het kofferdeksel mag niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

4.

De leden 4 tot en met 9  hebben betrekking op bussen die onder de Wet Personenvervoer vallen en zijn niet van toepassing voor de Erkenninghouder APK.

-

10.

Bij regeling van Onze Minister kunnen regels gesteld worden omtrent het bepaalde in het derde tot en met negende lid.

-



Top




Artikel 5.3.41a

binneninrichting bus

Keuringseisen bedrijfsauto's, carrosserie

Dit artikel heeft betrekking op bussen die onder de Wet Personenvervoer vallen en is niet van toepassing voor de Erkenninghouder APK.




Top




Artikel 5.3.42

ruiten

Keuringseisen bedrijfsauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De voorruit en de zijruiten van bedrijfsauto's mogen:

a.        geen beschadigingen of verkleuringen vertonen,

b.        niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen, die het uitzicht van de bestuurder belemmeren.

Toelichting

In het geval dat folie is aangebracht wordt door degene die de keuring uitvoert beoordeeld in hoeverre deze folie belemmerend is voor het uitzicht van de bestuurder.

Visuele controle. Indien de voorruit een beschadiging of verkleuring vertoont zijn de artikelen 2.9.2 tot en met 2.9.11 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

Artikel

2.9.2:        Beschadiging voorruit

2.9.3:        Verdeling in vakken

2.9.4:        Toegestane beschadiging

2.9.5:        Aanwezigheid meerdere beschadigingen

2.9.6:        Wijze van keuren

2.9.7;        Beschadiging voorruit

2.9.8:        Verdeling in vlakken

2.9.9:        Toegestane beschadiging

2.9.10:        Aanwezigheid meerdere beschadigingen

2.9.11:        Wijze van keuren

2.

Indien de bedrijfsauto niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel, mag de achterruit:

a.        geen beschadigingen of verkleuringen vertonen,

b.        niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen, die het uitzicht van de bestuurder belemmeren.

Visuele controle.

3.

Onze Minister kan regels vaststellen omtrent het bepaalde in het eerste lid.

-



Top




Artikel 5.3.43

ruitenwisser- en ruitensproeierinstallatie

Keuringseisen bedrijfsauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's met een voorruit moeten zijn voorzien van een goed werkende ruitenwisserinstallatie die de bestuurder voldoende uitzicht geeft.

Visuele controle. Indien bij het in werking stellen van de installatie ten minste ??n stand, niet zijnde een intervalstand, werkt, blijft verdere controle achterwege.

2.

Bedrijfsauto's met een voorruit, die na 31 december 1997 in gebruik zijn genomen, met uitzondering van bussen, moeten zijn voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie.

Leden 2 en 3.

Visuele controle, waarbij de installatie in werking wordt gesteld.

3.

Bussen die na 30 juni 1985 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie.




Top




Artikel 5.3.44

installatie ter ontdooiing en ontwaseming

Keuringseisen bedrijfsauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's met een voorruit, die na 31 december 1997 in gebruik zijn genomen, met uitzondering van bussen, moeten zijn voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit.

Leden 1 en 2. Visuele controle, waarbij de installatie in werking wordt gesteld.

2.

Bussen die na 30 juni 1985 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit.




Top




Artikel 5.3.45

spiegels

Keuringseisen bedrijfsauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's moeten zijn voorzien van een linkerbuitenspiegel en van een rechterbuitenspiegel.

Leden 1 tot en met 4. Visuele controle. Controle op gezichtsvelden vindt alleen plaats indien dit noodzakelijk is voor het bepalen van het aantal spiegels of camerasystemen. Bij de controle zijn de artikelen 2.9.12 tot en met 2.9.17 van de Regeling permanente eisen van toepassing

Artikel 2.9.12
artikel 2.9.13
artikel 2.9.14
artikel 2.9.15
artikel 2.9.16
Artikel 2.9.16a
artikel 2.9.16b
artikel 2.9.16c
artikel 2.9.16d
artikel 2.9.16e
artikel 2.9.16f
artikel 2.9.17.

2.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mogen voor het vervoer van goederen bestemde bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, in gebruik genomen voor 26 januari 2011, zijn voorzien van een linkerbuitenspiegel en van een binnenspiegel indien het gezichtsveld van de binnenspiegel zodanig is dat de bestuurder ten minste een vlak en horizontaal weggedeelte, waarvan het midden in het verticale vlak door de lengte-as van het voertuig ligt, kan overzien vanaf een afstand van 60,00 m van de achterzijde van het voertuig tot aan de horizon over een breedte van 20,00 m.


3.

Voor het vervoer van goederen bestemde bedrijfsauto?s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, in gebruik

genomen na 25 januari 2011, zijn tevens voorzien van een binnenspiegel tenzij het gezichtsveld van deze spiegel niet zodanig is dat de bestuurder ten minste een vlak en horizontaal weggedeelte, waarvan het midden in het verticale vlak door de lengteas van het voertuig ligt, kan overzien vanaf een afstand van 60,00 m van de achterzijde van het voertuig tot aan de horizon over een breedte van 20,00 m..


4.

Bedrijfsauto's, bestemd voor het vervoer van goederen, met een toegestane maximum massa van meer dan 7500 kg, alsmede rijdende werktuigen, zijn aan de rechterzijde tevens voorzien van een trottoirspiegel.


5.

De trottoirspiegel moet zodanig zijn aangebracht dat geen enkel punt van de spiegel of van de steun waarop deze is gemonteerd, zich op een hoogte van minder dan 2,00 m boven het wegdek bevindt. Indien de hoogte van de cabine zodanig is dat niet aan dit voorschrift kan worden voldaan, mag de bedrijfsauto niet van een trottoirspiegel zijn voorzien.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

6.

Bedrijfsauto's, bestemd voor het vervoer van goederen, met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, waarvan de linker- of rechterbuitenspiegel niet convex is, en bedrijfsauto's, bestemd voor het vervoer van goederen, met een toegestane maximum massa van meer dan 7500 kg, moeten tevens zijn voorzien van een breedtespiegel.

Deze verplichting geldt niet indien het voertuig is voorzien van een breedtespiegel waarmee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 5.3.45a, eerste of tweede lid.

Leden 6 en 7 Visuele controle. Controle op gezichtsvelden vindt alleen plaats indien dit noodzakelijk is voor het bepalen van het aantal spiegels of camerasystemen. Bij de controle zijn de artikelen 2.9.12 tot en met 2.9.17 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

7.

Voor het vervoer van goederen bestemde bedrijfsauto?s met frontstuur, met een toegestane maximum massa van meer dan 7500 kg, in gebruik genomen na 25 januari 2008, zijn tevens voorzien van:

a. een vooruitkijkspiegel dan wel een camera-

    monitorsysteem en

b. een breedtespiegel aan de bestuurderszijde..


8.

De vooruitkijkspiegel is zodanig aangebracht dat geen enkel punt van de spiegel of van de steun waarop deze is gemonteerd, zich op een hoogte van minder dan 2,00 m boven het wegdek bevindt. Indien de hoogte van de cabine zodanig is dat niet aan dit voorschrift kan worden voldaan, mag de bedrijfsauto niet van een vooruitkijkspiegel zijn voorzien en is geen andere inrichting voor indirect zicht vereist.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

9.

In afwijking van het vierde lid is een trottoirspiegel niet vereist indien het daarvoor voorgeschreven gezichtsveld wordt verkregen door een combinatie van een vooruitkijkspiegel en een breedtespiegel.

Visuele controle.

10.

De aan de zijde van de bestuurder bevestigde buitenspiegel moet vanuit de binnenzijde bij gesloten portier kunnen worden versteld. Deze eis geldt niet voor bedrijfsauto's die v??r 1 januari 1975 in gebruik zijn genomen. De spiegels van deze voertuigen moeten, na door een duw te zijn omgeklapt, zonder verstelling in de oorspronkelijke stand terug kunnen klappen.

Visuele controle. Hierbij wordt de verstellingsinrichting bediend dan wel het raam geopend, waarbij de spiegel moet kunnen worden versteld.

11.

De spiegels en camera-monitorsystemen zijn deugdelijk bevestigd.

Leden 11 en 12. Visuele controle.

12.

Het spiegelglas van de verplichte spiegels mag geen verschijnselen van breuk vertonen en mag niet in ernstige mate zijn verweerd.


13.

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de gezichtsvelden van de verplichte spiegels en camera-monitorsystemen.


Toelichting

Indien in een bedrijfsauto het stuur aan de rechterzijde is geplaatst, moeten alle verplichte spiegels en gezichtsveldverbeterende voorzieningen aanwezig zijn en in spiegelbeeld geplaatst ten opzichte van de situatie waarbij het stuur links is geplaatst.





Top




Artikel 5.3.45a - gezichtsveldverbeterende voorziening

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Onverminderd artikel 5.3.45 zijn bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, niet zijnde bussen of kampeerauto's, die in gebruik zijn genomen na 31 december 1977, voorzien van een gezichtsveldverbeterende voorziening die de bestuurder een beter zicht verschaft op de weggebruikers die zich rechts van het voertuig bevinden.

Visuele controle.Controle op gezichtsvelden vindt alleen plaats indien dit noodzakelijk is voor het bepalen van het aantal spiegels of camerasystemen. Bij de controle zijn de artikelen 2.9.16 en 2.9.17 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

2.

In afwijking van het eerste lid zijn bedrijfsauto?s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, niet zijnde bussen of kampeerauto?s, die in gebruik zijn genomen na 31 december 1977 en met een bestuurders-zitplaats aan de rechterzijde van het voertuig, voorzien van een gezichtsveldverbeterende voorziening die de bestuurder een beter zicht verschaft op de weggebruikers die zich links van het voertuig bevinden.


3.

Het eerste en tweede lid gelden niet voor bedrijfsauto?s:

a.        die in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen zijn geregistreerd,

b.        die voor 26 januari 2008 in gebruik zijn genomen en die voldoen aan het in artikel 5.3.45, leden 4, 6 tot en met 9 vereiste gezichtsveld voor voertuigen in gebruik genomen na 25 januari 2008,

c.        met een toegestane maximum massa van meer dan 7500 kg die in gebruik zijn genomen na 25 januari 2008, of

d.        met een toegestane maximum massa van niet meer dan 7500 kg en in gebruik genomen na 19?oktober 2005, indien geen trottoirspiegel is gemonteerd.


4.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het eerste en tweede lid.





Top




Artikel 5.3.46

zitplaatsen

Keuringseisen bedrijfsauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto?s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg en bussen behorende tot de klasse III of B als bedoeld in artikel 1.1, in gebruik genomen na 19 oktober 2008, zijn niet voorzien van zijdelings gerichte zitplaatsen.

Visuele controle.

2.

Het eerste lid is niet van toepassing op ambulances, bedrijfsauto?s ten dienste van de politie of brandweer en andere door Onze Minister aangewezen categorie?n voertuigen ten dienste van de burgerbescherming of ordehandhaving.

-

3.

Het eerste lid is tot 21 oktober 2010 niet van toepassing op bussen met een toegestane maximum massa van meer dan 10.000 kg behorende tot de klasse III of B als bedoeld in artikel 1.1, waarin de zijdelings gerichte zitplaatsen achterin het voertuig bijeen zijn geplaatst tot een zitgroep met maximaal 10 plaatsen, met dien verstande dat deze zijdelings gerichte zitplaatsen, onverminderd artikel 5.3.47, zijn voorzien van een hoofdsteun en een tweepuntsgordel met oprolmechanisme.

Visuele controle.

4.

De zitplaatsen van bedrijfsauto's moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. De verstelinrichtingen van de zitplaatsen moeten goed kunnen worden vergrendeld.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen. Indien de zitplaats in de stand waarin deze wordt aangetroffen vergrendeld is, wordt voldaan aan de eis ten aanzien van vergrendeling.

5.

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging, bedoeld in het vierde lid.

-



Top




Artikel 5.3.47

bescherming inzittenden

Keuringseisen bedrijfsauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's die na 31 december 1997 in gebruik zijn genomen en T100-bussen, moeten zijn voorzien van autogordels voor:

a.        de zitplaats van de bestuurder en de ernaast gelegen naar voren gerichte zitplaatsen, en

b.        de overige naar voren gerichte zitplaatsen indien op een afstand van maximaal 1,30 m voor de rugleuning van deze zitplaats zich geen veiligheidsscherm of rugleuning van ervoor gelegen zitplaats bevindt.

Leden 1 en 2. Visuele controle.

Indien in het middelste gedeelte van een doorlopende bank geen (heup)gordel aanwezig is, wordt dit gedeelte niet aangemerkt als zitplaats en behoeft geen (heup)gordel te zijn aangebracht. In geval van een kampeerauto is de controle beperkt tot de voorste zitplaatsen en tot de overige zitplaatsen voor zover deze zijn voorzien van autogordels.

2.

In afwijking van het eerste lid moeten:

a.        bussen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg die na 30 september 2002 in gebruik zijn genomen, en

b.        bussen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg die na 30 september 2000 in gebruik zijn genomen,

zijn voorzien van autogordels voor alle naar voren en naar achteren gerichte zitplaatsen.


3.

Bedrijfsauto's die na 31 december 1989 doch voor 1 januari 1998 in gebruik zijn genomen en die beurtelings voor het vervoer van personen of goederen kunnen worden ingericht, moeten voorzien zijn van autogordels voor alle naar voren gerichte zitplaatsen.

Toelichting

Onder 'voertuigen die beurtelings voor het vervoer van personen of goederen kunnen worden ingericht' wordt verstaan de zogenaamde combinatiewagen, hetgeen blijkt uit het kentekenbewijs.

Leden 3, 4, 5 en 6. Visuele controle.

4.

Bedrijfsauto's die na 1 januari 1971 doch voor 1 januari 1990 in gebruik zijn genomen en die beurtelings voor het vervoer van personen of goederen kunnen worden ingericht, moeten zijn voorzien van autogordels voor de zitplaats van de bestuurder en de naast deze plaats aanwezige zitplaatsen, voor zover deze aan een portier grenzen.

Toelichting

Onder 'voertuigen die beurtelings voor het vervoer van personen of goederen kunnen worden ingericht' wordt verstaan de zogenaamde combinatiewagen, hetgeen blijkt uit het kentekenbewijs.


5.

Het eerste tot en met het vierde lid is niet van toepassing op:

a.        klapstoelen en zitplaatsen die uitsluitend zijn bestemd voor gebruik bij stilstaand voertuig;

b.        bussen die zijn bestemd voor stadsgebruik;

c.        bussen die beschikken over speciaal voor staande passagiers bedoelde plaatsen, en

d.        voertuigen die voor 1 januari 1998 in gebruik zijn genomen en die blijkens een aantekening in het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs niet van bevestigingspunten voor autogordels hoeven te zijn voorzien.


6.

Autogordels van bedrijfsauto?s die na 30 september 2000 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een door Onze Minister vastgesteld goedkeuringsmerk.

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

7.

De autogordels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht.

Toelichting:

Daar elke beschadiging de sterkte in gevaar brengt, is een beschadiging niet toegestaan. Het pluizen van een gordel wordt niet gezien als een beschadiging.

Visuele controle, waarbij een eventuele rolgordel volledig wordt uitgetrokken. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

8.

De autogordels moeten zijn voorzien van een goed werkende sluiting en een goed werkende blokkering. Oprolmechanismen moeten zodanig functioneren dat de gordel aanligt na het omdoen ervan.

Visuele controle. Hierbij wordt de gordel in de sluiting gebracht. Indien de gordel is voorzien van een oprolmechanisme wordt de gordel omgedaan. De blokkering wordt gecontroleerd door te rukken aan de gordel; indien dit geen uitsluitsel biedt, moet bij een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg tijdens een remproef op de weg het blokkeren van de gordel worden gecontroleerd.

9.

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging, bedoeld in het zevende lid.

-



Top




Artikel 5.3.47a

symbool airbag

Keuringseisen bedrijfsauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.





2.

In bedrijfsauto?s die na 30 september 2000 in gebruik zijn genomen, moet bij iedere passagierszitplaats met airbag duidelijk zichtbaar en duurzaam zijn aangebracht het volgende symbool.

Het eerste lid is niet van toepassing indien het voertuig is voorzien van een mechanisme dat automatisch de aanwezigheid van een naar achteren gericht bevestigingssysteem voor kinderen signaleert en dat ervoor zorgt dat de airbag niet wordt opgeblazen wanneer een dergelijk systeem is aangebracht.

Leden 1 en 2. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.



Top




Artikel 5.3.48

uitwendige veiligheid o.a. wiel- en zijdelingse afscherming

Keuringseisen bedrijfsauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's mogen geen scherpe delen hebben die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren.

Leden 1, 2 en 3. Visuele controle, waarbij in geval van twijfel wordt gemeten.

2.

Onverminderd het bepaalde in het eerste lid moeten uitstekende delen van bedrijfsauto's, die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten, zijn afgeschermd.

Toelichting

Vleugelmoeren op de wielnaaf zijn voldoende afgeschermd wanneer deze niet meer dan 30 mm buiten de afscherming uitsteken.


3.

Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op voertuigdelen die zich hoger dan 2,00 m boven het wegdek bevinden.


4.

De wielen onderscheidenlijk banden van bedrijfsauto's in gebruik genomen na 31 december 1974 moeten zijn afgeschermd overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde eisen en mogen niet aanlopen.

De wielen onderscheidenlijk banden van bedrijfsauto?s in gebruik genomen voor 1 januari 1975 moeten deugdelijk zijn afgeschermd en mogen niet aanlopen.

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.9.18 tot en met 2.9.22 alsmede artikel 2.9.30 van de Regeling permanente eisen van toepassing zijn.

Artikel

2.9.18:        Wielafscherming algemeen

2.9.19:        Te beveiligen vlakken

2.9.20:        Wielafscherming achterste as

2.9.21:        Toegestane wielafscherming

2.9.22:        Permanente opbouw als wielafscherming

2.9.30:        Wijze van keuren

5.

Bedrijfsauto's in gebruik genomen na 31 december 1969 moeten zijn voorzien van zijdelingse afscherming. Deze verplichting geldt niet voor:

a.        trekkers;

b.        bedrijfsauto's die blijkens een aantekening op het kentekenbewijs hiervan zijn uitgezonderd;

c.        het gedeelte achter de achterste as van bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg.

Toelichting

Dit lid is niet van toepassing bij voertuigen met als inrichtingsomschrijving ?resteelwagen? ter plaatse van het resteel.

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.9.23 tot en met 2.9.30 van de Regeling permanente eisen van toepassing zijn.

Artikel

2.9.23:        Zijdelingse afscherming algemeen

2.9.24:        Te beveiligen vlakken

2.9.25:        Aanwezigheid zijdelingse afscherming

2.9.26:        Toegestane zijdelingse afscherming

2.9.27:        Bevestiging en positionering

2.9.28:        Onderbrekingen

2.9.29:        Aanwezigheid doorlopend spatbord

2.9.30:        Wijze van keuren

6.

Een reservewielhouder die zich aan de buitenzijde van de bedrijfsauto bevindt, moet deugdelijk zijn bevestigd. Indien in de houder een reservewiel is geplaatst, moet dat wiel goed zijn opgesloten.

Leden 6 en 7. Visuele controle.

7.

Geen deel aan de buitenzijde van de bedrijfsauto mag zodanig zijn bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie zijn aangetast, dat gevaar bestaat voor losraken.


8.

De leden 8 tot en met 11 hebben betrekking op bussen die onder de Wet Personenvervoer vallen en zijn niet van toepassing voor de erkenninghouder APK.

-

12.

Bij regeling van Onze Minister kunnen regels gesteld worden omtrent het bepaalde in het vierde, vijfde en achtste tot en met elfde lid.

-



Top




Artikel 5.3.49

stootbalk

Keuringseisen bedrijfsauto's, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's die na 30 juni 1967 in gebruik zijn genomen, moeten aan de achterzijde op deugdelijke wijze zijn voorzien van een stootbalk, indien de afstand van de onderzijde van het voertuig tot het wegdek, gemeten over de volle breedte onder de achterzijde van het onderstel of onder de hoofddelen van het koetswerk op een afstand van meer dan 1,00 m achter het hart van de achterste as, meer bedraagt dan 0,70 m dan wel meer bedraagt dan 0,55 m indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen.

Leden 1 tot en met 5. Visuele controle, waarbij in geval van twijfel wordt gemeten.

2.

De afstand van de onderzijde van de stootbalk tot het wegdek mag voor bedrijfsauto's, in gebruik genomen na 30 juni 1967 doch v??r 1 januari 1998, niet meer bedragen dan 0,70 m en voor bedrijfsauto's, in gebruik genomen na 31 december 1997, niet meer bedragen dan 0,55 m.


3.

Indien de bedrijfsauto in gebruik is genomen na 31 december 2004 mag de stootbalk niet meer dan 0,40 m voor het achterste punt van het voertuig zijn gelegen. Hierbij worden voertuigdelen boven 3,00 m gemeten vanaf het wegdek buiten beschouwing gelaten. In afwijking hiervan geldt voor bedrijfauto?s, ingericht als betonmolen, dat de stootbalk niet meer dan 0,60 m voor het achterste punt van het voertuig mag zijn gelegen.


4.

Indien de bedrijfsauto in gebruik is genomen na 30 juni 1967 doch voor 1 januari 2005 mag de stootbalk niet meer dan 0,60 m voor het achterste punt van het voertuig zijn gelegen. Hierbij worden voertuigdelen boven 2,00 m gemeten vanaf het wegdek buiten beschouwing gelaten.


5.

De stootbalk van bedrijfsauto's mag niet breder zijn noch aan weerszijden meer dan 0,10 m smaller zijn dan:

a.        het voertuig op de plaats waar de stootbalk is aangebracht, dan wel

b.        de breedte van de breedste achteras, met inbegrip van de wielen waarbij de bolling van de banden boven het wegdek buiten beschouwing wordt gelaten.

Voor bedrijfsauto?s die zijn bestemd voor het vervoer van wissellaadbakken geldt in plaats van de genoemde maat van 0,10 m een maat van

0,20 m.


6.

De stootbalk en de bevestiging daarvan mogen niet zodanig zijn vervormd of breuken of scheuren vertonen, dan wel door corrosie zijn aangetast, dat hierdoor functieverlies optreedt.

Leden 6, 7 en 8. Visuele controle.

7.

De uiteinden van de stootbalk mogen niet naar achteren zijn omgebogen.


8.

Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

a.        trekkers;

b.        voertuigen die blijkens een aantekening in het kentekenbewijs van het bepaalde in het eerste lid zijn uitgezonderd.

Toelichting

Dit is tevens van toepassing op asfaltkippers.


9.

Bedrijfsauto?s, niet zijnde bussen, met een toegestane maximum massa van meer dan 7500 kg, in gebruik genomen na 9 augustus 2004, moeten op deugdelijke wijze zijn voorzien van een beschermingsinrichting aan de voorzijde tegen klemrijden.

Visuele controle.

10.

De afstand van de onderzijde van de beschermingsinrichting tot het wegdek mag tussen de punten die meer dan 0,20 m van de zijkanten van de voorste as van het voertuig zijn gelegen, met inbegrip van de wielen, niet meer dan 0,45 m bedragen, waarbij de bolling van de banden boven het wegdek buiten beschouwing wordt gelaten.

Leden 10 tot en met 12. Visuele controle, waarbij in geval van twijfel wordt gemeten.

11.

De afstand van de voorzijde van het voertuig tot de voorzijde van de beschermingsinrichting mag niet meer dan 0,40 m bedragen, waarbij voertuigdelen die zich hoger dan 2,00 m boven het wegdek bevinden buiten beschouwing worden gelaten.


12.

De beschermingsinrichting mag:

a.        niet breder zijn dan de breedte van het voertuig met inbegrip van de spatborden van de voorste as;

b.        aan weerszijden niet meer dan 0,10 m smaller zijn dan de voorste as met inbegrip van de wielen, waarbij de bolling van de banden boven het wegdek buiten beschouwing wordt gelaten, of

c.        aan weerszijden niet meer dan 0,20 m smaller zijn dan het voertuig gemeten over de uiterste punten van de instaptrede naar de bestuurderscabine.


13.

De beschermingsinrichting aan de voorzijde en de bevestiging daarvan mogen niet zodanig zijn vervormd of breuken of scheuren vertonen, dan wel door corrosie zijn aangetast, dat hierdoor functieverlies optreedt.

Leden 13 tot en met 15. Visuele controle.

14.

Het negende lid geldt niet voor:

a.        bedrijfsauto?s die blijkens een aantekening in het kentekenbewijs of blijkens gegevens in het kentekenregister de toegevoegde categorie-aanduiding ?G? als beschreven in bijlage I, punt 4, van richtlijn 70/156/EEG hebben;

       Toelichting

       Deze aanduiding is in het Raadpleegscherm opgenomen.

b.        bedrijfsauto?s waarvan het gebruik blijkens een aantekening in het kentekenbewijs onverenigbaar is met het voldoen aan de voorschriften voor een beschermings-inrichting aan de voorzijde tegen klemrijden.


15.

Het elfde en twaalfde lid zijn niet van toepassing op bedrijfsauto?s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 7500 kg.




Top




5.3 ? 10.        Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen bedrijfsauto's

Artikel 5.3.51:        verplichte lichten en retroreflectoren

Artikel 5.3.53:        kleur

Artikel 5.3.55:        werking

Artikel 5.3.56:        afstelling dimlicht

Artikel 5.3.57:        toegestane lichten en retroreflectoren

Artikel 5.3.59:        kleur toegestane lichten

Artikel 5.3.61:        plaatsing

Artikel 5.3.62:        controlelampje mistachterlicht

Artikel 5.3.63:        werking achteruitrijlichten

Artikel 5.3.64:        verbod van verblindende verlichting

Artikel 5.3.65:        verbod andere dan verplichte of toegestane verlichting


Top




Artikel 5.3.51

verplichte lichten en retroreflectoren

Keuringseisen bedrijfsauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Bedrijfsauto's moeten zijn voorzien van:


a.

twee of vier grote lichten;

Toelichting

Zie ook artikel 5.3.57

Visuele controle.

b.

twee dimlichten, met dien verstande dat de dimlichten met gasontladingslichtbronnen en andere lichtbronnen met een lichtsterkte van meer dan 2000 lumen voldoen aan door Onze Minister gestelde eisen voor deze lichtbronnen, alsmede voor de installatie daarvan indien het voertuig na 31 december 2005 in gebruik is genomen;

Visuele controle.

Aan deze eis wordt t.a.v. lichtbronnen met een lichtsterkte van meer dan 2000 lumen niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

c.

twee stadslichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel twee of vier stadslichten indien het voertuig v??r 1 juli 1967 in gebruik is genomen;

Onderdelen c tot en met l. Visuele controle.

d.

twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, dan wel ??n richtingaanwijzer aan elke zijkant indien het voertuig v??r 1 juli 1967 in gebruik is genomen; het licht van de richtingaanwijzer van bedrijfsauto's die na 30 juni 1967 in gebruik zijn genomen moet knipperen.


e.

waarschuwingsknipperlichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen;


f.

??n zijrichtingaanwijzer aan elke zijkant van het voertuig, indien het voertuig langer is dan 6,00 m dan wel na 31 december 1997 in gebruik is genomen; de richtingaanwijzers aan de voorzijde van het voertuig worden beschouwd als zijrichtingaanwijzers indien het uitgestraalde licht hiervan duidelijk te zien is vanuit een punt gelegen op 6,00 m achter de voorzijde van het voertuig en 1,00 m zijwaarts;

Toelichting

Indien een zijrichtingaanwijzer aan de zijkant aanwezig is wordt de richtingaanwijzer aan de voorzijde niet als zijrichtingaanwijzer gezien.


g.

twee achterlichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel twee of vier achterlichten indien het voertuig v??r 1 juli 1967 in gebruik is genomen;


h.

twee remlichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel ??n of twee remlichten indien het voertuig v??r 1 juli 1967 in gebruik is genomen;


i.

een installatie ter verlichting van de aan de achterzijde van het voertuig aangebrachte kentekenplaat;


j.

twee niet-driehoekige rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig, onderscheidenlijk twee driehoekige dan wel niet-driehoekige rode retroreflectoren indien het een gelede bus betreft die in gebruik is genomen na 31 december 1994 doch voor 1 januari 2005.

Toelichting

Onder driehoekig wordt een gelijkzijdige driehoek verstaan.


k.

??n of twee mistlichten aan de achterzijde van het voertuig indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen; in het geval van ??n mistlicht moet dit zich bevinden in of links van het middenlangsvlak van het voertuig.


l.

??n of twee achteruitrijlichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen;


m.

twee markeringslichten aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en breder is dan 2,10 m, dan wel voor 1 januari 1998 in gebruik is genomen en breder is dan 2,60 m;

Toelichting

-        De markeringslichten aan de voorzijde en de achterzijde mogen zijn gecombineerd in ??n ornament.

-        Indien op de cabine van de bedrijfsauto boven de voorruit markeringslichten zijn gemonteerd, is het niet noodzakelijk ingeval van een bredere bovenbouw op het breedste en hoogste punt extra markeringslichten aan te brengen.

-        Indien de bedrijfsauto is voorzien van een opbouw met huif, moeten de markeringslichten op de cabine boven de voorruit op het breedste punt van de cabine zijn aangebracht.

-        Indien de bedrijfsauto is voorzien van markeringslichten, moeten deze op het breedste punt zijn aangebracht. Dit hoeft niet het hoogste punt van het voertuig te zijn.

-        Lichten aan de zijkant op rubberen steeltjes zijn niet toegestaan tenzij deze als markeringslicht kunnen worden aangemerkt.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

n.

zijmarkeringslichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en langer is dan 6,00 m, aangebracht overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde eisen; deze lichten zijn niet verplicht voor chassiscabines;

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.1 tot en met 2.10.3 van de Regeling permanente eisen van toepassing zijn. In geval van twijfel wordt gemeten.

Artikel

2.10.1:        Algemeen

2.10.2:        Plaatsing in lengterichting

2.10.3:        Plaatsing in hoogte

o.

niet-driehoekige ambergele retroreflectoren aan elke zijkant van het voertuig indien het voertuig langer is dan 6,00 m, aangebracht overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde eisen;

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.5 tot en met 2.10.7 van de Regeling permanente eisen van toepassing zijn. In geval van twijfel wordt gemeten.

Artikel

2.10.5:        Algemeen

2.10.6:        Plaatsing in lengterichting

2.10.7:        Plaatsing in hoogte

p.

een markering aan de achterzijde van het voertuig, indien de toegestane maximum massa van het voertuig meer bedraagt dan 3500 kg en het voertuig in gebruik is genomen na 30 juni 1967; deze eis geldt niet voor trekkers, voertuigen die zijn ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, alsmede door Onze Minister aangewezen voertuigen waarvan de bouw, de inrichting of het gebruik zich verzet tegen het aanbrengen van de markering.

Visuele controle, waarbij artikel 2.10.9 van de Regeling permanente eisen van toepassing zijn.



Top




Artikel 5.3.53

kleur

Keuringseisen bedrijfsauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De grote lichten, dimlichten, stadslichten en achteruitrijlichten mogen niet anders dan wit of geel stralen.

Toelichting

Wit licht is opgebouwd uit meerdere kleuren. Hierdoor kan het voorkomen dat op het koplamptestapparaat een blauwe, groene, gele, oranje of rode kleur is te zien. Deze kleur op het scherm van het koplamptestapparaat is acceptabel mits de kleur van het licht op de vloer of het wegdek wel wit is.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld. Voor de controle van de achteruitrijlichten wordt de achteruitrijversnelling en zo nodig het contact ingeschakeld. Indien noodzakelijk, wordt achteruit gereden.

2.

De richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten alsmede de zijrichtingaanwijzers mogen naar voren niet anders dan ambergeel of wit en naar achteren niet anders dan ambergeel of rood stralen.

Leden 2 tot en met 7. Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

3.

De achterlichten en mistlichten aan de achterzijde mogen niet anders dan rood stralen.


4.

De remlichten mogen niet anders dan rood of ambergeel stralen.


5.

De kentekenplaatverlichting mag niet anders dan wit stralen en mag niet naar achteren stralen.


6.

De markeringslichten mogen naar voren niet anders dan wit, en naar achteren niet anders dan rood stralen.


7.

De zijmarkeringslichten mogen niet anders dan ambergeel stralen. Indien het achterste zijmarkeringslicht onderdeel uitmaakt van een rood stralend licht dan wel van een rode retroreflector, mag dit licht rood stralen.


8.

De markering aan de achterzijde moet bestaan uit ??n rechthoekig bord, dan wel uit een set van twee of vier rechthoekige borden, welke zijn voorzien van rood fluorescerende en geel retroreflecterende parallel lopende diagonale strepen.

Visuele controle.



Top




Artikel 5.3.55

werking

Keuringseisen bedrijfsauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De in artikel 5.3.51 bedoelde lichten moeten goed werken.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld. De schakelaar moet automatisch in de ingeschakelde stand blijven staan.

2.

De verlichtingsarmaturen en de onderdelen daarvan moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.

3.

De glazen van de verlichtingsarmaturen mogen niet zodanig zijn beschadigd, gerepareerd of bewerkt dat de lichtopbrengst en het lichtbeeld dan wel de functie nadelig worden be?nvloed.

Visuele controle. Indien het glas is beschadigd of bewerkt is artikel 2.10.12 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

4.

Lichten met dezelfde functie moeten van gelijke grootte, gelijke kleur en gelijke of nagenoeg gelijke sterkte zijn. Lichten en retroreflecterende voorzieningen met dezelfde functie moeten nagenoeg symmetrisch links en rechts van het midden van het voertuig zijn bevestigd.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

5.

De in artikel 5.3.51 bedoelde lichten en retroreflectoren, voorzover het het lichtdoorlatende gedeelte betreft, mogen ten hoogste een vierde deel zijn afgeschermd, onverminderd het bepaalde in artikel 5.18.7, eerste lid onderdeel e en f.

Toelichting

Hierin wordt het volgende vermeld:

Bij het vervoer van goederen aan de achterzijde van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, of driewielig motorrijtuig moet worden voldaan aan de volgende eisen:

e.        indien de verlichting en retroreflectoren van het voertuig door de lastdrager of de goederen worden afgeschermd, moet de lastdrager aan de achterzijde zijn voorzien van twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee niet- driehoekige rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers, die moeten zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,40 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig met inbegrip van de lastdrager;

f.        indien de op het voertuig aangebrachte kentekenplaat door de lastdrager of de goederen wordt afgeschermd, moet de lastdrager zijn voorzien van een kentekenplaat met het kenteken van het voertuig waarop de lastdrager is aangebracht, alsmede van kentekenplaatverlichting; het kenteken moet goed leesbaar zijn en de kentekenplaat moet zijn voorzien van het in artikel 5 van het Kentekenreglement voorgeschreven goedkeuringsmerk en mag niet zijn afgeschermd;

Indien de in artikel 5.3.51 en 5.3.57 bedoelde verlichting is opgebouwd uit een combinatie van led?s moet de betreffende verlichting minimaal voldoen aan:

-        Minimaal 75% van het totale aantal led?s dient te branden;

-        De ledverlichting moet bij defecte led?s nagenoeg symmetrisch geplaatst blijven;

-        De lichtsterkte moet, ook bij defecte led?s, nagenoeg gelijk blijven.

Leden 5 en 6. Visuele controle.

6.

De retroreflectoren en de markering aan de achterzijde van het voertuig mogen geen gebreken vertonen, die de retroreflectie be?nvloeden.


7.

Onze Minister kan regels vaststellen omtrent het bepaalde in het tweede en derde lid.

-



Top




Artikel 5.3.56

afstelling dimlicht

Keuringseisen bedrijfsauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Het dimlicht van bedrijfsauto's moet zodanig zijn afgesteld dat bij controle met een koplamptestapparaat dan wel een verlichtingsscherm het geprojecteerde beeld, na fixatie van het apparaat dan wel het scherm, voldoet aan de volgende eisen:

a.        het lichte vlak moet zich onder het donkere vlak bevinden;

b.        een duidelijke, geheel of ten dele horizontale scheidingslijn tussen licht en donker moet zichtbaar zijn;

c.        het horizontale gedeelte van de scheidingslijn moet zich bevinden tussen of op de lijnen op het scherm van het koplamptestapparaat dan wel op het verlichtingsscherm, die overeenkomen met een daling van de lichtbundel ten opzichte van de horizontale middenlijn van de koplamp van 5 tot 40 mm/m;

d.        indien een ten dele horizontale scheidingslijn zichtbaar is:

1?        moet het horizontale gedeelte van de scheidingslijn zich grotendeels links bevinden van de verticale hartlijn op het scherm van het koplamptestapparaat dan wel op het verlichtingsscherm;

2?        mag het snijpunt van het horizontale en het niet-horizontale gedeelte:

a.        bij controle met een koplamptestapparaat niet links van de verticale hartlijn op het scherm van het koplamptestapparaat vallen, dan wel

b.        bij controle met een verlichtingsscherm maximaal 20 mm/m links van de geprojecteerde verticale hartlijn van de koplamp op het verlichtingsscherm vallen.

Toelichting

Indien dimlichten zijn gemonteerd met een afwijkend lichtbeeld, zie voor de handelwijze de wijze van keuren bij artikel 5.3.64

1.        De stand van de lichtbundel van het dimlicht wordt gecontroleerd met behulp van een koplamptestapparaat, waarbij de bedrijfsauto en het koplamptestapparaat op een vlakke en horizontale vloer zijn geplaatst.

Toelichting

Tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport wordt geen gebruik gemaakt van een verlichtingsscherm.

2.        Bij de controle bedoeld in punt 1 moeten:

a.        de voorwielen in de stand van rechtuitrijden staan,

b.        de banden op de juiste spanning zijn, en moet

c.        de handrem los staan.

3.        Indien de bedrijfsauto is uitgerust met een inrichting waarmee de dimlichtafstelling eenvoudig aan de beladingstoestand kan worden aangepast, moet tijdens de controle deze afstelinrichting staan op de stand die overeenkomt met de beladingstoestand.

4.        Indien de bedrijfsauto is uitgerust met een automatische niveauregeling, wordt de controle uitgevoerd met stationair draaiende motor. Een eventuele bedieningsmogelijkheid moet in de normale rijstand staan.

2.

Het voor het dimlicht bestemde deel van de reflector mag zijn oorspronkelijke reflecterende werking niet in ernstige mate hebben verloren.

Visuele controle. Indien de reflector is aangetast is artikel 2.10.14 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

3.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het tweede lid.

-



Top




Artikel 5.3.57

toegestane lichten en retroreflectoren

Keuringseisen bedrijfsauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's mogen zijn voorzien van:



a.        twee mistlichten aan de voorzijde van het voertuig;

       Toelichting

       De wijze van schakeling van de mistlichten aan de voorzijde in combinatie met de dimlichten behoeft niet te worden gecontroleerd.

Visuele controle.


a1.        twee extra grote lichten, indien het bedrijfsauto?s betreft met een toegestane maximum massa van meer dan 12.000 kg en niet zijnde een bus. Tegelijkertijd mogen niet meer dan vier grote lichten kunnen branden.

       Toelichting

       Rekening houdend met het gestelde in artikel 5.3.51 onder a mogen dus maximaal zes lichten zijn gemonteerd.

Visuele controle.


b.        parkeerlichten, indien het voertuig niet langer is dan 6,00 m en niet breder is dan 2,00 m;

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.


c.        twee extra richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten aan de achterzijde van het voertuig;

Onderdelen c, d en e. Visuele controle.


d.        ??n zijrichtingaanwijzer aan elke zijkant van het voertuig indien deze lichten niet reeds ingevolge artikel 5.3.51 verplicht zijn;



e.        twee herhalingswaarschuwingsknipperlichten aan het meest naar achteren gelegen gedeelte van de zich aan de zij- of achterkant van het voertuig bevindende laad- en losklep in horizontale stand;



f.        ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig indien het voertuig niet langer is dan 6,00 m;

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.


g.        twee witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig;

Visuele controle.


h.        twee markeringslichten aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, indien deze lichten niet reeds ingevolge artikel 5.3.51 verplicht zijn en het voertuig breder is dan 1,80 m;

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.


i.        zijmarkeringslichten, indien deze lichten niet reeds ingevolge artikel 5.3.51 verplicht zijn, aangebracht overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde eisen;

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.1 tot en met 2.10.4 van de Regeling permanente eisen van toepassing zijn.

Artikel

2.10.1:        Algemeen

2.10.2:        Plaatsing in lengterichting

2.10.3:        Plaatsing in hoogte

2.10.4:        Wijze van keuren


j.        een richtlicht;

Onderdelen j tot en met n. Visuele controle.


k.        een bermlicht aan de voorzijde van het voertuig;



l.        werklichten;



m.        een derde remlicht aangebracht zodanig, dat:

1?        het midden van het lichtdoorlatende gedeelte zich bevindt in het midden-langsvlak van het voertuig of de rand van het lichtdoorlatende gedeelte op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf dit middenlangsvlak indien het derde remlicht niet op een vast deel van de carrosserie of bovenbouw kan worden bevestigd, en

2?        de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.3.51, onderdeel h.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten


n.        In afwijking van onderdeel m kunnen bij bedrijfsauto?s met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg twee extra      remlichten worden aangebracht, indien het derde remlicht niet in het midden of binnen 0,15 m vanaf het middenlangsvlak kan worden bevestigd

o.        Bij bedrijfsauto?s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg kunnen, in afwijking van onderdeel m, twee extra remlichten worden aangebracht.

p.        twee dagrijlichten.

q.        bochtverlichting al dan niet in combinatie met dimlicht;

r.        hoekverlichting (afslagverlichting);

s.        twee extra witte achteruitrijlichten bij voertuigen > 3500 kg;

Onderdelen n tot en met p, Visuele controle.












Onderdelen q. en r. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

Visuele controle.

2.

Lichten die ingevolge artikel 5.3.51 verplicht zijn gesteld voor voertuigen die na een in dat artikel genoemd tijdstip in gebruik zijn genomen, mogen zijn aangebracht op voertuigen die voor of op dat tijdstip in gebruik zijn genomen mits wordt voldaan aan de in artikel 5.3.53 met betrekking tot die lichten met uitzondering van markeringslichten en zijmarkeringslichten gestelde eisen.

Markeringslichten en zijmarkeringslichten moeten alsdan voldoen aan het bepaalde in de onderdelen h onderscheidelijk i van het eerste lid.

Leden 2 tot en met 6. Visuele controle.

3.

Bedrijfsauto's mogen zijn voorzien van extra witte retroreflecterende voorzieningen aan de voorzijde, extra rode niet-driehoekige aan de achterzijde en extra ambergele aan de zijkanten van het voertuig.

Toelichting

Onder driehoekig wordt een gelijkzijdige driehoek verstaan.


4.

Bedrijfsauto?s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, mogen zijn voorzien van een ambergele of witte lijnmarkering aan de zijkant van het voertuig of van een ambergele, witte of rode lijnmarkering aan de achterkant van het voertuig.

Leden 4 en 5. De artikelen 2.10.16 en 2.10.17 van de Regeling permanente eisen zijn van toepassing.

5.

Bedrijfsauto?s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, mogen zijn voorzien van een ambergele of witte contourmarkering aan de zijkant van het voertuig of een ambergele, witte of rode contourmarkering aan de achterkant van het voertuig. Binnen de contourmarkering aan de zijkant van het voertuig mogen retroreflecterende letters of afbeeldingen zijn aangebracht, voorzover deze geen nadelige invloed hebben op de effectiviteit van de contourmarkering en de verplichte lichten en retroreflecterende voorzieningen. In ieder geval mogen de retroreflecterende letters of afbeeldingen niet meer dan 1/3 deel van de totale oppervlakte binnen de omtrek van de contourmarkering uitmaken.


6.

Ieder afzonderlijk deel van de lijn- en contourmarkering en van het materiaal voor de retroreflecterende letters of afbeeldingen binnen de contourmarkering is voorzien van een door Onze Minister vastgesteld goedkeuringsmerk.

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

7.

Bij regeling van Onze Minister worden voorschriften gesteld met betrekking tot de installatie van de lijn- en contourmarkering.

-

Toelichting

Trekkers, voertuigen die zijn ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, alsmede door Onze Minister aangewezen voertuigen waarvan de bouw, de inrichting of het gebruik zich verzet tegen het aanbrengen van de markering, voorzover de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg mogen zijn voorzien van een markering aan de achterzijde van het voertuig.




Top




Artikel 5.3.59

kleur toegestane lichten

Keuringseisen bedrijfsauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De mistlichten aan de voorzijde, het richtlicht en het bermlicht mogen naar voren niet anders dan wit of geel stralen.

Leden 1, 2, 3, 4 en 5. Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

2.

De parkeerlichten mogen naar voren niet anders dan wit, en naar achteren niet anders dan rood stralen, dan wel indien zij zijn ingebouwd in de zijrichtingaanwijzers, niet anders dan ambergeel stralen.


3.

De extra richtingaanwijzers, waarschuwings-knipperlichten en herhalingswaarschuwingsknipper-lichten mogen niet anders dan ambergeel stralen.


4.

De zijrichtingaanwijzers mogen naar voren niet anders dan ambergeel of wit, en naar achteren niet anders dan ambergeel of rood stralen.


5.

De zijmarkeringslichten mogen niet anders dan ambergeel stralen. Indien het achterste zijmarkeringslicht onderdeel uitmaakt van een rood stralend licht dan wel van een rode retroreflector, mag dit licht rood stralen.

Toelichting

Het achterste zijmarkeringslicht van bedrijfsauto's die in gebruik zijn genomen voor 1 januari 1998 mag rood licht uitstralen.


6.

Artikel 5.3.55, tweede, derde, vierde en zevende lid, is van toepassing.

De wijze van keuren bij het tweede, derde en vierde lid van artikel 5.3.55, van het Voertuigreglement is van toepassing.

7.

Op de mistlichten aan de voorzijde van het voertuig is artikel 5.3.55, eerste tot en met vijfde en zevende lid, van overeenkomstige toepassing.

De wijze van keuren bij het eerste tot en met vijfde lid van artikel 5.3.55, van het Voertuigreglement is van toepassing.

8.

De markeringslichten mogen naar voren niet anders dan wit en naar achteren niet anders dan rood stralen.

Leden 8, 9 en 10. Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

9.

De dagrijlichten mogen niet anders dan wit stralen.


10.

Het derde remlicht mag niet anders dan rood stralen.




Top




Artikel 5.3.61

plaatsing

Keuringseisen bedrijfsauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bij bedrijfsauto?s in gebruik genomen na 31 december 1967 moeten de verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, bedoeld in de artikelen 5.3.51 en 5.3.57 zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,40 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig.

Voor richtingaanwijzers geldt de eerste volzin slechts voorzover het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1997.

Toelichting

Een eventueel aanwezige luifel wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

2.

Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor de grote lichten, richtlichten, bermlichten, achteruitrijlichten, remlichten, de verlichting van de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig, de markering aan de achterzijde van het voertuig, mistlichten aan de achterzijde van het voertuig en werklichten.

Toelichting

In het geval van ??n mistlicht aan de achterzijde moet dit zich bevinden in of links van het middenlangsvlak van het voertuig.

-



Top




Artikel 5.3.62

controlelampje mistachterlicht

Keuringseisen bedrijfsauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Het ingeschakeld zijn van het mistlicht of de mistlichten aan de achterzijde van het voertuig moet door middel van een controlelampje aan de bestuurder kenbaar worden gemaakt.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.



Top




Artikel 5.3.63

werking achteruitrijlichten

Keuringseisen bedrijfsauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Achteruitrijlichten van bedrijfsauto's mogen alleen kunnen branden indien de achteruitversnelling van het voertuig is ingeschakeld.

Visuele controle.



Top




Artikel 5.3.64

verbod van verblindende verlichting

Keuringseisen bedrijfsauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's mogen, met uitzondering van grote lichten, niet zijn voorzien van verblindende verlichting.

Aan deze eis wordt, met uitzondering van het onderstaande, niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

Bij bedrijfsauto's die zijn voorzien van een kenteken bevattende de lettergroep CD of CDJ of de lettergroep BN of GN en twee groepen van twee cijfers dan wel de vermelding 'Afgegeven ex. art. 16. tweede lid, RKR inzake afwijkende koplampen' of 'Afwijkende koplamp(en) toegestaan op basis van art. 30 van de Invoeringswet 1994' onder bijzonderheden op het kentekenbewijs mogen zijn voorzien van dimlichten met een afwijkend lichtbeeld.

Het dimlicht wordt niet als verblindend aangemerkt indien dit als volgt is afgesteld:

Globaal mag het geprojecteerde lichtste vlak, voor zowel een beladen als een onbeladen voertuig, zich niet bevinden boven de horizontale lijn die overeenkomt met een daling van 2 cm/m van de lichtbundel ten opzichte van het midden van de koplamp.

Tevens mag het midden van dit vlak zich niet duidelijk links bevinden van:

-        de verticale hartlijn op het scherm van het koplamptestapparaat of

-        de geprojecteerde verticale hartlijn van de koplamp op het verlichtingsscherm.

2.

Bedrijfsauto's mogen, met uitzondering van de richtingaanwijzers en de waarschuwings-knipperlichten, niet zijn voorzien van knipperende verlichting.

Visuele controle.



Top




Artikel 5.3.65

verbod andere dan verplichte of toegestane verlichting

Keuringseisen bedrijfsauto's, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Bedrijfsauto's mogen, onverminderd het in de artikelen 29 en 30 van het RVV 1990 bepaalde inzake zwaai- en knipperlichten, niet zijn voorzien van meer lichten en retroreflecterende voorzieningen dan in de artikelen 5.3.51 en 5.3.57 is voorgeschreven of toegestaan.

Verlichte reclame-aanduidingen of verlichte borden voor de aanduiding van het soort vervoer, zoals taxi en ambulance, zijn op voertuigen toegestaan mits de verlichting niet verblindend is en door middel van een afzonderlijke schakelaar is te bedienen.

Toelichting

-        Volgens artikel 29 van het RVV1990 mogen voertuigen die in gebruik zijn bij politie en brandweer of als ambulance, waaronder vooralsnog ook worden verstaan voertuigen die in gebruik zijn bij andere medische (hulp)diensten, en andere door Onze Minister aangewezen hulpverleningsdiensten (zie bij artikel 5.3.15) zijn voorzien van blauwe zwaai- of knipperlichten.

Retroreflecterende voorzieningen worden buiten beschouwing gelaten.
Groene zwaailichten bij dergelijke voertuigen worden eveneens buiten beschouwing gelaten.

-        Voertuigen mogen volgens artikel 30 van het RVV 1990 zijn voorzien van oranje zwaailichten en retroreflecterende voorzieningen, mits het voertuig wordt gebruikt om de volgende werkzaamheden uit te voeren:

a.        werkzaamheden ten behoeve van wegen;

b.        repareren, bergen of slepen van voertuigen;

c.        vervoeren van ondeelbare lading.

d.        voor het begeleiden van transporten waarvoor een ontheffing is verleend, voor zover die begeleiding uit de ontheffing voortvloeit en dit geschiedt met daartoe speciaal uitgeruste voertuigen;

e.        voor het begeleiden van militaire colonnes.

Visuele controle. Indien verlichtingsarmaturen aanwezig zijn die niet zijn voorgeschreven dan wel toegestaan, moet de bedrading van deze armaturen zijn losgenomen en het lampje zijn verwijderd.

Bij de APK keuring behoeft het gebruik dat van het voertuig wordt gemaakt niet specifiek te worden aangetoond.




Top




5.3 ? 11.        Verbinding tussen bedrijfsauto en aanhangwagen

Keuringseisen bedrijfsauto's

Artikel 5.3.66:        koppelinrichting (algemeen)

Artikel 5.3.67:        koppelinrichting

Artikel 5.3.68:        vangmuilkoppeling, trekoog

Artikel 5.3.69:        schotelkoppeling, opleggerkoppeling

Artikel 5.3.70:        bijzondere constructies


Top




Artikel 5.3.66

koppelinrichting (algemeen)

Keuringseisen bedrijfsauto's, verbinding tussen bedrijfsauto en aanhangwagen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Indien de bedrijfsauto is voorzien van een inrichting tot het koppelen van een aanhangwagen, moet deze inrichting deugdelijk zijn bevestigd en mag deze niet gescheurd, gebroken, vervormd dan wel overmatig gesleten zijn, onverminderd het bepaalde in artikel 5.3.68, tweede lid, onderdeel h. Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

2.

De achtertraverse met inbegrip van alle profielen die daar deel van uitmaken, moet deugdelijk zijn bevestigd en mag:

a.        geen breuken of scheuren vertonen;

b.        niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.

Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.



Top




Artikel 5.3.67

koppelinrichting

Keuringseisen bedrijfsauto's, verbinding tussen bedrijfsauto en aanhangwagen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Indien de bedrijfsauto is voorzien van een koppelingskogel met een kogel met een nominale diameter van 50 mm:


a.        moet de diameter van de kogel ten minste 49,0 mm bedragen;

Het bolvormige gedeelte wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

b.        moet de sluit- en borginrichting van een afneembare kogel goed functioneren en moet de bevestiging van het kogelgedeelte nagenoeg spelingvrij zijn.

Visuele controle.



Top




Artikel 5.3.68

vangmuilkoppeling

Keuringseisen bedrijfsauto's, verbinding tussen bedrijfsauto en aanhangwagen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Indien de bedrijfsauto is voorzien van een vangmuilkoppeling met een nominale pendiameter van:

a.        40 mm, moet de pendiameter ten minste 36,5 mm bedragen;

b.        50 mm, moet de pendiameter ten minste 46 mm bedragen;

c.        57,5 mm, moet de pendiameter ten minste 55 mm bedragen.

Het kontaktgedeelte van de pen met het trekoog wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

2.

De in het eerste lid bedoelde koppelingen moeten voldoen aan de volgende eisen:



a.        de opwaartse speling van de pen mag niet meer dan 5 mm bedragen;

De pen wordt omhoog bewogen met behulp van bijvoorbeeld een schroevedraaier, waarbij de koppeling gesloten moet zijn en de handborg of controlestift voor zover mogelijk buiten werking moet zijn gesteld, teneinde de speling in het sluitingsmechanisme en de bovenste lagerbus van de pen bij de beoordeling te betrekken.

In geval van twijfel wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.


b.        de radiale speling in de onderste bus mag niet meer dan 2 mm bedragen;

In geval van twijfel meten met bijvoorbeeld een stukje haaks omgezet rondstaal van 2 mm.


c.        de onderste lagerbus mag niet loszitten en de bevestiging ervan mag niet zijn uitgeslagen;

Visuele controle.


d.        de sluit- en borginrichting moet goed functioneren;

Visuele controle, terwijl de koppeling wordt geopend en gesloten.


e.        de radiale speling van de trekstang in de lagering in de achterbalk mag niet meer dan 2 mm bedragen;

De trekstang wordt op- en neerwaarts en van links naar rechts bewogen. In geval van twijfel wordt gemeten met bijvoorbeeld een stukje haaks omgezet rondstaal van 2 mm.


f.        axiale speling van de trekstang in de lagering in de achterbalk is niet toegestaan;

De trekstang wordt axiaal bewogen.


g.        de bevestigingsmoer van de trekstang moet deugdelijk vastzitten en moet goed geborgd zijn;

Visuele controle. Een eventuele stofkap wordt verwijderd.


h.        het gedeelte van de vangmuil dat als geleiding voor het trekoog tijdens het aankoppelen is bedoeld, mag tekenen van vervorming, van scheuren of van uitgebroken delen vertonen, mits daardoor de sterkte of het functioneren van de koppeling met inbegrip van de sluit- en borginrichting niet wordt aangetast.

       Herstel daarvan door middel van lassen is toegestaan.

Visuele controle.



Top




Artikel 5.3.69

schotelkoppeling, opleggerkoppeling

Keuringseisen bedrijfsauto's, verbinding tussen bedrijfsauto en aanhangwagen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Indien de bedrijfsauto is voorzien van een schotelkoppeling van 2 of 3,5 inch, mag:

a.        de onvlakheid van de schotel niet meer dan 3,5 mm bedragen;

b.        de onvlakheid van de schotel, in afwijking van het bepaalde onder a, voor wat betreft de uiterste linker- en rechterzijde over een breedte van 50 mm, gemeten vanaf de buitenzijde van de schotel, niet meer dan 5 mm bedragen;

c.        de diepte van groeven langer dan 100 mm niet meer dan 2,5 mm bedragen.

Dit lid is niet van toepassing op kunststofdelen op de schotelkoppeling die bedoeld zijn als slijtvlak.

In geval van twijfel wordt met behulp van een geschikt meetmiddel en een aanliggende stalen rei in alle richtingen over het hart van de schotel gemeten.

2.

Een schotelkoppeling moet deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle.

3.

De speling in de sluitinrichting van een schotelkoppeling van 2 inch mag, uitgaande van een niet gesleten 2 inch pen, in de lengterichting van het voertuig niet meer dan 2 mm bedragen.

Controleren met behulp van:

a.        een standaard pen van 2 inch, die voldoet aan de nieuwmaat toleranties en voorzien is van een vlakke plaat waarbij het uitstekende deel van de pen een hoogte heeft van ten minste 82,5 en ten hoogste 82,7 mm, dan wel

b.        een oplegger met een pen van 2 inch daarbij rekening houdend met een eventuele gemeten slijtage van de pen.

In geval van twijfel wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

4.

De sluit- en borginrichting moet goed functioneren.

Visuele controle terwijl de sluit- en borginrichting wordt geopend en gesloten.



Top




Artikel 5.3.70

bijzondere constructies

Keuringseisen bedrijfsauto's, verbinding tussen bedrijfsauto en aanhangwagen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot bijzondere constructies voor het koppelen van voertuigen en andere koppelingen dan bedoeld in de artikelen 5.3.67, 5.3.68 en 5.3.69.

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.11.2, 2.11.4 en 2.11.8 van de Regeling permanente eisen van toepassing zijn.

Artikel

2.11.2:        Beoordeling schotelkoppeling

2.11.4:        Beoordeling haakkoppeling

2.11.8:        Wijze van keuren



Top




5.3 ? 12.        Diversen

Artikel 5.3.71

geluidssignaalinrichtingen

Keuringseisen bedrijfsauto's

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bedrijfsauto's moeten zijn voorzien van ten minste een geluidssignaalinrichting die bestaat uit een goed werkende hoorn met vaste toonhoogte. Een samenstel van zodanige, tegelijk werkende hoorns wordt als ??n hoorn beschouwd.

Visuele en auditieve controle, waarbij de hoorn in werking wordt gesteld.

2.

Bedrijfsauto's mogen zijn voorzien van een geluidssignaalinrichting die andere weggebruikers erop attent maakt dat de achteruitversnelling is ingeschakeld, alsmede van een geluidssignaalinrichting die ertoe strekt ongeoorloofd gebruik of diefstal van het voertuig te voorkomen.

Leden 2 en 3. Visuele en auditieve controle.

3.

Bedrijfsauto's mogen, onverminderd het in artikel 29 van het RVV 1990 bepaalde inzake twee- en drietonige hoorns, niet zijn voorzien van andere geluidssignaalinrichtingen dan bedoeld in het eerste en tweede lid.

Toelichting

Volgens artikel 29 van het RVV 1990 mogen voertuigen die in gebruik zijn bij politie en brandweer of als ambulance, waaronder vooralsnog ook worden verstaan voertuigen die in gebruik zijn bij andere (medische) hulpdiensten, en andere door Onze Minister aangewezen hulpverleningsdiensten (zie bij artikel 5.3.15) zijn voorzien van een twee- of drietonige hoorn.

-



Top




5.5        Driewielige motorrijtuigen

Keuringseisen

5.5 ? 0.

Algemeen

5.5 ? 1.

Algemene bouwwijze van het voertuig

5.5 ? 2.

Afmetingen en massa's

5.5 ? 3.

Motor

5.5 ? 4.

Krachtoverbrenging

5.5 ? 5.

Assen

5.5 ? 6.

Ophanging

5.5 ? 7.

Stuurinrichting

5.5 ? 8.

Reminrichting

5.5 ? 9.

Carrosserie

5.5 ? 10.

Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

5.5 ? 11.

Verbinding tussen personenauto en aanhangwagen

5.5 ? 12.

Diversen



Top




5.5 ? 0.        Algemeen

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen

Artikel 5.5.0:        Vervallen

Artikel 5.5.1:        Overeenstemmen van het voertuig met de voertuiggegevens alsmede eisen m.b.t. identificatie


Top




Artikel 5.5.0

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, algemeen

Vervallen


Top




Artikel 5.5.1

Overeenstemmen van het voertuig met de voertuiggegevens alsmede eisen m.b.t. identificatie

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, algemeen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Driewielige motorrijtuigen moeten voldoen aan de volgende eisen:


a.

het driewielige motorrijtuig moet in overeenstemming zijn met de op het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs en in het kentekenregister omtrent het voertuig vermelde gegevens;

Toelichting

Indien op het kentekenbewijs deel I A dan wel deel Ionder bijzonderheden uitzonderingen op de keuringseisen zijn vermeld moeten deze in acht worden genomen.

Controle hierop moet reeds voorafgaand aan de keuring hebben plaatsgevonden.

b.

het identificatienummer moet op een vast voertuigdeel zijn ingeslagen en moet goed leesbaar zijn;

Visuele controle.

c.

het voertuig moet aan de achterzijde en mag aan de voorzijde zijn voorzien van een kentekenplaat. De kentekenplaten moeten deugdelijk zijn bevestigd en zijn voorzien van het in artikel 5 van het Kentekenreglement voorgeschreven goedkeuringsmerk;

Toelichting

Het kentekennummer moet op ??n plaatdeel staan.

Alleen visuele controle op de bevestiging van de kentekenplaat.

d.

de kentekenplaat aan de achterzijde mag niet zijn afgeschermd en het kenteken moet goed leesbaar zijn.

Visuele controle, waarbij de letters en cijfers volledig zichtbaar moeten zijn indien de waarnemer op een afstand van 20,00 m v??r dan wel achter het midden van het driewielig motorrijtuig staat.



Top




5.5 ? 1.        Algemene bouwwijze van het voertuig

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen

Artikel 5.5.3:        chassisraam, mee- of zelfdragende carrosserie, frame, voor- en achtervork

Artikel 5.5.4:        bovenbouw


Top




Artikel 5.5.3

chassisraam, mee- of zelfdragende carrosserie, frame, voor- en achtervork

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, algemene bouwwijze van het voertuig

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De langs- en dwarsliggers en chassisversterkingsdelen van het chassisraam, dan wel de daarvoor in de plaats tredende delen van de mee- of zelfdragende carrosserie van driewielige motorrijtuigen mogen:

a.        geen breuken of scheuren vertonen;

b.        niet zodanig zijn bevestigd, vervormd of door corrosie aangetast, dat de stijfheid en de sterkte van het chassisraam of van de mee- of zelfdragende carrosserie in gevaar worden gebracht.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

2.

Indien het driewielige motorrijtuig is opgebouwd uit een frame met voor- of achtervork mogen deze onderdelen:

a.        geen breuken of scheuren vertonen;

b.        niet zijn doorgeroest;

c.        niet zodanig zijn vervormd dat de stijfheid en de sterkte ervan in gevaar worden gebracht.

Visuele controle. Bij twijfel in hoeverre een onderdeel is doorgeroest, mag de roest in lichte mate worden beklopt met een hamertje met bolle of afgeronde kop.

3.

De onderdelen die deel uitmaken van het frame of van de zelfdragende constructie moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle.

4.

Onze Minister stelt regels vast inzake corrosie van de in het eerste lid bedoelde onderdelen alsmede de bevestiging daarvan.

-



Top




Artikel 5.5.4

bovenbouw

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, algemene bouwwijze van het voertuig

Keuringseisen

Wijze van keuren

De bovenbouw van driewielige motorrijtuigen moet deugdelijk op het onderstel dan wel het frame zijn bevestigd.

Visuele controle.



Top




5.5 ? 2.        Afmetingen en massa's

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen

Artikel 5.5.6:        afmetingen

Artikel 5.5.7:        massa


Top




Artikel 5.5.6

afmetingen

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Driewielige motorrijtuigen die in gebruik zijn genomen na 31 oktober 1997 mogen:

a.        niet langer zijn dan 4,00 m;

b.        niet breder zijn dan 2,00 m;

c.        niet hoger zijn dan 2,50 m.

In geval van twijfel wordt het driewielige motorrijtuig gemeten, waarbij artikel 1.2 van het Voertuigreglement van toepassing is.

2.

Driewielige motorrijtuigen die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1997 mogen:

a.        niet langer zijn dan 12,00 m;

b.        niet breder zijn dan 2,55 m;

c.        niet hoger zijn dan 4,00 m.




Top




Artikel 5.5.7

massa's

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De ledige massa van driewielige motorrijtuigen die na 1 februari 1999 in gebruik zijn genomen, mag niet meer bedragen dan voor het betrokken voertuig in het kentekenregister of op het kentekenbewijs is vermeld, en in elk geval niet meer dan 1000 kg. In afwijking van artikel 1.1, onderdeel ad, wordt bij het bepalen van de ledige massa de massa van de brandstof of de massa van de batterijen in elektrische voertuigen buiten beschouwing gelaten.

Leden 1 en 2. Visuele controle. In geval van twijfel wordt het driewielige motorrijtuig gewogen.

2.

De totale massa van driewielige motorrijtuigen die na 1 februari 1999 in gebruik zijn genomen, mag niet meer bedragen dan voor het betrokken voertuig in het kentekenregister of op het kentekenbewijs is vermeld, en in elk geval niet meer dan:

a.        1300 kg voor driewielige motorrijtuigen gebruikt in het personenvervoer.

b.        2500 kg voor driewielige motorrijtuigen gebruikt in het goederenvervoer.




Top




5.5 ? 3.        Motor

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen

Artikel 5.5.9:        brandstofsysteem

Artikel 5.5.10:        LPG-installatie

Artikel 5.5.10a        CNG-installatie

Artikel 5.5.11:        geluid en milieu

Artikel 5.5.12:        accu en bedrading

Artikel 5.5.13:        motorsteunen


Top




Artikel 5.5.9

brandstofsysteem

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, motor

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Alle onderdelen van het brandstofsysteem dan wel van de elektrische aandrijving van driewielige motorrijtuigen moeten veilig zijn en deugdelijk zijn bevestigd.

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

Visuele controle van alle aanwezige brandstofsystemen. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

2.

Het brandstofsysteem mag geen lekkage vertonen.

1.        Visuele controle met draaiende respectievelijk niet-draaiende motor.

2.        Indien het driewielige motorrijtuig is uitgerust met meer dan ??n brandstofsysteem, wordt de controle uitgevoerd wanneer de motor wordt gevoed met de hoofdbrandstof zoals deze is vermeld op het kentekenbewijs. Het tweede brandstofsysteem wordt eveneens gecontroleerd indien het mogelijk is de motor op de tweede brandstof te laten draaien. Indien controle van het tweede brandstofsysteem niet mogelijk is, wordt dit vermeld op de voorzijde van het keuringsrapport.

Een installatie voor een al dan niet tot vloeistof verdicht gas wordt gecontroleerd met behulp van een middel dat lekkage zichtbaar maakt, waarbij het contact moet zijn ingeschakeld.

3.

De vulopening van het brandstofreservoir moet zijn afgesloten met een passende tankdop.

Visuele controle.



Top




Artikel 5.5.10

LPG-installatie

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, motor

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Indien het driewielig motorrijtuig is voorzien van een LPG-installatie, moet deze, onverminderd het bepaalde in artikel 5.5.9, voldoen aan de in de volgende leden gestelde eisen.

-

2.

De LPG-tank:

a.        moet permanent zijn aangebracht aan het voertuig;

b.        mag niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak;

c.        mag geen deuken vertonen.

Visuele controle.

3.

De LPG-tank mag niet in de motorruimte zijn geplaatst.

Visuele controle.

4.

De volgende onderdelen moeten aanwezig zijn:

a.        de veerveiligheid, die in de buitenlucht moet uitmonden;

b.        de verdamper/drukregelaar, al dan niet gecombineerd, dan wel een mengregelsysteem;

c.        de gasdichte kast indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 maart 1979, tenzij de tank in de open lucht is geplaatst;

d.        de automatische inrichting ter begrenzing van de vullingsgraad indien het voertuig na 30 juni 1983 in gebruik is genomen;


Onderdelen a, b, c en d.
Visuele controle.


e.        de automatische afnameklep op de tank indien het voertuig na 31 december 1987 in gebruik is genomen;

Visuele controle, zo nodig terwijl het driewielig motorrijtuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt het contact ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrachtigd.

Vervolgens wordt de motor gestart waarna de handrem wordt aangetrokken en de hoogste versnelling wordt ingeschakeld. Met behulp van de koppeling de motor laten afslaan waarna de bekrachtiging moet wegvallen.

Indien een controle op deze wijze niet mogelijk is, wordt de motor gestart en nadat is overgeschakeld op LPG wordt gecontroleerd of de spoel is bekrachtigd; daarna wordt met het contact uitgeschakeld gecontroleerd of de bekrachtiging is weggevallen.


f.        het gasmengstuk dan wel een inspuitstuk;

Visuele controle.


g.        de automatische afsluitklep.

Visuele controle. Hierbij wordt het contact ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrachtigd. Vervolgens wordt het contact uitgeschakeld en wordt gecontroleerd of de bekrachtiging wegvalt.

5.

Op de LPG-installatie mogen geen andere verbruikers zijn aangesloten dan die, welke strikt noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de motor van het voertuig.

Leden 5, 6, 7, 8 en 9. Visuele controle.

6.

Indien het voertuig na 30 september 1978 in gebruik is genomen, mag het vullen van de tank alleen buiten het voertuig kunnen geschieden.


7.

De in het vierde lid genoemde onderdelen moeten vrij zijn van ernstige beschadigingen en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.


8.

De leidingen mogen geen knikken vertonen en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.


9.

De gasvoerende slangen mogen geen beschadiging vertonen waarbij het wapeningsmateriaal zichtbaar is.

De slangen die aan de buitenzijde van een metalen wapening zijn voorzien, mogen geen beschadiging vertonen.




Top




Artikel 5.5.10a

CNG-installatie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1

Indien het driewielige motorrijtuig is voorzien van een CNG-installatie, moet deze, onverminderd artikel 5.5.9, voldoen aan de in de in het tweede tot en met negende lid gestelde eisen


2.

De CNG-tank:

a.        moet permanent zijn aangebracht aan het voertuig, en

b.        mag geen deuken vertonen.

Visuele controle, zo nodig terwijl het driewielige motorrijtuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

De CNG-tank mag niet in de motorruimte zijn geplaatst.

Visuele controle

4.

Indien de CNG-tank in gebruik is genomen na 19 juli 2002, mag de geldigheid van de goedkeuring niet verstreken zijn. CNG-tanks die voor 20 juli 2002 in gebruik zijn genomen en waarvan de gegevens omtrent de geldigheid van de goedkeuring niet beschikbaar zijn, mogen niet ouder zijn dan 10 jaar, dan wel mag het voertuig niet ouder zijn dan 10 jaar.

Visuele controle, zo nodig terwijl het driewielige motorrijtuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

5.

Op de CNG-installatie mogen geen andere verbruikers zijn aangesloten dan die, welke strikt noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de motor van het voertuig, met uitzondering van een verwarmingsinstallatie ten behoeve van de personenruimte of laadruimte.

De wijze van keuren bij het tweede lid is van toepassing.

6.

Indien het voertuig in gebruik genomen is na 1 juli 1995, moet het voertuig zijn voorzien van een goed werkende automatische tankafsluiter.

Visuele controle, zo nodig terwijl het driewielige motorrijtuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt het contact ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrachtigd. Vervolgens wordt de motor gestart waarna de handrem wordt aangetrokken en de hoogste versnelling wordt ingeschakeld. Met behulp van de koppeling de motor laten afslaan waarna de bekrachtiging moet wegvallen. Indien een controle op deze wijze niet mogelijk is, wordt de motor gestart en nadat is overgeschakeld op CNG wordt gecontroleerd of de spoel is bekrachtigd; daarna wordt met het contact uitgeschakeld gecontroleerd of de bekrachtiging is weggevallen.

7.

De onderdelen van de CNG-installatie moeten vrij zijn van ernstige beschadigingen en mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.

Leden 7, 8 en 9. De wijze van keuren bij het tweede lid is van toepassing.

8.

De leidingen en gasvoerende slangen mogen geen knikken vertonen.


9.

De gasvoerende slangen mogen geen beschadiging vertonen waarbij het wapeningsmateriaal zichtbaar is.















Top




Artikel 5.5.11

geluid en milieu

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, motor

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Driewielige motorrijtuigen met een verbrandingsmotor moeten zijn voorzien van een uitlaatsysteem dat over de gehele lengte gasdicht is, met uitzondering van de afwateringsgatjes.

Visuele en auditieve controle.

2.

Het uitlaatsysteem moet deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle.

3.

Driewielige motorrijtuigen moeten blijven behoren tot een goedgekeurd type als bedoeld in artikel 3 van het Besluit geluidproduktie motorvoertuigen (Stb. 1981, 741). Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

-

4.

Het uitlaatsysteem moet behoorlijk geluiddempend zijn.

Auditieve controle.



Top




Artikel 5.5.12

accu en bedrading

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, motor

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De accu van driewielige motorrijtuigen moet deugdelijk zijn bevestigd.

Leden 1 en 2. Visuele controle.

2.

De bedrading van driewielige motorrijtuigen moet deugdelijk zijn bevestigd en goed zijn ge?soleerd.




Top




Artikel 5.5.13

motorsteunen

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, motor

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De motorsteunen van driewielige motorrijtuigen moeten deugdelijk aan het chassis dan wel de carrosserie alsmede aan de motor zijn bevestigd. Indien de motor en de versnellingsbak zijn samengebouwd, dan worden de steunen van de versnellingsbak mede als motorsteunen beschouwd.

Visuele controle, en indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

2.

De motorsteunen mogen niet in ernstige mate zijn beschadigd, de rubbers mogen niet zijn doorgescheurd en de vulcanisatie mag niet geheel zijn losgeraakt.

Visuele controle.

3.

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

-



Top




5.5 ? 4.        Krachtoverbrenging

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen

Artikel 5.5.15:        snelheidsmeter, snelheidsbegrenzer

Artikel 5.5.16:        aandrijving, transmissie


Top




Artikel 5.5.15

snelheidsmeter, snelheidsbegrenzer

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, krachtoverbrenging

Keuringseisen

Wijze van keuren

Driewielige motorrijtuigen, in gebruik genomen na 26 november 1975 doch voor 17 juni 1999 of na 16 juni 2003, moeten zijn voorzien van een goed werkende snelheidsmeter die ook bij nacht voor de bestuurder goed afleesbaar is.

1.        De afleesbaarheid wordt visueel gecontroleerd, waarbij de verlichting wordt ingeschakeld.

2.        Indien op grond van een ander keuringsvoorschrift een rijproef wordt uitgevoerd, wordt daarbij de werking van de snelheidsmeter gecontroleerd.



Top




Artikel 5.5.16

aandrijving, transmissie

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, krachtoverbrenging

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De onderdelen van de aandrijving van driewielige motorrijtuigen moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle, en, indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen. Een volledig doorgescheurde flexibele koppeling is toegestaan mits de aandrijfas op zijn plaats blijft.

2.

Stofhoezen van aandrijfassen moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

Visuele controle.

3.

Kruiskoppelingen moeten een zichtbaar spelingsvrije overbrenging kunnen bewerkstelligen.

Toelichting

De eis omtrent zichtbaar spelingsvrije kruiskoppelingen geldt niet voor de axiale speling van naaldlagers.

Visuele controle.

4.

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot het bepaalde in het eerste lid.

-



Top




5.5 ? 5.        Assen

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen

Artikel 5.5.18:        assen

Artikel 5.5.19:        fuseepennen, -lageringen, -bussen, en kogels

Artikel 5.5.20:        wiellagers

Artikel 5.5.21:        wielbasis

Artikel 5.5.24:        wielen en velgen


Top




Artikel 5.5.18

assen

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De assen van driewielige motorrijtuigen moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd en mogen geen breuken of scheuren vertonen.

Visuele controle, en, indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

2.

De assen mogen niet zodanig zijn vervormd dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht.

Visuele controle.

3.

De assen mogen niet zodanig zijn bevestigd of vervormd dat het weggedrag nadelig wordt be?nvloed.

Visuele controle. In geval van twijfel rijproef uitvoeren.

4.

De assen mogen niet zodanig door corrosie zijn aangetast, dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht.

Toelichting

-        Indien de rand van een wielgeleidingselement ten gevolge van roest is afgebrokkeld, wordt dit eveneens als doorgeroest aangemerkt en dient tot afkeur te worden overgegaan.

-        De wielgeleidingselementen mogen, indien deze zijn doorgeroest, niet worden gerepareerd. In dit geval moeten de wielgeleidingselementen kompleet worden vervangen.

Visuele controle.

Indien een wielgeleidingselement is gerepareerd, moet artikel 2.2.23 van de Regeling permanente eisen in acht worden genomen.

5.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

-



Top




Artikel 5.5.19

fuseepennen, -lageringen, -bussen, en kogels

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De fuseepennen, -lageringen, -bussen en -kogels van driewielige motorrijtuigen moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle.

2.

Stofhoezen van fuseekogels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

Visuele controle.

3.

De fuseepennen, -lageringen, -bussen en -kogels alsmede de overige draaipunten van de wielophanging mogen niet te veel speling vertonen.

1.        Visuele controle.

2.        Voor het zichtbaar maken van:

a.        axiale speling van fuseepennen, -lageringen en -bussen, wordt elk wiel ontlast en op en neer bewogen dan wel ontlast en langzaam weer belast;

b.        radiale speling van fuseepennen, -lageringen en -bussen, wordt elk wiel gedeeltelijk ontlast en handmatig of met behulp van een spelingsdetector bewogen;

c.        axiale en radiale speling van fuseekogels en overige kogelgewrichten, wordt elke kogel ten opzichte van de draagarm in elke richting bewogen; bij deze controle moet de stand van de wielophanging zoveel mogelijk overeenkomen met de rijpositie en moeten de kogels zoveel mogelijk onbelast zijn;

d.        radiale speling van de overige draaipunten, wordt elk draaipunt in radiale richting ten opzichte van de bevestiging bewogen met behulp van een spelingsdetector dan wel handmatig.

3.        In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4.        Op de speling zijn de artikelen 2.5.2 tot en met 2.5.4 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

Artikel

2.5.2:        Maximaal toegestane speling fuseepennen, -lagringen en ?bussen

2.5.3:        Maximaal toegestane speling fuseekogels

2.5.4:        Maximaal toegestane speling draaipunten wielophanging

4.

Indien een gedeelte van de binnenkant van het fuseekogelhuis en van de fuseekogel zichtbaar is doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

Indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, vindt visuele controle plaats.

5.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het derde lid.

-



Top




Artikel 5.5.20

wiellagers

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De wiellagers van driewielige motorrijtuigen mogen niet te veel speling vertonen.

1.        Visuele controle.

2.        Voor de controle van de speling moet elk wiel vrij kunnen ronddraaien en wordt elk wiel met de hand of met behulp van een hefboom, bijvoorbeeld een koevoet, haaks op de draairichting bewogen.

3.        In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4.        De meting vindt plaats op een zo groot mogelijke afstand van de hartlijn van de as.

5.        Bij bestuurde wielen moet:

a.        ??n maal in ongeremde toestand, voor de bepaling van de speling van de wiellager en de fusee tezamen, en

b.        ??n maal in geremde toestand, voor de bepaling van de speling van de fusee,

       worden gemeten.

6.        Het verschil tussen de in punt 5 bedoelde waarden is de wiellagerspeling.

7.        Op de speling is artikel 2.5.5 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

2.

Verschijnselen van slijtage of beschadiging mogen niet hoorbaar of voelbaar zijn.

Visuele en auditieve controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid, al dan niet met behulp van apparatuur. Zo nodig wordt een rijproef uitgevoerd.

3.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het eerste lid.

-



Top




Artikel 5.5.21

wielbasis

1.

De wielbasis van driewielige motorrijtuigen mag niet meer dan 1,0% afwijken van de waarde die voor het voertuig is vermeld op het kentekenbewijs of in het kentekenregister, onderscheidenlijk niet meer dan 60 mm indien het een driewielig motorrijtuig met kettingaandrijving betreft

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

2.

Behoudens fabrieksmatige verschillen mag de wielbasis van driewielig motorrijtuigen op vier wielen links en rechts gemeten niet meer dan 15 mm verschillen.

In geval van twijfel wordt gemeten.



Top




Artikel 5.5.24

wielen en velgen

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De wielen onderscheidenlijk velgen van driewielige motorrijtuigen mogen geen breuken, scheuren, ondeugdelijk laswerk of ernstige vervorming vertonen.

Leden 1 en 2. Visuele controle, terwijl het wiel vrij kan ronddraaien.

2.

De wielen onderscheidenlijk velgen moeten met alle daarvoor bestemde bevestigingsmiddelen deugdelijk zijn bevestigd.




Top




5.5 ? 6.        Ophanging

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen

Artikel 5.5.27:        banden

Artikel 5.5.28:        veersysteem


Top




Artikel 5.5.27

banden

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, ophanging

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De wielen van driewielige motorrijtuigen moeten zijn voorzien van luchtbanden.

Visuele controle.

2.

De banden mogen geen beschadigingen vertonen waarbij het karkas zichtbaar is.

Leden 2 en 3. Visuele controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid.

3.

De banden mogen geen uitstulpingen vertonen.


4.

De profilering van de hoofdgroeven van de banden moet over de gehele omtrek van het loopvlak ten minste 1,6 mm bedragen, met uitzondering van slijtage-indicatoren.

Visuele controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid. In geval van twijfel wordt de profieldiepte gemeten met de profieldieptemeter.

De minimale profieldiepte wordt gemeten in de brede groeven waarin door de fabrikant de maximale diepte is bepaald, alsmede in de groeven waarin een slijtage-indicator aanwezig is.

5.

De banden mogen niet zijn opgesneden.

Van opsnijden is sprake indien slijtage-indicatoren zijn weggesneden, indien de profielvorm van de groef afwijkt van de originele profielvorm, of indien in de bodem van de groef het karkas van de band zichtbaar is.

Visuele controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid.

6.

De banden op een as moeten dezelfde karkasstructuur hebben, onverminderd het bepaalde in artikel 5.18.32.

Toelichting

Artikel 5.18.32 vermeldt het volgende:

Driewielige motorrijtuigen behoeven in geval van nood (bijvoorbeeld bij gebruik van een reservewiel of noodwiel) niet te voldoen aan het bepaalde in artikel 5.5.27, zesde lid, mits in dat geval de rijsnelheid en het rijgedrag worden aangepast.

Leden 6 en 7. Visuele controle.

7.

Het loopvlak van de banden mag geen metalen elementen bevatten die tijdens het rijden daarbuiten kunnen uitsteken.




Top




Artikel 5.5.28

veersysteem

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, ophanging

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Indien het driewielig motorrijtuig is voorzien van een veersysteem, moet dit goed werken.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

2.

De onderdelen van het veersysteem mogen geen breuken of scheuren vertonen, mogen niet ernstig door corrosie zijn aangetast en moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Toelichting

-        Onder 'onderdelen van het veersysteem moeten deugdelijk zijn bevestigd' wordt tevens verstaan: Het hoofdveerblad mag door slijtage tot maximaal 50% van de oorspronkelijke dikte zijn gesleten.

-        Indien de rand van een veerschotel ten gevolge van roest is afgebrokkeld, wordt dit eveneens als doorgeroest aangemerkt en dient tot afkeur te worden overgegaan.

-        Veerschotels mogen, indien deze zijn doorgeroest, niet worden gerepareerd. In dit geval moeten deze kompleet worden vervangen.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

3.

Indien een driewielig motorrijtuig met een toegestane maximum massa van meer dan 1000 kg, dan wel met een ledige massa van meer dan 400 kg, is voorzien van schokdempers, moeten deze deugdelijk zijn bevestigd en goed werken.

Visuele controle, waarbij het driewielige motorrijtuig zo mogelijk enkele malen wordt ingeveerd. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

4.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het tweede en derde lid.

-



Top




5.5 ? 7.        Stuurinrichting

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen

Artikel 5.5.29:        onderdelen stuurinrichting

Artikel 5.5.30:        voorvork en balhoofdlagering, draaikrans


Top




Artikel 5.5.29

onderdelen stuurinrichting

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, stuurinrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De bestuurde wielen van driewielige motorrijtuigen moeten goed reageren op de draaiing van het stuurwiel.

Visuele controle waarbij, met de wielen in de stand van rechtuitrijden, het stuurwiel naar links en naar rechts wordt gedraaid met een hoekverdraaiing van ten hoogste 15?, zo nodig met draaiende motor. De bestuurde wielen moeten hierbij van stand veranderen.

2.

Bij draaiing van het stuurwiel tot aan de aanslagen mogen geen weerstanden voelbaar zijn en moeten de wielen onderscheidenlijk de banden vrij kunnen draaien.

Visuele controle, waarbij de stuurbekrachtiging buiten werking is gesteld. De bestuurde wielen worden naar de uiterste linker- en rechterstuurstand bewogen waarbij de bestuurde wielen gedeeltelijk mogen worden ontlast.

3.

De voor de overbrenging van de stuurbeweging bestemde onderdelen moeten deugdelijk zijn bevestigd met alle daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen, mogen geen breuken of scheuren vertonen, mogen niet zijn vervormd en mogen niet ernstig door corrosie zijn aangetast.

Visuele controle. Terwijl de massa van het driewielige motorrijtuig op de wielen rust, wordt het stuurwiel met krachtige korte bewegingen naar links en naar rechts gedraaid, waarbij de massa van het driewielige motorrijtuig op de wielen rust.

Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.

4.

Stofhoezen van het stuurhuis en de stuurkogels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

Visuele controle.

5.

Kruiskoppelingen moeten een zichtbaar spelingsvrije overbrenging kunnen bewerkstelligen.

Toelichting

De eis omtrent zichtbaar spelingsvrije kruiskoppelingen geldt niet voor de axiale speling van naaldlagers

Visuele controle. Hierbij wordt het stuurwiel langzaam naar links en naar rechts gedraaid en axiaal bewogen.

6.

Flexibele koppelingen mogen niet in ernstige mate zijn gescheurd en de vulcanisatie mag niet in ernstige mate zijn losgeraakt.

De wijze van keuren bij het vijfde lid is van toepassing.

Op scheuren dan wel het loslaten van de vulcanisatie is artikel 2.7.2 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

7.

De verbindingen in het stangenstelsel mogen niet te veel speling vertonen.

1.        Visuele controle. Voor het zichtbaar maken van:

a.        radiale speling wordt het stuurwiel met krachtige, korte bewegingen naar links en naar rechts gedraaid terwijl de massa van het driewielige motorrijtuig op de wielen rust;

b.        axiale speling worden op de stuurkogel of stuurverbinding trek- en drukkrachten uitgeoefend.

2.        In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

3.        Op de speling is artikel 2.7.3 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

8.

Indien een gedeelte van de binnenkant van het stuurkogelhuis en van de stuurkogel zichtbaar is doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

Visuele controle indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, vindt visuele controle plaats.

9.

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot het bepaalde in het derde, zesde en zevende lid.

-



Top




Artikel 5.5.30

voorvork en balhoofdlagering

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, stuurinrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Indien het driewielig motorrijtuig is voorzien van een voorvork, moet deze zonder zware punten in het balhoofd kunnen draaien.

Visuele controle, waarbij het voorwiel naar de uiterste linker- en rechterstuurstand wordt bewogen, terwijl de massa van het driewielige motorrijtuig op de grond rust.

2.

De balhoofdlagering mag geen zichtbare speling vertonen.

Visuele controle, waarbij het driewielige motorrijtuig in voorwaartse beweging wordt gebracht, waarna de voorwielrem in werking wordt gesteld, dan wel het voorwiel wordt ontlast en de voorvork wordt bewogen.



Top




5.5 ? 8.        Reminrichting

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen

Artikel 5.5.31:        onderdelen en werking reminrichting

Artikel 5.5.32:        onderdelen en werking reminrichting

Artikel 5.5.38:        remvertraging bedrijfsrem

Artikel 5.5.39:        remvertraging parkeerrem, vastzetinrichting

Artikel 5.5.40:        werking hulpreminrichting


Top




Artikel 5.5.31

onderdelen en werking reminrichting

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Driewielige motorrijtuigen moeten zijn voorzien van een reminrichting waarvan de onderdelen:



a.        deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen;

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.


b.        niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast;

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie aan de remleiding of remschijf zijn de artikelen 2.8.2 en 2.8.3 van de Regeling permanente eisen van toepassing.


c.        niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken

Visuele controle.


d.        geen inwendige of uitwendige lekkage vertonen.

Visuele controle Indien er twijfel bestaat omtrent de deugdelijkheid van het remsysteem wordt het onder druk gezet, hierna aangeduid met 'drukproef'. Het rempedaal wordt, bij een hydraulisch remsysteem langzaam, ingetrapt totdat een kracht van 700 N (70 kg) op het pedaal wordt uitgeoefend. Deze kracht wordt gedurende ongeveer 10 seconden uitgeoefend waarbij het pedaal niet op de aanslag mag komen. Indien een rembekrachtiger aanwezig is, wordt de drukproef uitgevoerd met draaiende motor.

Toelichting

De pedaalkracht moet worden vastgesteld met behulp van een pedaalkrachtmeter.

Bij een remhandel moet de drukproef worden uitgevoerd met de maximale handkracht.

2.

De rembekrachtiger en remkrachtregelaar moeten goed functioneren.

1.        Voor de controle van de vacu?m-rembekrachtiger wordt bij uitgeschakelde motor allereerst de vacu?mvoorraad opgebruikt door het rempedaal meerdere malen in te trappen. Vervolgens wordt met ingetrapt rempedaal de motor gestart waarna door de opbouw van het vacu?m het pedaal verder moet wegzakken.

2.        Visuele controle van de remkrachtregelaar, waarbij de rem in werking wordt gesteld met draaiende motor. Hierbij wordt de as eventueel ontlast.

3.

Het rempedaal onderscheidenlijk de remhandel mag geen zodanige slag maken dat het pedaal dan wel de handel tot een aanslag kan worden ingetrapt of ingedrukt.

Controle door het rempedaal in te trappen. Bij twijfel wordt het pedaal met een kracht van ten hoogste 700 N (70kg) ingetrapt.

Toelichting

De pedaalkracht moet worden vastgesteld met behulp van een pedaalkrachtmeter.

4.

Het oppervlak van het rempedaal moet stroef zijn.

Visuele controle.

5.

Remslangen mogen:



a.        niet in ernstige mate zijn misvormd;

Visuele controle. Indien een remslang is misvormd zijn de artikelen 2.8.4 en 2.8.6, tweede lid, van de Regeling permanente eisen van toepassing.


b.        niet langs andere voertuigdelen schuren;

Visuele controle, waarbij de bestuurde wielen naar de uiterste linker- en rechterstuurstand worden gebracht.


c.        geen zodanige beschadigingen vertonen dat het wapeningsmateriaal zichtbaar is.

       Toelichting

       Indien een driewielig motorrijtuig is voorzien van flexibele remleidingen welke zijn voorzien van een metalen wapening moeten deze worden getoetst aan de eisen voor remleidingen.

Visuele controle.

6.

Remkabels mogen niet zijn gerafeld en moeten goed gangbaar zijn.

Visuele controle, waarbij de rem wordt bediend.

7.

Wielen die zijn voorzien van een trommelrem, moeten in onberemde toestand in beide richtingen kunnen draaien zonder dat de remvoering aanloopt. De remvoering van wielen die zijn voorzien van een schijfrem, mag in onberemde toestand in beide richtingen enigszins slepen.

Controle, waarbij de wielen vrij van de grond of hefinrichting met de hand worden rondgedraaid.

8.

De remtrommel of remschijf mag tijdens het remmen niet worden geraakt door delen die zijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel van remvoering.

Visuele controle. Indien de remvoering niet zonder demontage zichtbaar te maken is, wordt de rem in werking gesteld terwijl het wiel met de hand of met behulp van een wielspinner wordt rondgedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

9.

De noodzakelijke bewegingsvrijheid van de remonderdelen mag niet worden beperkt.

Visuele controle.

10.

Remcilinders moeten zijn voorzien van stofhoezen die niet in ernstige mate mogen zijn beschadigd.

Visuele controle. De hoezen worden gecontroleerd voor zover dit zonder demontage mogelijk is.

11.

Anti-blokkeersystemen moeten goed functioneren en moeten zijn voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra het systeem faalt.

Het contact wordt ingeschakeld waarbij het waarschuwingslampje moet gaan branden. Vervolgens wordt de motor gestart. Wanneer het waarschuwingslampje uitgaat, functioneert het systeem. Indien noodzakelijk wordt een rijproef uitgevoerd.

Toelichting

Bij de rijproef wordt alleen het juiste functioneren van het waarschuwingslampje gecontroleerd.

Eventueel het waarschuwingslampje op een andere wijze laten branden.

12.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het eerste lid, onderdelen a en b, en het vijfde lid, onderdeel a.

-



Top




Artikel 5.5.32

onderdelen en werking reminrichting

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Driewielige motorrijtuigen, in gebruik genomen na 30 juni 1967, moeten indien het hydraulisch remsysteem niet is voorzien van een toegankelijk remvloeistofreservoir, waarvan het vloeistofpeil te controleren is zonder het reservoir te openen, zijn voorzien van:

a.        een deugdelijke waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra het niveau van de remvloeistof onder het vereiste minimum niveau is gedaald, of

b.        in geval van een gescheiden remsysteem een deugdelijke waarschuwingsinrichting die in werking treedt zodra een van de kringen van het remsysteem faalt.

Visuele controle.

2.

De goede werking van het signaal van de in het eerste lid bedoelde waarschuwingsinrichtingen moet kunnen worden gecontroleerd.

Visuele en auditieve controle, waarbij de werking op ??n van de volgende manieren moet worden gecontroleerd:

a.        indien het remvloeistofreservoir is voorzien van een vlotter wordt deze omlaag gedrukt dan wel de dop losgeschroefd en opgelicht;

b.        het kontakt wordt ingeschakeld, waarbij indien noodzakelijk de motor wordt gestart, en de parkeerrem wordt aangetrokken;

c.        de daartoe bestemde schakelaar wordt bediend.

d.        het contact wordt ingeschakeld en het waarschuwingslampje gaat branden, vervolgens de motor starten waarna het lampje dooft.

3.

In de reservoirs van het hydraulisch remsysteem moet voldoende remvloeistof aanwezig zijn.

Visuele controle, waarbij het remvloeistofniveau zich niet onder de minimumaanduiding mag bevinden.



Top




Artikel 5.5.38

remvertraging bedrijfsrem

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.        Driewielige motorrijtuigen, in gebruik genomen na 31 maart 1990, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg:

a.        ten minste 4,5 m/s? bedraagt bij een pedaalkracht van niet meer dan 500 N onderscheidenlijk bij een kracht op de remhandel van niet meer dan 200 N;

b.        ten minste 4,0 m/s? bedraagt bij een pedaalkracht van niet meer dan 700 N onderscheidenlijk bij een kracht op de remhandel van niet meer dan 200 N, indien het een voertuig betreft dat voor 1 april 1997 in gebruik is genomen en dat is bestemd voor het vervoer van goederen;

c.        in geval van een gecombineerde reminrichting:

1?        bij gebruik van de gecombineerde reminrichting ten minste 4,5 m/s? bedraagt, en

2?        bij gebruik van de andere bedrijfsrem of hulprem ten minste 2,2 m/s? bedraagt.

Leden 1, 2, 3 en 4.

De controle moet plaatsvinden door middel van een beproeving op de weg. Bij twijfel wordt met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter de vertraging gemeten.

Toelichting

Indien de beremming uitgevoerd moet worden door het gelijktijdig bedienen van het rempedaal en de remhandel, mag de pedaalkracht en handelkracht buiten beschouwing worden gelaten.

In geval van twijfel wordt de pedaalkracht danwel de kracht op de remhandel vastgesteld met behulp van een drukmeter.

2.        Driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van meer dan 400 kg, in gebruik genomen na 26 november 1975 doch v??r 1 april 1990, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 4,0 m/s? bedraagt bij een pedaalkracht van niet meer dan 700 N onderscheidenlijk bij een kracht op de remhandel van niet meer dan 200 N.

3.        Driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van niet meer dan 400 kg, in gebruik genomen na 26 november 1975 doch v??r 1 april 1990, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 4,0 m/s? bedraagt, welke waarde bij voertuigen met twee reminrichtingen moet worden gehaald bij gebruik van beide remmen tezamen; bij gebruik van elke der reminrichtingen afzonderlijk moet de remvertraging ten minste 1,7 m/s? bedragen.

4.        Driewielige motorrijtuigen, in gebruik genomen voor 27 november 1975, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 3,8 m/s? bedraagt, welke waarde bij voertuigen met twee reminrichtingen moet worden gehaald bij gebruik van beide remmen tezamen.


5.        De bedrijfsrem van driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van meer dan 400 kg moet op alle wielen werken.

Terwijl de wielen zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden, wordt het rempedaal licht ingetrapt dan wel de remhandel licht ingedrukt, en wordt gecontroleerd of elk wiel wordt geremd.

6.        Driewielige motorrijtuigen mogen op een droge of nagenoeg droge weg niet uitbreken ten gevolge van een verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achteras.

Indien er twijfel bestaat ten aanzien van het uitbreken van de achteras, moet de controle uitgevoerd worden op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 8 , afdeling 3 van de Regeling permanente eisen.

7.        Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot het bepaalde in het zesde lid.

-



Top




Artikel 5.5.39

remvertraging parkeerrem, vastzetinrichting

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Driewielige motorrijtuigen moeten zijn voorzien van een parkeerrem die op ten minste ??n as werkt.

Terwijl twee wielen zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden, wordt de parkeerrem vast aangetrokken en met behulp van de vergrendeling in deze stand gehouden, waarna gecontroleerd wordt of elk van beide wielen wordt geremd.

2.

De parkeerrem van driewielige motorrijtuigen, in gebruik genomen na 30 juni 1967, moet het voertuig op een helling van 16,0% in beide richtingen in stilstand kunnen houden. Hieraan wordt geacht te zijn voldaan indien de remvertraging, uitgaande van een aanvangssnelheid van 15 km/h, op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 1,2 m/s? bedraagt en de rem ook in achterwaartse richting functioneert.

Leden 2 en 3. Controle op een helling dan wel met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter waarbij het driewielige motorrijtuig aan het einde van de remproef geheel of nagenoeg geheel stil moet staan.

3.

De remvertraging van de parkeerrem van driewielige motorrijtuigen, in gebruik genomen voor 1 juli 1967, moet op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 1,0 m/s? bedragen.




Top




Artikel 5.5.40

werking hulpreminrichting

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Indien het driewielig motorrijtuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen en is voorzien van een geheel afzonderlijk hulpremsysteem, moet:

a.        het hulpremsysteem goed functioneren;

b.        de remwerking redelijk gelijkmatig over de wielen links en rechts van de as zijn verdeeld.

Leden 1 en 2. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

2.

De remvertraging van het in het eerste lid bedoelde hulpremsysteem moet op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 2,0 m/s? bedragen.




Top




5.5 ? 9.        Carrosserie

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen

Artikel 5.5.41:        deuren, laadbakkleppen, motorkap en kofferdeksel, windschermen, stroomlijnkappen

Artikel 5.5.42:        ruiten

Artikel 5.5.43:        ruitenwisser - en ruitensproeier installatie

Artikel 5.5.44:        installatie ter ontdooiing en ontwaseming

Artikel 5.5.45:        spiegels

Artikel 5.5.46:        zitplaatsen, voetsteunen

Artikel 5.5.47:        bescherming inzittenden

Artikel 5.5.48:        uitwendige veiligheid o.a. wiel- en zijdelingse afscherming


Top




Artikel 5.5.41

deuren, laadbakkleppen, motorkap, kofferdeksel, windschermen, stroomlijnkappen

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De deuren van driewielige motorrijtuigen moeten goed sluiten. De deuren die direkt toegang geven tot de personenruimte, moeten op normale wijze vanaf de binnenzijde of vanaf de buitenzijde kunnen worden geopend.

Toelichting

Onder deuren worden verstaan deuren die scharnieren om een verticale stijl, die schuiven langs een horizontale rail of vleugeldeuren aan de zijkant van het voertuig;

Visuele controle, waarbij de deuren worden geopend en gesloten.

2.

Het slot en de scharnieren van de motorkap of het kofferdeksel aan de voorzijde van het voertuig moeten een goede sluiting waarborgen.

Toelichting

Hieronder wordt ook de motorkap of het kofferdeksel aan de achterzijde verstaan.

Visuele controle, waarbij de motorkap of het kofferdeksel worden geopend en gesloten.

3.

De bevestiging van de scharnieren van de deuren, de motorkap en het kofferdeksel mag niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.

4.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het derde lid.

-



Top




Artikel 5.5.42

ruiten

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De voorruit, de zijruiten dan wel het windscherm van driewielige motorrijtuigen mogen:

a.        geen beschadigingen of verkleuringen vertonen,

b.        niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen, die het uitzicht van de bestuurder belemmeren.

Toelichting

In het geval dat folie is aangebracht wordt door degene die de keuring uitvoert beoordeeld in hoeverre deze folie belemmerend is voor het uitzicht van de bestuurder.

Visuele controle. Indien de voorruit een beschadiging of verkleuring vertoont geschiedt de controle aan de hand van de artikelen 2.9.2 tot en met 2.9.6 van de Regeling permanente eisen.

Artikel

2.9.2:        Beschadiging voorruit

2.9.3:        Verdeling in vlakken

2.9.4:        Toegestane beschadiging

2.9.5:        Aanwezigheid meerdere beschadigingen

2.9.6:        Wijze van keuren

2.

Indien het driewielig motorrijtuig niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel, mag de achterruit:

a.        geen beschadigingen of verkleuringen vertonen,

b.        niet zijn voorzien van onnodige voorwerpen, die het uitzicht van de bestuurder belemmeren.

Visuele controle.

3.

Onze Minister kan regels vaststellen omtrent het bepaalde in het eerste lid.

-



Top




Artikel 5.5.43

ruitenwisser- en ruitensproeierinstallatie

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Driewielige motorrijtuigen met een voorruit moeten zijn voorzien van een goed werkende ruitenwisserinstallatie die de bestuurder voldoende uitzicht geeft.

Leden 1 en 2. Visuele controle. Indien bij het in werking stellen van de installatie ten minste ??n stand, niet zijnde een intervalstand, werkt, blijft verdere controle achterwege.

2.

Het eerste lid is niet van toepassing op

driewielige motorrijtuigen met een voorruit met een ledige massa van niet meer dan 400 kg die voor 27 november 1975 in gebruik zijn genomen.


3.

Driewielige motorrijtuigen met een voorruit, die na 31 december 1994 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie.

Visuele controle, waarbij de installatie in werking wordt gesteld.



Top




Artikel 5.5.44

installatie ter ontdooiing en ontwaseming

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.        Driewielige motorrijtuigen met een voorruit, die na 16 juni 2003 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit.

Leden 1 en 2. Visuele controle, waarbij de installatie in werking wordt gesteld.

2.        Driewielige motorrijtuigen met een voorruit en met een gesloten carrosserie, die na 31 december 1994, doch voor 17 juni 2003 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit.




Top




Artikel 5.5.45

spiegels

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Driewielige motorrijtuigen moeten zijn voorzien van een linker buitenspiegel.

Deze eis geldt niet voor voertuigen:

a.        waarvan de ledige massa niet meer bedraagt dan 400 kg,

b.        waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij van zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte kan overzien, en

c.        die in gebruik zijn genomen v??r 27 november 1975.

Leden 1, 2 en 3. Visuele controle.

2.

Driewielige motorrijtuigen met een gesloten carrosserie moeten zijn voorzien van een binnenspiegel.

Deze eis geldt niet voor voertuigen die in gebruik zijn genomen voor 17 juni 2003 en voldoen aan de in het eerste lid, onderdelen a en b, genoemde voorwaarden.


3.

Driewielige motorrijtuigen moeten zijn voorzien van een rechterbuitenspiegel indien met de verplichte binnenspiegel het achter het voertuig gelegen weggedeelte niet voldoende kan worden overzien. Indien de binnenspiegel geen zicht naar achteren mogelijk maakt, behoeft deze niet aanwezig te zijn.


4.

De aan de zijde van de bestuurder bevestigde buitenspiegel moet vanuit de binnenzijde bij gesloten portier kunnen worden versteld. Deze eis geldt niet voor driewielige motorrijtuigen die v??r 1 januari 1975 in gebruik zijn genomen.

De spiegels van deze voertuigen moeten, na door een duw te zijn omgeklapt, zonder verstelling in de oorspronkelijke stand terug kunnen klappen.

Visuele controle. Hierbij wordt de verstellingsinrichting bediend dan wel het raam geopend, waarbij de spiegel moet kunnen worden versteld.

5.

De spiegels moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Leden 5 en 6. Visuele controle.

6.

Het spiegelglas van de verplichte spiegels mag geen verschijnselen van breuk vertonen en mag niet in ernstige mate zijn verweerd.




Top




Artikel 5.5.46

zitplaatsen, voetsteunen

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De zitplaatsen van driewielige motorrijtuigen moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.

2.

Bij driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van meer dan 400 kg, in gebruik genomen na 30 september 1971, moeten:

Onderdelen a en b. Visuele controle. Indien de vergrendeling in twee standen werkt blijft verdere controle achterwege.


a.        verschuifbare zitplaatsen in elke mogelijke stand automatisch zijn vergrendeld;



b.        verstelbare rugleuningen van zitplaatsen in elke mogelijke stand kunnen worden vergrendeld;



c.        de voorste zitplaatsen, indien zij scharnierend zijn, dan wel de rugleuningen van de voorste zitplaatsen, indien zij scharnierend zijn, in de normale stand automatisch zijn vergrendeld.

Visuele controle. Zo nodig wordt de vergrendeling gecontroleerd tijdens een remproef.



Top




Artikel 5.5.47

bescherming inzittenden

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Driewielige motorrijtuigen met een gesloten carrosserie, die na 16 juni 2003 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van autogordels voor alle naar voren en naar achteren gerichte zitplaatsen.

Leden 1 tot en met 5. Visuele controle.

In geval van een kampeerauto is de controle beperkt tot de voorste zitplaatsen en tot de overige zitplaatsen voorzover deze zijn voorzien van autogordels.

2.

Driewielige motorrijtuigen met een gesloten carrosserie, die na 31 december 1989 doch voor 17 juni 2003 in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van autogordels voor alle naar voren gerichte zitplaatsen.


3.

Driewielige motorrijtuigen die na 1 januari 1971 doch voor 1 januari 1990 in gebruik zijn genomen en die zijn ingericht voor het vervoer van personen of die beurtelings voor het vervoer van personen of goederen kunnen worden ingericht, moeten zijn voorzien van autogordels voor de zitplaats van de bestuurder en de naast deze plaats aanwezige zitplaatsen, voor zover deze aan een portier grenzen.


4.

Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op klapstoelen.


5.

De in het tweede en derde lid bedoelde verplichtingen gelden niet voor voertuigen die voor 1 januari 1998 in gebruik zijn genomen en die blijkens een aantekening in het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs niet van bevestigingspunten voor autogordels behoeven te zijn voorzien.


6.

De autogordels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht. Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

Toelichting

Daar elke beschadiging de sterkte in gevaar brengt, is een beschadiging niet toegestaan. Het pluizen van een gordel wordt niet gezien als een beschadiging.

Visuele controle, waarbij een eventuele rolgordel volledig wordt uitgetrokken. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

7.

De autogordels moeten zijn voorzien van een goed werkende sluiting en een goed werkende blokkering. Oprol-mechanismen moeten zodanig functioneren dat de gordel aanligt na het omdoen ervan.

Visuele controle. Hierbij wordt de gordel in de sluiting gebracht. Indien de gordel is voorzien van een oprolmechanisme wordt de gordel omgedaan. De blokkering wordt gecontroleerd door te rukken aan de gordel; indien dit geen uitsluitsel biedt wordt tijdens een remproef op de weg het blokkeren van de gordel gecontroleerd.



Top




Artikel 5.5.48

uitwendige veiligheid o.a. wiel- en zijdelingse afscherming

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Driewielige motorrijtuigen mogen geen scherpe delen hebben die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren.

Leden 1 en 2. Visuele controle.

2.

Onverminderd het bepaalde in het eerste lid moeten uitstekende delen van driewielige motorrijtuigen, die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten, zijn afgeschermd.

Toelichting

Vleugelmoeren op de wielnaaf zijn voldoende afgeschermd wanneer deze niet meer dan 30 mm buiten de afscherming uitsteken.


3.

Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op voertuigdelen die zich hoger dan 2,00 m boven het wegdek bevinden.

In geval van twijfel wordt de hoogte gemeten.

4.

De wielen onderscheidenlijk banden van driewielige motorrijtuigen mogen niet aanlopen en moeten goed zijn afgeschermd indien het driewielig motorrijtuig voor 17 juni 1999 in gebruik is genomen..

Visuele controle.

5.

Een reservewielhouder die zich aan de buitenzijde van het driewielige motorrijtuig bevindt, moet deugdelijk zijn bevestigd. Indien in de houder een reservewiel is geplaatst, moet dat wiel goed zijn opgesloten.

Leden 5 en 6. Visuele controle.

6.

Geen deel aan de buitenzijde van een driewielig motorrijtuig mag zodanig zijn bevestigd, beschadigd of door corrosie zijn aangetast, dat gevaar bestaat voor losraken.




Top




5.5 ? 10.        Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen

Artikel 5.5.51:        verplichte lichten en retroreflectoren

Artikel 5.5.53:        kleur

Artikel 5.5.55:        werking

Artikel 5.5.56:        afstelling dimlicht

Artikel 5.5.57:        toegestane lichten en retroreflectoren

Artikel 5.5.59:        kleur toegestane lichten

Artikel 5.5.61:        plaatsing

Artikel 5.5.62:        controlelampje mistachterlicht

Artikel 5.5.63:        werking achteruitrijlichten

Artikel 5.5.64:        verbod van verblindende verlichting

Artikel 5.5.65:        verbod andere dan verplichte of toegestane verlichting


Top




Artikel 5.5.51

verplichte lichten en retroreflectoren

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Driewielige motorrijtuigen moeten zijn voorzien van:

a.        twee grote lichten;

b.        twee dimlichten;

c.        twee stadslichten, indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 juni 1967, en twee of vier stadslichten, indien het voertuig voor 1 juli 1967 in gebruik is genomen;

d.        twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, dan wel ??n richtingaanwijzer aan elke zijkant indien het voertuig v??r 1 juli 1967 in gebruik is genomen; het licht van de richtingaanwijzers van driewielige motorrijtuigen die na 30 juni 1967 in gebruik zijn genomen moet knipperen;

e.        waarschuwingsknipperlichten indien het voertuig na 31 december 1996 in gebruik is genomen;

f.        twee achterlichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen en twee of vier achterlichten, indien het voertuig voor 1 juli 1967 in gebruik is genomen;

g.        twee remlichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel ??n of twee remlichten indien het voertuig v??r 1 juli 1967 in gebruik is genomen;

h.        een installatie ter verlichting van de aan de achterzijde van het voertuig aangebrachte kentekenplaat;

i.        twee niet-driehoekige rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig.

Toelichting

       Onder driehoekig wordt een gelijkzijdige driehoek verstaan.

Leden 1 en 2. Visuele controle.

2.

De in het eerste lid, onderdelen d en g, genoemde lichten zijn niet verplicht voor driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van niet meer dan 400 kg, in gebruik genomen voor 27 november 1975, waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat de door hem met de arm gegeven seinen zowel goed zichtbaar zijn voor het tegemoetkomend verkeer als voor het achteropkomend verkeer.


3.

Driewielige motorrijtuigen met een breedte van niet meer dan 1,30 m mogen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onderdelen a, b, c, f, g en i, zijn voorzien van:

a.        ??n groot licht;

b.        ??n dimlicht;

c.        ??n stadslicht;

d.        ??n achterlicht;

e.        ??n remlicht;

f.        ??n niet-driehoekige rode retroreflector.

Toelichting

       Onder driehoekig wordt een gelijkzijdige driehoek verstaan.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.



Top




Artikel 5.5.53

kleur

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De grote lichten, dimlichten en stadslichten mogen niet anders dan wit of geel stralen.

Toelichting

Wit licht is opgebouwd uit meerdere kleuren. Hierdoor kan het voorkomen dat op het koplamptestapparaat een blauwe, groene, gele, oranje of rode kleur is te zien. Deze kleur op het scherm van het koplamptestapparaat is acceptabel mits de kleur van het licht op de vloer of het wegdek wel wit is.

Leden 1, 2 en 3. Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

2.

De richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten mogen naar voren niet anders dan ambergeel of wit en naar achteren niet anders dan ambergeel of rood stralen.


3.

De achterlichten mogen niet anders dan rood stralen.


4.

De remlichten mogen niet anders dan rood of ambergeel stralen.

Visuele controle, waarbij het rempedaal wordt ingetrapt dan wel de remhandel wordt bediend, zo nodig nadat het contact is ingeschakeld.

5.

De kentekenplaatverlichting mag niet anders dan wit stralen en mag niet naar achteren stralen.

Visuele controle, waarbij de betreffende verlichting wordt ingeschakeld.



Top




Artikel 5.5.55

werking

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De in artikel 5.5.51 bedoelde lichten moeten goed werken.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld. De schakelaar moet automatisch in de ingeschakelde stand blijven staan.

2.

De verlichtingsarmaturen en de onderdelen daarvan moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.

3.

De glazen van de verlichtingsarmaturen mogen niet zodanig zijn beschadigd, gerepareerd of bewerkt dat de lichtopbrengst en het lichtbeeld dan wel de functie nadelig worden be?nvloed.

Visuele controle. Indien het glas is beschadigd of bewerkt is artikel 2.10.12 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

4.

Lichten met dezelfde functie moeten van gelijke grootte, gelijke kleur en gelijke of nagenoeg gelijke sterkte zijn. Lichten en retroreflecterende voorzieningen met dezelfde functie moeten symmetrisch links en rechts van het midden van het voertuig zijn bevestigd.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

5.

De in artikel 5.5.51 vermelde lichten en retroreflectoren, voorzover het het lichtdoorlatende gedeelte betreft, mogen ten hoogste een vierde deel zijn afgeschermd,

onverminderd het bepaalde in artikel 5.18.7, eerste lid onderdeel e en f.

Toelichting

Hierin wordt het volgende vermeld:

Bij het vervoer van goederen aan de achterzijde van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, of driewielig motorrijtuig moet worden voldaan aan de volgende eisen:

e.        indien de verlichting en retroreflectoren van het voertuig door de lastdrager of de goederen worden afgeschermd, moet de lastdrager aan de achterzijde zijn voorzien van twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee niet-driehoekige rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers, die moeten zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,40 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig met inbegrip van de lastdrager;

f.        indien de op het voertuig aangebrachte kentekenplaat door de lastdrager of de goederen wordt afgeschermd, moet de lastdrager zijn voorzien van een kentekenplaat met het kenteken van het voertuig waarop de lastdrager is aangebracht, alsmede van kentekenplaatverlichting; het kenteken moet goed leesbaar zijn en de kentekenplaat moet zijn voorzien van het in artikel 5 van het Kentekenreglement voorgeschreven goedkeuringsmerk en mag niet zijn afgeschermd;

De in artikel 5.5.51 en 5.5.57 bedoelde verlichting welke is opgebouwd uit een combinatie van led?s moet de betreffende verlichting minimaal voldoen aan:

-        Minimaal 75% van het totale aantal led?s dient te branden;

-        De ledverlichting moet bij defecte led?s nagenoeg symmetrisch geplaatst blijven;

-        De lichtsterkte moet, ook bij defecte led?s, nagenoeg gelijk blijven.

Leden 5 en 6. Visuele controle.

6.

De retroreflectoren mogen geen gebreken vertonen, die de retroreflectie be?nvloeden.


7.

Onze Minister kan regels vaststellen omtrent het bepaalde in het tweede en derde lid.

-



Top




Artikel 5.5.56

afstelling dimlicht

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Het dimlicht van driewielige motorrijtuigen moet zodanig zijn afgesteld dat bij controle met een koplamptestapparaat dan wel een verlichtingsscherm het geprojecteerde beeld, na fixatie van het apparaat dan wel het scherm, voldoet aan de volgende eisen:

a.        het lichte vlak moet zich onder het donkere vlak bevinden;

b.        een duidelijke, geheel of ten dele horizontale scheidingslijn tussen licht en donker moet zichtbaar zijn;

c.        het horizontale gedeelte van de scheidingslijn moet zich bevinden tussen of op de lijnen op het scherm van het koplamptestapparaat dan wel op het verlichtingsscherm, die overeenkomen met een daling van de lichtbundel ten opzichte van de horizontale middenlijn van de koplamp van 5 tot 40 mm/m;

d.        indien een ten dele horizontale scheidingslijn zichtbaar is:

1?        moet het horizontale gedeelte van de scheidingslijn zich grotendeels links bevinden van de verticale hartlijn op het scherm van het koplamptestapparaat dan wel op het verlichtingsscherm;

2?        mag het snijpunt van het horizontale en het niet-horizontale gedeelte:

a.        bij controle met een koplamptestapparaat niet links van de verticale hartlijn op het scherm van het koplamptestapparaat vallen, dan wel

b.        bij controle met een verlichtingsscherm maximaal 20 mm/m links van de geprojecteerde verticale hartlijn van de koplamp op het verlichtingsscherm vallen.

Toelichting

Indien dimlichten zijn gemonteerd met een afwijkend lichtbeeld, zie voor de handelwijze de wijze van keuren bij artikel 5.5.64

1.        De stand van de lichtbundel van het dimlicht wordt gecontroleerd met behulp van een koplamptestapparaat, waarbij het driewielige motorrijtuig en het koplamptestapparaat op een vlakke en horizontale vloer zijn geplaatst.

Toelichting

       Tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport wordt geen gebruik gemaakt van een verlichtingsscherm.

2.        Bij de controle bedoeld in punt 1 moeten

a.        de voorwielen in de stand van rechtuitrijden staan,

b.        de banden op de juiste spanning zijn, en moet

c.        de handrem los staan.

3.        Indien het driewielige motorrijtuig is uitgerust met een inrichting waarmee de dimlichtafstelling eenvoudig aan de beladingstoestand kan worden aangepast, moet tijdens de controle deze afstelinrichting staan op de stand die overeenkomt met de beladingstoestand.

4.        Indien het driewielige motorrijtuig is uitgerust met een automatische niveauregeling, wordt de controle uitgevoerd met stationair draaiende motor. Een eventuele bedieningsmogelijkheid moet in de normale rijstand staan.

2.

Het voor het dimlicht bestemde deel van de reflector mag zijn oorspronkelijke reflecterende werking niet in ernstige mate hebben verloren.

Visuele controle. Indien de reflector is aangetast is artikel 2.10.14 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

3.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het tweede lid.

-



Top




Artikel 5.5.57

toegestane lichten en retroreflectoren

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Driewielige motorrijtuigen mogen zijn voorzien van:



a.        ??n of twee mistlichten aan de voorzijde van het voertuig;

       Toelichting

       De wijze van schakeling van de mistlichten aan de voorzijde in combinatie met de dimlichten behoeft niet te worden gecontroleerd.

b.        ??n of twee mistlichten aan de achterzijde van het voertuig;

Onderdelen a en b.

Visuele controle.


c.        parkeerlichten, indien het voertuig niet langer is dan 6,00 m en niet breder is dan 2,00 m en in gebruik is genomen voor 1 november 1997;

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.


d.        ??n of twee achteruitrijlichten;

e.        ??n zijrichtingaanwijzer aan elke zijkant van het voertuig;

f.        twee herhalingswaarschuwingsknipperlichten aan het meest naar achteren gelegen gedeelte van de zich aan de zij- of achterkant van het voertuig bevindende laad- en losklep in horizontale stand, indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 november 1997;

g.        ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig;

h.        twee witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig, indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 november 1997;

i.        een richtlicht, indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 november 1997;

j.        een bermlicht aan de voorzijde van het voertuig, indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 november 1997;

k.        werklichten, indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 november 1997;



l.        bochtverlichting al dan niet in combinatie met dimlicht;

m.        hoekverlichting (afslagverlichting);

Onderdelen l. en m. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

2.

Lichten die ingevolge artikel 5.5.51 verplicht zijn gesteld voor voertuigen die na een in dat artikel genoemd tijdstip in gebruik zijn genomen, mogen zijn aangebracht op voertuigen die voor of op dat tijdstip in gebruik zijn genomen mits wordt voldaan aan de in artikel 5.5.53 met betrekking tot die lichten gestelde eisen.

Leden 2 en 3. Visuele controle.

3.

Driewielige motorrijtuigen die in gebruik zijn genomen voor 1 november 1997, mogen zijn voorzien van extra witte retroreflecterende voorzieningen aan de voorzijde, extra rode niet-driehoekige aan de achterzijde en extra ambergele aan de zijkanten van het voertuig.

Toelichting

Onder driehoekig wordt een gelijkzijdige driehoek verstaan.




Top




Artikel 5.5.59

kleur toegestane lichten

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De mistlichten aan de voorzijde, de achteruitrijlichten, het richtlicht en het bermlicht mogen niet anders dan wit of geel stralen.

Leden 1, 2, 3 en 4. Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

2.

De mistlichten aan de achterzijde van het voertuig mogen niet anders dan rood stralen.


3.

De parkeerlichten mogen naar voren niet anders dan wit en naar achteren niet anders dan rood stralen.


4.

De zijrichtingaanwijzers mogen naar voren niet anders dan ambergeel of wit en naar achteren niet anders dan ambergeel of rood stralen.


5.

Artikel 5.5.55, tweede, derde, vierde en zevende lid, is van toepassing.

De wijze van keuren bij het tweede, derde en vierde lid van artikel 5.5.55 van het Voertuigreglement is van toepassing.

6.

Op de mistlichten aan de voorzijde alsmede aan de achterzijde van het voertuig is artikel 5.5.55, eerste tot en met vijfde en zevende lid, van overeenkomstige toepassing.

De wijze van keuren bij het eerste tot en met het vijfde lid van artikel 5.5.55 van het Voertuigreglement is van toepassing.



Top




Artikel 5.5.61

plaatsing

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bij driewielige motorrijtuigen in gebruik genomen na 31 december 1967 moeten de verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, bedoeld in de artikelen 5.5.51, eerste en tweede lid, en 5.5.57 zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,40 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig.

Voor richtingaanwijzers geldt de eerste volzin slechts voor zover het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1997.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

2.

Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor de grote lichten, achterlichten, richtlichten, bermlichten, achteruitrijlichten, remlichten, de verlichting van de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig, mistlichten aan de achterzijde van het voertuig en werklichten.

Toelichting

In het geval van ??n mistlicht aan de achterzijde moet dit zich bevinden in of links van het middenlangsvlak van het voertuig.

Visuele controle.



Top




Artikel 5.5.62

controlelampje mistachterlicht

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Het ingeschakeld zijn van het mistlicht of de mistlichten aan de achterzijde van het voertuig moet door middel van een controlelampje aan de bestuurder kenbaar worden gemaakt.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.



Top




Artikel 5.5.63

werking achteruitrijlichten

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Achteruitrijlichten van driewielige motorrijtuigen mogen alleen kunnen branden indien de achteruitversnelling van het voertuig is ingeschakeld.

Visuele controle.



Top




Artikel 5.5.64

verbod van verblindende verlichting

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Driewielige motorrijtuigen mogen, met uitzondering van grote lichten, niet zijn voorzien van verblindende verlichting.

Aan deze eis wordt, met uitzondering van het onderstaande, niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

Bij driewielige motorrijtuigen die zijn voorzien van een kenteken bevattende de lettergroep CD of CDJ of de lettergroep BN of GN en twee groepen van twee cijfers dan wel de vermelding 'Afgegeven ex. art. 16. tweede lid, RKR inzake afwijkende koplampen' of 'Afwijkende koplamp(en) toegestaan op basis van art. 30 van de Invoeringswet 1994' onder bijzonderheden op het kentekenbewijs mogen zijn voorzien van dimlichten met een afwijkend lichtbeeld.

Het dimlicht wordt niet als verblindend aangemerkt indien dit als volgt is afgesteld:

Globaal mag het geprojecteerde lichtste vlak, voor zowel een beladen als een onbeladen voertuig, zich niet bevinden boven de horizontale lijn die overeenkomt met een daling van 2 cm/m van de lichtbundel ten opzichte van het midden van de koplamp.

Tevens mag het midden van dit vlak zich niet duidelijk links bevinden van:

-        de verticale hartlijn op het scherm van het koplamptestapparaat of

-        de geprojecteerde verticale hartlijn van de koplamp op het verlichtingsscherm.

2.

Driewielige motorrijtuigen mogen, met uitzondering van de richtingaanwijzers en de waarschuwingsknipperlichten, niet zijn voorzien van knipperende verlichting.

Visuele controle.



Top




Artikel 5.5.65

verbod andere dan verplichte of toegestane verlichting

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Driewielige motorrijtuigen mogen niet zijn voorzien van meer lichten en retroreflecterende voorzieningen dan in de artikelen 5.5.51 en 5.5.57 is voorgeschreven of toegestaan.

Verlichte reclame-aanduidingen of verlichte borden voor de aanduiding van het soort vervoer, zoals taxi en ambulance, zijn op voertuigen toegestaan mits de verlichting niet verblindend is en door middel van een afzonderlijke schakelaar is te bedienen.

Toelichting

-        Volgens artikel 29 van het RVV 1990 mogen voertuigen die in gebruik zijn bij politie en brandweer of als ambulance zijn voorzien van blauwe zwaai- of knipperlichten.

-        Voertuigen mogen volgens artikel 30 van het RVV 1990 zijn voorzien van oranje zwaailichten, mits het voertuig wordt gebruikt om de volgende werkzaamheden uit te voeren:

a.        werkzaamheden ten behoeve van wegen;

b.        repareren, bergen of slepen van voertuigen;

c.        vervoeren van ondeelbare lading.

Bij de APK keuring behoeft het gebruik dat van het voertuig wordt gemaakt niet specifiek te worden aangetoond.

Visuele controle. Indien verlichtingsarmaturen aanwezig zijn die niet zijn voorgeschreven dan wel toegestaan, moet de bedrading van deze armaturen zijn losgenomen en het lampje verwijderd.



Top




5.5 ? 11.        Verbinding tussen driewielig motorrijtuig en aanhangwagen

Artikel 5.5.66

koppelinrichting

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Indien het driewielig motorrijtuig is voorzien van een inrichting tot het koppelen van een aanhangwagen, moet deze inrichting deugdelijk zijn bevestigd en mag deze niet zijn gescheurd, gebroken of vervormd.

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

2.

Bij een inrichting als bedoeld in het eerste lid, die is voorzien van een koppelingskogel met een nominale diameter van 50 mm:



a.        moet de diameter van de kogel ten minste 49 mm bedragen;

Het bolvormige gedeelte wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.


b.        moet de sluit- en borginrichting van een afneembare kogel goed werken en moet de bevestiging van het kogelgedeelte nagenoeg spelingvrij zijn.

Visuele controle



Top




5.5 ? 12.        Diversen

Artikel 5.5.71

geluidssignaalinrichtingen

Keuringseisen driewielige motorrijtuigen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Driewielige motorrijtuigen moeten zijn voorzien van ten minste een geluidssignaalinrichting die bestaat uit een goed werkende hoorn met vaste toonhoogte.

Een samenstel van zodanige, tegelijk werkende hoorns wordt als ??n hoorn beschouwd.

Visuele en auditieve controle, waarbij de hoorn in werking wordt gesteld.

2.

Driewielige motorrijtuigen mogen zijn voorzien van een geluidssignaalinrichting die andere weggebruikers erop attent maakt dat de achteruitversnelling van het voertuig is ingeschakeld, alsmede van een geluidssignaalinrichting die ertoe strekt ongeoorloofd gebruik of diefstal van het voertuig te voorkomen.

Leden 2 en 3. Visuele en auditieve controle.

3.

Driewielige motorrijtuigen mogen niet zijn voorzien van andere geluidssignaalinrichtingen dan bedoeld in het eerste en tweede lid.




Top




5.12        Aanhangwagens

Keuringseisen

5.12 ? 0.        Algemeen

5.12 ? 1.        Algemene bouwwijze van het voertuig

5.12 ? 2.        Afmetingen en massa's

5.12 ? 5.        Assen

5.12 ? 6.        Ophanging

5.12 ? 7.        Stuurinrichting

5.12 ? 8.        Reminrichting

5.12 ? 9.        Carrosserie

5.12 ? 10.        Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

5.12 ? 11.        Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen


Top




5.12 ? 0.        Algemeen

Artikel 5.12.1 - Overeenstemmen van het voertuig met de voertuiggegevens alsmede eisen m.b.t. identificatie

Keuringseisen aanhangwagens

Keuringseisen

Wijze van keuren

Aanhangwagens moeten voldoen aan de volgende eisen:


a.

de aanhangwagen moet in overeenstemming zijn met de op het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs en in het kentekenregister omtrent het voertuig vermelde gegevens;

Toelichting

Indien op het kentekenbewijs deel I A dan wel deel A
onder bijzonderheden uitzonderingen op de keuringseisen zijn vermeld moeten deze in acht worden genomen.

Controle hierop moet reeds voorafgaand aan de keuring hebben plaatsgevonden.

b.

het identificatienummer moet op een vast voertuigdeel zijn ingeslagen en moet goed leesbaar zijn;

Toelichting

Bij kunststof hoofdliggers mag het identificatienummer zijn aangebracht op een aluminium plaat die op de hoofdligger is gelijmd en tevens met twee popnagels is bevestigd.

Visuele controle.

c.

aanhangwagens die in gebruik zijn genomen na 31 december 1997, moeten zijn voorzien van een constructieplaat die goed leesbaar is en waarvan de gegevens in overeenstemming zijn met het kentekenregister, met dien verstande dat de maximum massa?s die op de constructieplaat zijn vermeld ten minste gelijk zijn aan de massa?s die zijn aangegeven in het kentekenregister en op het kentekenbewijs;

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

d.

de kentekenplaat moet zijn voorzien van het in artikel 5 van het Kentekenreglement voorgeschreven goedkeuringsmerk en moet deugdelijk aan de achterzijde van het voertuig zijn bevestigd;

Toelichting

Het kentekennummer moet op ??n plaatdeel staan.

Alleen visuele controle op de bevestiging van de kentekenplaat.

e.

het kenteken moet goed leesbaar zijn en de kentekenplaat mag niet zijn afgeschermd.

Visuele controle, waarbij de letters en cijfers volledig zichtbaar moeten zijn indien de waarnemer op een afstand van 20,00 m achter het midden van de aanhangwagen staat.



Top




5.12 ? 1.        Algemene bouwwijze van het voertuig

Keuringseisen aanhangwagens

Artikel 5.12.3:        chassisraam, mee- of zelfdragende carrosserie

Artikel 5.12.4:        bovenbouw

Artikel 5.12.5:        bedrading aanhangwagens


Top




Artikel 5.12.3

chassisraam, mee- of zelfdragende carrosserie

Keuringseisen aanhangwagens, algemene bouwwijze van het voertuig

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De langs- en dwarsliggers en chassisversterkingsdelen van het chassisraam, dan wel de daarvoor in de plaats tredende delen van de mee- of zelfdragende carrosserie van aanhangwagens mogen:

a.        geen breuken of scheuren vertonen;

b.        niet zodanig zijn bevestigd, vervormd of door corrosie aangetast, dat de stijfheid en de sterkte van het chassisraam of van de mee- of zelfdragende carrosserie in gevaar worden gebracht.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

2.

Onze Minister stelt regels vast inzake corrosie van de in het eerste lid bedoelde onderdelen alsmede de bevestiging daarvan.

-



Top




Artikel 5.12.4

bovenbouw

Keuringseisen aanhangwagens, algemene bouwwijze van het voertuig

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De bovenbouw van aanhangwagens moet deugdelijk op het onderstel zijn bevestigd.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.

De ondersteuning van de laadvloer onderscheidenlijk laadruimte moet deugdelijk zijn. Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot de deugdelijkheid van de ondersteuning.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.



Top




Artikel 5.12.5

bedrading aanhangwagens

Keuringseisen aanhangwagens, algemene bouwwijze van het voertuig

Keuringseisen

Wijze van keuren

De bedrading van aanhangwagens moet deugdelijk zijn bevestigd en goed zijn ge?soleerd.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.



Top




5.12 ? 2.        Afmetingen en massa's

Keuringseisen aanhangwagens

Artikel 5.12.6:        afmetingen

Artikel 5.12.7:        massa's


Top




Artikel 5.12.6

afmetingen

Keuringseisen aanhangwagens, afmetingen en massa's

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Aanhangwagens, niet zijnde opleggers, mogen niet langer zijn dan 12,00 m.

Toelichting

Ter bepaling van de totale lengte wordt een aan de achterzijde aangebrachte uitschuiflade ter ondersteuning van de lading, of een uitschuifbare stootbalk slechts in ingeschoven toestand meegeteld.

Leden 1 en 2.

Deze maat mag niet meer dan 1 % afwijken.

Aanhangwagens moeten worden gemeten.

Artikel 1.2. van het Voertuigreglement is van toepassing.

2.

In afwijking van het eerste lid, mogen:

a.        kermis- of circusvoertuigen niet langer zijn dan 14,00 m;

b.        middenasaanhangwagens die v??r 1 juli 1967 in gebruik zijn genomen, niet langer zijn dan 10,00 m;

c.        middenasaanhangwagens die na 30 juni 1967 maar v??r 1 januari 1987 in gebruik zijn genomen, niet langer zijn dan 10,00 m indien de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 2500 kg maar niet meer dan 3500 kg.


3.

Van opleggers die na 31 december 1997 in gebruik worden genomen, mag de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en enig deel aan de voorzijde van de oplegger niet meer bedragen dan 2,04 m en mag de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger niet meer bedragen dan 12,00 m.

Leden 3, 4 en 5.

1.        De afstand tussen het hart van de koppelingspen en enig deel aan de voorzijde van de oplegger wordt in geval van twijfel gemeten.

2.        Controle op de afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger moet reeds voorafgaand aan de keuring hebben plaatsgevonden.

Artikel 1.2 van het Voertuigreglement is van toepassing

4.

Van opleggers die v??r 1 januari 1998 in gebruik zijn genomen, mag de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en enig deel aan de voorzijde van de oplegger niet meer bedragen dan 2,05 m, met uitzondering van een puntvormige uitbouw waarvan het verticaal geprojecteerde oppervlak wordt begrensd door rechte lijnen die raken aan de uiterste voorhoeken van de oplegger en een punt op het mediaanvlak van de oplegger dat op maximaal 2,50 m voor het hart van de koppelingspen ligt.

In het gearceerde deel is een uitbouw toegestaan.

5.

In afwijking van het derde lid, mag van kermis- of circusvoertuigen de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger niet meer bedragen dan 17,50 m.


6.

Aanhangwagens mogen niet breder zijn dan 2,55 m.

Toelichting

Aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 10.000 kg en in gebruik genomen voor  1 februari 1999, mogen niet breder zijn dan 2,60 m.

Leden 6 en 7. Controle hierop moet reeds voorafgaand aan de keuring hebben plaatsgevonden.

Artikel 1.2 van het Voertuigreglement is van toepassing

7.

In afwijking van het bepaalde in het zesde lid mogen geconditioneerde voertuigen niet breder zijn dan 2,60 m;

Toelichting

Mits op het kentekenbewijs bij inrichting is vermeld dat het een 'koelwagen, vrieswagen of geconditioneerd voertuig' betreft.


8.

Aanhangwagens mogen niet hoger zijn dan 4,00 m.

De aanhangwagen wordt gemeten, waarbij artikel 1.2 van het Voertuigreglement van toepassing is.

9.

In de afmetingen, bedoeld in het eerste lid, het derde lid, het zesde lid, het zevende lid en het achtste lid, zijn afneembare bovenbouwen en gestandaardiseerde laadstructuren begrepen.

Visuele controle.



Top




Artikel 5.12.7

massa's

Keuringseisen aanhangwagens, afmetingen en massa's

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De last onder de assen van aanhangwagens mag niet meer bedragen dan de voor het betrokken voertuig in het kentekenregister of op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum aslasten.

Bij middenasaanhangwagens en opleggers mag de last onder de koppeling niet meer bedragen dan in het kentekenregister of op het kentekenbewijs is vermeld.

Leden 1 tot en met 3. In geval van buitensporige wijziging van de inrichting wordt de aanhangwagen gewogen.

2.

De totale massa van aanhangwagens mag niet meer bedragen dan de voor het betrokken voertuig in het kentekenregister of op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum massa.


3.

De som van de aslasten van autonome aanhangwagens mag niet meer bedragen dan de voor het betrokken voertuig in het kentekenregister of op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum massa.




Top




5.12 ? 5.        Assen

Keuringseisen aanhangwagens

Artikel 5.12.18:        assen

Artikel 5.12.19:        fuseepennen, -lageringen, -bussen, en kogels

Artikel 5.12.20:        wiellagers

Artikel 5.12.21:        wielbasis

Artikel 5.12.24:        wielen en velgen

Artikel 5.12.26:        stabilisatoren


Top




Artikel 5.12.18

assen

Keuringseisen aanhangwagens, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De assen van aanhangwagens moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd en mogen geen breuken of scheuren vertonen.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt en, indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

2.

De assen mogen niet zodanig zijn vervormd dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

De assen mogen niet zodanig zijn bevestigd, of vervormd dat het weggedrag nadelig word be?nvloed.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. In geval van twijfel rijproef uitvoeren.

4.

De assen mogen niet zodanig door corrosie zijn aangetast, dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht. Hieraan wordt voor wat betreft wielgeleidings-elementen voldaan indien deze niet zijn doorgeroest.

Toelichting

-        Indien de rand van een wielgeleidingselement ten gevolge van roest is afgebrokkeld, wordt dit eveneens als doorgeroest aangemerkt en dient tot afkeur te worden overgegaan.

-        De wielgeleidingselementen mogen, indien deze zijn doorgeroest, niet worden gerepareerd. In dit geval moeten de wielgeleidingselementen kompleet worden vervangen.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien een wielgeleidingselement is gerepareerd, moet artikel 2.2.23 van de Regeling permanente eisen in acht worden genomen.

5.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot de deugdelijkheid van de bevestiging.

-



Top




Artikel 5.12.19

fuseepennen, -lageringen, -bussen, en kogels

Keuringseisen aanhangwagens, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De fuseepennen, -lageringen, -bussen en -kogels van aanhangwagens moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.

Stofhoezen van de fuseekogels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

De fuseepennen, -lageringen, -bussen en -kogels alsmede de overige draaipunten van de wielophanging mogen niet te veel speling vertonen.

1.        De wijze van keuren bij het eerste lid is van toepassing.

2.        Voor het zichtbaar maken van:

a.        axiale speling van fuseepennen, -lageringen en -bussen, wordt elk wiel ontlast en op en neer bewogen dan wel ontlast en langzaam weer belast;

b.        radiale speling van fuseepennen, -lageringen en -bussen, wordt elk wiel gedeeltelijk ontlast en handmatig of met behulp van een spelingsdetector bewogen;

c.        axiale en radiale speling van fuseekogels en overige kogelgewrichten, wordt elke kogel ten opzichte van de draagarm in elke richting bewogen; bij deze controle moet de stand van de wielophanging zoveel mogelijk overeenkomen met de rijpositie en moeten de kogels zoveel mogelijk onbelast zijn;

d.        radiale speling van de overige draaipunten, wordt elk draaipunt in radiale richting ten opzichte van de bevestiging bewogen met behulp van een spelingsdetector dan wel handmatig.

3.        In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4.        Op de speling zijn de artikelen 2.5.2 tot en met 2.5.4 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

Artikel

2.5.2:        Maximaal toegestane speling fusee-pennen, -lageringen en ?bussen

2.5.3:        Maximaal toegestane speling fuseekogels

2.5.4:        Maximaal toegestane speling draai-punten wielophanging

4.

Indien een gedeelte van de binnenkant van het fuseekogelhuis en van de fuseekogel zichtbaar is doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

Visuele controle indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

5.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het derde lid.

-



Top




Artikel 5.12.20

wiellagers

Keuringseisen aanhangwagens, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De wiellagers van aanhangwagens mogen niet teveel speling vertonen.

1.        Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.        Voor de controle van de speling moet elk wiel vrij kunnen ronddraaien en wordt elk wiel met de hand of met behulp van een hefboom, bijvoorbeeld een koevoet, haaks op de draairichting bewogen.

3.        In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4.        De meting vindt plaats op een zo groot mogelijke afstand van de hartlijn van de as.

5.        Bij bestuurde wielen moet:

a.        ??n maal in ongeremde toestand, voor de bepaling van de speling van de wiellager en de fusee tezamen, en

b.        ??n maal in geremde toestand, voor de bepaling van de speling van de fusee, worden gemeten.

6.        Het verschil tussen de in punt 5 bedoelde waarden is de wiellagerspeling.

7.        Op de speling is artikel 2.5.5 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

2.

Verschijnselen van slijtage of beschadiging mogen niet hoorbaar of voelbaar zijn.

Visuele en auditieve controle, waarbij het wiel moet worden rondgedraaid, al dan niet met behulp van apparatuur.

3.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het eerste lid.

-



Top




Artikel 5.12.21

wielbasis

Keuringseisen aanhangwagens, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

De wielbasis van aanhangwagens mag niet meer dan 1,0% afwijken van de waarde die voor het voertuig is vermeld op het kentekenbewijs of in het kentekenregister.

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.



Top




Artikel 5.12.24

wielen en velgen

Keuringseisen aanhangwagens, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De wielen onderscheidenlijk velgen van aanhangwagens mogen geen breuken, scheuren, ondeugdelijk laswerk of ernstige vervorming vertonen.

Leden 1 en 2. Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt en het wiel vrij kan ronddraaien.

2.

De wielen onderscheidenlijk velgen moeten met alle daarvoor bestemde bevestigingsmiddelen deugdelijk zijn bevestigd.




Top




Artikel 5.12.26

stabilisatoren

Keuringseisen aanhangwagens, assen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Stabilisatoren moeten met alle daarvoor bestemde bevestigingsmiddelen deugdelijk zijn bevestigd en mogen:

a.        geen breuken of scheuren vertonen, en

b.        niet te veel speling op de draaipunten vertonen.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.



Top




5.12 ? 6.        Ophanging

Keuringseisen aanhangwagens

Artikel 5.12.27:        banden

Artikel 5.12.28:        veersysteem


Top




Artikel 5.12.27

banden

Keuringseisen aanhangwagens, ophanging

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Aanhangwagens moeten zijn voorzien van banden waarvan het loopvlak niet bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft.

Visuele controle.

2.

De luchtbanden van aanhangwagens mogen geen beschadigingen vertonen waarbij het karkas zichtbaar is.

Leden 2 en 3. Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij het wiel wordt rondgedraaid.

3.

De luchtbanden mogen geen uitstulpingen vertonen.


4.

De profilering van de hoofdgroeven van de luchtbanden van aanhangwagens met een toegestane maximum massa van ten hoogste 3500 kg moet over de gehele omtrek van het loopvlak ten minste 1,6 mm bedragen, met uitzondering van slijtage-indicatoren.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij het wiel wordt rondgedraaid. In geval van twijfel wordt de profieldiepte gemeten met de profieldieptemeter.

De minimale profieldiepte wordt gemeten in de brede groeven waarin door de fabrikant de maximale diepte is bepaald, alsmede in de groeven waarin een slijtage-indicator aanwezig is.

5.

De banden van aanhangwagens mogen niet zijn opgesneden. Van opsnijden is sprake indien slijtage-indicatoren zijn weggesneden, indien de profielvorm van de groef afwijkt van de originele profielvorm, of indien in de bodem van de groef het karkas van de band zichtbaar is. In afwijking van het hiervoor bepaalde is opsnijden toegestaan indien de mogelijkheid daartoe op de band is vermeld door de aanduiding 'REGROOVABLE' of door het teken, met dien verstande dat het karkas van de band niet zichtbaar mag zijn.

De wijze van keuren bij het tweede en derde lid is van toepassing.

6.

De luchtbanden op een as moeten dezelfde karkasstructuur hebben.

Visuele controle.

7.

De op de luchtband van een aanhangwagen in gebruik genomen na 31 december 1997, vermelde load-index mag niet kleiner zijn dan de load-index, behorende bij de maximum last per band van de in het kentekenregister vermelde aslast.

Toelichting

-        Deze controle vindt vooralsnog plaats aan de hand van de op het kentekenbewijs vermelde gegevens.

-        Als de loadindex op de band onleesbaar is of niet aanwezig, en het draagvermogen niet op een andere wijze is aangegeven, moet aan de hand van documentatie van de bandenfabrikant de maximum last van de band worden bepaald. Als het maximum draagvermogen niet is te bepalen, moet de band worden afgekeurd.

Visuele controle, waarbij artikel 2.6.1 van de Regeling permanente eisen van toepassing is.

8.

Het loopvlak van de banden mag geen metalen elementen bevatten die tijdens het rijden daarbuiten kunnen uitsteken.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

9.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het zevende lid.

-



Top




Teken Regroovable


Top




Artikel 5.12.28

veersysteem

Keuringseisen aanhangwagens, ophanging

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Aanhangwagens moeten zijn voorzien van een goed werkend veersysteem. Banden worden niet als deel van het veersysteem beschouwd.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

2.

De onderdelen van het veersysteem mogen geen breuken of scheuren vertonen, mogen niet ernstig door corrosie zijn aangetast en moeten deugdelijk zijn bevestigd.

Toelichting

-        Onder 'onderdelen van het veersysteem moeten deugdelijk zijn bevestigd' wordt tevens verstaan:

       Het hoofdveerblad mag door slijtage tot maximaal 50% van de oorspronkelijke dikte zijn gesleten.

-        Indien de rand van een veerschotel ten gevolge van roest is afgebrokkeld, wordt dit eveneens als doorgeroest aangemerkt en dient tot afkeur te worden overgegaan.

-        Veerschotels mogen, indien deze zijn doorgeroest, niet worden gerepareerd. In dit geval moeten deze kompleet worden vervangen.

Bij luchtveerbalgen mogen de koordlagen zichtbaar zijn, maar niet beschadigd.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

3.

Aanhangwagens die zijn voorzien van gasvering, en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van ten hoogste 3500 kg, die zijn voorzien van schroefveren, moeten zijn voorzien van deugdelijk bevestigde en goedwerkende schokdempers.

Toelichting

Indien schokdempers origineel aanwezig behoren te zijn.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

4.

Schokdempers van aanhangwagens moeten deugdelijk zijn bevestigd en moeten goed werken.

De wijze van keuren bij het tweede lid is van toepassing.

5.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het tweede en vierde lid.

-



Top




5.12 ? 7.        Stuurinrichting

Keuringseisen aanhangwagens

Artikel 5.12.29:        onderdelen stuurinrichting

Artikel 5.12.30:        draaikrans


Top




Artikel 5.12.29

onderdelen stuurinrichting

Keuringseisen aanhangwagens, stuurinrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De gestuurde wielen van aanhangwagens moeten goed kunnen reageren op het commando van de stuurinrichting van het trekkend voertuig.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Zo nodig moet een rijproef op de weg plaatsvinden.

2.

De voor de overbrenging van de stuurbeweging bestemde onderdelen van de gestuurde assen van aanhangwagens moeten deugdelijk zijn bevestigd met alle daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen, mogen geen breuken of scheuren vertonen, mogen niet zijn vervormd en mogen niet ernstig door corrosie zijn aangetast.

Leden 2, 3, 4 en 5. Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

Stofhoezen van de stuurkogels moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de hoezen niet meer afdichten.


4.

De onderdelen van het hydraulische besturingssysteem mogen geen lekkage vertonen.


5.

De slangen van het hydraulische besturingssysteem mogen:

a.        geen beschadigingen vertonen waarbij het wapeningsmateriaal zichtbaar is;

b.        geen bewegende delen raken.


6.

De verbindingen in het stangenstelsel mogen niet te veel speling vertonen.

1.        Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.        Voor het zichtbaar maken van:

a.        radiale speling wordt de stuurkogel of stuurverbinding op doelmatige wijze belast;

b.        axiale speling wordt op de stuurkogel of stuurverbinding trek- en drukkrachten uitgeoefend.

3.        In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

4.        Op de speling is artikel 2.7.3 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

7.

Indien een gedeelte van de binnenkant van het stuurkogelhuis en van de stuurkogel zichtbaar is doordat de hoes is beschadigd of ontbreekt, mag dit gedeelte geen corrosie vertonen.

Visuele controle indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

8.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het zesde lid.

-



Top




Artikel 5.12.30

draaikrans

Keuringseisen aanhangwagens, stuurinrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De draaikransen van aanhangwagens moeten deugdelijk zijn bevestigd met alle daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.

De axiale speling van de draaikransen mag:

a.        niet meer bedragen dan 3,5 mm;

b.        niet zodanig zijn dat de draaikranshelften op elkaar inslijten.

1.        Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.        Het zichtbaar maken van de speling geschiedt op de volgende wijze:

a.        door middel van een hefboom of koevoet, dan wel

b.        door het chassis te heffen.

3.        In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

3.

De profielen die deel uitmaken van de ondersteuning van de draaikransen, mogen niet ernstig door corrosie zijn aangetast.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

4.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het derde lid.

-



Top




5.12 ? 8.        Reminrichting

Keuringseisen aanhangwagens

Artikel 5.12.31:        onderdelen en werking reminrichting

Artikel 5.12.35:        onderdelen en werking drukluchtremsysteem

Artikel 5.12.36:        slag van de drukluchtremcilinders

Artikel 5.12.38:        remvertraging bedrijfsrem

Artikel 5.12.39:        remvertraging parkeerrem, vastzetinrichting

Artikel 5.12.40:        werking reminrichting aanhangwagen, losbreekreminrichting


Top




Artikel 5.12.31

onderdelen en werking reminrichting

Keuringseisen aanhangwagens, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Aanhangwagens moeten zijn voorzien van een reminrichting waarvan de onderdelen:



a.        deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen;

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.


b.        niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast;

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie aan de remleiding of remschijf zijn de artikelen 2.8.2 en 2.8.3 van de Regeling permanente eisen van toepassing.


c.        niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken;

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.


d.        geen inwendige of uitwendige lekkage vertonen.

Visuele controle of auditieve controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Bij een geheel of gedeeltelijk drukluchtremsysteem moet, indien mogelijk met de drukluchtremkrachtregelaar(s) in de stand van vol doorsturen, de maximale remdruk snel worden ingestuurd door het rempedaal van het trekkende voertuig snel in te trappen dan wel door druk vanuit een externe bron snel in te sturen. Indien de aanhangwagen is voorzien van een hydraulisch remsysteem moet het remsysteem met behulp van het trekkende voertuig onder druk worden gebracht op de wijze zoals bepaald bij artikel 5.3.31, eerste lid, onderdeel d, van het Voertuigreglement.

2.

Remslangen mogen:



a.        niet in ernstige mate zijn misvormd;

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien een remslang is misvormd zijn de artikelen 2.8.4 en 2.8.6, tweede lid, van de Regeling permanente eisen van toepassing.


b.        niet langs andere voertuigdelen schuren;

c.        geen zodanige beschadigingen vertonen dat het wapeningsmateriaal zichtbaar is.

Onderdelen b en c. Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3.

Kunststofremleidingen mogen geen knikken vertonen.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

4.

Wielen die zijn voorzien van een trommelrem, moeten in onberemde toestand in beide richtingen kunnen draaien zonder dat de remvoering aanloopt. De remvoering van wielen die zijn voorzien van een schijfrem, mag in onberemde toestand in beide richtingen enigszins slepen.

Controle door de wielen vrij van de grond of hefinrichting met de hand dan wel met behulp van een wielspinner rond te draaien.

5.

De remtrommel of remschijf mag tijdens het remmen niet worden geraakt door delen die zijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel van remvoering.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

Indien de remvoering niet zonder demontage zichtbaar te maken is, moet de rem in werking worden gesteld terwijl het wiel met de hand of met behulp van een wielspinner wordt rondgedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

6.

De noodzakelijke bewegingsvrijheid van de remonderdelen mag niet worden beperkt.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

7.

Remcilinders moeten zijn voorzien van stofhoezen die niet in ernstige mate mogen zijn beschadigd.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. De hoezen moeten worden gecontroleerd voor zover dit mogelijk is zonder demontage.

8.

Indien de oplooprem is voorzien van een automatische blokkering ten behoeve van het achteruitrijden, moet deze goed functioneren.

-

9.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het eerste lid, onderdelen a en b, en het tweede lid, onderdeel a.

-



Top




Artikel 5.12.35

onderdelen en werking drukluchtremsysteem

Keuringseisen aanhangwagens, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Aanhangwagens met een drukluchtremsysteem moeten zijn voorzien van:

a.        drukmeetpunten waarmee de drukken die worden ingestuurd in de drukluchtremcylinders op iedere as, kunnen worden gemeten;

b.        een drukmeetpunt waarmee de druk v??r elke drukluchtremkrachtregelaar kan worden gemeten.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.

Drukluchtremkrachtregelaars moeten goed functioneren.

Visuele controle met behulp van manometers, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij de rem in werking wordt gesteld. Indien mogelijk wordt de controle ook uitgevoerd wanneer de drukluchtremkrachtregelaar de volle druk doorstuurt.

Controle op het goed functioneren kan achterwege blijven indien de controle is uitgevoerd overeenkomstig de wijze van keuren, bedoeld in lid 3.

3.

Aanhangwagens met drukluchtremkrachtregelaars, in gebruik genomen na 30 september 1981, moeten zijn voorzien van een plaat waarop duidelijk leesbaar de afstelling van de drukluchtremkrachtregelaars is vermeld. De vermelde drukluchtremkrachtregelaars moeten aanwezig zijn en moeten globaal zijn afgesteld zoals voor de beladingstoestand van het voertuig is vermeld op genoemde plaat.

Toelichting

Indien een voertuig is voorzien van een ALR-plaat, moet een ALR (Automatisch Lastafhankelijk Rem)-ventiel, ongeacht het merk en type, zijn gemonteerd. Deze mag niet zijn vervangen door een 3-standenregelaar.

1.        Visuele controle op de aanwezigheid, waarbij het merk en type van de drukluchtremkrachtregelaars mag afwijken.

2.        Indien ter plaatse de daadwerkelijke aslast of veerbalgdruk kan worden vastgesteld, vindt de controle van de afstelling van de drukluchtremkrachtregelaars plaats met behulp van manometers, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt de rem in werking gesteld waarbij de afstelling ten hoogste 0,5 bar mag afwijken van de gegevens op de plaat.

       De volgende twee afstellingen moeten ten minste worden gecontroleerd:

a.        de stand waarin de regelaars zich bevinden behorende bij de vastgestelde aslast, en

b.        de stand van de regelaars wanneer deze de volle druk doorsturen, voorzover dit mogelijk is zonder demontage.

3.        Indien ter plaatse de daadwerkelijke aslast of veerbalgdruk niet kan worden vastgesteld, vindt een globale controle van de afstelling van de drukluchtremkrachtregelaars plaats met behulp van manometers, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt de rem in werking gesteld.

       Bij een niet maximaal belaste as wordt de werking van de regelaars gecontroleerd door:

a.        de druk te meten die de regelaars doorsturen in de stand waarin deze zich dan bevindt;

b.        de afstelling te meten van de stand waarin de regelaars de volle druk doorsturen, voor zover mogelijk zonder demontage.

De gemeten druk, volgens punt b moet hoger zijn dan de vastgestelde druk volgens punt a. Indien de betreffende as nagenoeg maximaal is belast, mag de gemeten druk, volgens punt b, gelijk zijn aan de vastgestelde druk volgens punt a.

4.

De ontwateringsventielen van reservoirs moeten goed functioneren.

Visuele controle, waarbij het ontwateringsventiel, indien mogelijk, moet worden bediend.



Top




Artikel 5.12.36

slag van de drukluchtcilinders

Keuringseisen aanhangwagens, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De slag van drukluchtremcilinders die door middel van een nok een trommelrem bedienen, mag niet worden begrensd door delen die daar niet voor zijn bestemd.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij de rem in werking wordt gesteld.

2.

De slag van drukluchtremcilinders van trommelremmen mag vanuit onberemde toestand tot in beremde stand niet groter zijn dan 2/3 van de maximumslag van de betrokken remcilinder.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij de rem maximaal in werking wordt gesteld. In geval van twijfel moet worden gemeten.



Top




Artikel 5.12.38

remvertraging bedrijfsrem

Keuringseisen aanhangwagens, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Aanhangwagens, niet zijnde opleggers, in gebruik genomen na 31 december 1997, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 4,5 m/s? bedraagt.

Leden 1, 2 en 3. De artikelen 2.8.8, 2.8.9 en 2.8.41 tot en met 2.8.51 van de Regeling permanente eisen zijn van toepassing.

Artikel

2.8.8:        Wijze van bepaling remvertraging

2.8.9:        Wijze van keuren

2.8.41:        Strekrem

2.8.42:        Voorwaarden beproeving

2.8.44:        Bepaling extrapolatiedruk

2.8.45:        Formules bepaling remvertraging

2.8.46:        Bepaling remvertraging

2.8.47:        Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.48

2.8.48:        Maximale remkrachten/benodigde druk

2.8.49:        Bepaling remkrachten m.b.v. artikel 2.8.48

2.8.50:        Vaststelling extrapolatiedruk

2.8.51:        Formules bepaling remvertraging

Toelichting

Voor bepaling van de remvertraging van elektrisch bekrachtigde remmen is de bijlage achter  artikel 5.12.38 van toepassing.

2.

Aanhangwagens, niet zijnde opleggers, in gebruik genomen na 30 september 1971, doch voor 1 januari 1998, en opleggers, in gebruik genomen na 30 september 1971, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 4,0 m/s? bedraagt.


3.

Aanhangwagens, in gebruik genomen voor 1 oktober 1971, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 3,8 m/s? bedraagt.


4.

De bedrijfsrem moet op alle wielen werken.

Terwijl de wielen zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden, wordt de bedrijfsrem bediend en wordt gecontroleerd of elk wiel wordt geremd. Bij gebruik van een rollenremtestbank voor de controle van de remwerking, wordt gelijktijdig hierop gecontroleerd.

5.

De bedrijfsrem moet zodanig werken dat de kans op blokkeren van wielen zo gering mogelijk is.

Controle hierop heeft reeds plaatsgevonden bij de artikelen 5.12.35, tweede en derde lid, en 5.12.38, zesde lid, van het Voertuigreglement.

6.

Aanhangwagens mogen op een droge of nagenoeg droge weg niet uitbreken ten gevolge van een verschil in remwerking tussen de wielen van elke as.

De artikelen 2.8.52, 2.8.53 en 2.8.55 van de Regeling permanente eisen zijn van toepassing.

Artikel

2.8.52:        Beoordeling uitbreken

2.8.53:        Voorwaarden uitvoering

2.8.55:        Maximum toegestaan verschil in remwerking rollenremtestbank

7.

Onze Minister stelt nadere regels vast met betrekking tot het bepaalde in het eerste tot en met derde lid en het zesde lid.

-



Top




Bijlage bij artikel 5.12.38

Beproeving van een aanhangwagen, met elektrisch bekrachtigde remmen, met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank.

Indien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank waarbij de belasting van het voertuig door middel van spanbanden of spankettingen wordt gesimuleerd,

1.        moeten, nadat de gesimuleerde belasting is aangebracht, per as de maximale remkrachten aan de wielen worden vastgesteld;

2.        moet de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten bij elkaar op te tellen en vervolgens te delen door de op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum massa onder de assen.

Bepaling remkrachten

1.        Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in onderdeel 1 van het bovenstaande, moet het volgende in acht worden genomen:

a.        bij de remtest moet de remwerking door middel van het activeren van de remmodule (EBC) langzaam worden opgevoerd en op het moment van aflezen worden vastgehouden;

b.        de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:

1?        ??n of meer wielen van het voertuig blokkeren, of

2?        de rollenremtestbank afslaat,

       Indien de wielen niet blokkeren of de rollenremtestbank niet afslaat bij de maximale remkracht, gelden de dan afgelezen remkrachten als maximale remkrachten.

Indien de remkracht op ??n wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen van een as tussen twee waarden schommelen, moeten per wiel de minimale en maximale remkracht worden gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.

Maximale remkrachten

Bij de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank zonder dat de belasting van het voertuig wordt gesimuleerd, moet voor iedere as de maximale remkrachten aan de wielen worden vastgesteld.

Formules bepaling remvertraging

1.        Voor de toepassing van de formule  wordt verstaan onder:

avol        =        berekende relatieve remvertraging;

Fb(n)         =        som van de remkrachten aan de wielen per as ?n?;

Mmax        =        maximale massa onder de assen;

2.        Van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem plaats vinden:

a.        volgens de volgende formule:


Top




Voetnoot EBC

Het activeren van de remmodule dient te gebeuren volgens de voorschriften van de fabrikant.


Top




Artikel 5.12.39

remvertraging parkeerrem, vastzetinrichting

Keuringseisen aanhangwagens, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Aanhangwagens moeten zijn voorzien van een goedwerkende vastzetinrichting die ten minste op de wielen van ??n as werkt en welke door een geheel mechanische overbrenging met de hand in werking kan worden gesteld, ook wanneer het voertuig niet aan een motorrijtuig is verbonden.

Toelichting

De vastzetinrichting dient minimaal op ??n niet- hefbare as te zijn gemonteerd of op een hefas die automatisch daalt bij afkoppelen.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij de vastzetinrichting wordt bediend.

2.

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien:

a.        de aanhangwagen is voorzien van een veerrem die automatisch in werking treedt bij het ontkoppelen of drukloos maken van het remsysteem;

b.        de aanhangwagen in gebruik genomen voor 1 januari 1998, is voorzien van een hydraulisch dan wel een elektrisch bekrachtigd remsysteem en is uitgerust met wielkeggen.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.



Top




Artikel 5.12.40

werking reminrichting aanhangwagen. losbreekreminrichting

Keuringseisen aanhangwagens, reminrichting

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bij het verbreken van de verbinding tussen de aanhangwagen en het trekkende voertuig moet de reminrichting van de aanhangwagen automatisch in werking treden.

Toelichting

Dit houdt tevens in dat een 4-standen remkracht regelaar met een stand waarin de bedrijfsrem geheel wordt uitgeschakeld niet meer is toegestaan.

Visuele controle, terwijl de luchtslang van de voorraad tussen het trekkende voertuig of een andere externe bron en de aanhangwagen wordt losgenomen.

Toelichting

Bij elektrisch bekrachtigde remmen moet de losbreekreminrichting worden verbroken.

2.

Bij het koppelen van de reminrichting van de aanhangwagen aan die van het trekkende voertuig moet de reminrichting van de aanhangwagen automatisch in de bedrijfstoestand komen.

Toelichting

Dit houdt tevens in dat een 4-standen remkracht regelaar met een stand waarin de bedrijfsrem geheel wordt uitgeschakeld niet meer is toegestaan.

Visuele controle.

Indien een losknop aanwezig is, moet deze, nadat de luchtslang van de voorraad is losgekoppeld, eerst worden bediend en moet vervolgens de luchtslang van de voorraad worden aangesloten.

Hierbij moet de losknop terugkeren in zijn oorspronkelijke stand.

3.

De in het eerste en tweede lid gestelde eisen gelden niet voor middenasaanhangwagens met een toegestane maximum massa van ten hoogste 1500 kg.

Leden 3 en 4. Visuele controle.

4.

Indien de aanhangwagen is voorzien van een losbreekreminrichting, moet deze goed functioneren.




Top




5.12 ? 9.        Carrosserie

Keuringseisen aanhangwagens

Artikel 5.12.41:        deuren, laadbakkleppen

Artikel 5.12.48:        uitwendige veiligheid o.a. wiel- en zijdelingse afscherming

Artikel 5.12.49:        stootbalk


Top




Artikel 5.12.41

deuren, laadbakkleppen

Keuringseisen aanhangwagens, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

Het slot en de scharnieren van de deuren en laadbakkleppen van aanhangwagens moeten een goede sluiting waarborgen.

Visuele controle, waarbij de deuren en laadbakkleppen worden geopend en gesloten.



Top




Artikel 5.12.48

uitwendige veiligheid o.a. wiel- en zijdelingse afscherming

Keuringseisen aanhangwagens, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Aanhangwagens mogen geen scherpe delen hebben die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren.

Leden 1, 2 en 3. Visuele controle.

In geval van twijfel wordt gemeten.

2.

Onverminderd het bepaalde in het eerste lid moeten uitstekende delen van aanhangwagens, die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten, zijn afgeschermd.


3.

Het bepaalde in het eerste lid en tweede lid is niet van toepassing op voertuigdelen die zich hoger dan 2,00 m boven het wegdek bevinden.


4.

De wielen onderscheidenlijk banden van aanhangwagens in gebruik genomen na 31 december 1974 moeten zijn afgeschermd overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde eisen en mogen niet aanlopen.

De wielen onderscheidenlijk banden van aanhangwagens die in gebruik zijn genomen voor 1 januari 1975 moeten deugdelijk zijn afgeschermd en mogen niet aanlopen.

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.9.18 tot en met 2.9.22 alsmede artikel 2.9.30 van de Regeling permanente eisen van toepassing zijn.

Artikel

2.9.18:        Wielafscherming algemeen

2.9.19:        Te beveiligen vlakken

2.9.20:        Wielafscherming achterste as

2.9.21:        Toegestane wielafscherming

2.9.22:        Permanente opbouw als wielafscherming

2.9.30:        Wijze van keuren

5.

Aanhangwagens na 31 december 1969 in gebruik genomen moeten zijn voorzien van zijdelingse afscherming.

Deze verplichting geldt niet voor:

a.        aanhangwagens die blijkens een aantekening op het kentekenbewijs hiervan zijn uitgezonderd;

b.        het gedeelte achter de achterste as van aanhangwagens met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg.

Toelichting

Dit lid is niet van toepassing bij voertuigen met als inrichtingsomschrijving ?resteelwagen? ter plaatse van het resteel.

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.9.23 tot en met 2.9.30 van de Regeling permanente eisen van toepassing zijn.

Artikel

2.9.23:        Zijdelingse afscherming algemeen

2.9.24:        Te beveiligen vlakken

2.9.25:        Aanwezigheid zijdelingse afscherming

2.9.26:        Toegestane zijdelingse afscherming

2.9.27:        Bevestiging en positionering

2.9.28:        Onderbrekingen

2.9.29:        Aanwezigheid doorlopend spatbord

2.9.30:        Wijze van keuren

6.

Een reservewielhouder die zich aan de buitenzijde van de aanhangwagen bevindt, moet deugdelijk zijn bevestigd. Indien in de houder een reservewiel is geplaatst, moet dat wiel goed zijn opgesloten.

Leden 6 en 7. Visuele controle.

7.

Geen deel aan de buitenzijde van de aanhangwagen mag zodanig zijn bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie zijn aangetast, dat gevaar bestaat voor losraken.


8.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het vierde en vijfde lid.

-



Top




Artikel 5.12.49

stootbalk

Keuringseisen aanhangwagens, carrosserie

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Aanhangwagens die na 30 juni 1967 in gebruik zijn genomen, moeten aan de achterzijde op deugdelijke wijze zijn voorzien van een stootbalk, indien de afstand van de onderzijde van het voertuig tot het wegdek, gemeten over de volle breedte onder de achterzijde van het onderstel of onder de hoofddelen van het koetswerk op een afstand van meer dan 1,00 m achter het hart van de achterste as, meer bedraagt dan 0,70 m, dan wel meer bedraagt dan 0,55 m indien het voertuig na 31 december 1997, in gebruik is genomen.

Leden 1, 2, 3, 4 en 5. Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

2.

De afstand van de onderzijde van de stootbalk tot het wegdek mag voor aanhangwagens, in gebruik genomen na 30 juni 1967 doch v??r 1 januari 1998, niet meer bedragen dan 0,70 m en voor aanhangwagens, in gebruik genomen na 31 december 1997, niet meer bedragen dan 0,55 m.


3.

Indien de aanhangwagen in gebruik is genomen na 31 december 2004 mag de stootbalk niet meer dan 0,40 m voor het achterste punt van het voertuig zijn gelegen. Hierbij worden voertuigdelen boven 3,00 m gemeten vanaf het wegdek buiten beschouwing gelaten. In afwijking hiervan geldt voor aanhangwagens, ingericht als betonmolen, dat de stootbalk niet meer dan 0,60 m voor het achterste punt van het voertuig mag zijn gelegen.


4.

Indien de aanhangwagen in gebruik is genomen na 30 juni 1967 en voor 1 januari 2005 mag de stootbalk niet meer dan 0,60 m voor het achterste punt van het voertuig zijn gelegen. Hierbij worden voertuigdelen boven 2,00 m gemeten vanaf het wegdek buiten beschouwing gelaten.


5.

De stootbalk van aanhangwagens mag niet breder zijn noch aan weerszijden meer dan 0,10 m smaller zijn dan:

a.        het voertuig op de plaats waar de stootbalk is aangebracht, dan wel

b.        de breedte van de breedste achteras, met inbegrip van de wielen waarbij de bolling van de banden boven het wegdek buiten beschouwing wordt gelaten.

Voor aanhangwagens die zijn bestemd voor het vervoer van wissellaadbakken geldt in plaats
van de genoemde maat van 0,10 m een maat van 0,20 m.


6.

De stootbalk en de bevestiging daarvan mogen niet zodanig zijn vervormd of breuken of scheuren vertonen, dan wel door corrosie zijn aangetast, dat hierdoor functieverlies optreedt.

Leden 6, 7 en 8. Visuele controle.

7.

De uiteinden van de stootbalk mogen niet naar achteren zijn omgebogen.


8.

Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

a.        dolly's;

b.        voertuigen die blijkens een aantekening in het kentekenbewijs van het bepaalde in het eerste lid zijn uitgezonderd.

Toelichting

Dit is tevens van toepassing op asfaltkippers.




Top




5.12 ? 10.        Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen aanhangwagens

Artikel 5.12.51:        verplichte lichten en retroreflectoren

Artikel 5.12.53:        kleur

Artikel 5.12.55:        werking

Artikel 5.12.57:        toegestane lichten en retroreflectoren

Artikel 5.12.59:        kleur toegestane lichten

Artikel 5.12.61:        plaatsing

Artikel 5.12.64:        verbod van verblindende verlichting

Artikel 5.12.65:        verbod andere dan verplichte of toegestane verlichting


Top




Artikel 5.12.51

verplichte lichten en retroreflectoren

Keuringseisen aanhangwagens, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Aanhangwagens moeten zijn voorzien van:


a.

twee stadslichten indien het voertuig breder is dan 1,60 m en na 30 juni 1967 in gebruik is genomen;

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

b.

twee richtingaanwijzers aan de achterzijde van het voertuig;

Onderdelen b tot en met h. Visuele controle.

c.

twee achterlichten;


d.

twee remlichten;


e.

een installatie ter verlichting van de aan de achterzijde van het voertuig aangebrachte kentekenplaat;


f.

twee driehoekige rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig;

Toelichting

Onder driehoekig wordt een gelijkzijdige driehoek verstaan.


g.

een of twee mistlichten aan de achterzijde van het voertuig indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen; in het geval van ??n mistlicht moet dit zich bevinden in of links van het middenlangsvlak van het voertuig.


h.

twee witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig, indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen;


i.

niet-driehoekige ambergele retroreflectoren aan elke zijkant van het voertuig, aangebracht overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde eisen;

Toelichting

Bij uitschuifbare opleggers moet ook in uitgeschoven toestand aan de eisen voor wat betreft de plaatsing van de zijreflectoren worden voldaan.

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.5 tot en met 2.10.8 van de Regeling permanente eisen van toepassing zijn.

Artikel

2.10.5:        Algemeen

2.10.6:        Plaatsing in lengterichting

2.10.7:        Plaatsing in hoogte

2.10.8:        Wijze van keuren

j.

twee markeringslichten aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en breder is dan 2,10 m, dan wel voor 1 januari 1998 in gebruik is genomen en breder is dan 2,60m;

Toelichting

-        De markeringslichten aan de voorzijde en de achterzijde mogen gecombineerd zijn in ??n ornament.

-        Indien de aanhangwagen is voorzien van markeringslichten, moeten deze op het breedste punt zijn aangebracht. Dit hoeft niet het hoogste punt van het voertuig te zijn.

-        Lichten aan de zijkant op rubberen steeltjes zijn niet toegestaan tenzij deze als markeringslicht kunnen worden aangemerkt.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

k.

zijmarkeringslichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en langer is dan 6,00 m, aangebracht overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde eisen;

Toelichting

Bij uitschuifbare opleggers moet vooralsnog alleen in ingeschoven toestand aan de eisen voor wat betreft de plaatsing van de zijmarkeringslichten worden voldaan.

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.1 tot en met 2.10.3 van de Regeling permanente eisen van toepassing zijn. In geval van twijfel wordt gemeten.

Artikel

2.10.1:        Algemeen

2.10.2:        Plaatsing in lengterichting

2.10.3:        Plaatsing in hoogte

l.

een markering aan de achterzijde van het voertuig, indien de toegestane maximum massa van het voertuig meer bedraagt dan 3500 kg en het voertuig in gebruik genomen is na 30 juni 1967. Deze eis geldt niet voor door Onze Minister aangewezen aanhangwagens waarvan de bouw, de inrichting of het gebruik zich verzet tegen het aanbrengen van de markering.

Visuele controle, waarbij artikel 2.10.9 van de Regeling permanente eisen van toepassing is.



Top




Artikel 5.12.53

kleur

Keuringseisen aanhangwagens, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.        De stadslichten mogen niet anders dan wit of geel stralen.

2.        De richtingaanwijzers en de remlichten mogen niet anders dan rood of ambergeel stralen.

Leden 1, 2, 3, 4, 5 en 6. Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

3.        De achterlichten en de mistlichten aan de achterzijde mogen niet anders dan rood stralen.


4.        De kentekenplaatverlichting mag niet anders dan wit stralen en mag niet naar achteren stralen.


5.        De markeringslichten mogen naar voren niet anders dan wit, en naar achteren niet anders dan rood stralen.


6.        De zijmarkeringslichten mogen niet anders dan ambergeel stralen. Indien het achterste zijmarkeringslicht onderdeel uitmaakt van een rood stralend licht dan wel van een rode retroreflector, mag dit licht rood stralen.


7.        De markering aan de achterzijde moet bestaan uit ??n rechthoekig bord, dan wel uit een set van twee of vier rechthoekige borden, welke zijn voorzien van een rood fluorescerende omranding op een geel retroreflecterende achtergrond.

Visuele controle.



Top




Artikel 5.12.55

werking

Keuringseisen aanhangwagens, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De in artikel 5.12.51 bedoelde lichten moeten goed werken.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

2.

De verlichtingsarmaturen en de onderdelen daarvan moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.

3.

De glazen van de verlichtingsarmaturen mogen niet zodanig zijn beschadigd, gerepareerd of bewerkt dat de lichtopbrengst en het lichtbeeld dan wel de functie nadelig worden be?nvloed.

Visuele controle. Indien het glas is beschadigd of bewerkt is artikel 2.10.12 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

4.

Lichten met dezelfde functie moeten van gelijke grootte, gelijke kleur en gelijke of nagenoeg gelijke sterkte zijn. Lichten en retroreflecterende voorzieningen met dezelfde functie moeten nagenoeg symmetrisch links en rechts van het midden van het voertuig zijn bevestigd.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

5.

De in artikel 5.12.51 bedoelde lichten en retroreflectoren, voorzover het het lichtdoorlatende gedeelte betreft, mogen ten hoogste een vierde deel zijn afgeschermd.

Toelichting:

De in artikel 5.12.51 en 5.12.57 bedoelde verlichting welke is opgebouwd uit een combinatie van led?s moet de betreffende verlichting minimaal voldoen aan:

-        Minimaal 75% van het totale aantal led?s dient te branden;

-        De ledverlichting moet bij defecte led?s nagenoeg symmetrisch geplaatst blijven;

-        De lichtsterkte moet, ook bij defecte led?s, nagenoeg gelijk blijven.

Leden 5 en 6. Visuele controle.

6.

De in artikel 5.12.51 bedoelde retroreflectoren en de markering aan de achterzijde mogen geen gebreken vertonen, die de retroreflectie be?nvloeden.


7.

Onze Minister kan regels vaststellen omtrent het bepaalde in het tweede en derde lid.

-



Top




Artikel 5.12.57

toegestane lichten en retroreflectoren

Keuringseisen aanhangwagens, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen


Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Aanhangwagens mogen zijn voorzien van:



a.        een of twee achteruitrijlichten;

Onderdelen a tot en met c. Visuele controle.


b.        twee extra richtingaanwijzers aan de achterzijde van het voertuig;



c.        twee waarschuwingsknipperlichten en waarschuwingsknipperlichten aan het meest naar achteren gelegen gedeelte van de zich aan de zij- of achterkant van het voertuig bevindende laad- en losklep in horizontale stand;



d.        twee markeringslichten aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, indien deze lichten niet reeds ingevolge artikel 5.12.51 verplicht zijn en het voertuig breder is dan 1,80 m;

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.


e.        zijmarkeringslichten, indien deze lichten niet reeds ingevolge artikel 5.12.51verplicht zijn, aangebracht overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde eisen;

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.1 tot en met 2.10.4 van de Regeling permanente eisen van toepassing zijn. In geval van twijfel wordt gemeten.

Artikel

2.10.1:        Algemeen

2.10.2:        Plaatsing in lengterichting

2.10.3:        Plaatsing in hoogte

2.10.4:        Wijze van keuren


f.        twee witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig indien deze niet reeds ingevolge artikel 5.12.51 verplicht zijn;

Onderdelen f tot en met h. Visuele controle.


g.        twee niet-driehoekige rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig, die zijn opgenomen in het lamphuis van andere lichten;

Toelichting

       Onder driehoekig wordt een gelijkzijdige driehoek verstaan.



h.        werklichten;



i.        een derde remlicht, aangebracht zodanig dat:

      1?.  het midden van het lichtdoorlatende

            gedeelte zich bevindt in het midden-

            langsvlak van het voertuig of de rand van

            het lichtdoorlatende gedeelte op een

            afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf

            dit middenlangsvlak indien het derde

            remlicht niet op een vast deel van de

            carrosserie of bovenbouw kan worden

            bevestigd, en

2?        de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.12.51, onderdeel d;

j.        in afwijking van onderdeel i kunnen twee

      extra remlichten worden aangebracht;

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.














Onderdelen j en k. Visuele controle.


k.        een lampje aan de voorzijde van het voertuig dat de werking van het antiblokkeer- of besturingsysteem aangeeft.



l.        twee stadslichten indien de breedte van een voertuig > 3500 kg minder is dan 1,60 m;

Onderdelen l. en m. Visuele controle.



m        twee extra witte achteruitrijlichten bij voertuigen > 3500 kg;



2.

Lichten die ingevolge artikel 5.12.51 verplicht zijn gesteld voor voertuigen die na een in dat artikel genoemd tijdstip in gebruik zijn genomen, mogen zijn aangebracht op voertuigen die voor of op dat tijdstip in gebruik zijn genomen mits wordt voldaan aan de in artikel 5.12.53 met betrekking tot die lichten, met uitzondering van markeringslichten en zij markeringslichten, gestelde eisen. Markeringslichten en zijmarkeringslichten moeten alsdan voldoen aan het bepaalde in de onderdelen d onderscheidenlijk e van het eerste lid.

Leden 2 tot en met 6. Visuele controle.


3.

Aanhangwagens mogen zijn voorzien van extra witte retroreflecterende voorzieningen aan de voorzijde, extra rode driehoekige aan de achterzijde en extra ambergele aan de zijkanten van het voertuig.

Toelichting

Onder driehoekig wordt een gelijkbenige driehoek verstaan.



4.

Aanhangwagens mogen zijn voorzien van een ambergele of witte lijnmarkering aan de zijkant van het voertuig of van een ambergele, witte of rode lijnmarkering aan de achterkant van het voertuig.



5.

Aanhangwagens mogen zijn voorzien van een ambergele of witte contourmarkering aan de zijkant van het voertuig of een ambergele, witte of rode contourmarkering aan de achterkant van het voertuig. Binnen de contourmarkering aan de zijkant van het voertuig mogen retroreflecterende letters of afbeeldingen zijn aangebracht, voorzover deze geen nadelige invloed hebben op de effectiviteit van de contourmarkering en de verplichte lichten en retroreflecterende voorzieningen. In ieder geval mogen de retroreflecterende letters of afbeeldingen niet meer dan 1/3 deel van de totale oppervlakte binnen de omtrek van de contourmarkering uitmaken.

Leden 4 en 5. De artikelen 2.10.16 en 2.10.17 van de Regeling permanente eisen zijn van toepassing.


6.

Ieder afzonderlijk deel van de lijn- en contourmarkering en van het materiaal voor de retroreflecterende letters of afbeeldingen binnen de contourmarkering is voorzien van een door Onze Minister vastgesteld goedkeuringsmerk.

Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.


7.

Bij regeling van Onze Minister worden voorschriften gesteld met betrekking tot de installatie van de lijn- en contourmarkering.

-


Toelichting

Door Onze Minister aangewezen aanhangwagens waarvan de bouw, de inrichting of het gebruik zich verzet tegen het aanbrengen van de markering, voorzover de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg mogen zijn voorzien van een markering aan de achterzijde van het voertuig.




Top




Artikel 5.12.59

kleur toegestane lichten

Keuringseisen aanhangwagens, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De achteruitrijlichten mogen niet anders dan wit of geel stralen.

Leden 1, 2 en 3. Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

2.

De extra richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten mogen niet anders dan ambergeel stralen.


3.

De zijmarkeringslichten mogen niet anders dan ambergeel stralen. Indien het achterste zijmarkeringslicht onderdeel uitmaakt van een rood stralend licht dan wel van een rode retroreflector, mag dit licht rood stralen.


4.

Artikel 5.12.55, tweede, derde, vierde en zevende lid, is van toepassing.

De wijze van keuren bij het tweede, derde en vierde lid van artikel 5.12.55 van het Voertuigreglement is van toepassing.

5.

Het derde remlicht mag niet anders dan rood stralen.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.


Toelichting

De niet verplichte markeringslichten mogen naar achteren uitsluitend rood uitstralen en naar voren uitsluitend wit uitstralen.




Top




Artikel 5.12.61

plaatsing

Keuringseisen aanhangwagens, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Bij aanhangwagens in gebruik genomen na 31 december 1967 moeten de verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, bedoeld in de artikelen 5.12.51 en 5.12.57 zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,40 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig.

Voor richtingaanwijzers geldt de eerste volzin slechts voor zover de aanhangwagen in gebruik is genomen na 31 december 1997.

Toelichting

Een eventueel aanwezige luifel wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

Leden 1 en 2. Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

2.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, moeten de stadslichten zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,15 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig.

-

3.

Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor de achteruitrijlichten, remlichten, de verlichting van de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig, de markering aan de achterzijde van het voertuig, mistlichten aan de achterzijde van het voertuig en werklichten.

Toelichting

In het geval van ??n mistlicht aan de achterzijde moet dit zich bevinden in of links van het middenlangsvlak van het voertuig.

-



Top




Artikel 5.12.64

knipperende verlichting

Keuringseisen aanhangwagens, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Aanhangwagens mogen, met uitzondering van de richtingaanwijzers en de waarschuwingsknipperlichten, niet zijn voorzien van knipperende verlichting.

Visuele controle. Indien verlichtingsarmaturen aanwezig zijn die niet zijn voorgeschreven dan wel toegestaan, moet de bedrading van deze armaturen zijn losgenomen en het lampje zijn verwijderd.



Top




Artikel 5.12.65

verbod andere dan verplichte of toegestane verlichting

Keuringseisen aanhangwagens, verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Aanhangwagens mogen, onverminderd het in artikel 30 van het RVV 1990 bepaalde inzake zwaai- en knipperlichten, niet zijn voorzien van meer lichten en retroreflecterende voorzieningen dan in de artikelen 5.12.51 en 5.12.57 is voorgeschreven of toegestaan.

Toelichting

Voertuigen mogen volgens artikel 30 van het RVV 1990 zijn voorzien van oranje zwaailichten, mits het voertuig wordt gebruikt om de volgende werkzaamheden uit te voeren:

a.        werkzaamheden ten behoeve van wegen;

b.        repareren, bergen of slepen van voertuigen;

c.        vervoeren van ondeelbare lading

d.        voor het begeleiden van transporten waarvoor een ontheffing is verleend, voor zover die begeleiding uit de ontheffing voortvloeit en dit geschiedt met daartoe speciaal uitgeruste voertuigen;

e.        voor het begeleiden van militaire colonnes.

Bij de APK keuring behoeft het gebruik dat van het voertuig wordt gemaakt niet specifiek te worden aangetoond.

Visuele controle. Indien verlichtingsarmaturen aanwezig zijn die niet zijn voorgeschreven dan wel toegestaan, moet de bedrading van deze armaturen zijn losgenomen en het lampje zijn verwijderd.



Top




5.12 ? 11.        Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen

Keuringseisen aanhangwagens

Artikel 5.12.66:        koppelinrichting (algemeen)

Artikel 5.12.67:        kogelkoppeling

Artikel 5.12.68:        vangmuilkoppeling, trekoog

Artikel 5.12.69:        schotelkoppeling, opleggerkoppeling

Artikel 5.12.70:        bijzondere constructies


Top




Artikel 5.12.66

koppelinrichting (algemeen)

Keuringseisen aanhangwagens, verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

De koppeling en de trekdriehoek of trekboom van aanhangwagens moeten deugdelijk zijn bevestigd en mogen niet gescheurd, gebroken dan wel overmatig gesleten zijn.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.

De trekdriehoek of trekboom alsmede alle profielen die daar deel van uitmaken, met inbegrip van schoren, versterkingsstrippen en bevestiging, mogen niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van verschijnselen van corrosie van het oppervlak.

Visuele controle.

3.

De trekdriehoek mag niet zodanig zijn vervormd dat een langsbeen, gemeten over een afstand van 0,90 m, een uitwijking heeft van meer dan 18 mm ten opzichte van de rechte lijn.

In geval van twijfel wordt met behulp van een geschikt meetmiddel en een aanliggende stalen rei gemeten.

4.

Middenasaanhangwagens waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 1500 kg en die niet zijn voorzien van een losbreekreminrichting, moeten zijn voorzien van een hulpkoppeling. De hulpkoppeling moet deugdelijk zijn bevestigd en mag niet vervormd, gescheurd, gebroken dan wel overmatig gesleten zijn.

Leden 4, 5 en 6. Visuele controle.

5.

Middenasaanhangwagens die zijn voorzien van een losbreekreminrichting, mogen niet tevens zijn voorzien van een hulpkoppeling.


6.

Delen van de koppeling van aanhangwagens mogen tijdens het ontkoppelen, het losbreken of in afgekoppelde toestand het wegdek niet kunnen raken.




Top




Artikel 5.12.67

kogelkoppeling

Keuringseisen aanhangwagens, verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Indien de aanhangwagen is voorzien van een kogelkoppeling,

a.        moet de sluit- en borginrichting goed functioneren;

b.        mogen de onderdelen niet zijn vervormd.

Visuele controle, waarbij de sluit- en borginrichting met behulp van een koppelingskogel wordt gecontroleerd.



Top




Artikel 5.12.68

trekoog

Keuringseisen aanhangwagens, verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Indien de aanhangwagen is voorzien van een trekoog met een nominale inwendige diameter van 40 mm:



a.        mag de inwendige diameter van het trekoog niet meer dan 41,5 mm bedragen;

Er wordt in alle richtingen gemeten met een geschikt meetmiddel, bijvoorbeeld een kaliber.


b.        moet de dikte van het trekoog ten minste 28,0 mm bedragen.

Ter plaatse van de slijtagevlakken wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

2.

Indien de aanhangwagen is voorzien van een trekoog met een nominale inwendige diameter van 50 mm:



a.        mag de inwendige diameter van het trekoog niet meer dan 52,5 mm bedragen;

Er wordt gemeten met een geschikt meetmiddel, bijvoorbeeld een kaliber.


b.        moet de dikte van het trekoog ten minste 41,5 mm bedragen.

Ter plaatse van de slijtagevlakken wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

3.

Indien de aanhangwagen is voorzien van een trekoog met een nominale inwendige diameter van 57,5 mm:



a.        mag de inwendige diameter van het trekoog niet meer dan 59,5 mm bedragen;

Er wordt gemeten met een geschikt meetmiddel, bijvoorbeeld een kaliber.


b.        moet de dikte van het trekoog ten minste 19 mm bedragen.

Ter plaatse van de slijtagevlakken wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

4.

Het trekoog mag niet zijn vervormd of gescheurd.

Leden 4 en 5 en 6. Visuele controle.

5.

Het trekoog mag niet zijn voorzien van een ingelaste trekoogbus.


6.

Het trekoog mag niet zijn hersteld door middel van lassen of oplassen.




Top




Artikel 5.12.69

schotelkoppeling, opleggerkoppeling

Keuringseisen aanhangwagens, verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen

Keuringseisen

Wijze van keuren

1.

Indien de oplegger is voorzien van een koppelingspen van 2 inch:

a.        moet de diameter van de kleinste doorsnede van de pen ten minste 49,0 mm bedragen;

b.        moet de diameter van de doorsnede van het gedeelte van de pen dat direct boven de kleinste doorsnede is gelegen, ten minste 70,0 mm bedragen.

Leden 1 en 2. Er wordt gemeten met een geschikt meetmiddel, bijvoorbeeld een kaliber, waarbij het meetgedeelte van het gereedschap ter plaatse van de koppelingspen ten minste 2 mm en ten hoogste 4 mm dik is.

2.

Indien de oplegger is voorzien van een koppelingspen van 3,5 inch:

a.        moet de diameter van de kleinste doorsnede van de pen ten minste 86,0 mm bedragen;

b.        moet de diameter van de doorsnede van het gedeelte van de pen dat direct boven de kleinste doorsnede is gelegen, ten minste 110,0 mm bedragen.


3.

De plaat van de opleggerkoppeling mag niet in ernstige mate zijn vervormd of ingesleten. De profielen die deel uitmaken van de ondersteuning van de plaat van de opleggerkoppeling mogen niet ernstig door corrosie zijn aangetast.

In geval van twijfel wordt met behulp van een geschikt meetmiddel en een aanliggende stalen rei in alle richtingen en zo dicht mogelijk bij de koppelingspen gemeten, waarbij de artikelen 2.11.6, 2.11.7 en 2.11.8 van de Regeling permanente eisen van toepassing zijn.

Artikel

2.11.6:        Meten koppelingsplaat

       (max. massa > 6000 kg)

2.11.7:        Meten koppelingsplaat

       (max. massa < 6000 kg)

2.11.8:        Wijze van keuren

Indien sprake is van corrosie geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

4.

Onze Minister stelt regels vast omtrent het bepaalde in het derde lid.

-



Top




Artikel 5.12.70

bijzondere constructies

Keuringseisen aanhangwagens, verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen

Keuringseisen

Wijze van keuren

Onze Minister stelt regels vast met betrekking tot bijzondere constructies voor het koppelen van voertuigen en andere koppelingen dan bedoeld in de artikelen 5.12.67 tot en met 5.12.69.

De artikelen 2.11.3, 2.11.5 en 2.11.8 van de Regeling permanente eisen zijn van toepassing.

Artikel

2.11.3:        Beoordeling DAF koppeling

2.11.5:        Beoordeling trekoog

2.11.8:        Wijze van keuren



Top




Voorbeeld goedkeuringsmerk

Waarbij de volgende codes de daarbij vermelde betekenis hebben:

104 R :        aanduiding goedkeuring volgens ECE-Reglement nr. 104;

0001148:        variabel typegoedkeuringsnummer;

1 :        variabele aanduiding van het land dat goedkeuring heeft verleend ("4" is Nederland);

C :        classificatie van het gebruikte materiaal, waarbij klasse C staat voor goedgekeurd lijn- en contourmarkeringsmateriaal en klasse D en E staan voor goedgekeurd retroreflecterend materiaal dat gebruikt wordt voor de letters en afbeeldingen binnen de contourmarkering.



Top




6        Index

Keuringseisen

Achter het artikelnummer staan 4 letters. De betekenis van deze letters is:

P        = personenauto,

B        = bedrijfsauto,

D        = driewielig motorrijtuig

A        = aanhangwagen.

In artikelnummer geldt voor gebruikte .*. :

personenauto        : .*. = 2;

bedrijfsauto        : .*. = 3;

driewieler        : .*. = 5;

aanhangwagen        : .*. = 12.

In deze paragraaf staan alle onderwerpen van de keuringseisen. De onderwerpen zijn alfabetisch verdeeld om sneller te kunnen werken en het scrollen te minimaliseren.

In het tweede gedeelte van deze paragraaf staan alle paragrafen van de keuringseisen opgesomd met de onderdelen per paragraaf.

Onderwerp

A en B        C t/m G

H t/m L        M t/m P

R        S t/m U

V        W t/m Z

In dit gedeelte staan de onderdelen per paragraaf vermeld:

Overzicht per paragraaf


Top




A en B

Alfabetische index van de Keuringseisen

P = personenauto, B = bedrijfsauto, D = Driewielig motorrijtuig, A = aanhangwagen

In artikelnummer geldt voor gebruikte .*. : personenauto = 2; bedrijfsauto = 3; driewieler = 5; aanhangwagen = 12.

Aandrijving

5.*.16

P

B

D


Aanhangwagens bedrading

5.*.5




A

Accu

5.*.12

P

B

D


Achterkant markering

5.*.51

P

B

D

A

Achteruitrijlichten werking

5.*.63

P

B

D


Achteruitrij signaalinrichting

5.*.71

P

B

D


Afmetingen voertuig (l, b en h)

5.*.6

P

B

D

A

Afschermingen

5.*.48

P

B

D

A

Airbag, symbool

5.*.47a

P

B



Aslasten

5.*.7

P

B


A

Assen

5.*.18

P

B

D

A

Autogordels

5.*.47

P

B

D


Banden

5.*.27

P

B

D

A

Bedrading aanhangwagens

5.*.5




A

Bedrading motorvoertuigen

5.*.12

P

B

D


Bescherming inzittenden

5.*.47

P

B

D


Bovenbouw

5.*.4

P

B

D

A

Brandstofsysteem eisen

5.*.9

P

B

D


Bumper

5.*.49


B


A



Top




C t/m G

Alfabetische index van de Keuringseisen

P = personenauto, B = bedrijfsauto, D = Driewielig motorrijtuig, A = aanhangwagen

In artikelnummer geldt voor gebruikte .*. : personenauto = 2; bedrijfsauto = 3; driewieler = 5; aanhangwagen = 12.

CH-percentages

5.*.11

P

B

D


Chassisraam

5.*.3

P

B

D

A

CO-percentages

5.*.11

P

B

D


Constructieplaat

5.*.1


B


A

Contourmarkeringen

5.*.57


B


A

Controle-apparaat

5.*.15


B



Delen aan buitenzijde

5.*.48

P

B

D

A

Deuren

5.*.41

P

B

D

A

Diefstalalarm signaalinrichting

5.*.71

P

B

D


Dieselrookmeting

5.*.11

P

B

D


Dimlicht reflector toestand

5.*.56

P

B

D


Dimlicht afstelling

5.*.56

P

B

D


Draaikrans

5.*.30




A

Emissiebestrijdingssysteem

5.*.11

P

B

D


Frame

5.*.3



D


Fuseepennen, -lageringen, -bussen en kogels

5.*.19

P

B

D

A

Geluidproductie

5.*.11

P

B

D


Geluidsignaalinrichtingen

5.*.71

P

B

D


Gezichtsveldverbeterende voorziening

5.*.45a


B





Top




H t/m L

Alfabetische index van de Keuringseisen

P = personenauto, B = bedrijfsauto, D = Driewielig motorrijtuig, A = aanhangwagen

In artikelnummer geldt voor gebruikte .*. : personenauto = 2; bedrijfsauto = 3; driewieler = 5; aanhangwagen = 12.

HC-percentages

5.*.11

P

B

D


Hoorn

5.*.71

P

B

D


Hulpkoppeling

5.*.66




A

Hydraulische besturing aanhangwagens

5.*.29




A

Identificatienummer

5.*.1

P

B

D

A

Kentekenplaten leesbaarheid, afscherming

5.*.1

P

B

D

A

Kentekenplaten eisen

5.*.1

P

B

D

A

Kofferdeksel

5.*.41

P

B

D


Kogelkoppeling

5.*.67

P

B


A

Koppeling

5.*.66

P

B

D

A

Koppeling, wegdek niet kunnen raken

5.*.66




A

Koppelingspen

5.*.69




A

Koppelingsplaat

5.*.69




A

Koppelingsschotel

5.*.69


B



Koppelinrichting, algemeen

5.*.66

P

B

D

A

Koppelverbindingen, bijzonder

5.*.70


B


A

Laadbakkleppen

5.*.41


B


A

Laadruimte ondersteuning

5.*.4


B


A

Laadvloer ondersteuning

5.*.4


B


A

Last onder de as(sen)

5.*.7

P

B


A

Load-index

5.*.27


B


A

Losbreekreminrichting

5.*.40




A

LPG-installatie

5.*.10

P

B

D




Top




M t/m P

Alfabetische index van de Keuringseisen

P = personenauto, B = bedrijfsauto, D = Driewielig motorrijtuig, A = aanhangwagen

In artikelnummer geldt voor gebruikte .*. : personenauto = 2; bedrijfsauto = 3; driewieler = 5; aanhangwagen = 12.

Massa's voertuig

5.*.7

P

B


A

Maten voertuig (l, b en h)

5.*.6

P

B

D

A

Maten wielbasis

5.*.21

P

B


A

Maten spoorbreedte

5.*.23

P

B



Meertonige hoorn

5.*.71

P

B

D


Milieu

5.*.11

P

B

D


Mistachterlicht controlelampje

5.*.62

P

B

D


Motorkap

5.*.41

P

B

D


Motorsteunen

5.*.13

P

B

D


Ontdooiing en ontwaseming voorruit

5.*.44

P

B

D


Opleggerkoppeling (schotel)

5.*.69


B



Opsnijden banden

5.*.27

P

B

D

A

Overeenstemmen voertuiggegevens

5.*.1

P

B

D

A

Profieldiepte banden

5.*.27

P

B

D

A



Top




R

Alfabetische index van de Keuringseisen

P = personenauto, B = bedrijfsauto, D = Driewielig motorrijtuig, A = aanhangwagen

In artikelnummer geldt voor gebruikte .*. : personenauto = 2; bedrijfsauto = 3; driewieler = 5; aanhangwagen = 12.

Reflector dimlicht

5.*.56

P

B

D


Remmen, onderdelen en werking

5.*.31

P

B

D

A

Remmen, werking reminrichting aanhangwagen

5.*.40




A

Remmen druklucht, onderdelen en werking

5.*.35


B


A

Remmen druklucht, slag remcilinders

5.*.36


B


A

Remmen druklucht, (voorraad)druk in systeem

5.*.37


B



Remmen druklucht, waarschuwingsinrichting

5.*.33


B



Remmen druklucht, waarschuwing veerrem

5.*.34


B



Remmen hydraulisch, remvloeistofreservoir

5.*.32

P

B

D


Remmen hydraulisch, waarschuwingssignaal

5.*.32

P

B

D


Remmen, bedrijfsrem remvertraging

5.*.38

P

B

D

A

Remmen, bedrijfsrem op alle wielen

5.*.38

P

B

D

A

Remmen, overberemming achteras

5.*.38

P

B

D


Remmen, verschil op ??n as links/rechts

5.*.38

P

B

D

A

Remmen, parkeerrem remvertraging

5.*.39

P

B

D


Remmen, vastzetinrichting

5.*.39




A

Remmen, hulpremsysteem geheel afzonderlijk

5.*.40

P

B

D


Remmen, losbreekreminrichting

5.*.40




A

Remvertraging bedrijfsrem

5.*.38

P

B

D

A

Remvertraging parkeerrem

5.*.39

P

B

D


Reservewielhouder

5.*.48

P

B

D

A

Retroreflectie plaatsing

5.*.61

P

B

D

A

Retroreflectie, toegestaan aantal

5.*.65

P

B

D

A

Retroreflectie facultatief

5.*.57

P

B

D

A

Retroreflectie verplicht

5.*.51

P

B

D

A

Roet uitstoot dieselmotor

5.*.11

P

B

D


Ruiten

5.*.42

P

B

D


Ruitesproeierinstallatie

5.*.43

P

B

D


Ruitewisserinstallatie

5.*.43

P

B

D




Top




S t/m U

Alfabetische index van de Keuringseisen

P = personenauto, B = bedrijfsauto, D = Driewielig motorrijtuig, A = aanhangwagen

In artikelnummer geldt voor gebruikte .*. : personenauto = 2; bedrijfsauto = 3; driewieler = 5; aanhangwagen = 12.

Scherpe delen

5.*.48

P

B

D

A

Schokdempers

5.*.28

P

B

D

A

Schotelkoppeling

5.*.69


B



Snelheidsbegrenzer

5.*.15


B



Snelheidsmeter

5.*.15

P

B

D


Spiegels

5.*.45

P

B

D


Spoorbreedte

5.*.23

P

B



Stabilisatoren

5.*.26


B


A

Stootbalk

5.*.49


B


A

Stuurinrichting (onderdelen)

5.*.29

P

B

D

A

Symbool airbag

5.*.47a

P

B



Totale massa voertuig

5.*.7

P

B


A

Transmissie

5.*.16

P

B

D


Trekdriehoek (trekboom)

5.*.66




A

Trekhaak (kogel)

5.*.67

P

B



Trekoog

5.*.68




A

Uitlaat(systeem)

5.*.11

P

B

D


Uitlaatgassamenstelling

5.*.11

P

B

D


Uitwendige veiligheid

5.*.48

P

B

D

A



Top




V

Alfabetische index van de Keuringseisen

P = personenauto, B = bedrijfsauto, D = Driewielig motorrijtuig, A = aanhangwagen

In artikelnummer geldt voor gebruikte .*. : personenauto = 2; bedrijfsauto = 3; driewieler = 5; aanhangwagen = 12.

Vangmuilkoppeling

5.*.68


B



Vastzetinrichting remmen

5.*.39

P

B

D

A

Veersysteem

5.*.28

P

B

D

A

Velgen en wielen

5.*.24

P

B

D

A

Verblindende verlichting

5.*.64

P

B

D


Verlichting, werking achteruitrijlichten

5.*.63

P

B

D


Verlichting, toegestane aantal

5.*.65

P

B

D

A

Verlichting verblindend

5.*.64

P

B

D


Verlichting verplicht

5.*.51

P

B

D

A

Verlichting verplicht, bevestiging

5.*.55

P

B

D

A

Verlichting, controlelampje mistachterlicht

5.*.62

P

B

D


Verlichting afstelling dimlicht

5.*.56

P

B

D


Verlichting verplicht, toestand

5.*.55

P

B

D

A

Verlichting verplicht, werking

5.*.55

P

B

D

A

Verlichting verplicht, kleur

5.*.53

P

B

D

A

Verlichting toegestaan

5.*.57

P

B

D

A

Verlichting toegestaan, kleur

5.*.59

P

B

D

A

Verlichting plaatsing

5.*.61

P

B

D

A

Voertuiggegevens kentekenbewijs/ register

5.*.1

P

B

D

A

Voorruit, ontdooiing en ontwaseming

5.*.44

P

B

D


Voorvork en achtervork

5.*.3



D


Voorvork en balhoofdlagering

5.*.30



D




Top




W t/m Z

Alfabetische index van de Keuringseisen

P = personenauto, B = bedrijfsauto, D = Driewielig motorrijtuig, A = aanhangwagen

In artikelnummer geldt voor gebruikte .*. : personenauto = 2; bedrijfsauto = 3; driewieler = 5; aanhangwagen = 12.

Wielafschermingen

5.*.48

P

B

D

A

Wielbasis

5.*.21

P

B


A

Wielen en velgen

5.*.24

P

B

D

A

Wiellagers

5.*.20

P

B

D

A

Wielnaven

5.*.25


B



Wieluitlijning

5.*.22

P

B



Zelfdragende carrosserie (geheel of deels)

5.*.3

P

B

D

A

Zijdelingse afschermingen

5.*.48


B

D

A

Zitplaatsen

5.*.46

P

B

D




Top




Overzicht per paragraaf

Keuringseisen, index

? 0:

Algemeen

? 1:

Algemene bouwwijze van het voertuig

? 2:

Afmetingen en massa's

? 3:

Motor

? 4:

Krachtoverbrenging

? 5:

Assen

? 6:

Ophanging

? 7:

Stuurinrichting

? 8:

Reminrichting

? 9:

Carrosserie

? 10:

Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

? 11:

Verbinding tussen trekkend voertuig en aanhangwagen

? 12:

Diversen



Top




? 0:        Algemeen

Keuringseisen, index

       Voertuigcategorie:

Personenauto's

Bedrijfsauto's

Driewielige motorrijtuig

Aanhangwagen

Onderwerp:

Artikel

Artikel

Artikel

Artikel

Overeenstemmen van het voertuig met de voertuiggegevens alsmede eisen m.b.t. identificatie

5.2.1

5.3.1

5.5.1

5.12.1



Top




? 1:        Algemene bouwwijze van het voertuig

Keuringseisen, index

       Voertuigcategorie:

Personenauto's

Bedrijfsauto's

Driewielige motorrijtuig

Aanhangwagen

Onderwerp:

Artikel

Artikel

Artikel

Artikel

constructie aanhangwagens achter motor- en bromfietsen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

chassisraam, mee- of zelfdragende carrosserie, frame, voor- en achtervork

5.2.3

5.3.3

5.5.3

5.12.3

bovenbouw

5.2.4

5.3.4

5.5.4

5.12.4

bedrading aanhangwagens

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

5.12.5



Top




? 2:        Afmetingen en massa's

Keuringseisen, index

       Voertuigcategorie:

Personenauto's

Bedrijfsauto's

Driewielige motorrijtuig

Aanhangwagen

Onderwerp:

Artikel

Artikel

Artikel

Artikel

afmetingen

5.2.6

5.3.6

5.5.6

5.12.6

massa's

5.2.7

5.3.7

5.5.7

5.12.7



Top




? 3:        Motor

Keuringseisen, index

       Voertuigcategorie:

Personenauto's

Bedrijfsauto's

Driewielige motorrijtuig

Aanhangwagen

Onderwerp:

Artikel

Artikel

Artikel

Artikel

maximaal vermogen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

brandstofsysteem

5.2.9

5.3.9

5.5.9

n.v.t.

LPG-installatie

5.2.10

5.3.10

5.5.10

n.v.t.

geluid- en milieu

5.2.11

5.3.11

5.5.11

n.v.t.

accu en bedrading

5.2.12

5.3.12

5.5.12

n.v.t.

motorsteunen

5.2.13

5.3.13

5.5.13

n.v.t.



Top




? 4:        Krachtoverbrenging

Keuringseisen, index

       Voertuigcategorie:

Personenauto's

Bedrijfsauto's

Driewielige motorrijtuig

Aanhangwagen

Onderwerp:

Artikel

Artikel

Artikel

Artikel

achteruitrij-inrichting

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

snelheidsmeter, snelheidsbegrenzer

5.2.15

5.3.15

5.5.15

n.v.t.

aandrijving, transmissie

5.2.16

5.3.16

5.5.16

n.v.t.

regelbaarheid snelheid

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.



Top




? 5:        Assen

Keuringseisen, index

       Voertuigcategorie:

Personenauto's

Bedrijfsauto's

Driewielige motorrijtuig

Aanhangwagen

Onderwerp:

Artikel

Artikel

Artikel

Artikel

assen

5.2.18

5.3.18

5.5.18

5.12.18

fuseepennen, -lageringen, -bussen, en kogels

5.2.19

5.3.19

5.5.19

5.12.19

wiellagers

5.2.20

5.3.20

5.5.20

5.12.20

wielbasis

5.2.21

5.3.21

n.v.t.

5.12.21

wieluitlijning

5.2.22

5.3.22

n.v.t.

n.v.t.

spoorbreedte

5.2.23

5.3.23

n.v.t.

n.v.t.

wielen en velgen

5.2.24

5.3.24

5.5.24

5.12.24

wielnaven

n.v.t.

5.3.25

n.v.t.

n.v.t.

stabilisatoren

n.v.t.

5.3.26

n.v.t.

5.12.26



Top




? 6:        Ophanging

Keuringseisen, index

       Voertuigcategorie:

Personenauto's

Bedrijfsauto's

Driewielige motorrijtuig

Aanhangwagen

Onderwerp:

Artikel

Artikel

Artikel

Artikel

banden

5.2.27

5.3.27

5.5.27

5.12.27

veersysteem

5.2.28

5.3.28

5.5.28

5.12.28



Top




? 7:        Stuurinrichting

Keuringseisen, index

       Voertuigcategorie:

Personenauto's

Bedrijfsauto's

Driewielige motorrijtuig

Aanhangwagen

Onderwerp:

Artikel

Artikel

Artikel

Artikel

onderdelen stuurinrichting

5.2.29

5.3.29

5.5.29

5.12.29

voorvork en balhoofdlagering, draaikrans

n.v.t.

n.v.t.

5.5.30

5.12.30



Top




? 8:        Reminrichting

Keuringseisen, index

       Voertuigcategorie:

Personenauto's

Bedrijfsauto's

Driewielige motorrijtuig

Aanhangwagen

Onderwerp:

Artikel

Artikel

Artikel

Artikel

onderdelen en werking reminrichting

5.2.31

5.3.31

5.5.31

5.12.31

onderdelen en werking reminrichting

5.2.32

5.3.32

5.5.32

n.v.t.

waarschuwingsinrichting drukluchtremsysteem

n.v.t.

5.3.33

n.v.t.

n.v.t.

waarschuwingsinrichting veerrem

n.v.t.

5.3.34

n.v.t.

n.v.t.

onderdelen en werking drukluchtremsysteem

n.v.t.

5.3.35

n.v.t.

5.12.35

slag van de drukluchtremcilinders

n.v.t.

5.3.36

n.v.t.

5.12.36

(voorraad)druk remsysteem

n.v.t.

5.3.37

n.v.t.

n.v.t.

remvertraging bedrijfsrem

5.2.38

5.3.38

5.5.38

5.12.38

remvertraging parkeerrem, vastzetinrichting

5.2.39

5.3.39

5.5.39

5.12.39

werking reminrichting aanhangwagen, losbreekreminrichting

5.2.40

5.3.40

5.5.40

5.12.40



Top




? 9:        Carrosserie

Keuringseisen, index

       Voertuigcategorie:

Personenauto's

Bedrijfsauto's

Driewielige motorrijtuig

Aanhangwagen

Onderwerp:

Artikel

Artikel

Artikel

Artikel

deuren, laadbakkleppen, motorkap en kofferdeksel, windschermen, stroomlijnkappen

5.2.41

5.3.41

5.5.41

5.12.41

ruiten

5.2.42

5.3.42

5.5.42

n.v.t.

ruitewisser - en ruitesproeier installatie

5.2.43

5.3.43

5.5.43

n.v.t.

installatie ter ontdooiing en ontwaseming

5.2.44

5.3.44

5.5.44

n.v.t.

spiegels

5.2.45

5.3.45

5.5.45

n.v.t.

zitplaatsen, voetsteunen, trappers

5.2.46

5.3.46

5.5.46

n.v.t.

bescherming inzittenden

5.2.47

5.3.47

5.5.47

n.v.t.

symbool airbag

5.2.47a

5.3.47a

n.v.t.

n.v.t.

uitwendige veiligheid o.a. wiel- en zijdelingse afscherming

5.2.48

5.3.48

5.5.48

5.12.48

stootbalk

n.v.t.

5.3.49

n.v.t.

5.12.49

mogelijkheid bevestiging kentekenplaat

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.



Top




? 10:        Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Keuringseisen, index

       Voertuigcategorie:

Personenauto's

Bedrijfsauto's

Driewielige motorrijtuig

Aanhangwagen

Onderwerp:

Artikel

Artikel

Artikel

Artikel

verplichte lichten en retroreflectoren

5.2.51

5.3.51

5.5.51

5.12.51

verplichte lichten en retroreflectoren zijspanwagen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

kleur

5.2.53

5.3.53

5.5.53

5.12.53

plaatsing

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

werking

5.2.55

5.3.55

5.5.55

5.12.55

afstelling dimlicht

5.2.56

5.3.56

5.5.56

n.v.t.

toegestane lichten en retroreflectoren

5.2.57

5.3.57

5.5.57

5.12.57

toegestane lichten en retroreflectoren zijspanwagen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

kleur

5.2.59

5.3.59

5.5.59

5.12.59

plaatsing

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

plaatsing

5.2.61

5.3.61

5.5.61

5.12.61

controlelampje mistachterlicht

5.2.62

5.3.62

5.5.62

n.v.t.

werking achteruitrijlichten

5.2.63

5.3.63

5.5.63

n.v.t.

verbod van verblindende verlichting

5.2.64

5.3.64

5.5.64

5.12.64

verbod andere dan verplichte of toegestane verlichting

5.2.65

5.3.65

5.5.65

5.12.65



Top




? 11:        Verbinding tussen trekkend voertuig en aanhangwagen

Keuringseisen, index

       Voertuigcategorie:

Personenauto's

Bedrijfsauto's

Driewielige motorrijtuig

Aanhangwagen

Onderwerp:

Artikel

Artikel

Artikel

Artikel

koppelinrichting (algemeen)

5.2.66

5.3.66

5.5.66

5.12.66

kogelkoppeling

5.2.67

5.3.67

n.v.t.

5.12.67

vangmuilkoppeling, trekoog

n.v.t.

5.3.68

n.v.t.

5.12.68

schotelkoppeling, opleggerkoppeling

n.v.t.

5.3.69

n.v.t.

5.12.69

bijzondere constructies

n.v.t.

5.3.70

n.v.t.

5.12.70



Top




? 12:        Diversen

Keuringseisen, index

       Voertuigcategorie:

Personenauto's

Bedrijfsauto's

Driewielige motorrijtuig

Aanhangwagen

Onderwerp:

Artikel

Artikel

Artikel

Artikel

geluidssignaalinrichtingen

5.2.71

5.3.71

5.5.71

n.v.t.

bevestigingspunt t.b.v. slepen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.



Top




Regeling Permanente Eisen

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 0        Wijzigingsregelingen

Hoofdstuk 1        Definitiebepalingen

Hoofdstuk 2        Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen

Bijlagen


Top




Hoofdstuk 0        Wijzigingsregelingen

Regeling Permanente Eisen

In de Regeling permanente eisen APK zijn nadere eisen opgenomen met betrekking tot de uitvoering van de APK voor zover deze voorkomen in Regeling permanente eisen van 20 november 1994, gepubliceerd in Staatscourant 1994, 231 (supplement) en de wijzigingsregelingen zoals laatst gewijzigd in Staatscourant nr. 181 van 19-09-2005.

De tot nu toe gepubliceerde wijzigingen zijn in deze herziene uitgave opgenomen.


Top




Hoofdstuk 1        Definitiebepalingen

Regeling Permanente Eisen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.        boekwerk 'APK-milieukeuringseisen':

       de editie van het door de minister vastgestelde boekwerk 'APK-milieukeuringseisen', die geldig is op het moment van de keuring;

b.        Mc Pherson-wielophangingsysteem:

       een wielgeleidend systeem waarin elementen van de sturing, vering en schokdemping zijn gecombineerd.


Top




Hoofdstuk 2        Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen

Regeling Permanente Eisen

Titel 1        Toepassingsgebied

Titel 2        Algemene bouwwijze van het voertuig

Titel 3        Motor

Titel 4        Krachtoverbrenging

Titel 5        Assen

Titel 6        Ophanging

Titel 7        Stuurinrichting

Titel 8        Reminrichting

Titel 9        Carrosserie

Titel 10        Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Titel 11        Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen


Top




Titel 1        Toepassingsgebied

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen

Artikel 2.1.1

Dit hoofdstuk is van toepassing op:

a.        personenauto's,

b.        bedrijfsauto's,

c.        driewielige motorrijtuigen met een massa van het ledig voertuig van meer dan 400 kg, alsmede

d.        aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg.


Top




Titel 2        Algemene bouwwijze van het voertuig

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen

Artikel 2.2.1

Onderdelen als bedoeld in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement, alsmede de bevestiging van onderdelen van personenauto's, bedrijfsauto's, driewielige motorrijtuigen met een massa van het ledig voertuig van meer dan 400 kg en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg moeten voor wat betreft corrosie voldoen aan de in afdeling 1, 2 en 3 gestelde eisen.

Afdeling 1        Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben

Afdeling 2        Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis ongeacht de massa alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Afdeling 3        Beoordelingsnorm voor roestschadereparaties ten aanzien van de in afdeling 1 en 2 genoemde onderdelen, bevestigingen van onderdelen of secties van de bodemplaat


Top




Afdeling 1        Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig

? 1        Algemeen

? 2        Beoordelingsprincipes voor de bepaling van de roestschade-omvang per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de bodemplaat


Top




? 1        Algemeen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben

Artikel 2.2.2        Definitie roestschade

Artikel 2.2.3:        Maximaal toegestane roestschade

Artikel 2.2.4:        Bepaling roestschade-eenheden


Top




Artikel 2.2.2

Definitie roestschade

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben, Algemeen

1.        In deze afdeling wordt verstaan onder roestschade:

       door corrosie over de gehele dikte verdwenen materiaal.

2.        Roestschade wordt per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de bodemplaat uitgedrukt in de schade-eenheid 'E'.


Top




Artikel 2.2.3

Maximaal toegestane roestschade

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben, Algemeen

1.        De in bijlage 1 genoemde onderdelen en bevestigingen van onderdelen van motorrijtuigen met een niet volledig dragend chassis mogen per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel, of per sectie van een bodemplaat niet meer roestschade hebben dan 2E.

2.        Veerschotels mogen niet zijn doorgeroest.


Top




Artikel 2.2.4

Bepaling roestschade-eenheden

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben, Algemeen

Voor de bepaling van de mate van roestschade in schade-eenheden 'E' moet de volgende procedure worden gevolgd:

a.        de roestschade-omvang wordt per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de bodemplaat in procenten bepaald volgens het van toepassing zijnde beoordelingsprincipe zoals vermeld in paragraaf 2 van deze afdeling;

b.        aan de hand van bijlage 1 wordt de te hanteren roestschadegradatie bij maximaal functieverlies van het beschadigde onderdeel, de beschadigde bevestiging van een onderdeel dan wel de beschadigde sectie van de bodemplaat bepaald;

c.        het onder a bepaalde percentage roestschade wordt vermenigvuldigd met de onder b bepaalde roestschadegradatie.


Top




? 2        Beoordelingsprincipes voor de bepaling van de roestschade-omvang per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de bodemplaat

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben

Artikel 2.2.5:        Beoordelingsprincipes roestschade-omvang algemeen

Artikel 2.2.6:        Sectieverdeling roestschade-omvang bodemplaat

Artikel 2.2.7:        Beoordelingsprincipe roestschade-omvang bodemplaat

Artikel 2.2.8:        Beoordelingsprincipe roestschade-omvang wielkasten

Artikel 2.2.9:        Beoordelingsprincipe roestschade-omvang plaatdelen

Artikel 2.2.10:        Bepaling roestschade-omvang

Artikel 2.2.11:        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.2.5

Beoordelingsprincipes roestschade-omvang algemeen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben, Beoordelingsprincipes voor de bepaling van de roestschade-omvang per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de bodemplaat

1.        De bepaling van de roestschade-omvang van langs- en dwarsliggers geschiedt aan de hand van de volgende beoordelingsprincipes, waarbij het hoogste percentage maatgevend is:

a.        de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde deel van de omtrek en de gehele omtrek van de dwarsdoorsnede, een eventuele versterking in de langs- of dwarsligger daarbij inbegrepen. Bij de berekening van de omtrek van de dwarsdoorsnede worden de bevestigingsflenzen niet meegerekend, en

b.        de verhouding uitgedrukt in procenten tussen de lengte van de schade en de werkelijke lengte van de langs- of dwarsligger tussen de draagpunten, zoals weergegeven in figuur 1of zoals bij het betreffende onderdeel in bijlage 1 is omschreven. Bij de bepaling van de roestschade worden de bevestigingsflenzen meegerekend.

2.        Indien een plaatdeel samen met een voorgevormd profiel een koker vormt, wordt het geheel beoordeeld als een langs- of dwarsligger.


Top




Artikel 2.2.6

Sectieverdeling roestschade-omvang bodemplaat

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben, Beoordelingsprincipes voor de bepaling van de roestschade-omvang per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de bodemplaat

1.        Voor de bepaling van de roestschade-omvang van de bodemplaat van de personenruimte wordt de bodemplaat in secties verdeeld, zoals weergegeven in figuur 2, waarna elke sectie afzonderlijk wordt beoordeeld.

2.        De secties worden gevormd door de volgende sectielijnen:

Sectielijn 1:        de middenkoker of de lengtehartlijn.

Sectielijn 2:        het begin van de vlakke bodemplaat.

Sectielijn 3:        de dwarsligger ter plaatse van de voorzijde van de voorste zitplaatsen of indien ter plaatse geen dwarsligger aanwezig is de voorzijde van de voorste zitplaatsen in de achterste gebruiksstand.

Sectielijn 4:        elke voorzijde van de achter de voorste rij zitplaatsen (achter elkaar) gelegen zitplaatsen in de achterste gebruiksstand.

Sectielijn 5:        het einde van de bodemplaat onder de personenruimte.


Top




Figuur 1



Top




Figuur 2


Top




Artikel 2.2.7

Beoordelingsprincipe roestschade-omvang bodemplaat

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben, Beoordelingsprincipes voor de bepaling van de roestschade-omvang per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de bodemplaat

1.        De bepaling van de roestschade-omvang van de bodemplaat van de personenruimte geschiedt aan de hand van de volgende beoordelingsprincipes, waarbij het hoogste percentage maatgevend is:

a.        de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde oppervlak van de sectie en het gehele oppervlak van de sectie, en

b.        de verhouding tussen de lengte van de schade aan de randen van de sectie en de totale randlengte van de sectie.

2.        Roestschade die doorloopt in verschillende secties moet worden beoordeeld als schade die aanwezig is in de grootste van de betrokken secties.

3.        Bij dubbele bodemplaten wordt de bovenste plaat beoordeeld zoals is aangegeven in het eerste lid; de onderste plaat wordt beoordeeld als ??n grote sectie.

4.        Indien een gedeelte van de bodemplaat tevens deel uitmaakt van een langs- of dwarsligger (koker), moet dit gedeelte worden meegerekend voor de bepaling van het oppervlak dan wel de randlengte.


Top




Artikel 2.2.8

Beoordelingsprincipe roestschade-omvang wielkasten

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben, Beoordelingsprincipes voor de bepaling van de roestschade-omvang per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de bodemplaat

De bepaling van de roestschade-omvang van wielkasten geschiedt aan de hand van de volgende beoordelingsprincipes, waarbij het hoogste percentage maatgevend is:

a.        de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde oppervlak en het gehele oppervlak, en

b.        de verhouding tussen de totale lengte van de schade aan de randen en de totale randlengte, en

c.        de verhouding tussen de lengte van de schade per zijde van de wielkast en de bevestigingslengte van die zijde aan een ander onderdeel.


Top




Artikel 2.2.9

Beoordelingsprincipe roestschade-omvang plaatdelen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben, Beoordelingsprincipes voor de bepaling van de roestschade-omvang per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de bodemplaat

1.        De bepaling van de roestschade-omvang van plaatdelen, met uitzondering van de bodemplaat en de wielkasten, geschiedt aan de hand van de volgende beoordelingsprincipes waarbij het hoogste percentage maatgevend is:

a.        de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde oppervlak en het gehele oppervlak, en

b.        de verhouding tussen de lengte van de schade aan de randen en de totale randlengte.

2.        Indien een gedeelte van een plaatdeel tevens deel uitmaakt van een langs- of dwarsligger (koker), moet dit gedeelte worden meegerekend voor de bepaling van het oppervlak dan wel de randlengte.


Top




Artikel 2.2.10

Bepaling roestschade-omvang

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben, Beoordelingsprincipes voor de bepaling van de roestschade-omvang per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de bodemplaat

1.        De roestschade-omvang van de bevestiging van onderdelen, met uitzondering van de bevestiging van plaatdelen en wielkasten, wordt bepaald door een schatting te maken omtrent de afname in procenten van de sterkte van de bevestiging van het ene onderdeel aan het andere, in het gebied dat wordt omsloten door een denkbeeldige lijn gelegen op een afstand van 100 mm rondom de bevestiging.

2.        De roestschade in het gebied buiten de denkbeeldige lijn wordt buiten beschouwing gelaten.


Top




Artikel 2.2.11

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben, Beoordelingsprincipes voor de bepaling van de roestschade-omvang per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de bodemplaat

De beoordeling van roestschade vindt plaats:

a.        door visuele controle terwijl het voertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, en

b.        in geval van twijfel:

1?        door gebruik te maken van een hamertje met een bolle of afgeronde kop;

2?        door middel van meten met een meetmiddel van voldoende bereik.


Top




Afdeling 2        Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis ongeacht de massa alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig

? 1        Chassisraam

? 2        Overige onderdelen


Top




? 1        Chassisraam

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Artikel 2.2.12:        Definitie roestschade

Artikel 2.2.13:        Maximaal toegestane roestschade


Top




Artikel 2.2.12

Definitie roestschade

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, Chassisraam

1.        In deze paragraaf wordt onder roestschade verstaan: gedeeltelijk door corrosie verdwenen materiaal.

2.        Roestschade in het chassisraam wordt per langs- of dwarsligger dan wel per profiel uitgedrukt in procenten.


Top




Artikel 2.2.13

Maximaal toegestane roestschade

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, Chassisraam

1.        De langs- en dwarsliggers van het chassisraam en alle profielen die deel uitmaken van de ondersteuning van de draaikrans of opleggerkoppeling dan wel koppelingsplaat mogen, per langs- of dwarsligger dan wel per profiel, niet meer roestschade hebben dan het percentage vermeld in bijlage 2.

       Toelichting

       Onder langsliggers worden hier ook verstaan de delen aan het chassisraam waaraan de wielgeleidende elementen zijn bevestigd.

2.        De beoordeling van de roestschadeomvang van de langs- en dwarsliggers van het chassisraam geschiedt aan de hand van de lengte van de langs- en dwarsliggers tussen de draagpunten.

3.        In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moeten langs- en dwarsliggers van het chassisraam die uitsluitend voor de ondersteuning van de laadvloer zijn aangebracht, als hulplangs- of hulpdwarsbalk of balkje zonder dragende functie worden aangemerkt waarop paragraaf 2 van deze afdeling van toepassing is.

4.        In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is op langs- en dwarsliggers van het chassisraam, die zijn vervaardigd uit plaatmateriaal, waarvan de dikte maximaal 2 mm bedraagt, paragraaf 2 van deze afdeling van toepassing.

5.        Op voertuigen met een niet volledig dragend chassis in combinatie met een volledig dragend chassis zijn voor het deel met niet volledig dragend chassis de eisen van afdeling 1 van toepassing.


Top




? 2        Overige onderdelen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Algemeen

Beoordelingsprincipes voor de roestschade-omvang per bevestiging of per onderdeel


Top




Algemeen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, Overige onderdelen

Artikel 2.2.14:        Definitie roestschade

Artikel 2.2.15:        Maximaal toegestane roestschade

Artikel 2.2.16:        Bepaling roestschade-eenheden


Top




Artikel 2.2.14

Definitie roestschade

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, Overige onderdelen, Algemeen

1.        In deze paragraaf wordt onder roestschade verstaan: door corrosie over de gehele dikte verdwenen materiaal.

2.        Roestschade wordt per onderdeel of per bevestiging van een onderdeel uitgedrukt in de schade-eenheid 'E'.


Top




Artikel 2.2.15

Maximaal toegestane roestschade

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, Overige onderdelen, Algemeen

1.        De in bijlage 3 genoemde onderdelen en bevestigingen van onderdelen van motorrijtuigen, ongeacht de massa, die  zijn voorzien van een volledig dragend chassis en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg mogen per onderdeel dan wel per bevestiging van een onderdeel niet meer roestschade hebben dan 2E.

2.        Veerschotels mogen niet zijn doorgeroest.


Top




Artikel 2.2.16

Bepaling roestschade-eenheden

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, Overige onderdelen, Algemeen

Voor de bepaling van de mate van roestschade in schade-eenheden 'E' moet de volgende procedure worden gevolgd:

a.        de roestschade-omvang wordt per onderdeel of per bevestiging van een onderdeel in procenten bepaald volgens het van toepassing zijnde beoordelingsprincipe;

b.        aan de hand van bijlage 3 wordt de te hanteren roestschadegradatie bij maximaal functieverlies van het beschadigde onderdeel of de beschadigde bevestiging van een onderdeel bepaald;

c.        het onder a bepaalde percentage roestschade wordt vermenigvuldigd met de onder b bepaalde roestschadegradatie.


Top




Beoordelingsprincipes voor de roestschade-omvang per bevestiging of per onderdeel

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, Overige onderdelen

Artikel 2.2.17:        Beoordelingsprincipes roestschade-omvang langs- en dwarsliggers

Artikel 2.2.18:        Beoordelingsprincipe roestschade-omvang plaatdelen

Artikel 2.2.19:        Beoordelingsprincipe roestschade-omvang bevestiging onderdelen

Artikel 2.2.20:        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.2.17

Beoordelingsprincipes roestschade-omvang langs- en dwarsliggers

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, Overige onderdelen, Beoordelingsprincipes voor de roestschade-omvang per bevestiging of per onderdeel

1.        De bepaling van de roestschade-omvang van langs- en dwarsliggers geschiedt aan de hand van de volgende beoordelingsprincipes, waarbij het hoogste percentage maatgevend is:

a.        de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde deel van de omtrek en de gehele omtrek van de dwarsdoorsnede, een eventuele versterking in de langs- of dwarsligger daarbij inbegrepen. Bij de berekening van de omtrek van de dwarsdoorsnede worden de bevestigingsflenzen niet meegerekend, en

b.        de verhouding uitgedrukt in procenten tussen de lengte van de schade en de werkelijke lengte van de langs- of dwarsligger tussen de draagpunten, zoals weergegeven in figuur 3, of zoals bij het betreffende onderdeel in bijlage 3 is omschreven. Bij de bepaling van de roestschade worden de bevestigingsflenzen meegerekend.

2.        Indien een plaatdeel samen met een voorgevormd profiel een koker vormt, wordt het geheel beoordeeld als een langs- of dwarsligger.


Top




Figuur 3


Top




Artikel 2.2.18

Beoordelingsprincipe roestschade-omvang plaatdelen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, Overige onderdelen, Beoordelingsprincipes voor de roestschade-omvang per bevestiging of per onderdeel

1.        De bepaling van de roestschade-omvang van plaatdelen geschiedt aan de hand van de volgende beoordelingsprincipes, waarbij het hoogste percentage maatgevend is:

a.        de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde oppervlak en het gehele oppervlak, en

b.        de verhouding uitgedrukt in procenten tussen de lengte van de schade aan de randen en de totale randlengte.

2.        Indien een gedeelte van een plaatdeel tevens deel uitmaakt van een langs- of dwarsligger (koker), moet dit gedeelte worden meegerekend voor de bepaling van het oppervlak dan wel de randlengte.


Top




Artikel 2.2.19

Beoordelingsprincipe roestschade-omvang bevestiging onderdelen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, Overige onderdelen, Beoordelingsprincipes voor de roestschade-omvang per bevestiging of per onderdeel

1.        De roestschade-omvang van de bevestiging van onderdelen, met uitzondering van de bevestiging van plaatdelen, wordt bepaald door een schatting te maken omtrent de afname in procenten van de sterkte van de bevestiging van het ene onderdeel aan het andere in het gebied dat wordt omsloten door een denkbeeldige lijn, gelegen op een afstand van 100 mm rondom de bevestiging.

2.        De roestschade in het gebied buiten de denkbeeldige lijn wordt buiten beschouwing gelaten.


Top




Artikel 2.2.20

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, Overige onderdelen, Beoordelingsprincipes voor de roestschade-omvang per bevestiging of per onderdeel

De beoordeling van roestschade vindt plaats:

a.        door visuele controle terwijl het voertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, en

b.        in geval van twijfel:

1?        door gebruik te maken van een hamertje met een bolle of afgeronde kop;

2?        door middel van meten met een meetmiddel van voldoende bereik.


Top




Afdeling 3        Beoordelingsnorm voor roestschadereparaties ten aanzien van de in afdeling 1 en 2 genoemde onderdelen, bevestigingen van onderdelen of secties van de bodemplaat

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Artikel 2.2.21:        Voorwaarden roestschadereparaties

Artikel 2.2.22:        Toegestane wijze van repareren

Artikel 2.2.23:        Roestschade veerschotel en wielgeleidingselementen

Artikel 2.2.24:        Toegestane wijze van repareren langs- en dwarsliggers

Artikel 2.2.25:        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.2.21

Voorwaarden roestschadereparaties

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, Beoordelingsnorm voor roestschadereparaties ten aanzien van de in afdeling 1 en 2 genoemde onderdelen, bevestigingen van onderdelen of secties van de bodemplaat

Een roestschadereparatie moet zodanig zijn uitgevoerd dat het onderdeel, de bevestiging van het onderdeel of de sectie van de bodemplaat zijn oorspronkelijke functie weer kan vervullen.


Top




Artikel 2.2.22

Toegestane wijze van repareren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, Beoordelingsnorm voor roestschadereparaties ten aanzien van de in afdeling 1 en 2 genoemde onderdelen, bevestigingen van onderdelen of secties van de bodemplaat

1.        Voor alle onderdelen, bevestigingen van onderdelen of secties van de bodemplaat waarvoor een roestschadegradatie is gegeven, geldt dat:

a.        reparaties met pasklare gedeelten, waarbij elk deel deugdelijk aan het oorspronkelijke materiaal is gelast, toegestaan zijn;

b.        vervanging van delen is toegestaan mits deugdelijk gelast dan wel bevestigd met bouten indien de oorspronkelijke bevestiging heeft plaatsgevonden door middel van bouten of klinknagels;

c.        een reparatie die niet volgens onderdeel a of b is uitgevoerd, als roestschade wordt aangemerkt en beoordeeld, waarbij de grootte van de reparatie wordt gezien als de grootte van de roestschade, tenzij anders wordt aangetoond;

d.        roestschade van niet meer dan 2E, al dan niet in combinatie met een reparatie volgens onderdeel a, mag zijn hersteld.

2.        Onder deugdelijk gelast zoals bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:

a.        kettinglassen welke ten minste 50% van de omtrek van het te lassen gedeelte bestrijken en goed zijn verdeeld over die omtrek, of

b.        proplassen (gatlassen) met ten minste een diameter van 4 mm en een onderlinge afstand van niet meer dan 20 mm.


Top




Artikel 2.2.23

Roestschade veerschotel en wielgeleidingselementen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, Beoordelingsnorm voor roestschadereparaties ten aanzien van de in afdeling 1 en 2 genoemde onderdelen, bevestigingen van onderdelen of secties van de bodemplaat

1.        Indien een veerschotel doorgeroest is, of als gevolg van roestschade gescheurd is:

a.        mag deze niet zijn gerepareerd;

b.        mag deze separaat van de veerpoot als onderdeel van het veersysteem zijn vervangen.

2.        Indien een wielgeleidingselement doorgeroest is mag deze niet zijn gerepareerd.


Top




Artikel 2.2.24

Toegestane wijze van repareren langs- en dwarsliggers

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, Beoordelingsnorm voor roestschadereparaties ten aanzien van de in afdeling 1 en 2 genoemde onderdelen, bevestigingen van onderdelen of secties van de bodemplaat

1.        De langs- en dwarsliggers die deel uitmaken van het chassisraam, bedoeld in paragraaf 1 van afdeling 2, mogen niet zijn gerepareerd met plaatdelen welke over de roestschade zijn aangebracht.

2.        In afwijking van lid 1 mogen langs- en dwarsliggers wel gerepareerd worden met plaatdelen welke over de roestschade zijn aangebracht indien de dikte van deze plaatdelen ten minste gelijk is aan de grootste dikte van het te repareren deel. De plaatdelen moeten deugdelijk zijn gelast. Hieronder worden verstaan kettinglassen welke ten minste 75% van de omtrek van het te lassen gedeelte bestrijken. De lassen moeten goed zijn verdeeld over de omtrek.

3.        De profielen die deel uitmaken van de ondersteuning van de draaikrans of opleggerkoppeling dan wel koppelingsplaat mogen niet zijn gerepareerd met plaatdelen welke over de roestschade zijn aangebracht.


Top




Artikel 2.2.25

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Algemene bouwwijze van het voertuig, Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, Beoordelingsnorm voor roestschadereparaties ten aanzien van de in afdeling 1 en 2 genoemde onderdelen, bevestigingen van onderdelen of secties van de bodemplaat

De beoordeling van de roestschadereparatie vindt plaats:

a.        door visuele controle terwijl het voertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, en

b.        in geval van twijfel door middel van meten met een meetmiddel van voldoende bereik.


Top




Titel 3        Motor

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen

Titel 3 ? 1        Corrosie

Titel 3 ? 2        Meting geluidsniveau personenauto's

Titel 3 ? 3        Emissie


Top




Titel 3 ? 1        Corrosie

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Motor

Artikel 2.3.1

De bevestiging van de onderdelen van het brandstofsysteem en de motor genoemd in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement moet voldoen aan de eisen ten aanzien van corrosie bedoeld in titel 2 van dit hoofdstuk.


Top




Titel 3 ? 2        Meting geluidsniveau personenauto's

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Motor

Niet van toepassing voor APK.


Top




Titel 3 ? 3        Emissie

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Motor

Artikel 2.3.8:        Maximaal CO-gehalte m.b.t. boekwerk 'APK-milieukeuringseisen'

Artikel 2.3.9:        Aanwezigheid emissiebestrijdingssysteem

Artikel 2.3.10:        Controle werking emissiebestrijdingssysteem

Artikel 2.3.11:        Eisen t.a.v. dieselrookmeting

Artikel 2.3.12:        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.3.8

Maximaal CO-gehalte m.b.t. boekwerk 'APK-milieukeuringseisen'

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Motor, Emissie

Het koolmonoxidegehalte van de uitlaatgassen van de in artikel 5.2.11, zevende lid, en artikel 5.3.11, zesde lid, van het Voertuigreglement bedoelde personenauto's en bedrijfsauto's met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking mag het in het boekwerk 'APK-milieukeuringseisen' voor het desbetreffende type motorrijtuig aangewezen gehalte bij het bij die aanwijzing aangegeven stationaire toerental niet overschrijden.


Top




Artikel 2.3.9

Aanwezigheid emissiebestrijdingssysteem

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Motor, Emissie

1.        Personenauto's met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking, die in gebruik zijn genomen na 31 december 1995 moeten zijn voorzien van een goedwerkend emissiebestrijdingssysteem dat bestaat uit een katalysator en een lambdasonde.

2.        Personenauto's die in gebruik zijn genomen na 31 december 1992 doch voor 1 januari 1996, moeten zijn voorzien van een goedwerkend emissiebestrijdingssysteem dat bestaat uit een katalysator en een lambdasonde, indien deze van fabriekswege is gemonteerd, hetgeen onder andere kan blijken uit de toevoeging U9 of E2 aan de typeaanduiding op het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs. Deze eis geldt niet voor personenauto's, in gebruik genomen v??r 1 januari 1994 die zijn voorzien van een LPG-installatie en waarvan het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs niet de toevoeging U9 of E2 bij de typeaanduiding vermeldt.

3.        Bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg die zijn voorzien van een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking en die in gebruik zijn genomen na 31 december 1997, moeten zijn voorzien van een goedwerkend emissiebestrijdingssysteem dat bestaat uit een katalysator en een lambdasonde.

4.        Bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg en met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking die in gebruik zijn genomen na 31 december 1994 doch v??r 1 januari 1998, moeten zijn voorzien van een goedwerkend emissiebestrijdingssysteem dat bestaat uit een katalysator en een lambdasonde indien deze van fabriekswege zijn gemonteerd.

5.        De beoordeling van het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid vindt plaats door visuele controle terwijl het voertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

Toelichting

Indien op het kentekenbewijs bij ?bijzonderheden? ??n van de volgende teksten is vermeld: ?basis TGK: EEGK-9999?, of Basis EEGK-9999, ?basis TGK: VERH-9999? of Basis VERH-9999 dan wel ?Voertuig niet voorzien van emissiebestrijdingssysteem?, en het voertuig is niet voorzien van een katalysator en/of lambdasonde kan er vanuit worden gegaan dat dit van fabriekswege het geval is.


Top




Artikel 2.3.10

Controle werking emissiebestrijdingssysteem

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Motor, Emissie

Lijst met voertuigspecifieke gegevens

1.        De goede werking van het emissiebestrijdingssysteem van de in artikel 2.3.9. bedoelde motorrijtuigen wordt gecontroleerd door meting van de lambdawaarde en het koolmonoxidegehalte van de uitlaatgassen bij verhoogd toerental en door meting van het koolmonoxidegehalte bij stationair draaiende motor.

2.        Indien de in artikel 2.3.9 bedoelde motorrijtuigen zijn voorzien van een LPG-installatie moet de in het eerste lid bedoelde meting bij verhoogd toerental worden uitgevoerd indien:

a.        het een personenauto betreft die in gebruik is genomen na 31 december 1997;

b.        het een personenauto betreft die in gebruik is genomen na 31 december 1992 doch v??r 1 januari 1998 waarvan op het kentekenbewijs de vermelding 'G3' is vermeld; of

c.        het een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg betreft die in gebruik is genomen na 31 december 1997.

3.        V??r elke meting wordt gecontroleerd of de motor en het emissiebestrijdingssysteem op bedrijfstemperatuur zijn. Hieraan wordt voldaan indien de motor gedurende 3 minuten op een toerental van ongeveer 3000 omw/min heeft gedraaid en:

a.        een proefrit heeft plaatsgevonden, of

b.        de motorolietemperatuur minimaal 80 ?C bedraagt.

       De motorolietemperatuur moet worden gecontroleerd met behulp van een olietemperatuurmeter die is voorzien van een geldig certificaat van eerste keuring dan wel van herkeuring.

4.        De uitlaatgassen van de in artikel 2.3.9 bedoelde motorrijtuigen mogen bij een verhoogd toerental gelegen tussen de 2500 omw/min en 3200 omw/min.

a.        niet meer dan 0,3% vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 juli 2002, waarbij de lambdawaarde moet liggen tussen 0,97 en 1,03;

b.        niet meer dan 0,2% vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 juni 2002 waarbij de lambdawaarde moet liggen tussen 0,97 en 1,03.

5.        Indien binnen het toerentalbereik zoals vermeld in het vierde lid de betrokken waarden niet worden bereikt, moet de meting worden herhaald bij een verhoogd toerental vanaf 2000 omw/min tot 3200 omw/min waarbij de controle op het koolmonoxidegehalte en de lambdawaarde bij elke stap van ongeveer 100 omw/min moet worden uitgevoerd totdat de betrokken waarden zijn bereikt.

       Hierbij mogen alle elektrische stroomverbruikers zijn ingeschakeld.

6.        In afwijking van het vierde en vijfde lid mogen voor de door de Directeur van de Dienst Wegverkeer aangewezen typen motorrijtuigen of motorrijtuigen die zijn voorzien van een bepaalde LPG-installatie, de bijbehorende door de Directeur vastgestelde waarden en condities worden gehanteerd.

       De per type motorrijtuig in de lijst met voertuigspecifieke gegevens aangegeven maximale koolmonoxidegehaltes (CO%) en de lambdawaarden zijn niet van toepassing op motorrijtuigen voorzien van een LPG-installatie.

7.        De uitlaatgassen van de in artikel 2.3.9 bedoelde motorrijtuigen mogen, waarbij de meting zich tot ??n uitmonding beperkt indien het uitlaatsysteem meer dan ??n uitmonding heeft, bij een stationair toerental:

a.        niet meer dan 0,5% vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 juli 2002;

b.        niet meer dan 0,3% vol koolmonoxide bevatten indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 juni 2002; of

c.        niet meer koolmonoxide bevatten dan vermeld op het op het voertuig aangebrachte symbool, bedoeld in de artikelen 5.2.11, achtste lid, en artikel 5.3.11, zevende lid, van het Voertuigreglement.

8.        Bij het vaststellen van de lambdawaarde mag het derde cijfer achter de komma buiten beschouwing worden gelaten. Bij het vaststellen van het koolmonoxidegehalte bij verhoogd toerental mag het tweede cijfer achter de komma buiten beschouwing worden gelaten.

9.        De in het eerste lid bedoelde meting blijft achterwege indien het personenauto's of bedrijfsauto's betreft die zijn voorzien van een rotatiemotor of een CNG-installatie.


Top




Artikel 2.3.11

Eisen t.a.v. dieselrookmeting

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Motor, Emissie

1.        De hoeveelheid roet, uitgedrukt in de absorptieco?ffici?nt (k-waarde), van de uitlaatgassen van personenauto's en bedrijfsauto's met een verbrandingsmotor met compressie-onsteking, bepaald volgens de in artikel 2.3.12 omschreven meting, mag de:

a.        3,0 m-? voor een motor met drukvulling niet overschrijden indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1979, doch voor 1 juli 2008, tenzij in het kentekenregister een hogere absorptieco?ffici?nt is vermeld;

b.        2.5 m-? niet overschtijden indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1979, doch voor 1 juli 2008, tenzij in het kentekenregister een hogere absorptieco?ffici?nt is vermeld;

c.        1.5 m-? niet overschrijden indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 juni 2008, tenzij in het kentekenregistereen hogere absorptiec?ffici?nt is vermeld.

2.        Om de in het eerste lid bedoelde maximum hoeveelheid roet te bepalen moeten bij de in artikel 2.3.12 bedoelde meting de volgende gegevens worden gehanteerd:

a.        stationair toerental:

       het werkelijke stationair toerental, waarbij ten behove van het invoeren in de roetmeter moet worden aangehouden als:

1?        minimum: 400 omw/min, en

2?         maximum: 1000 omw/min;

b.        afregeltoerental:

       Het geschatte afregeltoerental met een ruime marge.

c.        minimum motorolietemperatuur: 60 *C

3.        De in artikel 2.3.12 omschreven metting kan achterwege blijven indien de personenauto of de bedrijfsauto is uitgerust met een comprex-lader.

Toelichting

       Voor aanvullende informatie over de roetemeting dient u de Procedure Roetmeting (tab 9) te raadplegen.


Top




Lijst met voertuigspecifieke gegevens


Top




Artikel 2.3.12

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Motor, Emissie

1.        In de roetmeter moeten voor het desbetreffende type motorrijtuig de volgende waarden, zoals bedoeld in artikel 2.3.11, worden ingevoerd:

a.        de maximum absorptieco?ffici?nt,

b.        het minimum en maximum stationair toerental,

c.        het minimum en maximum afregeltoerental, en

d.        de minimum motorolietemperatuur.

       Tevens moet de soort meetsonde, die in de handleiding van de roetmeter wordt voorgeschreven, worden ingevoerd.

2.        Nadat de gegevens volgens het eerste lid zijn ingevoerd, wordt met de daadwerkelijke meting begonnen waarbij:

a.        de door de roetmeter aangegeven meetprocedure moet worden gevolgd. De meetprocedure mag worden afgebroken indien de roetmeter aangeeft dat de absorptieco?ffici?nt van de eerste of tweede meting kleiner of gelijk is dan de maximale absorptieco?ffici?nt minus 0,5 m-? en

b.        moet worden voldaan aan het gestelde in het derde tot en met vijfde lid.

3.        Bij elke meting moet het gaspedaal snel en zonder onderbreking binnen ??n seconde tot aan de aanslag worden ingedrukt.

       Toelichting:

       Geadviseerd wordt om met beleid het gas terug te nemen nadat de motor op het afregeltoerental heeft gedraaid.

4.        Indien de personenauto of bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg is uitgerust met een volautomatische versnellingsbak:

a.        wordt de motorolie op temperatuur gebracht door stationair draaien van de motor, of door middel van een rit,

b.        vinden per test niet meer dan zes metingen plaats.

5.        Indien door de roetmeter wordt aangegeven dat de motorolietemperatuur te laag is, mag de meting worden uitgevoerd met uitgeschakelde beveiliging. Indien de temperatuuropnemer niet in de motor is ingebracht omdat duidelijk is dat de motorolie op de vereiste temperatuur is, mag eveneens met uitgeschakelde beveiliging de meting worden uitgevoerd.

6.        Indien de absorpti?co?ffici?nt aan de hand van de roetmeetstrook moet worden bepaald omdat de absorptieco?ffici?nt van de eerste of tweede meting niet kleiner of gelijk is dan de maximale absortieco?ffici?nt minus 0,5 -? dan mogen de verschillen van de afregeltoerentallen van de metingen waarmee de gemiddelde absorptieco?ffici?nt wordt bepaald, niet meer dan 10% bedragen van het hoogste afregeltoerental.


Top




Titel 4        Krachtoverbrenging

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen

Artikel 2.4.1

De bevestiging van de onderdelen van de aandrijving genoemd in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement moet voldoen aan de eisen ten aanzien van corrosie bedoeld in titel 2 van dit hoofdstuk.


Top




Titel 5        Assen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen

Titel 5 ? 1        Corrosie

Titel 5 ? 2        Speling


Top




Titel 5 ? 1        Corrosie

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Assen

Artikel 2.5.1

De bevestiging van de assen moet voldoen aan de eisen ten aanzien van corrosie bedoeld in titel 2 van dit hoofdstuk.


Top




Titel 5 ? 2        Speling

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Assen

Artikel 2.5.2:        Maximaal toegestane speling fuseepennen, -lageringen en -bussen

Artikel 2.5.3:        Maximaal toegestane speling fuseekogels

Artikel 2.5.4:        Maximaal toegestane speling draaipunten wielophanging

Artikel 2.5.5:        Maximaal toegestane speling wiellagers

Artikel 2.5.6        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.5.2

Maximaal toegestane speling fuseepennen, -lageringen en -bussen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Assen, Speling

1.        Fuseepennen, -lageringen en -bussen mogen, naast eventuele oorspronkelijke speling, door slijtageverschijnselen niet meer speling hebben dan:

a.        in radiale richting, zoals weergegeven in figuur 6:

-        1,5 mm in het bovenste of onderste draaipunt, en

-        2,0 mm in het bovenste en onderste draaipunt tezamen;

b.        in axiale richting, zoals weergegeven in figuur 6: 1,0 mm.

2.        De in het eerste lid genoemde oorspronkelijke speling wordt met behulp van het werkplaatshandboek of soortgelijke informatie vastgesteld.


Top




Figuur 6


Top




Artikel 2.5.3

Maximaal toegestane speling fuseekogels

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Assen, Speling

1.        Fuseekogels mogen, naast eventuele oorspronkelijke speling, door slijtageverschijnselen niet meer speling hebben dan:

a.        1,0 mm, in radiale richting, zoals weergegeven in figuur 7;

b.        1,0 mm, in axiale richting, zoals weergegeven in figuur 7.

2.        De in het eerste lid genoemde oorspronkelijke speling die het gevolg is van indrukking van het veerelement in de kogel, wordt vastgesteld:

a.        met behulp van het werkplaatshandboek of soortgelijke informatie, dan wel

b.        door middel van indrukking van een nieuwe kogel.


Top




Figuur 7


Top




Artikel 2.5.4

Maximaal toegestane speling draaipunten wielophanging

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Assen, Speling

1.        De draaipunten in de wielophanging anders dan bedoeld in de artikelen 2.5.2 en 2.5.3, met uitzondering van kogelgewrichten, mogen:

a.        in de richting van de belasting door slijtageverschijnselen niet meer speling hebben dan 1,0 mm, waarbij de elasticiteit van het rubber buiten beschouwing wordt gelaten;

b.        ten gevolge van de zijdelingse verplaatsing geen contactplekken vertonen.

2.        Het eerste lid geldt niet voor het bovenste draaipunt van het Mc Pherson-wielophangingsysteem.

3.        Indien het draaipunt een kogelgewricht betreft, mag deze door slijtageverschijnselen niet meer speling hebben dan:

a.        1,0 mm, in radiale richting;

b.        1,0 mm, in axiale richting.


Top




Artikel 2.5.5

Maximaal toegestane speling wiellagers

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Assen, Speling

1.        De speling van wiellagers of hun opsluiting mag niet zodanig zijn dat de bewegingsmogelijkheid meer bedraagt dan 0,5% van de afstand van de hartlijn van de as of astap tot het meetpunt, zoals weergegeven in figuur 8.

2.        Bij voertuigen met vrijdragende achterassen (conventionele aangedreven starre achteras) mag de axiale bewegingsmogelijkheid, zoals weergegeven in figuur 9, niet meer bedragen dan 0,5 mm, tenzij voor de betreffende constructie hogere waarden zijn toegestaan die worden vastgesteld met behulp van het werkplaatshandboek of soortgelijke informatie.

3.        In geval van assen met opsluiting in het differentieel is de in het tweede lid genoemde waarde 1,5 mm.


Top




Figuur 8


Top




Figuur 9


Top




Artikel 2.5.6

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Assen, Speling

1.        De in de artikelen 2.5.2 tot en met 2.5.4 gestelde eisen worden getoetst aan de hand van de wijze van keuren behorende bij het derde lid van de artikelen 5.2.19, 5.3.19, 5.5.19 en 5.12.19 van het Voertuigreglement.

2.        De in artikel 2.5.5 gestelde eisen worden getoetst aan de hand van de wijze van keuren behorende bij het eerste lid van de artikelen 5.2.20, 5.3.20, 5.5.20 en 5.12.20 van het Voertuigreglement.

Methodes om speling in fuseekogels zichtbaar te maken.


Top




Bijlage bij artikel 2.5.6

E?n draagarm (niet afgeveerd)

E?n draagarm (afgeveerd)

Twee draagarmen (beide afgeveerd)

Twee draagarmen (onderste afgeveerd)

Twee draagarmen (bovenste afgeveerd)


Top




E?n draagarm (niet afgeveerd)

N.B. Radiale speling kan tevens zichtbaar worden gemaakt met de hand (m.u.v. de wielophanging met ??n draagarm welke niet is afgeveerd) of met behulp van de rol- of schudplaat. Dit zijn echter minder effici?nte methoden)


Top




E?n draagarm (afgeveerd)

N.B. Radiale speling kan tevens zichtbaar worden gemaakt met de hand (m.u.v. de wielophanging met ??n draagarm welke niet is afgeveerd) of met behulp van de rol- of schudplaat. Dit zijn echter minder effici?nte methoden)


Top




Twee draagarmen (beide afgeveerd)

N.B. Radiale speling kan tevens zichtbaar worden gemaakt met de hand (m.u.v. de wielophanging met ??n draagarm welke niet is afgeveerd) of met behulp van de rol- of schudplaat. Dit zijn echter minder effici?nte methoden)


Top




Twee draagarmen (onderste afgeveerd)

N.B. Radiale speling kan tevens zichtbaar worden gemaakt met de hand (m.u.v. de wielophanging met ??n draagarm welke niet is afgeveerd) of met behulp van de rol- of schudplaat. Dit zijn echter minder effici?nte methoden)


Top




Twee draagarmen (bovenste afgeveerd)

N.B. Radiale speling kan tevens zichtbaar worden gemaakt met de hand (m.u.v. de wielophanging met ??n draagarm welke niet is afgeveerd) of met behulp van de rol- of schudplaat. Dit zijn echter minder effici?nte methoden)


Top




Ad 1 Artikel 2.5.6

Artikel 2.5.2:        Maximaal toegestane speling fuseepennen, -lageringen en -bussen

Artikel 2.5.3:        Maximaal toegestane speling fuseekogels

Artikel 2.5.4:        Maximaal toegestane speling draaipunten wielophanging


Top




Titel 6        Ophanging

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen

Artikel 2.6.1:        Controle load-index

Artikel 2.6.2:        Controle t.a.v. corrosie


Top




Artikel 2.6.1

Controle load-index

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Ophanging

1.        Indien van een bedrijfsauto of een aanhangwagen die na 31 december 1997 in gebruik is genomen de afzonderlijke maximum last per as in het kentekenregister is vermeld, moet per as de volgende procedure worden gevolgd:

a.        de in het kentekenregister vermelde maximum last per as wordt gedeeld door het aantal banden op die as.

b.        aan de hand van bijlage 4 wordt bepaald welke loadindex behoort bij de onder a gevonden maximum last per band.

c.        de loadindex van elke band op die as mag niet lager zijn dan de onder b gevonden loadindex.

       Toelichting

       Deze controle vindt vooralsnog plaats aan de hand van de op het kentekenbewijs vermelde gegevens.

2.        Indien op de band een groep is gevormd met twee load-indices achter elkaar, geldt, met betrekking tot het bepaalde in het eerste lid, onder a, in het geval van enkele montage de eerst vermelde load-index en in het geval van dubbele montage de tweede load-index.

3.        De in het eerste lid, onder a, gevonden waarde wordt:

a.        met 4% verminderd indien het betreft een aanhangwagen uitgerust met dubbel gemonteerde personenautobanden;

       Toelichting

       Een personenautoband is te herkennen aan de eerste twee cijfers van de EG goedkeuring welke op de band vermeld staat. De eerste twee cijfers dienen dan ?02? te zijn.

       Bijvoorbeeld: e4 - 02 ? ?.

b.        met 10% verminderd indien het betreft:

1?        een aanhangwagen die bestemd is voor recreatieve doeleinden;

2?        een middenasaanhangwagen of een oplegger met een toegestane maximum last onder de as of assen van niet meer dan 3500 kg en uitgerust met enkelvoudig gemonteerde personenautobanden;

3?        een vuilniswagen;

4?        een reinigingswagen

5?        een straatveegwagen

6?        een sproeiwagen

       voor zover deze inrichtingsomschrijvingen zijn vermeld op het kentekenbewijs of in het kentekenregister;

c.        met 15% verminderd indien het een bus betreft, ingericht mede om staande passagiers te vervoeren en met een toegestane maximum massa van meer dan 5000 kg.

4.        De in het eerste lid onder a gevonden waarde kan worden verminderd met een percentage overeenkomstig het gestelde in bijlage 5.

a.        indien onder 'bijzonderheden' in het kentekenregister of op het kentekenbewijs een maximum snelheid is aangegeven, of

b.        bij een snelheid van 100 km/h, indien het een aanhangwagen betreft met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg.

c.        bij een snelheid van 90 km/h, indien het een bedrijfsauto betreft met een snelheidsbegrenzer.




Top




Artikel 2.6.2

Controle t.a.v. corrosie

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Ophanging

De onderdelen van het veersysteem en de bevestiging daarvan genoemd in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement moeten voldoen aan de eisen ten aanzien van corrosie bedoeld in titel 2 van dit hoofdstuk.


Top




Titel 7        Stuurinrichting

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen

Titel 7 ? 1        Corrosie

Titel 7 ? 2        Speling en flexibele koppelingen


Top




Titel 7 ? 1        Corrosie

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Stuurinrichting

Artikel 2.7.1

De bevestiging van de onderdelen van de stuurinrichting genoemd in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement moet voldoen aan de eisen ten aanzien van corrosie bedoeld in titel 2 van dit hoofdstuk.


Top




Titel 7 ? 2        Speling en flexibele koppelingen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Stuurinrichting

Artikel 2.7.2:        Controle stuurkoppeling

Artikel 2.7.3:        Maximaal toegestane speling stuurkogels

Artikel 2.7.4:        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.7.2

Controle stuurkoppeling

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Stuurinrichting, Speling en flexibele koppelingen

1.        Het flexibele materiaal van de koppeling mag niet voor 50% of meer, over iedere volledige doorsnede (in ??n vlak), door scheurvorming of door het loslaten van de vulkanisatie zijn beschadigd, zoals weergegeven in figuur 10.

2.        Het eerste lid geldt niet voor aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg.


Top




Figuur 10


Top




Artikel 2.7.3

Maximaal toegestane speling stuurkogels

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Stuurinrichting, Speling en flexibele koppelingen

1.        Stuurkogels en de overige stuurverbindingen in het stangenstelsel mogen, naast eventuele oorspronkelijke speling, door slijtageverschijnselen niet meer speling hebben dan:

a.        1,0 mm, in radiale richting, zoals weergegeven in figuur 11;

b.        1,0 mm, in axiale richting, zoals weergegeven in figuur 11.

2.        De in het eerste lid genoemde oorspronkelijke speling van de stuurkogel die het gevolg is van de indrukking van het veerelement in de kogel, wordt vastgesteld:

a.        met behulp van het werkplaatshandboek of soortgelijke informatie, dan wel

b.        door middel van indrukking van een nieuwe kogel.


Top




Figuur 11


Top




Artikel 2.7.4

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Stuurinrichting, Speling en flexibele koppelingen

1.        De in artikel 2.7.2 gestelde eisen worden getoetst aan de hand van de wijze van keuren behorende bij het zesde lid van de artikelen 5.2.29, 5.3.29, 5.5.29 van het Voertuigreglement.

2.        De in artikel 2.7.3 gestelde eisen worden getoetst aan de hand van de wijze van keuren behorende bij het zevende lid van de artikelen 5.2.29, 5.3.29 en 5.5.29 alsmede het zesde lid van artikel 5.12.29 van het Voertuigreglement.



Top




Titel 8        Reminrichting

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen

Afdeling 1        Regels ten aanzien van corrosie en vervormingen van remslangen

Afdeling 2        Bepaling van de remvertraging

Afdeling 3        Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel


Top




Afdeling 1        Regels ten aanzien van corrosie en vervormingen van remslangen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting

Titel 8 ? 1        Corrosie

Titel 8 ? 2        Vervormingen remslangen


Top




Titel 8 ? 1        Corrosie

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels ten aanzien van corrosie en vervormingen van remslangen

Artikel 2.8.1        Controle corrosie

Artikel 2.8.2:        Maximaal toegestane corrosie remleiding

Artikel 2.8.3:        Maximaal toegestane corrosie remschijf


Top




Artikel 2.8.1

Controle corrosie

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels ten aanzien van corrosie en vervormingen van remslangen, Corrosie

De bevestiging van de onderdelen van de reminrichting genoemd in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement moet voldoen aan de eisen ten aanzien van corrosie bedoeld in titel 2 van dit hoofdstuk.


Top




Artikel 2.8.2

Maximaal toegestane corrosie remleiding

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels ten aanzien van corrosie en vervormingen van remslangen, Corrosie

Een remleiding mag niet zodanig door corrosie zijn aangetast dat deze na verwijdering van de corrosie van het oppervlak nog zogenaamde putcorrosie vertoont, zoals weergegeven in figuur 12.


Top




Figuur 12


Top




Artikel 2.8.3

Maximaal toegestane corrosie remschijf

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels ten aanzien van corrosie en vervormingen van remslangen, Corrosie

1.        Een remschijf mag niet zodanig door corrosie zijn aangetast dat per kant de breedte van het effectieve gedeelte minder bedraagt dan 50% van de maximum breedte van het remblok.
Toelichting
De remschijf voldoet niet aan de eis indien bovengenoemde corrosie over de gehele omtrek aanwezig is.

2.        Onder het in het eerste lid bedoelde effectief gedeelte wordt verstaan: een nagenoeg glad oppervlak, zonder blijvende corrosievorming ('glimmend' gedeelte).


Top




Titel 8 ? 2        Vervormingen remslangen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels ten aanzien van corrosie en vervormingen van remslangen

Artikel 2.8.4

Remslangen mogen:

a.        geen scherpe knikken of sterke tordering vertonen;

b.        in hydraulische remsystemen geen door de druk veroorzaakte vervormingen vertonen die opzwellen ten gevolge van het bedienen van het remsysteem met een pedaalkracht van 700 N gedurende ongeveer 30 seconden.


Top




Titel 8 ? 3        Kunststofremleidingen (vervallen)

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels ten aanzien van corrosie en vervormingen van remslangen

Vervallen

Artikel 2.8.5:        Plaats kunststofremleidingen bedrijfsauto's (vervallen)

Artikel 2.8.6:        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.8.5 (vervallen)

Plaats kunststofremleidingen bedrijfsauto's

Vervallen


Top




Artikel 2.8.6

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels ten aanzien van corrosie en vervormingen van remslangen, Kunststofremleidingen

1.        De in deze afdeling gestelde eisen worden beoordeeld door middel van visuele controle, terwijl het voertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2.        Bij de controle van artikel 2.8.4, onderdeel b, moet het rempedaal worden ingetrapt totdat een kracht van 700 N op het pedaal wordt uitgeoefend. Deze kracht moet gedurende ongeveer 30 seconden worden uitgeoefend waarbij het pedaal niet op de aanslag mag komen.

Indien een rembekrachtiger aanwezig is, moet de controle worden uitgevoerd met draaiende motor. Indien een remhandel aanwezig is, moet de controle worden uitgevoerd met de maximale handkracht.


Top




Afdeling 2        Bepaling van de remvertraging

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting

Artikel 2.8.7:        Toepassingsgebied afdeling

Artikel 2.8.8        Wijze van bepaling remvertraging

Artikel 2.8.9:        Wijze van keuren

? 1        Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

? 2        Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op een platenremtestbank

? 3        Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

? 4        Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

? 5        Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

? 6        Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

? 7        Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank


Top




Artikel 2.8.7

Toepassingsgebied afdeling

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging

De in deze afdeling gestelde eisen gelden niet voor driewielige motorrijtuigen.


Top




Artikel 2.8.8

Wijze van bepaling remvertraging

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging

1a.        De controle van de remvertraging van personenauto's, bedrijfsauto's en aanhangwagens moet plaatsvinden door middel van een beproeving op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter dan wel door middel van een beproeving van het voertuig op een platenremtestbank of een rollenremtestbank.

1b.        Bij de in lid 1a beschreven meetmiddelen wordt de pedaalkracht alleen in geval van twijfel gemeten met de pedaalkrachtmeter.

       Toelichting

       Bij personenauto's en bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg die zijn voorzien van een permanente, niet automatische of met de hand uitschakelbare aandrijving op meer dan ??n as, moet de controle van de remvertraging plaatsvinden door middel van een beproeving op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, door middel van een rembeproeving op een platenremtestbank of op een daarvoor aangepaste rollenremtestbank.

2.        Bij bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg moet aan de hand van de vermelde gegevens en formules in paragraaf 4 tot en met 7 worden bepaald of door middel van extrapolatie kan worden gecontroleerd of het voertuig ook in maximale belaste toestand aan de voorgeschreven remvertraging zou kunnen voldoen.

3.        Met ingang van 1 januari 1996 moet tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsbewijs, in afwijking van het eerste en tweede lid, bij bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg alsmede bij aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg de controle van de remvertraging plaatsvinden door middel van de in paragraaf 5 respectievelijk paragraaf 7 omschreven beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank.

4.        Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing op:

a.        voertuigen die breder zijn dan 2,60 m;

b.        voertuigen met een zo kleine wieldiameter dat beproeving in de praktijk niet mogelijk is;

       Toelichting

       Dit geldt ook voor voertuigen waarbij het om technische redenen niet mogelijk is.

c.        bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg die zijn voorzien van een permanente, niet automatische of met de hand uitschakelbare aandrijving op meer dan ??n as;

d.        aanhangwagens met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg met ??n of meerdere achter elkaar gelegen aslijnen, als bedoeld in artikel 3.7.9. tweede lid, onder e, van het Voertuigreglement;

       Toelichting

       art. 3.7.9 tweede lid vermeldt:

       De last onder de as of assen van aanhangwagens die na 31 december 1994 in gebruik worden genomen, mag niet meer bedragen dan:

e.        voor aanhangwagens met twee in elkaars verlengde gelegen enkele assen, 13.000 kg, waarbij de last onder ieder der assen niet meer mag bedragen dan 6500 kg.

5.        De banden van het voertuig moeten op de juiste spanning zijn.


Top




Artikel 2.8.9

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging

1.        De bij de vaststelling van de remvertraging uitgeoefende pedaalkrachten en remkrachten worden uitgedrukt in Newton (N) en bepaald door middel van de voorgeschreven pedaalkrachtmeter.

2.        Artikel 2.8.8, vijfde lid, wordt getoetst:

a.        door middel van visuele controle;

b.        door in geval van twijfel de bandenspanningsmeter te gebruiken.


Top




? 1        Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging

Bedrijfsrem

Parkeerrem


Top




Bedrijfsrem

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

Artikel 2.8.10:        Pedaalkracht

Artikel 2.8.11:        Bepalen remvertraging mechanische remvertragingsmeter

Artikel 2.8.12:        Bepalen remvertraging electronische remvertragingsmeter


Top




Artikel 2.8.10

Pedaalkracht

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, Bedrijfsrem

Indien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, moet de kracht die na het intrappen van het rempedaal daarop wordt uitgeoefend nagenoeg constant worden gehouden.


Top




Artikel 2.8.11

Bepalen remvertraging mechanische remvertragingsmeter

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, Bedrijfsrem

Bij gebruik van een mechanische zelfregistrerende remvertragingsmeter moet de bij de remproef behaalde remvertraging met behulp van de daarbij vervaardigde kaart als volgt worden vastgesteld:

a.        het hoogste punt van de remvertragingskromme wordt gemarkeerd waarbij de eventueel aanwezige hobbel aan het eind van de kromme buiten beschouwing wordt gelaten;

b.        vanuit het punt genoemd in onderdeel a wordt een loodlijn op de pedaalkrachtlijn neergelaten;

c.        de pedaalkrachtlijn wordt naar links gevolgd tot waar deze lijn een knik vertoont;

d.        vanuit het punt genoemd in onderdeel c wordt een loodlijn getrokken naar de remvertragingskromme;

e.        het snijpunt van de loodlijn en de remvertragingskromme genoemd in onderdeel d wordt gemarkeerd;

f.        de remvertraging wordt bepaald door het gemiddelde te nemen van de onder a en e bepaalde remvertragingen.

Toelichting

Tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport en bij elke keuring ten behoeve van de afgifte of teruggave van een kentekenbewijs wordt geen gebruik gemaakt van een mechanische remvertragingsmeter.


Top




Artikel 2.8.12

Bepalen remvertraging elektronische remvertragingsmeter

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, Bedrijfsrem

Bij twijfel moet met een elektronische, zelfregistrerende remvertragingsmeter de remvertraging als volgt worden vastgesteld:

a.        indien door de remvertragingsmeter een resulterende of gemiddelde waarde wordt aangegeven, geldt deze waarde als de minimaal behaalde remvertraging;

b.        indien de remvertraging niet volgens onderdeel a kan worden vastgesteld, geldt de remvertraging die met behulp van de meetwaardentabel op de registratiestrook wordt vastgesteld, door het gemiddelde te nemen van alle gemeten remvertragingen, die gelijk of groter zijn aan de minimaal vereiste remvertraging en gedurende minimaal een halve seconde zijn gemeten;

c.        indien de remvertraging niet volgens onderdeel a of b kan worden vastgesteld, geldt de remvertraging die met behulp van de grafiek op de registratiestrook als volgt is vastgesteld:

1e        indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond geen plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen is de hoogst behaalde waarde van remvertraging bepalend;

2e        indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond een plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de behaalde remvertraging vlak v??r deze stijging bepalend.


Top




Parkeerrem

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

Artikel 2.8.13

Bepalen remvertraging remvertragingsmeter

Bij twijfel moet indien de controle van de remvertraging van de parkeerrem van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op de weg, gebruik gemaakt worden van een zelfregistrerende remvertragingsmeter. Aan het einde van de remproef moet het voertuig geheel of nagenoeg geheel stilstaan.


Top




? 2        Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op een platenremtestbank

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging

Bedrijfsrem

Parkeerrem


Top




Bedrijfsrem.

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op een platenremtestbank

Artikel 2.8.14

Bepalen remvertraging platenremtestbank

Indien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een platenremtestbank, moet:

a.        indien vereist gebruik worden gemaakt van een pedaalkrachtmeter waarbij het mogelijk is om, door middel van de arreteerstand, na afloop van de remproef de daarbij gebruikte pedaalkracht af te lezen;

b.        de snelheid bij de aanvang van de remproef ongeveer 10 km/h bedragen;

c.        de remproef op iedere as twee maal worden uitgevoerd. Indien de met deze proeven behaalde remkrachten aan de wielen per as nagenoeg gelijk zijn, mede gelet op de gebruikte pedaalkracht, worden deze gebruikt voor het bepalen van de remvertraging. Indien de met deze proeven behaalde remkrachten aan de wielen per as niet nagenoeg gelijk zijn, moet per as een derde remproef worden uitgevoerd. De behaalde remkrachten aan de wielen van deze laatste proef en van de voorgaande proef die de behaalde remkrachten aan de wielen het dichtst benadert, worden gebruikt voor het bepalen van de remvertraging;

d.        de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten, die op de hiervoor beschreven wijze zijn verkregen uit twee remproeven per as, bij elkaar op te tellen en te delen door twee maal de op het kentekenbewijs vermelde massa van het ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg.

e.        de maximale remkracht wordt bereikt wanneer ??n of meer wielen van het voertuig blokkeren of wanneer de maximale pedaalkracht wordt bereikt.


Top




Parkeerrem.

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op een platenremtestbank

Artikel 2.8.15

Bepalen remvertraging platenremtestbank

Indien de controle van de remvertraging van de parkeerrem van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een platenremtestbank, moet:

a.        de snelheid bij de aanvang van de remproef ongeveer 10 km/h bedragen;

b.        het voertuig aan het einde van de remproef geheel of nagenoeg geheel stilstaan;

c.        de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten aan de wielen te delen door de op het kentekenbewijs vermelde massa van het ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg;


Top




? 3        Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging

Bedrijfsrem

Parkeerrem


Top




Bedrijfsrem,

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

Artikel 2.8.16:        Bepaling remvertraging

Artikel 2.8.17:        Bepaling remkrachten


Top




Artikel 2.8.16

Bepalen remvertraging rollenremtestbank

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank, Bedrijfsrem

Indien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank,

a.        moeten per as de maximale remkrachten aan de wielen met, indien vereist, de bijbehorende pedaalkrachten worden vastgesteld;

b.        moeten de remkrachten van de voorste as en de achterste as of het achterste asstel bij elkaar worden opgeteld en vervolgens worden gedeeld door de op het kentekenbewijs vermelde massa van het ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg waarna de uitkomst met een factor 10 wordt vermenigvuldigd en het resultaat wordt gelezen als procenten 'relatieve beremming';

c.        moet, met behulp van de gevonden waarden 'relatieve beremming' en 'pedaalkracht op de voorste as', aan de hand van de bij dit artikel behorende tabel 1 worden beoordeeld of de remwerking voldoende is;

d.        moet, indien de gevonden waarden niet leiden tot een directe beslissing, een remproef op de weg plaatsvinden.


Top




Tabel 1

*        Maximum toegestane massa 3500 kg

**        Indien VROEGTIJDIG ??n of beide wielen van de voorste as van het voertuig blokkeren of de rollenremtestbank afslaat.

( betekent: groter of gelijk aan)  ( betekent: kleiner of gelijk aan)






Top




Artikel 2.8.17

Bepalen remkrachten

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank, Bedrijfsrem

1.        Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in artikel 2.8.16, onderdeel a, moet het volgende in acht worden genomen:

a.        de pedaalkracht die bij de voorste as wordt gebruikt, hoeft niet dezelfde te zijn als die bij de achterste as of het achterste asstel;

b.        bij de remtest wordt het rempedaal langzaam ingetrapt en op het moment van aflezen vastgehouden;

c.        de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:

1?        in een personenauto, in gebruik genomen na 30 juni 1967, een pedaalkracht van 500 N wordt uitgeoefend,

2?        in een bedrijfsauto, in gebruik genomen na 30 juni 1967, een pedaalkracht van 700 N wordt uitgeoefend,

3?        ??n of meer wielen van het voertuig blokkeren, of

4?        de rollenremtestbank afslaat,

2.        Indien de remkracht op ??n wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen tussen twee waarden schommelen, worden per wiel de minimale en maximale remkracht gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.

3.        Bij de beoordeling van artikel 2.8.16, onderdeel d, moet het volgende in acht worden genomen:

a.        bij de remproef op de weg wordt van een geschikte remvertragingsmeter gebruik gemaakt, indien deze aanwezig is;

b.        de remvertraging met de bijbehorende pedaalkracht wordt beoordeeld even voor het moment van blokkeren van ??n of meer wielen van het voertuig.


Top




Parkeerrem,

Berekening remvertraging

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

Artikel 2.8.18

Berekening remvertraging

Indien de controle van de remvertraging van de parkeerrem van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank, moet de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten aan de wielen te delen door de op het kentekenbewijs vermelde massa van het ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg.


Top




? 4        Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging

Bedrijfsrem

Parkeerrem


Top




Bedrijfsrem;

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

Artikel 2.8.19:        Definities

Artikel 2.8.20:        Extrapolatie

Artikel 2.8.21:        Uitvoering extrapolatie algemeen

Artikel 2.8.22:        Uitvoering extrapolatie hydraulische/mechanische remsystemen

Artikel 2.8.23:        Formules bepaling remvertraging hydraulische/mechanische remsystemen

Artikel 2.8.24:        Uitvoering extrapolatie drukluchtremsystemen

Artikel 2.8.25:        Formules bepaling remvertraging drukluchtremsystemen

Artikel 2.8.26:        Uitvoering extrapolatie gecombineerd remsystemen

Artikel 2.8.27:        Formules bepaling remvertraging gecombineerde remsystemen


Top




Artikel 2.8.19

Definities

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, Bedrijfsrem

Bij de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg door middel van een beproeving van het voertuig op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter wordt verstaan onder:

a.        hoogst bereikbare remvertraging: de remvertraging die wordt vastgesteld bij een remproef waarbij iets minder ingestuurde druk dan wel pedaalkracht wordt gebruikt dan nodig is om de blokkeergrens van ??n of meer wielen van het voertuig te bereiken;

b.        extrapolatiedruk (Pex ): de gegarandeerde druk in de remcilinder van een as wanneer het voertuig maximaal is belast en met dit voertuig een volle beremming wordt uitgevoerd.


Top




Artikel 2.8.20

Extrapolatie

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, Bedrijfsrem

1.        Bij de beproeving van de bedrijfsrem moet een vertraging worden gemeten die ten minste gelijk is aan de in het Voertuigreglement voor de betreffende bedrijfsauto genoemde minimaal vereiste remvertraging.

2.        Bij de categorie voertuigen bedoeld in deze paragraaf wordt de rolweerstand bij de extrapolatie meegerekend.


Top




Artikel 2.8.21

Uitvoering extrapolatie algemeen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, Bedrijfsrem

1.        De extrapolatiedruk wordt gesteld op 6 bar, tenzij:

a.        de druk in de remcilinders van een as wordt begrensd, doordat een ventiel of een remkrachtregelaar bij de toegestane maximum massa onder een as de ingestuurde druk reduceert, in welk geval de extrapolatiedruk voor die as gelijk is aan de begrensde druk;

b.        door middel van documentatie van de voertuigfabrikant of, indien het voertuig is uitgerust met een automatische lastafhankelijke remkrachtregelaar, door middel van de gegevens op de ALR-plaat, wordt aangetoond dat de gegarandeerde druk in de remcilinders hoger ligt dan 6 bar. In dat geval mag deze hogere druk als extrapolatiedruk worden gebruikt.

2.        Met ingang van 1 januari 1996 moet, indien voor de extrapolatie gebruik wordt gemaakt van een formule waarin de drukfactor

       voorkomt, deze drukfactor kleiner of gelijk zijn aan 3.

3.        Indien de in het tweede lid genoemde drukfactor groter is dan 3, wordt het voertuig geheel of gedeeltelijk belast waarna een nieuwe remproef wordt uitgevoerd, tenzij de berekende remvertraging groter dan of gelijk is aan de minimaal vereiste remvertraging, bij herberekening met een drukfactor 3.


Top




Artikel 2.8.22

Uitvoering extrapolatie hydraulische/mechanische remsystemen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, Bedrijfsrem

Indien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van een hydraulisch remsysteem dan wel van een mechanisch remsysteem, moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden overeenkomstig artikel 2.8.23 waarbij wordt verstaan onder:

a.        A1:        niet bekrachtigd hydraulisch en mechanisch remsysteem;

b.        A2:        niet bekrachtigd hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een andere vorm van remdrukbegrenzing;

c.        B1:        bekrachtigd hydraulisch remsysteem;

d.        B2:        bekrachtigd hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een andere vorm van remdrukbegrenzing;

e.        C1:        druklucht bediend hydraulisch remsysteem;

f.        C2:        druklucht bediend hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een andere vorm van remdrukbegrenzing.


Top




Artikel 2.8.23

Formules bepaling remvertraging hydraulische/mechanische remsystemen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, Bedrijfsrem

1.        Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

2.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A1 is de volgende formule van toepassing:

       

3.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem C1 is de volgende formule van toepassing:

       

4.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A2, B1, B2 of C2 en bij de remproef geen enkel wiel blokkeert, is de volgende formule van toepassing:

       

5.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A2, B1, B2 of C2 en bij de remproef ??n of meer wielen blokkeren, vindt geen extrapolatie plaats en is de remvertraging gelijk aan de met de remvertragingsmeter vastgestelde remvertraging.


Top




Artikel 2.8.24

Uitvoering extrapolatie drukluchtremsystemen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, Bedrijfsrem

Indien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van een drukluchtremsysteem, moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden overeenkomstig artikel 2.8.25 waarbij wordt verstaan onder:

a.        A:        remsysteem zonder automatische lastafhankelijke regelaar;

b.        B:        remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar;

c.        C:        remsysteem met meerdere automatische lastafhankelijke regelaars;

d.        D:        remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar en terughoudventiel;

e.        E:        remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar en eindbegrenzingsventiel of drukverminderingsventiel.


Top




Artikel 2.8.25

Formules bepaling remvertraging drukluchtremsystemen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, Bedrijfsrem

1.        Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

       a.        avol        =        ge?xtrapoleerde remvertraging;

       b.        a        =        hoogst bereikbare remvertraging;

       c.        Mgeremd        =        afgeremde massa onder de assen;

       d.        Mmax        =        maximale massa onder de assen;

       e.        Pex        =        extrapolatiedruk;

       f.        P        =        ingestuurde remcilinderdruk vooras;

       g.        0,4        =        aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;

       h.        awet        =        wettelijk minimum vereiste remvertraging.

2.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A is de volgende formule van toepassing:

       

3.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B, C, D of E wordt een remproef uitgevoerd waarbij de druk in een remcilinder van de voorste as wordt gemeten en is de volgende formule van toepassing:

       

       In het geval dat de door extrapolatie verkregen remvertraging kleiner is dan de voorgeschreven remvertraging, moet een nieuwe remproef worden uitgevoerd, waarbij de automatische lastafhankelijke regelaar de volle druk doorstuurt en de druk in de remcilinder van de achterste as, niet zijnde de sleepas, moet worden gemeten.

       Vervolgens moet bovengenoemde formule opnieuw worden toegepast.

4.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B, C, D of E en het niet mogelijk is de automatische lastafhankelijke regelaar de volle druk te laten doorsturen en bij de remproef geen enkel wiel blokkeert, is de volgende formule van toepassing:

       

5.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B, C, D of E, en het niet mogelijk is de automatische lastafhankelijke regelaar de volle druk te laten doorsturen en bij de remproef ??n of meer wielen blokkeren, vindt geen extrapolatie plaats en is de remvertraging gelijk aan de met de remvertragingsmeter vastgestelde waarde.


Top




Artikel 2.8.26

Uitvoering extrapolatie gecombineerd remsystemen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, Bedrijfsrem

Indien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van een gecombineerd remsysteem, moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden overeenkomstig artikel 2.8.27 waarbij wordt verstaan onder:

a.        A:        hydraulisch- en mechanisch remsysteem;

b.        B:        druklucht bediend hydraulisch remsysteem en drukluchtremsysteem zonder automatische lastafhankelijke regelaar;

c.        C:        druklucht bediend hydraulisch remsysteem en drukluchtremsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar.


Top




Artikel 2.8.27

Formules bepaling remvertraging gecombineerde remsystemen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, Bedrijfsrem

1.        Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

       a.        avol        = ge?xtrapoleerde remvertraging;

       b.        a        = hoogst bereikbare remvertraging;

       c.        Mgeremd        = afgeremde massa onder de assen;

       d.        Mmax        = maximale massa onder de assen;

       e.        Fp max        = maximum toegestane pedaalkracht;

       f.        Fp        = werkelijk gebruikte pedaalkracht;

       g.        Pex        = extrapolatiedruk;

       h.        P        = ingestuurde remcilinderdruk achteras;

       i.        0,4        = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;

       j.        awet        = wettelijk minimum vereiste remvertraging.

2.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A is de volgende formule van toepassing:

       

3.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B is de volgende formule van toepassing:

       

4.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem C en bij de remproef ??n of meer wielen niet blokkeren, is de volgende formule van toepassing:

       

5.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem C en bij de remproef ??n of meer wielen blokkeren, vindt geen extrapolatie plaats en is de remvertraging gelijk aan de met de remvertragingsmeter vastgestelde waarde.


Top




Parkeerrem;

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

Artikel 2.8.28

Bepalen remvertraging remvertragingsmeter

Indien de controle van de remvertraging van de parkeerrem van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter, moet het voertuig aan het einde van de remproef geheel of nagenoeg geheel stilstaan.


Top




? 5        Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging

Algemene informatie ten aanzien van het gebruik van de rollenremtestbank.

Indien gebruik wordt gemaakt van een rollenremtestbank welke voldoet aan de nieuwe eisen Voorschriften Meetmiddelen 1997, dient als volgt gehandeld te worden:

-        De beproeving wordt uitgevoerd volgens de procedure zoals deze wordt aangegeven in de gebruiksaanwijzing van de rollenremtestbank.

-        Het resultaat van de rembeproeving wordt op een printuitdraai van de rollenremtestbank gepresenteerd.

Tot 1-2-2007 is onderstaande handelwijze van kracht.

Indien het resultaat van de rembeproeving (volgens de printuitdraai van de rollenremtestbank) onvoldoende is, kan het voertuig nog niet worden afgekeurd. De remberekening moet dan alsnog handmatig worden berekend zoals beschreven in de volgende artikelen. De uitkomst van deze berekening is dan bepalend. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de remkrachten en drukken zoals deze op de printuitdraai vermeld zijn.
Geadviseerd wordt om de remberekening op het remberekeningsformulier (zie bijlage 6) uit te voeren. In dat geval kunt u het remberekeningsformulier archiveren bij de gele doorslag van het APK-rapport.


Bedrijfsrem

Parkeerrem


Top




Bedrijfsrem:

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

Artikel 2.8.29:        Extrapolatie

Artikel 2.8.30:        Bepaling remvertraging

Artikel 2.8.31:        Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.30

Artikel 2.8.32:        Definities

Artikel 2.8.33:        Uitvoering extrapolatie/aslastsimulatie

Artikel 2.8.34:        Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.33

Artikel 2.8.35:        Uitvoering extrapolatie hydraulische/mechanische remsystemen

Artikel 2.8.36:        Formules bepaling remvertraging hydraulische/mechanische remsystemen

Artikel 2.8.37:        Formule uitvoering extrapolatie drukluchtremsystemen

Artikel 2.8.38:        Uitvoering extrapolatie gecombineerd remsystemen

Artikel 2.8.39:        Formules bepaling remvertraging gecombineerd remsystemen


Top




Artikel 2.8.29

Extrapolatie

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank, Bedrijfsrem

Bij de categorie voertuigen bedoeld in deze paragraaf wordt de rolweerstand bij de extrapolatie meegerekend.


Top




Artikel 2.8.30

Bepaling remvertraging

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank, Bedrijfsrem

Indien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank waarbij de belasting van het voertuig door middel van spanbanden of spankettingen zodanig wordt gesimuleerd dat de ingestuurde remcilinderdruk de drukfactor bereikt bedoeld in artikel 2.8.33, derde lid.

a.        moeten, nadat de gesimuleerde belasting is aangebracht, per as de maximale remkrachten aan de wielen worden vastgesteld;

b.        moet de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten bij elkaar op te tellen en vervolgens te delen door de op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum massa van het voertuig.


Top




Artikel 2.8.31

Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.30

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank, Bedrijfsrem

1.        Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in artikel 2.8.30, onderdeel a, moet het volgende in acht worden genomen:

a.        de pedaalkracht respectievelijk de remdruk hoeft niet bij alle assen gelijk te zijn;

b.        bij de remtest moet het rempedaal langzaam worden ingetrapt en op het moment van aflezen worden vastgehouden;

c.        de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:

1?        een pedaalkracht van 700 N wordt uitgeoefend,

2?        ??n of meer wielen van het voertuig blokkeren, of

3?        de rollenremtestbank afslaat,

2.        Indien de remkracht op ??n wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen van een as tussen twee waarden schommelen, moeten per wiel de minimale en maximale remkracht worden gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.


Top




Artikel 2.8.32

Definities

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank, Bedrijfsrem

Bij de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank zonder dat de belasting van het voertuig wordt gesimuleerd, wordt verstaan onder:

a.        hoogst bereikbare remvertraging:

1?.        de remvertraging die wordt gemeten bij een pedaalkracht van 700 N,

2?.        de remvertraging die wordt vastgesteld bij een remproef waarbij de rollenremtestbank afslaat,
of

3?.        de remvertraging die wordt vastgesteld bij een remproef waarbij iets minder ingestuurde druk dan wel pedaalkracht wordt gebruikt dan nodig is om de blokkeergrens van ??n of meer wielen van de as op de rollenremtestbank te bereiken;

b.        extrapolatiedruk (Pex): gegarandeerde druk in de remcilinder van iedere as waarbij de as maximaal is beladen en met het voertuig een volle beremming wordt uitgevoerd.


Top




Artikel 2.8.33

Uitvoering extrapolatie/aslastsimulatie

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank, Bedrijfsrem

1.        De extrapolatiedruk wordt gesteld op 6 bar, tenzij:

a.        blijkt dat de druk in de remcilinders van een as wordt begrensd doordat een ventiel of een remkrachtregelaar bij de toegestane maximum massa onder een as de ingestuurde druk reduceert, is de extrapolatiedruk voor die as gelijk aan de begrensde druk;

b.        door middel van documentatie van de voertuigfabrikant of, indien het voertuig is uitgerust met een automatische lastafhankelijke remkrachtregelaar, door middel van de gegevens op de ALR-plaat, wordt aangetoond dat de gegarandeerde druk in de remcilinders hoger ligt dan 6 bar. In dat geval mag deze hogere druk als extrapolatiedruk worden gebruikt.

2.        Voordat tot extrapolatie wordt overgegaan, moet voor iedere as worden vastgesteld:

a.        de maximale remkrachten aan de wielen met, indien vereist, de bijbehorende pedaalkrachten, of

b.        bij drukluchtremsystemen de benodigde druk in de remcilinder om de maximale remkrachten aan de wielen te bereiken.

3.        Met ingang van 1 januari 1996 moet, indien voor de extrapolatie gebruik wordt gemaakt van een formule waarin de drukfactor

       voorkomt, deze drukfactor kleiner of gelijk zijn aan 3.

4.        Indien de in het derde lid genoemde drukfactor van een as groter is dan 3:

a.        moet de betreffende as worden belast door op het voertuig een last te plaatsen, of

b.        door de belasting op die as te vergroten door middel van spanbanden of spankettingen, waarna opnieuw de remkrachten van de betreffende as moeten worden bepaald, tenzij de berekende remvertraging groter dan of gelijk is aan de minimaal vereiste remvertraging, bij herberekening met een drukfactor 3.


Top




Artikel 2.8.34

Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.33

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank, Bedrijfsrem

1.        Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in artikel 2.8.33, tweede lid, onderdeel a, moet het volgende in acht worden genomen:

a.        de pedaalkracht respectievelijk de remdruk hoeft niet bij alle assen gelijk te zijn;

b.        bij de remtest moet het rempedaal langzaam worden ingetrapt en op het moment van aflezen worden vastgehouden;

c.        de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:

1?        een pedaalkracht van 700 N wordt uitgeoefend,

2?        ??n of meer wielen van het voertuig blokkeren, of

3?        de rollenremtestbank afslaat,

2.        Indien de remkracht op ??n wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen tussen twee waarden schommelen, moeten per wiel de minimale en maximale remkracht worden gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.


Top




Artikel 2.8.35

Uitvoering extrapolatie hydraulische/mechanische remsystemen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank, Bedrijfsrem

Indien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van een hydraulisch remsysteem dan wel van een mechanisch remsysteem, moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden overeenkomstig artikel 2.8.36 waarbij wordt verstaan onder:

a.        A1:        niet bekrachtigd hydraulisch en mechanisch remsysteem;

b.        A2:        niet bekrachtigd hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een andere vorm van remdrukbegrenzing;

c.        B1:        bekrachtigd hydraulisch remsysteem;

d.        B2:        bekrachtigd hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een andere vorm van remdrukbegrenzing;

e.        C1:        druklucht bediend hydraulisch remsysteem;

f.        C2:        druklucht bediend hydraulisch remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar, of een andere vorm van remdrukbegrenzing.


Top




Artikel 2.8.36

Formules bepaling remvertraging hydraulische/mechanische remsystemen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank, Bedrijfsrem

1.        Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

       a.        avol        =        ge?xtrapoleerde remvertraging;

       b.        Fb(n)        = som van de remkrachten aan de wielen per as "n";

       c.        Mmax        =        maximale massa onder de assen;

       d.        Fp max        =        maximum toegestane pedaalkracht;

       e.        Fp(n)        =        werkelijk gebruikte pedaalkracht per as "n";

       f.        Pex        =        extrapolatiedruk;

       g.        P(n)        =        ingestuurde remcilinderdruk van as "n";

       h.        0,4        =        aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;

       i.        a        =        hoogst bereikbare remvertraging;

       j.        Mgeremd        =        afgeremde massa onder de assen.

2.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A1 is de volgende formule van toepassing:

       

3.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem C1 is de volgende formule van toepassing:

       

4.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A2, B1, B2 of C2 en de rollenremtestbank slaat niet af dan wel geen enkel wiel blokkeert, is de volgende formule van toepassing:

       

5.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A2, B1, B2 of C2 en de rollenremtestbank slaat af dan wel ??n of meer wielen van het voertuig blokkeren, vindt geen extrapolatie plaats en voldoet de remvertraging aan het bepaalde in artikel 5.3.38 van het Voertuigreglement.


Top




Artikel 2.8.37

Formule uitvoering extrapolatie drukluchtremsystemen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank, Bedrijfsrem

1.        Indien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van een drukluchtremsysteem, moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden overeenkomstig het tweede lid, waarbij wordt verstaan onder:

       a.        avol        = ge?xtrapoleerde remvertraging;

       b.        Fb(n)        = som van de remkrachten aan de wielen per as "n";

       c.        Mmax        = maximale massa onder de assen;

       d.        Pex        = extrapolatiedruk;

       e.        P(n)        = ingestuurde remcilinderdruk van as "n";

       f.        0,4        = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald.

2.        De volgende formule is van toepassing:

       


Top




Artikel 2.8.38

Uitvoering extrapolatie gecombineerde remsystemen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank, Bedrijfsrem

Indien een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is voorzien van een gecombineerd remsysteem, moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden overeenkomstig artikel 2.8.39 waarbij wordt verstaan onder:

a.        A:        hydraulisch- en mechanisch remsysteem;

b.        B:        druklucht bediend hydraulisch remsysteem en drukluchtremsysteem.


Top




Artikel 2.8.39

Formules bepaling remvertraging gecombineerde remsystemen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank, Bedrijfsrem

1.        Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

       a.        avol        =        ge?xtrapoleerde remvertraging;

       b.        Fb(n)        =        som van de remkrachten aan de wielen per as "n";

       c.        Mmax        =        maximale massa onder de assen;

       d.        Fp max        =        maximum toegestane pedaalkracht;

       e.        Fp(n)        =        werkelijk gebruikte pedaalkracht per as "n";

       f.        Pex        =        extrapolatiedruk;

       g.        P(n)        =        ingestuurde druk bedieningscilinder van as "n" danwel ingestuurde remcilinderdruk van as "n";

       h.        0,4        =        aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;

       i.        a        =        hoogst bereikbare remvertraging;

       j.        Mgeremd        =        afgeremde massa onder de assen.

2.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem A, is de volgende formule van toepassing:

       

3.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B is de volgende formule van toepassing:

       

4.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B en de in het derde lid genoemde formule niet toepasbaar is en de rollenremtestbank slaat niet af dan wel geen enkel wiel blokkeert, is de volgende formule van toepassing:

       

5.        Indien het voertuig is voorzien van een remsysteem B en de in het derde lid genoemde formule is niet toepasbaar en de rollenremtestbank slaat af dan wel ??n of meer wielen van het voertuig blokkeren, vindt geen extrapolatie plaats en voldoet de remvertraging aan het bepaalde in artikel 5.3.38 van het Voertuigreglement.


Top




Parkeerrem:

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

Artikel 2.8.40

Berekening remvertraging

Indien de controle van de remvertraging van de parkeerrem van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank, moet de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten aan de wielen te delen door de op het kentekenbewijs vermelde massa van het ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg.


Top




? 6        Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging

Artikel 2.8.41:        Strekrem

Artikel 2.8.42:        Voorwaarden beproeving

Artikel 2.8.43:        Uitvoering rembeproeving

Artikel 2.8.44:        Bepaling extrapolatiedruk

Artikel 2.8.45:        Formules bepaling remvertraging


Top




Artikel 2.8.41

Strekrem

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

De bedrijfsrem van de aanhangwagen moet regelbaar en onafhankelijk van het trekkende motorrijtuig kunnen worden bediend; dit geschiedt door middel van de strekrem die de volledige druk van de bedrijfsrem kan doorsturen of met behulp van een inrichting waarmee vanuit het trekkende motorrijtuig door middel van de bedrijfsrem van de aanhangwagen het samenstel van voertuigen kan worden afgeremd, waarbij het functioneren van de bedrijfsrem van het samenstel niet mag worden be?nvloed.


Top




Artikel 2.8.42

Voorwaarden beproeving

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

1.        De gewichtsverhouding tussen het trekkende motorrijtuig en de aanhangwagen mag niet extreem groot zijn.

2.        De ingestuurde druk en de druk in de remcilinders van de aanhangwagen moeten in de cabine van het trekkende motorrijtuig kunnen worden afgelezen.


Top




Artikel 2.8.43

Uitvoering rembeproeving

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

Indien de remvertraging van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg en die voorzien is van een drukluchtremsysteem wordt gecontroleerd door middel van een beproeving van het voertuig op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter waarbij extrapolatie wordt toegepast, moet:

a.        de remvertraging worden bepaald door het opvoeren van de met de strekrem of de inrichting ingestuurde druk de blokkeergrens van ??n of meer wielen van de aanhangwagen, waarna met een iets lagere druk de remvertraging wordt geregistreerd en de druk in de remcilinders wordt gemeten;

b.        het gemiddelde van de geregistreerde remvertraging gedurende twee seconden worden genomen, waarbij pieken niet mogen worden meegeteld.


Top




Artikel 2.8.44

Bepaling extrapolatiedruk

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

1.        De extrapolatiedruk wordt gesteld op:

a.        6,5 bar indien het een aanhangwagen betreft in gebruik genomen na 31 december 1997,

b.        6 bar indien het een aanhangwagen betreft in gebruik genomen v??r 1 januari 1998, of

c.        4,5 bar indien het een aanhangwagen betreft met een ??n-leiding remsysteem dan wel een gecombineerd ??n- en tweeleidingremsysteem.

2.        Indien de druk in de remcilinders wordt begrensd, doordat een ventiel of een remkrachtregelaar bij de toegestane maximum massa onder een as de ingestuurde druk reduceert, is de extrapolatiedruk gelijk aan de begrensde druk.


Top




Artikel 2.8.45

Formules bepaling remvertraging

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter

1.        Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

       a.        avol        =        ge?xtrapoleerde remvertraging;

       b.        a        =        gemiddelde remvertraging van de combinatie;

       c.        Mtot.geremd        =        totale massa van de combinatie die met de aanhangwagen is afgeremd;

       d.        Mmax        =        maximale massa onder de assen van de aanhangwagen;

       e.        Pex        =        extrapolatiedruk;

       f.        P        =        ingestuurde remcilinderdruk;

       g.        0,4        =        aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald;

       h.        0,15        =        aangenomen rolweerstand trekkend motorrijtuig;

       i.        aleeg        =        remvertraging "lege" aanhangwagen;

       j.        Mahw        =        massa onder de assen van de "lege" aanhangwagen.

2.        Van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaatsvinden:


a.        indien het voertuig is voorzien van een remsysteem zonder automatische lastafhankelijke regelaar dan wel met een automatische lastafhankelijke regelaar voor alle assen, volgens de volgende formule:

b.

b.  1?        Met ingang van 1 januari 1996 door een nieuwe remproef en een nieuwe berekening met een lichter trekkend motorrijtuig dan wel een geheel of gedeeltelijk belaste aanhangwagen, volgens de in onderdeel a genoemde formule, indien de drukfactor

          groter dan 3 of

       de gemiddelde remvertraging van het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen minder bedraagt dan 1,5 m/sec?; indien de aanhangwagen geheel of gedeeltelijk wordt belast, moet de totale massa van het samenstel (Mtot.geremd) en van de aanhangwagen (Mahw) door middel van weging worden vastgesteld. Indien de massa van de extra aangebrachte belasting exact bekend is, mag weging van de aanhangwagen achterwege blijven;

     2?        Indien de drukfactor, bedoeld in 1?, wordt gesteld op 3, hoeft de aanhangwagen niet te worden belast als daarbij blijkt dat de berekende remvertraging groter dan of gelijk is aan de minimaal vereiste remvertraging.

c.        indien het voertuig is voorzien van een remsysteem met automatische lastafhankelijke regelaar voor een deel van de assen dan wel van een remsysteem met meerdere automatische lastafhankelijke regelaars, volgens de volgende formule:


Top




? 7        Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging

Algemene informatie ten aanzien van het gebruik van de rollenremtestbank.

Indien gebruik wordt gemaakt van een rollenremtestbank welke voldoet aan de nieuwe eisen Voorschriften Meetmiddelen 1997, dient als volgt gehandeld te worden:

-        De beproeving wordt uitgevoerd volgens de procedure zoals deze wordt aangegeven in de gebruiksaanwijzing van de rollenremtestbank.

-        Het resultaat van de rembeproeving wordt op een printuitdraai van de rollenremtestbank gepresenteerd.

Tot 1-2-2007 is onderstaande handelwijze van kracht:

Indien het resultaat van de rembeproeving (volgens de printuitdraai van de rollenremtestbank) onvoldoende is, kan het voertuig nog niet worden afgekeurd. De remberekening moet dan alsnog handmatig worden berekend zoals beschreven in de volgende artikelen. De uitkomst van deze berekening is dan bepalend. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de remkrachten en drukken zoals deze op de printuitdraai vermeld zijn.
Geadviseerd wordt om de remberekening op het remberekeningsformulier (zie bijlage 6) uit te voeren. In dat geval kunt u het remberekeningsformulier archiveren bij de gele doorslag van het APK-rapport.


Artikel 2.8.46:        Bepaling remvertraging

Artikel 2.8.47:        Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.46

Artikel 2.8.48:        Maximale remkrachten/benodigde druk

Artikel 2.8.49:        Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.48

Artikel 2.8.50:        Vaststelling extrapolatiedruk

Artikel 2.8.51:        Formules bepaling remvertraging


Top




Artikel 2.8.46

Bepaling remvertraging

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

Indien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg plaats vindt door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank waarbij de belasting van het voertuig door middel van spanbanden of spankettingen zodanig wordt gesimuleerd dat de ingestuurde remcilinderdruk de drukfactor bereikt, bedoeld in artikel 2.8.51, tweede lid.

a.        moeten, nadat de gesimuleerde belasting is aangebracht, per as de maximale remkrachten aan de wielen worden vastgesteld;

b.        moet de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten bij elkaar op te tellen en vervolgens te delen door de op het kentekenbewijs vermelde toegestane maximum massa van het voertuig.


Top




Artikel 2.8.47

Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.46

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

1.        Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in artikel 2.8.46, onderdeel a, moet het volgende in acht worden genomen:

a.        bij de remtest moet de remwerking langzaam worden opgevoerd en op het moment van aflezen worden vastgehouden;

b.        de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:

1?        de maximale remcilinderdruk wordt ingestuurd,

2?        ??n of meer wielen van het voertuig blokkeren, of

3?        de rollenremtestbank afslaat,

2.        Indien de remkracht op ??n wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen van een as tussen twee waarden schommelen, moeten per wiel de minimale en maximale remkracht worden gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.


Top




Artikel 2.8.48

Maximale remkrachten/benodigde druk

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

Bij de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank zonder dat de belasting van het voertuig wordt gesimuleerd, moet voordat tot extrapolatie wordt overgegaan, voor iedere as worden vastgesteld:

a.        de maximale remkrachten aan de wielen, en

b.        bij drukluchtremsystemen de benodigde druk in de remcilinder om de maximale remkrachten aan de wielen te bereiken.


Top




Artikel 2.8.49

Bepaling remkrachten m.b.t. artikel 2.8.48

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

1.        Bij de vaststelling van de maximale remkrachten zoals bedoeld in artikel 2.8.48, onderdeel a, moet het volgende in acht worden genomen:

a.        de remdruk hoeft niet bij alle assen gelijk te zijn;

b.        bij de remtest moet de remwerking langzaam worden opgevoerd en op het moment van aflezen worden vastgehouden;

c.        de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:

1?        de maximale remcilinderdruk wordt ingestuurd,

2?        ??n of meer wielen van het voertuig blokkeren, of

3?        de rollenremtestbank afslaat.

2.        Indien de remkracht op ??n wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen tussen twee waarden schommelen, moeten per wiel de minimale en maximale remkracht worden gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.


Top




Artikel 2.8.50

Vaststelling extrapolatiedruk

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

1.        De extrapolatiedruk wordt gesteld op:

a.        6,5 bar indien het een aanhangwagen betreft in gebruik genomen na 31 december 1997,

b.        6 bar indien het een aanhangwagen betreft in gebruik genomen voor 1 januari 1998, of

c.        4,5 bar indien het een aanhangwagen betreft met een ??nleidingremsysteem dan wel een gecombineerd ??n- en tweeleiding remsysteem.

2.        Indien blijkt dat de druk in de remcilinders wordt begrensd, doordat een ventiel of een remkrachtregelaar bij de toegestane maximummassa onder een as de ingestuurde druk reduceert, is de extrapolatiedruk gelijk aan de begrensde druk.

3.        Bij de extrapolatie wordt de rolweerstand meegerekend.


Top




Artikel 2.8.51

Formules bepaling remvertraging

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Bepaling van de remvertraging, Beproeving van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg op een rollenremtestbank

1.        Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

       a.        avol        = ge?xtrapoleerde remvertraging;

       b.        Fb(n)        = som van de remkrachten aan de wielen per as "n";

       c.        Mmax        = maximale massa onder de assen;

       d.        Pex        = extrapolatiedruk;

       e.        P(n)        = ingestuurde remcilinderdruk van as "n";

       f.        0,4        = aanspreekdruk, tenzij door meting anders bepaald.

2.        Van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem en de extrapolatie plaats vinden:

a.        volgens de volgende formule:

b.        met ingang van 1 januari 1996 door een nieuwe remproef en een nieuwe berekening volgens de in onderdeel a genoemde formule, indien de drukfactor

       van een as groter is dan 3,

       waarbij de betreffende as moet worden belast door op het voertuig een last te plaatsen of door middel van spanbanden of spankettingen de belasting op die as te vergroten, tenzij de berekende remvertraging groter dan of gelijk is aan de minimaal vereiste remvertraging, bij herberekening met een drukfactor 3.


Top




Afdeling 3        Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk

ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting

Artikel 2.8.52:        Beoordeling uitbreken

? 1        De beproeving op de weg

? 2        De beproeving op een remtestinrichting


Top




Artikel 2.8.52

Beoordeling uitbreken

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel

1.        De beoordeling van het uitbreken als gevolg van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as respectievelijk als gevolg van overberemming van de achterste as of het achterste asstel geschiedt door beproeving van het voertuig op de weg of door beproeving op een platenremtestbank of een rollenremtestbank aan de hand van de artikelen 2.8.53 tot en met 2.8.59.

2.        Indien de beoordeling van de remvertraging plaatsvindt:

a.        door een beproeving op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter moet ook de beoordeling van het uitbreken op de weg plaatsvinden;

b.        door een beproeving op een remtestinrichting moet onverminderd artikel 2.8.55, tweede lid, ook de beoordeling van het uitbreken plaatsvinden op een remtestinrichting.

3.        Het eerste lid geldt niet voor aanhangwagens met betrekking tot overberemming.


Top




? 1        De beproeving op de weg

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel

Artikel 2.8.53

Voorwaarden uitvoering

Bij de beoordeling van het uitbreken moet bij een beproeving op de weg een beremming worden uitgevoerd waarbij:

a.        in geval van een personenauto moet worden geremd tot de hoogst bereikbare remvertraging met een maximum van 8 m/s? met een pedaalkracht van niet meer dan 500 N;

b.        in geval van een bedrijfsauto of aanhangwagen moet worden geremd tot de minimaal vereiste remvertraging zoals voor de betreffende voertuigcategorie is vermeld in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement;

c.        in geval van een driewielig motorrijtuig moet worden geremd tot de hoogst bereikbare remvertraging.


Top




? 2        De beproeving op een remtestinrichting

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel

Verschil in remwerking

Overberemming van de achterste as of het achterste asstel


Top




Verschil in remwerking

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel

Artikel 2.8.54:        Beoordeling verschil in remwerking

Artikel 2.8.55:        Maximum toegestaan verschil in remwerking rollenremtestbank

Artikel 2.8.56:        Maximum toegestaan verschil in remwerking platenremtestbank


Top




Artikel 2.8.54

Beoordeling verschil in remwerking

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel, Verschil in remwerking

Indien bij de beoordeling van het verschil in remwerking gebruik wordt gemaakt van een remtestinrichting moeten de artikelen 2.8.55 en 2.8.56 in acht worden genomen.


Top




Artikel 2.8.55

Maximum toegestaan verschil in remwerking rollenremtestbank

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel, Verschil in remwerking

1.        Indien gebruik wordt gemaakt van een rollenremtestbank mag het verschil in remwerking tussen de wielen op een as niet meer bedragen dan 30% van de hoogst gemeten remkracht (bovenwaarde) waarbij de wielen niet blokkeren.

2.        Het verschil in remkracht tussen de wielen van een bestuurde as van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg mag niet meer bedragen dan 20% van de hoogst gemeten remkracht.

3.        Indien het verschil in remkracht tussen de wielen van een bestuurde as van een personenauto, een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig, tussen de 20% en 30% van de hoogst gemeten remkracht bedraagt, moet door middel van een remproef op de weg worden bepaald of dit verschil leidt tot uitbreken; het gebruik van een remvertragingsmeter is niet noodzakelijk.


Top




Artikel 2.8.56

Maximum toegestaan verschil in remwerking platenremtestbank

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel, Verschil in remwerking

Indien gebruik gemaakt wordt van een platenremtestbank:

a.        moet de snelheid bij aanvang van de remproef ongeveer 10 km/h bedragen;

b.        kunnen de resultaten van de remproeven worden gebruikt die zijn uitgevoerd bij de procedure voor de beoordeling van de bedrijfsremvertraging;

c.        moet de remproef op iedere as ten minste tweemaal worden uitgevoerd;

d.        moet de beoordeling van de resultaten geschieden aan de hand van de bij dit artikel behorende tabel 2, waarin de genoemde percentages zijn gerelateerd aan de hoogst gemeten remkracht.


Top




Tabel 2:        Verschil in remwerking links en rechts op platenremtestbank.


Top




Overberemming van de achterste as of het achterste asstel

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel

Artikel 2.8.57:        Beoordeling overberemming

Artikel 2.8.58:        Beoordeling overberemming rollenremtestbank

Artikel 2.8.59:        Beoordeling overberemming vier-plaats remtestbank

Artikel 2.8.60:        Voorwaarden

Artikel 2.8.61:        Beoordeling overberemming driewielig motorrijtuig


Top




Artikel 2.8.57

Beoordeling overberemming

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel, Overberemming van de achterste as of het achterste asstel

Indien bij de beoordeling van de overberemming van de achterste as of het achterste asstel van een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg gebruik gemaakt wordt van een remtestinrichting moeten de artikelen 2.8.58 tot en met 2.8.60 in acht worden genomen.


Top




Artikel 2.8.58

Beoordeling overberemming rollenremtestbank

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel, Overberemming van de achterste as of het achterste asstel

1.        Indien gebruik wordt gemaakt van een rollenremtestbank, moet:

a.        voor de voorste as en de achterste as of het achterste asstel de pedaalkracht worden bepaald even voor het moment van blokkeren van ??n of meer wielen;

b.        de laagst vastgestelde pedaalkracht worden gebruikt om de remkrachten te bepalen die optreden bij deze pedaalkracht op de voorste as en op de achterste as of het achterste asstel;

c.        de door de achterste as of het achterste asstel opgebrachte remkracht lager zijn dan het volgende percentage (van de totale remkracht):

1?        30% indien de motor zich voorin bevindt en voorwielaandrijving aanwezig is;

2?        40% indien de motor zich voorin bevindt en achterwielaandrijving aanwezig is;

3?        50% indien de motor zich achterin bevindt en achterwielaandrijving aanwezig is.

2.        Een remproef op de weg vindt als nader onderzoek plaats, indien uit de berekening met de bij de remtest verkregen waarden blijkt dat het percentage van de remkracht die wordt opgebracht door de achterste as boven de aangegeven waarde zoals vermeld in het eerste lid, onderdeel c ligt; het gebruik van een remvertragingsmeter is niet noodzakelijk.

3.        Bij een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg waarvan de motor en de aandrijving niet onder onderdeel c, van het eerste lid, vallen, wordt eveneens een remproef op de weg gehouden, zoals bepaald in paragraaf 1 van deze afdeling, echter zonder gebruik te maken van een remvertragingsmeter.


Top




Artikel 2.8.59

Beoordeling overberemming vier-plaats remtestbank

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel, Overberemming van de achterste as of het achterste asstel

1.        Indien gebruik wordt gemaakt van een vier-plaats remtestbank, moet:

a.        de snelheid bij de aanvang van de proef ongeveer 10 km/h bedragen, waarbij de remkrachten van de voorste as en de achterste as of het achterste asstel worden bepaald;

b.        de door de achterste as of het achterste asstel opgebrachte remkracht lager zijn dan het volgende percentage (van de totale remkracht):

1?        30% indien de motor zich voorin bevindt en voorwielaandrijving aanwezig is;

2?        40% indien de motor zich voorin bevindt en achterwielaandrijving aanwezig is;

3?        50% indien de motor zich achterin bevindt en achterwielaandrijving aanwezig is.

2.        Een remproef op de weg vindt als nader onderzoek plaats, indien uit de berekening met de bij de remtest verkregen waarden blijkt dat het percentage van de remkracht die wordt opgebracht door de achterste as boven de aangegeven waarde zoals vermeld in het eerste lid, onderdeel b, ligt; het gebruik van een remvertragingsmeter is niet noodzakelijk.

3.        Bij een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg waarvan de motor en de aandrijving niet onder onderdeel b, van het eerste lid, vallen, wordt eveneens een remproef op de weg gehouden, zoals bepaald in paragraaf 1 van deze afdeling, echter zonder gebruik te maken van een remvertragingsmeter.


Top




Artikel 2.8.60

Voorwaarden

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel, Overberemming van de achterste as of het achterste asstel

In afwijking van artikel 2.8.52, tweede lid, mag de beoordeling van het uitbreken als gevolg van overberemming van de achteras of asstel niet plaatsvinden op een twee-plaatsremtestbank; de beoordeling moet worden uitgevoerd door middel van een remproef op de weg zoals bepaald in paragraaf 1 van deze afdeling.


Top




Artikel 2.8.61

Beoordeling overberemming driewielig motorrijtuig

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Reminrichting, Regels met betrekking tot het uitbreken ten gevolge van het verschil in remwerking tussen de wielen van elke as onderscheidenlijk ten gevolge van overberemming van de achterste as of het achterste asstel, Overberemming van de achterste as of het achterste asstel

De beoordeling van de overberemming van de achterste as of het achterste asstel van een driewielig motorrijtuig moet plaatsvinden door middel van een remproef op de weg zoals bepaald in paragraaf 1 van deze afdeling; het gebruik van een remvertragingsmeter is niet noodzakelijk.


Top




Titel 9        Carrosserie

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen

Afdeling 1        Corrosie

Afdeling 2        Voorruiten

Afdeling 3        Gezichtsvelden van de verplichte spiegels en van de gezichtsveldverbeterende voorzieningen als bedoeld in artikel in 5.3.45a van het Voertuigreglement

Afdeling 4        Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen


Top




Afdeling 1        Corrosie

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie

Artikel 2.9.1

De bevestiging van de onderdelen van de carrosserie genoemd in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement moeten voldoen aan de eisen ten aanzien van corrosie bedoeld in titel 2 van dit hoofdstuk.


Top




Afdeling 2        Voorruiten

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie

? 1        Personenauto's, bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg alsmede driewielige motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg

? 2        Bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg


Top




? 1        Personenauto's, bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg

alsmede driewielige motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Voorruiten

Artikel 2.9.2:        Beschadiging voorruit

Artikel 2.9.3:        Verdeling in vlakken

Artikel 2.9.4:        Toegestane beschadiging

Artikel 2.9.5:        Aanwezigheid meerdere beschadigingen

Artikel 2.9.6:        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.9.2

Beschadiging voorruit

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Voorruiten, Personenauto's, bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg alsmede driewielige motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg

Voorruiten van personenauto's, bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg alsmede driewielige motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg mogen in de artikel 2.9.3 aangegeven vlakken niet meer beschadigd of verkleurd zijn dan zoals bepaald in de artikelen 2.9.4 en 2.9.5.


Top




Artikel 2.9.3

Verdeling in vlakken

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Voorruiten, Personenauto's, bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg alsmede driewielige motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg

1.        De voorruit wordt verdeeld in de volgende drie denkbeeldige vlakken, zoals weergegeven in figuur 13:

a.        het vlak voor het directe gezichtsveld van de bestuurder: dit is het gedeelte van de voorruit dat zich voor de bestuurderszitplaats bevindt, ter grootte van een op de voorruit te projecteren vlak met een horizontale zijde van 0,30 m en een verticale zijde van 0,20 m;

b.        het vlak voor het indirecte gezichtsveld van de bestuurder, hetgeen als volgt wordt gevormd:

       het directe gezichtsveld wordt ten opzichte van het midden van de voorruit gespiegeld naar het rechter voorruitgedeelte. Het hierdoor gevonden vlak en de tussenruimte naar het directe gezichtsveld vormt het indirecte gezichtsveld;

c.        het randvlak: dit is het nog resterende deel van de voorruit.

2.        Het middelpunt van het in het eerste lid, onder a, geprojecteerde vlak moet samenvallen met het snijpunt van:

a.        de verticale lijn, denkbeeldig getrokken op de voorruit, vanuit de zitpositie van de bestuurder, door het hart van het stuur, en

b.        de door het middelpunt van het ruitewisserblad beschreven baan op de voorruit of bij een centrale ruitewisser de horizontale raaklijn aan de genoemde beschreven baan, zoals weergegeven in figuur 14.


Top




Figuur 13


Top




Figuur 14


Top




Artikel 2.9.4

Toegestane beschadiging

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Voorruiten, Personenauto's, bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg alsmede driewielige motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg

1.        In het vlak voor het directe gezichtsveld mogen, in afwijking van artikel 2.9.5, de volgende beschadigingen of verkleuringen aanwezig zijn:

a.        enkelvoudige scheuren, ongeacht de lengte;

b.        oppervlakkige krassen waarvan de breedte niet meer dan 5 mm bedraagt;

c.        beschadigingen of verkleuringen waarvan de afmetingen zodanig zijn, dat een denkbeeldig getrokken cirkel om de gehele beschadiging of verkleuring heen een diameter heeft van niet meer dan 20 mm.

2.        In het vlak voor het indirecte gezichtsveld mogen, in afwijking van artikel 2.9.5, de volgende beschadigingen of verkleuringen aanwezig zijn:

a.        enkelvoudige scheuren, ongeacht de lengte;

b.        oppervlakkige krassen waarvan de breedte niet meer dan 5 mm bedraagt;

c.        beschadigingen of verkleuringen waarvan de afmetingen zodanig zijn, dat een denkbeeldig getrokken cirkel om de gehele beschadiging of verkleuring heen een diameter heeft van niet meer dan 50 mm.

3.        Onder de in het eerste en tweede lid genoemde enkelvoudige scheuren worden scheuren verstaan die in de gezichtsvelden geen vertakkingen vertonen tussen begin- en eindpunt, zoals weergegeven in figuur 15.

4.        In het randvlak mogen beschadigingen of verkleuringen aanwezig zijn.

5.        Indien een beschadiging of verkleuring doorloopt in de verschillende te beoordelen vlakken van de ruit, dan moet alleen dat deel van de beschadiging of verkleuring in ogenschouw worden genomen dat in het te beoordelen vlak aanwezig is.


Top




Figuur 15


Top




Artikel 2.9.5

Aanwezigheid meerdere beschadigingen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Voorruiten, Personenauto's, bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg alsmede driewielige motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg

De voorruit mag meerdere luchtbellen, beschadigingen of verkleuringen vertonen die ten aanzien van de afmetingen ieder afzonderlijk voldoen aan artikel 2.9.4, mits het uitzicht van de bestuurder daardoor niet wordt belemmerd.


Top




Artikel 2.9.6

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Voorruiten, Personenauto's, bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg alsmede driewielige motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg

De in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetst:

a.        door middel van visuele controle;

b.        door in geval van twijfel te meten met een meetmiddel van voldoende bereik.


Top




? 2        Bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Voorruiten

Artikel 2.9.7:        Beschadiging voorruit

Artikel 2.9.8:        Verdeling in vlakken

Artikel 2.9.9:        Toegestane beschadiging

Artikel 2.9.10:        Aanwezigheid meerdere beschadigingen

Artikel 2.9.11:        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.9.7

Beschadiging voorruit

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Voorruiten, Bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Voorruiten van bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg mogen in de artikel 2.9.8 aangegeven vlakken niet meer beschadigd of verkleurd zijn dan zoals bepaald in de artikelen 2.9.9 en 2.9.10.


Top




Artikel 2.9.8

Verdeling in vlakken

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Voorruiten, Bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

1.        De voorruit wordt verdeeld in de volgende drie denkbeeldige vlakken:

a.        het vlak voor het directe gezichtsveld van de bestuurder: dit is het gedeelte van de voorruit dat zich voor de bestuurderszitplaats bevindt, ter grootte van een op de voorruit te projecteren vlak met een horizontale zijde van 0,40 m en een verticale zijde van 0,40 m, zoals weergegeven in figuur 16;

b.        het vlak voor het indirecte gezichtsveld van de bestuurder, hetgeen als volgt wordt gevormd:

       het directe gezichtsveld wordt ten opzichte van het midden van de voorruit gespiegeld naar het rechter voorruitgedeelte: het hierdoor gevonden vlak en de tussenruimte naar het directe gezichtsveld vormt het indirecte gezichtsveld;

c.        het randvlak: dit is het nog resterende deel van de voorruit.

2.        Het middelpunt van het in het eerste lid, onder a, geprojecteerde vlak moet samenvallen met het snijpunt van:

a.        de verticale lijn, denkbeeldig getrokken op de voorruit, vanuit de zitpositie van de bestuurder, door het hart van het stuur, en

b.        de horizontale lijn op 0,65 m boven het laagste punt van de zitting van de onbelaste bestuurdersstoel in de achterste en onderste gebruiksstand, waarbij moet worden uitgegaan van de meest gebruikelijke zitpositie voor een bestuurder van gemiddelde lengte, indien de onderste gebruiksstand lager uitkomt dan voor het besturen noodzakelijk is.


Top




Figuur 16


Top




Artikel 2.9.9

Toegestane beschadiging

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Voorruiten, Bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

1.        In het vlak voor het directe gezichtsveld mogen, in afwijking van artikel 2.9.10, de volgende beschadigingen of verkleuringen aanwezig zijn:

a.        enkelvoudige scheuren, ongeacht de lengte;

b.        oppervlakkige krassen waarvan de breedte niet meer dan 8 mm bedraagt;

c.        beschadigingen of verkleuringen waarvan de afmetingen zodanig zijn, dat een denkbeeldig getrokken cirkel om de gehele beschadiging of verkleuring heen een diameter heeft van niet meer dan 30 mm.

2.        In het vlak voor het indirecte gezichtsveld mogen, in afwijking van artikel 2.9.10, de volgende beschadigingen of verkleuringen aanwezig zijn:

a.        enkelvoudige scheuren, ongeacht de lengte;

b.        oppervlakkige krassen waarvan de breedte niet meer dan 8 mm bedraagt;

c.        beschadigingen of verkleuringen waarvan de afmetingen zodanig zijn, dat een denkbeeldig getrokken cirkel om de gehele beschadiging of verkleuring heen een diameter heeft van niet meer dan 100 mm.

3.        Onder de in het eerste en tweede lid genoemde enkelvoudige scheuren worden scheuren verstaan die in de gezichtsvelden geen vertakkingen vertonen tussen begin- en eindpunt, zoals weergegeven in figuur 17.

4.        In het randvlak mogen beschadigingen of verkleuringen aanwezig zijn.

5.        Indien een beschadiging of verkleuring doorloopt in de verschillende te beoordelen vlakken van de ruit, dan moet alleen dat deel van de beschadiging of verkleuring in ogenschouw worden genomen dat in het te beoordelen vlak aanwezig is.


Top




Figuur 17


Top




Artikel 2.9.10

Aanwezigheid meerdere beschadigingen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Voorruiten, Bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

De voorruit mag meerdere luchtbellen, beschadigingen of verkleuringen vertonen die ten aanzien van de afmetingen ieder afzonderlijk voldoen aan artikel 2.9.9, mits het uitzicht van de bestuurder daardoor niet wordt belemmerd.


Top




Artikel 2.9.11

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Voorruiten, Bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

De in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetst:

a.        door middel van visuele controle;

b.        door in geval van twijfel te meten met een meetmiddel van voldoende bereik.


Top




Afdeling 3 Gezichtsvelden van de verplichte spiegels en van de gezichtsveldverbeterende voorzieningen als bedoeld in artikel 5.3.45 en artikel 5.3.45a van het Voertuigreglement

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie

Artikel 2.9.12:        Vereiste gezichtsvelden

Artikel 2.9.13:        Gezichtsveld linkerbuitenspiegel

Artikel 2.9.14:        Gezichtsveld rechterbuitenspiegel

Artikel 2.9.15:        Gezichtsveld trottoirspiegel

Artikel 2.9.16:        Gezichtsveld breedtespiegel

Artikel 2.9.16.a.        Eisen aan gezichtsveldverbeterende voorziening

Artikel 2.9.16.b.        Gezichtsveld gezichtsveldverbeterende voorziening

Artikel 2.9.16.c.        Plaatsing

Artikel 2.9.16.d.        Aanvullende eisen

Artikel 2.9.16.e        Gezichtsveld vooruitkijkspiegel

Artikel 2.9.16.f        Kijkrichting beeldscherm

Artikel 2.9.17:        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.9.12

Vereiste gezichtsvelden

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Gezichtsvelden van de verplichte spiegels

De spiegels van bedrijfsauto's moeten zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder in normale rijhouding de vereiste gezichtsvelden, zoals bepaald in de artikelen 2.9.13 tot en met 2.9.16 kan overzien.


Top




Artikel 2.9.13

Gezichtsveld linkerbuitenspiegel

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Gezichtsvelden van de verplichte spiegels

1.        De linkerbuitenspiegel van de bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg en in gebruik genomen voor 26 januari 2011 of van de bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg en in gebruik genomen voor 26 januari 2008 moet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoals weergeven in figuur 18, waarbij de bestuurder:

a.        een punt op het wegdek, gelegen op 10,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 2,50 m naast het verlengde van de linkerzijde van het voertuig, en

b.        een deel van de linkerzijde van het voertuig, en

c.        de horizon

kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

2.        De linkerbuitenspiegel van de bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg en in gebruik genomen na 25 januari 2011 is zodanig geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoals weergeven in figuur 18a, waarbij de bestuurder:

a.        een punt op het wegdek, gelegen op 20,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 4,00 m naast het verlengde van de linkerzijde van het voertuig, en

b.        een punt op het wegdek, gelegen op 4,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 1,00 m naast het verlengde van de linkerzijde van het voertuig, en

c.        een deel van de linkerzijde van het voertuig, en

d.        de horizon

kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

3.        De linkerbuitenspiegel van de bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg en in gebruik genomen na 25  januari 2008 is zodanig geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoals weergeven in figuur 18b, waarbij de bestuurder:

a.        een punt op het wegdek, gelegen op 30,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 5,00 m naast het verlengde van de linkerzijde van het voertuig, en

b.        een punt op het wegdek, gelegen op 4,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 1,00 m naast het verlengde van de linkerzijde van het voertuig, en

c.        een deel van de linkerzijde van het voertuig, en

d.        de horizon

kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.



Top




Figuur 18


Top




Figuur 18a Linker- en rechterbuitenspiegel

Na 25 januari 2008 massa 3500




Top




Figuur 18b Linker- en rechterbuitenspiegel

Na 25 januari 2008 massa 3500


Top




Artikel 2.9.14

Gezichtsveld rechterbuitenspiegel

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Gezichtsvelden van de verplichte spiegels

1.        De rechterbuitenspiegel van de bedrijfsauto, in gebruik genomen na 25 januari 2008, bestemd voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen of voor het vervoer van goederen, met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, moet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoals weergegeven in figuur 18b, waarbij de bestuurder:

a.        een punt op het wegdek, gelegen op 30,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 5,00 m naast het verlengde van de rechterzijde van het voertuig, en

b.        een punt op het wegdek, gelegen op 4,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 1,00 m naast het verlengde van de rechterzijde van het voertuig, en

c.        een deel van de rechterzijde van het voertuig, en

d.        de horizon

kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

1a.        De rechterbuitenspiegel van de bedrijfsauto, bestemd voor het vervoer van goederen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg,in gebruik genomen na 25 januari 2011, is zodanig geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoals weergegeven in figuur 18a, waarbij de bestuurder:

a.        een punt op het wegdek, gelegen op 20,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 4,00 m naast het verlengde van de rechterzijde van het voertuig, en

b.        een punt op het wegdek, gelegen op 4,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 1,00 m naast het verlengde van de rechterzijde van het voertuig, en

c.        een deel van de rechterzijde van het voertuig, en

d.        de horizon

kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

1b.        De rechterbuitenspiegel van de bedrijfsauto, bestemd voor het vervoer van goederen, in gebruik genomen na 30 september 1988 doch voor 26 januari 2011, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 2000 kg, moet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoals weergegeven in figuur 19, waarbij de bestuurder:

a.        een punt op het wegdek, gelegen op 20,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 4,00 m naast het verlengde van de rechterzijde van het voertuig, en

b.        een deel van de rechterzijde van het voertuig, en

c.        de horizon

kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

2.        De rechterbuitenspiegel van de bedrijfsauto bestemd voor het vervoer van goederen, in gebruik genomen v??r 1 oktober 1988, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 2000 kg, moet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoals weergegeven in figuur 20, waarbij de bestuurder:

a.        een punt op het wegdek, gelegen op 30,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 3,50 m naast het verlengde van de rechterzijde van het voertuig, en

b.        een deel van de rechterzijde van het voertuig, en

c.        de horizon

kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

3.        De rechterbuitenspiegel van de bedrijfsauto, in gebruik genomen voor 26 januari 2008, bestemd voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen of voor het vervoer van goederen, met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg en van de bedrijfsauto bestemd voor het vervoer van goederen, met een toegestane maximum massa van meer dan 2000 kg, maar niet meer dan 3500 kg, in gebruik genomen voor 26 januari 2011 is zodanig geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoals weergegeven in figuur 21, waarbij de bestuurder:

a.        een punt op het wegdek, gelegen op 4,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 0,75 m naast het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, en

b.        een punt op het wegdek, gelegen op 30,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 3,50 m naast het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, en

c.        een deel van de rechterzijde van het voertuig, en

d.        de horizon

       kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.



Top




Figuur 19

Rechterbuitenspiegel na 30 september 1988 massa < 2000 kg


Top




Figuur 20

Rechterbuitenspiegel voor 1 oktober 1988 massa < 2000 kg.


Top




Figuur 21


Top




Artikel 2.9.15

Gezichtsveld trottoirspiegel

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Gezichtsvelden van de verplichte spiegels

1.        De trottoirspiegel van de bedrijfsauto, in gebruik genomen voor 26 januari 2008, moet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien zoals weergegeven in figuur 22.

2.        De trottoirspiegel van de bedrijfsauto, in gebruik genomen na 25 januari 2008, moet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien zoals weergegeven in figuur 22a.

3.        Indien het verticale dwarsvlak door de voorste zijde van de bumper op minder dan 1 m is gelegen van de oogpunten van de bestuurder mag het zichtveld van de trottoirspiegel worden beperkt tot dat dwarsvlak volgens figuur 22b.


Top




Figuur 22





Top




Figuur 22a        Trottoirspiegel



Top




Figuur 22b Trottoirspiegel



Top




Artikel 2.9.16

Gezichtsveld breedtespiegel

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Gezichtsvelden van de verplichte spiegels

1.        De aan de passagierszijde gemonteerde breedtespiegel van de bedrijfsauto, in gebruik genomen voor 26 januari 2008, moet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoals weergegeven in figuur 23, waarbij de bestuurder:

a.        een punt op het wegdek, gelegen op 3,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 2,50 m naast het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, en

b.        een punt op het wegdek, gelegen op 15,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 12,50 m naast het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, en

c.        een punt op het wegdek, gelegen op 4,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en op de projectie van de rechterzijkant van het voertuig of het verlengde van deze projectie, en

d.        een punt op het wegdek, gelegen op 25,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en in het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

2.        De aan de passagierszijde gemonteerde breedtespiegel van de bedrijfsauto, in gebruik genomen na 25 januari 2008, moet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoals weergegeven in figuur 23-1, waarbij de bestuurder:

a.        een punt op het wegdek, gelegen op 1,50 m achter de oogpunten van de bestuurder en 4,50 m naast het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, en

b.        een punt op het wegdek, gelegen op 10,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 15,00 m naast het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, en

c.        een punt op het wegdek, gelegen op 25,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 15,00 m naast het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, en

d.        een punt op het wegdek, gelegen op 25,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en op het verlengde van de projectie van de rechterzijkant van het voertuig

       kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.

3.        De aan de bestuurderszijde gemonteerde breedtespiegel van de bedrijfsauto, in gebruik genomen na 25 januari 2008, moet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld op grondniveau kan overzien, zoals weergegeven in figuur 23-1, waarbij de bestuurder:

a.        een punt op het wegdek, gelegen op 1,50 m achter de oogpunten van de bestuurder en 4,50 m naast het verlengde van de linkerzijkant van het voertuig, en

b.        een punt op het wegdek, gelegen op 10,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 15,00 m naast het verlengde van de linkerzijkant van het voertuig, en

c.        een punt op het wegdek, gelegen op 25,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en 15,00 m naast het verlengde van de linkerzijkant van het voertuig, en

d.        een punt op het wegdek, gelegen op 25,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en op het verlengde van de projectie van de linkerzijkant van het voertuig

       kan zien, en hij tevens recht naar achteren kan kijken.



Top




Figuur 23



Top




Figuur 23-1, breedtespiegel




Top




Artikel 2.9.16.a.

Eisen aan gezichtsveldverbeterende voorziening

1.        De gezichtsveldverbeterende voorziening, bedoeld in artikel 5.3.45a van het Voertuigreglement, voldoet aan de in de artikelen 2.9.16.b. tot en met 2.9.16.d. gestelde eisen.

2.        De Minister van Verkeer en Waterstaat maakt door publicatie in de Staatscourant de gezichtsveldverbeterende voorzieningen bekend die in ieder geval voldoen aan het bepaalde in de artikelen 2.9.16.b. tot en met 2.9.16.d.

Deze publicatie luidt als volgt:

De Minister van Verkeer en Waterstaat deelt mede dat de hieronder genoemde spiegel- en camera-systemen, mits gemonteerd overeenkomstig de montagevoorschriften behorende bij het desbetreffende systeem, voldoen aan de vereisten die aan deze systemen worden gesteld in artikel 5.3.45a, eerste lid, van het Voertuigreglement en de artikelen 2.9.16.b. tot en met 2.9.16.d. van de Regeling permanente eisen.

Toelichting

Vooralsnog vindt er geen controle plaats op de aanwezigheid van het montagevoorschrift.

Spiegelsystemen

1.        Automatic View Scanner (A.V.S.);

2.        Protect One binnenspiegel;

3.        Protect One buitenspiegel;

4.        B.D.S. Zichtveldsysteem;

5.        Breedzichtspiegel 300 mm nr. 61.3860.204 (Mekra);

6.        DAF Blindehoekspiegel;

7.        DAF Breed-Zicht 300 mm;

8.        Dobli-spiegel (dode- en blindehoekspiegel);

9.        Dobli-spiegel bestel >3500 kg;

10.        Dobli spiegel voor mobiele telescoopkranen, straal 320 mm en bevestiging op giek;

11.        Mercedes Sprinter spiegel >3500 kg.

Camerasystemen

1.        Camerasysteem Maxan CM 8700S;

2.        Camerasysteem MXN RV8265;

3.        Clarion camera met CRT monitor (voorzien van zonwerende rand);

4.        Clarion camera met LCD monitor;

5.        COMMAX Camerasysteem;

6.        Eagle camerasysteem (T&A Eurotrans Engineering B.V.);

7.        ORLACO Zijzichtsysteem;

8.        Videotronic Camerasysteem (DND-products);

9.        Waeco-camerasysteem (Mobitronic camerasysteem).


Top




Artikel 2.9.16.b.

Gezichtsveld gezichtsveldverbeterende voorziening

De gezichtsveldverbeterende voorziening is zodanig geplaatst dat de bestuurder hiermee, eventueel in combinatie met andere spiegels, het gezichtsveld kan overzien zoals weergegeven in figuur 23a, waarbij de bestuurder zicht heeft op:

a.        een punt op het wegdek, gelegen op 1,50 m achter de oogpunten van de bestuurder en op de projectie van de rechterzijkant of het verlengde daarvan van het voertuig,

b.        een punt op het wegdek, gelegen op 1,50 m achter de oogpunten van de bestuurder en op 4,50 m naast de rechterzijkant of het verlengde daarvan van het voertuig,

c.        een punt op het wegdek, gelegen op 10,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en op 15,00 m naast de rechterzijkant of het verlengde daarvan van het voertuig,

d.        een punt op het wegdek, gelegen op 25,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en op de projectie van het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig, en

e.        een punt op het wegdek, gelegen op 25,00 m achter de oogpunten van de bestuurder en op 15,00 m naast het verlengde van de rechterzijkant van het voertuig.

Toelichting

Indien het gezichtsveld wordt belemmerd door de carrosserie of bepaalde delen hiervan, zoals andere spiegels, portiergrepen, markeringslichten, richtingaanwijzers en achterbumpers, alsmede delen voor reiniging van de spiegeloppervlakken, mag maximaal 10% van het omschreven gezichtsveld zijn afgeschermd;

Indien het omschreven zichtveld op grondniveau niet haalbaar is in het gebied tussen de trottoirspiegel en waar het gezichtsveld van de breedtespiegel begint, mag worden gemeten op 1 meter hoogte boven het grondoppervlak.


Top




Figuur 23a        Gezichtsveldverbeterende voorziening


Top




Artikel 2.9.16.c.

Plaatsing

1.        De gezichtsveldverbeterende voorziening is:

a.        deugdelijk bevestigd,

b.        steekt niet verder buiten het voertuig uit dan noodzakelijk is om de in artikel 2.9.16.b. voorgeschreven gezichtsvelden te verkrijgen,

c.        belemmert het rechtstreekse zicht van de bestuurder zo min mogelijk, en

d.        steekt niet verder dan 250 mm uit, gemeten vanaf het breedste punt van het voertuig zonder de spiegels of gezichtsveldverbeterende voorzieningen, indien de onderrand van de gezichtsveldverbeterende voorziening zich op een hoogte van minder dan 2 m boven het wegdek bevindt.



Top




Artikel 2.9.16.d.

Aanvullende eisen

1.        De gezichtsveldverbeterende voorziening bestaat uit een spiegel of een camera/beeldscherm-systeem.

2.        Een spiegel voldoet aan de volgende aanvullende eisen:

a.        hij is verstelbaar,

b.        het spiegeloppervlak is vlak of bolrond, en

c.        het proces van scannen en weergeven duurt niet langer dan 2 seconden, in het geval dat de spiegel uitsluitend het voorgeschreven gezichtsveld kan weergeven via het scannen ervan.

3.         Een camera/beeldscherm-systeem voldoet aan de volgende aanvullende eisen:

a.        het is zonder gereedschap te verstellen in het geval dat het systeem verstelbaar is, en

b.        het beeldscherm biedt bij normale gebruiksomstandigheden voldoende contrast en de helderheid kan handmatig aan de omgevingsomstandigheden worden aangepast of wordt automatisch hieraan aangepast.



Top




Artikel 2.9.16.e.- Gezichtsveld vooruitkijkspiegel

De vooruitkijkspiegel of camera-monitor van de bedrijfsauto, in gebruik genomen na 25 januari 2008, moet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder hiermee het gezichtsveld kan overzien zoals weergegeven in figuur 23b, waarbij de bestuurder zicht heeft op:

a.        een 2,00 m lang voor de uiterste voorzijde van het voertuig gelegen vlak dat begrensd wordt door de projectie of het verlengde van de projectie van de linker- en rechterzijkant van het voertuig en

b.        een daarop aansluitend een kwartcirkel met een straal van 2,00 m waarvan het middelpunt is gelegen op de projectie of het verlengde van de projecties van de voorzijde en de rechterzijkant van het voertuig.


Top




Figuur 23b Vooruitkijkspiegel




Top




Artikel 2.9.16.f. - kijkrichting beeldscherm

De kijkrichting voor het beeldscherm van de camera-monitor komt overeen met die voor de linker- of de rechterbuitenspiegel.




Top




Artikel 2.9.17

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Gezichtsvelden van de verplichte spiegels

De in deze afdeling gestelde eisen worden alleen getoetst indien dit noodzakelijk is voor het bepalen van het aantal spiegels of gezichtsverbeterende voorzieningen, indien er getoetst wordt gebeurt dit visueel.


Top




Afdeling 4        Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie

? 1        Wielafscherming

? 2        Zijdelingse afscherming


Top




? 1        Wielafscherming

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen

Artikel 2.9.18:        Wielafscherming algemeen

Artikel 2.9.19:        Te beveiligen vlakken

Artikel 2.9.20:        Wielafscherming achterste as

Artikel 2.9.21:        Toegestane wielafscherming

Artikel 2.9.22:        Permanente opbouw als wielafscherming


Top




Artikel 2.9.18

Wielafscherming algemeen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen, Wielafscherming

Bedrijfsauto's in gebruik genomen na 31 december 1974 ongeacht de massa en aanhangwagens in gebruik genomen na 31 december 1974 met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg moeten ten aanzien van de wielafscherming voldoen aan de artikelen 2.9.19 tot en met 2.9.22.


Top




Artikel 2.9.19

Te beveiligen vlakken

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen, Wielafscherming

De wielafscherming moet het gehele horizontale projectievlak boven ieder wiel afdekken. De wielen, inclusief alle bevestigingsmiddelen en naven, mogen in de breedterichting niet meer dan 30 mm buiten deze afscherming uitsteken, zoals weergegeven in figuur 24.


Top




Figuur 24


Top




Artikel 2.9.20

Wielafscherming achterste as

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen, Wielafscherming

1.        De wielen van de achterste as moeten aan de achterzijde zijn voorzien van een wielafscherming die niet mag eindigen boven een denkbeeldig horizontaal vlak gelegen op 0,15 m boven het middelpunt van de wielen en op niet meer dan 0,30 m achter het wiel. Bovendien moet het achterste gedeelte minimaal reiken tot de denkbeeldige lijn die een hoek van 45? vormt met het wegdek, zoals weergegeven in figuur 25.

2.        Indien de achterste wielen zijn bestuurd of gestuurd is de maat van 0,30 m niet van toepassing, zoals weergegeven in figuur 25.

3.        In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid worden bedrijfsauto?s met een toegestane maximum massa tot 7500 kg geacht te voldoen indien de wielafscherming fabrieksmatig is ge?ntegreerd in de voertuigcarrosserie en de carrosserierand aan de buitenzijde van de wielafscherming rond het wiel voldoet aan het gestelde in het eerste lid.


Top




Figuur 25


Top




Artikel 2.9.21

Toegestane wielafscherming

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen, Wielafscherming

1.        De wielafscherming moet:

a.        vormvast zijn, en

b.        deugdelijk zijn bevestigd.

2.        In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, is, indien het een voertuig betreft in gebruik genomen v??r 1 januari 1995, een permanent aangebracht roldoek toegestaan.

3.        Aan het bepaalde in het eerste lid wordt voldaan indien de wielafscherming bestaat uit een constructie van scharnierende of verschuifbare delen dan wel gevormd wordt door een demontabele afscherming waarvoor een opbergruimte op het voertuig aanwezig is.

4.        Een eventuele spatlap aan de achterzijde van het wiel is als wielafscherming toegestaan, mits deze vormvast is of voldoende wordt ondersteund.


Top




Artikel 2.9.22

Permanente opbouw als wielafscherming

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen, Wielafscherming

Delen van de permanente opbouw kunnen als deel van de wielafscherming dienen.


Top




? 2        Zijdelingse afscherming

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen

Artikel 2.9.23:        Zijdelingse afscherming algemeen

Artikel 2.9.24:        Te beveiligen vlakken

Artikel 2.9.25:        Aanwezigheid zijdelingse afscherming

Artikel 2.9.25a:        Zijdelingse afscherming

Artikel 2.9.25b:        Zijdelingse afscherming

Artikel 2.9.26:        Toegestane zijdelingse afscherming

Artikel 2.9.27:        Bevestiging en positionering

Artikel 2.9.28:        Onderbrekingen

Artikel 2.9.29:        Aanwezigheid doorlopend spatbord

Artikel 2.9.30:        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.9.23

Zijdelingse afscherming algemeen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen, Zijdelingse afscherming

Bedrijfsauto's in gebruik genomen na 31 december 1969 en aanhangwagens in gebruik genomen na 31 december 1969 moeten ten aanzien van de zijdelingse afscherming voldoen aan de artikelen 2.9.24 tot en met 2.9.29.


Top




Artikel 2.9.24

Te beveiligen vlakken

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen, Zijdelingse afscherming

1.        Aan weerszijden van het voertuig moeten de volgende gebieden zijn beveiligd:

a.        het gebied gelegen tussen:

1?        het verticale dwarsvlak dat bij een bedrijfsauto op 0,30 m achter de cabine begint, zoals weergegeven in figuur 26, of in het geval van een bestuurd of gestuurd wiel op niet meer dan 0,50 m achter dit wiel, en het verticale dwarsvlak dat op 0,30 m v??r het voorste achterwiel of in het geval van een bestuurd of gestuurd wiel op 0,50 m v??r dit wiel eindigt;

2?        het verticale dwarsvlak dat bij een middenasaanhangwagen op 2,50 m achter de hart-koppeling begint: indien binnen deze maat de bovenbouw nog niet is bereikt, begint het dwarsvlak aan de voorzijde van de bovenbouw, zoals weergegeven in figuur 27, en het verticale dwarsvlak dat op 0,30 m v??r het voorste achterwiel, of in het geval van een bestuurd of gestuurd wiel op 0,50 m v??r dit wiel eindigt;

3?        het verticale dwarsvlak dat bij een aanhangwagen, niet zijnde een oplegger of middenasaanhangwagen, op 0,30 m achter het achterste voorwiel begint, of in het geval van een bestuurd of gestuurd wiel op niet meer dan 0,50 m achter dit wiel, en het verticale dwarsvlak dat op 0,30 m v??r het voorste achterwiel, of in het geval van een bestuurd of gestuurd wiel, op 0,50 m v??r dit wiel eindigt;

4?        het verticale dwarsvlak dat bij een oplegger op ten hoogste 0,25 m achter het hart van de opleggersteunen begint met een maximum van 2,75 m achter het hart van de koppelingspen, zoals weergegeven in figuur 28, en het verticale dwarsvlak dat op 0,30 m v??r het voorste achterwiel eindigt of in het geval van een bestuurd of gestuurd wiel op 0,50 m v??r dit wiel;

b.        indien het voertuig is voorzien van een samenstel van assen, het gebied gelegen tussen het verticale dwarsvlak dat raakt aan de achterzijde van het wiel en het verticale dwarsvlak dat raakt aan de voorzijde van het daaropvolgende wiel en indien de afstand tussen beide verticale dwarsvlakken meer bedraagt dan 0,50 m, zoals weergegeven in figuur 29;

c.        het gebied gelegen tussen het verticale dwarsvlak dat begint op 0,30 m achter het achterste achterwiel van het voertuig, of in geval van een bestuurd of gestuurd wiel op 0,50 m achter dit wiel en in het verticale dwarsvlak dat eindigt aan de achterzijde van het voertuig, zoals weergegeven in figuur 30.

       Dit is niet van toepassing voor het gebied dat ontstaat door het achter de achterste as uitschuiven van een aanhangwagen of oplegger.

       In ingeschoven toestand moet wel aan de eis worden voldaan.

2.        Het bepaalde in het eerste lid, onderdeel c, geldt niet voor bedrijfsauto's en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg.


Top




Figuur 26


Top




Figuur 27


Top




Figuur 28


Top




Figuur 29


Top




Figuur 30


Top




Artikel 2.9.25

Aanwezigheid zijdelingse afscherming

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen, Zijdelingse afscherming

1.   a.        Bedrijfsauto's voorzien van niet meer dan drie assen en aanhangwagens, in gebruik genomen na 31 december 1997, met uitzondering van middenasaanhangwagens, zijn binnen de in artikel 2.9.24 eerste lid, onderdeel a, onder 1?, 3? en 4?, genoemde gebieden aan beide zijden voorzien van een zijdelingse afscherming, overeenkomstig artikel 2.9.25a.

b.        Bedrijfsauto's voorzien van niet meer dan drie assen en aanhangwagens, in gebruik genomen na 31 december 1997, zijn binnen de in artikel 2.9.24, eerste lid, onderdeel a, onder 2? en de onderdelen b en c genoemde gebieden aan beide zijden voorzien van een zijdelingse afscherming, overeenkomstig artikel 2.9.25b.

2.        Bedrijfsauto's voorzien van meer dan drie assen, in gebruik genomen na 31 mei 1997, zijn binnen de in artikel 2.9.24, eerste lid,

a.        onderdeel a, onder 1?, en onderdeel b genoemde gebieden, aan beide zijden voorzien van een zijdelingse afscherming, overeenkomstig:

1?.        artikel 2.9.25a, indien de afstand tussen het verticale dwarsvlak dat raakt aan de achterzijde van een wiel en het verticale dwarsvlak dat raakt aan de voorzijde van het daarop volgende wiel meer bedraagt dan:

A.        0,75 m tussen starre assen;

B.        0,85 m tussen een starre as en een gestuurde of bestuurde as;

C.        1 m tussen twee gestuurde of bestuurde assen;

2?.        artikel 2.9.25b, indien de afstand tussen het verticale dwarsvlak dat raakt aan de achterzijde van een wiel en het verticale dwarsvlak dat raakt aan de voorzijde van het daarop volgende wiel meer bedraagt dan 0,50 m doch niet meer dan:

A.        0,75 m tussen starre assen;

B.        0,85 m tussen een starre as en een gestuurde of bestuurde as;

C.        1,00 m. tussen twee gestuurde of bestuurde assen.

b.        onderdeel c genoemde gebieden, aan beide zijden voorzien van een zijdelingse afscherming, overeenkomstig artikel 2.9.25b.


Top




Artikel 2.9.25a

Zijdelingse afscherming

1.    a.        De onderrand van de zijdelingse afscherming bevindt zich op niet meer dan 0,55 m boven het wegdek, en

       b.        de bovenrand reikt ten minste tot 0,35 m onder de bovenbouw of tot de hoogte van de laadvloer, dan wel reikt tot 0,95 m boven het wegdek. Indien het een voertuig betreft met een verwisselbare opbouw mag de bovenzijde lager zijn gelegen dan 0,95 m.

2.        De zijdelingse afscherming kan onder meer worden gevormd door permanent aanwezige carrosseriedelen, randprofielen, wielafschermingen, accubakken, lucht- of brandstofreservoirs en gereedschapskisten, dan wel door afzonderlijk aangebrachte vormvaste delen.

3.        De vormvaste delen als bedoeld in het tweede lid moeten een doorlopend vlak oppervlak hebben of zijn opgebouwd uit ??n of meerdere horizontaal gemonteerde profielen die onderling niet meer dan 0,30 m uit elkaar liggen en die een hoogte hebben van tenminste:

a.        50 mm, indien het een bedrijfsauto betreft met een toegestane maximum massa van niet meer dan 12.000 kg of indien het een aanhangwagen, met uitzondering van een middenas-aanhangwagen, betreft met een toegestane maximum massa van niet meer dan 10.000 kg;

b.        0,1 m, indien het een bedrijfsauto betreft met een toegestane maximum massa van meer dan 12.000 kg of indien het een aanhangwagen, met uitzondering van een middenasaanhangwagen, betreft met een toegestane maximum massa van meer dan 10.000 kg.

4.        In afwijking van het bepaalde in het derde lid mogen voertuigen met een wisselbare opbouw zijn voorzien van een zijdelingse afscherming die bestaat uit ??n profiel met een hoogte van ten minste:

a.        50 mm, indien het een bedrijfsauto betreft met een toegestane maximum massa van niet meer dan 12.000 kg of indien het een aanhangwagen, met uitzondering van een middenas-aanhangwagen, betreft met een toegestane maximum massa van niet meer dan 10.000 kg;

b.        0,1 m, indien het een bedrijfsauto betreft met een toegestane maximum massa van meer dan 12.000 kg of indien het een aanhangwagen, met uitzondering van een middenasaanhangwagen, betreft met een toegestane maximum massa van meer dan 10.000 kg.


Top




Artikel 2.9.25b

Zijdelingse afscherming

1.        De zijdelingse afscherming, als bedoeld in artikel 2.9.25, eerste lid, onderdeel b, kan onder meer worden gevormd door permanent aanwezige carrosseriedelen, randprofielen, wielafschermingen, accubakken, lucht- of brandstofreservoirs en gereedschapskisten, dan wel door afzonderlijk aangebrachte vormvaste profielen met een hoogte van ten minste 30 mm.

2.        De onderrand bevindt zich niet meer dan 1,30 m boven het wegdek.


Top




Artikel 2.9.26

Toegestane zijdelingse afscherming

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen, Zijdelingse afscherming

1.        Voertuigen in gebruik genomen v??r 1 januari 1998 moeten binnen de in artikel 2.9.24 genoemde vlakken aan elke zijkant zijn voorzien van een zijdelingse afscherming, overeenkomstig het tweede lid, waarvan de onderrand zich niet meer dan 1,30 m boven het wegdek mag bevinden.

2.        De zijdelingse afscherming kan ondermeer worden gevormd door permanent aanwezige carrosseriedelen, randprofielen, wielafschermingen, accubakken, lucht- of brandstofreservoirs en gereedschapskisten, dan wel door afzonderlijk aangebrachte vormvaste profielen met een hoogte van ten minste 30 mm.


Top




Artikel 2.9.27

Bevestiging en positionering

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen, Zijdelingse afscherming

1.        De in artikel 2.9.25 en artikel 2.9.26 bedoelde zijdelingse afscherming moet deugdelijk zijn bevestigd.

2.        De zijdelingse afscherming moet aanwezig zijn op een afstand van niet meer dan 0,12 m binnenwaarts ten opzichte van het breedste punt van het voertuig. Indien het voertuig na het breedste punt in breedte afneemt, moet de afstand van 0,12 m worden gemeten vanaf het verticale raakvlak door het breedste punt en enig raakpunt met een daarachter gelegen voertuigdeel, zoals weergegeven in figuur 31.


Top




Figuur 31


Top




Artikel 2.9.28

Onderbrekingen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen, Zijdelingse afscherming

De in artikel 2.9.25 en artikel 2.9.26 bedoelde zijdelingse afscherming mag zijn onderbroken, echter de onderbreking mag, gemeten in lengterichting:

a.        niet groter zijn dan 25 mm, indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen, of niet groter zijn dan 0,30 m indien de afscherming is aangebracht binnen het in artikel 2.9.24, eerste lid, onderdeel a, sub 2?, en de onderdelen b en c genoemde vlak. In afwijking hiervan is een onderbreking van maximaal 100 mm ter plaatse van de steunpoten, en maximaal 50 mm ter plaatse van de vulopening van het brandstofreservoir toegestaan.

b.        niet groter zijn dan 0,30 m, indien het voertuig v??r 1 januari 1998 in gebruik is genomen;


Top




Artikel 2.9.29

Aanwezigheid doorlopend spatbord

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen, Zijdelingse afscherming

Indien het voertuig aan beide zijden is voorzien van een afzonderlijk doorlopend spatbord over alle wielen van het samenstel van assen, is ter plaatse van het samenstel voldaan aan de artikelen 2.9.23 tot en met 2.9.28.


Top




Artikel 2.9.30

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Carrosserie, Regels met betrekking tot de wielafscherming alsmede zijdelingse afscherming van voertuigen, Zijdelingse afscherming

1.        De in deze afdeling gestelde eisen worden getoetst:

a.        door middel van visuele controle, en

b.        door in geval van twijfel te meten met een meetmiddel van voldoende bereik, waarbij het volgende in acht moet worden genomen:

1?        het voertuig is op een horizontaal of nagenoeg horizontaal en vlak wegdek geplaatst;

2?        alle wielen zijn in de stand van rechtuitrijden geplaatst;

3?        de banden zijn op de juiste spanning;

4?        indien het een oplegger of middenasaanhangwagen betreft is deze op zodanige wijze op steunen geplaatst dat de laadvloer horizontaal is dan wel overeenkomt met de normale rijstand.

2.        Bij de bepaling van de maximale onderbreking, als bedoeld in artikel 2.9.28, wordt een extra onderbreking ten gevolge van het uitschuiven van het voertuig buiten beschouwing gelaten.


Top




Titel 10        Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen

? 1        Zijmarkeringslichten van personenauto's, bedrijfsauto's (ongeacht de massa) en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

? 2        Niet-driehoekige ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van bedrijfsauto's (ongeacht de massa) en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

? 3        Aanwijzing bedrijfsauto's en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg die niet behoeven te zijn voorzien van een markering aan de achterzijde

? 4        Corrosie

? 5        Beschadigingen en bewerkingen van de glazen van verlichtingsarmaturen van aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen.

? 6        De reflecterende werking van de voor het dimlicht bestemde deel van de koplampreflector van personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen

? 7        Retroreflecterende markeringen voor bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg en voor aanhangwagens


Top




? 1        Zijmarkeringslichten van personenauto's, bedrijfsauto's (ongeacht de massa) en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Artikel 2.10.1:        Algemeen

Artikel 2.10.2:        Plaatsing in lengterichting

Artikel 2.10.3:        Plaatsing in hoogte

Artikel 2.10.4:        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.10.1

Algemeen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, Zijmarkeringslichten van personenauto's, bedrijfsauto's (ongeacht de massa) en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Zijmarkeringslichten moeten zijn aangebracht aan elke zijkant van het voertuig.


Top




Artikel 2.10.2

Plaatsing in lengterichting

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, Zijmarkeringslichten van personenauto's, bedrijfsauto's (ongeacht de massa) en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

1.        Zijmarkeringslichten moeten op de volgende wijze zijn geplaatst:

a.        indien het voertuig langer is dan 6,00 m moet ten minste ??n zijmarkeringslicht zich in het middelste derde gedeelte van het voertuig bevinden;

b.        de onderlinge afstand tussen de zijmarkeringslichten mag niet meer dan 4,00 m bedragen;

c.        de afstand van het meest naar voren gelegen zijmarkeringslicht tot de uiterste voorzijde van het voertuig mag niet meer dan 4,00 m bedragen;

d.        de afstand van het meest naar achteren gelegen zijmarkeringslicht tot de uiterste achterzijde van het voertuig mag niet meer dan 1,00 m bedragen;

2.        Indien het voertuig niet langer is dan 6,00 m, dan wel in het kentekenregister of op het kentekenbewijs wordt aangeduid als kaal chassis, mag zich, bij verdeling van de lengte van het voertuig in drie gelijke delen, ??n zijmarkeringslicht op het voorste derde gedeelte en ??n zijmarkeringslicht op het achterste derde gedeelte van de lengte van het voertuig bevinden.


Top




Artikel 2.10.3

Plaatsing in hoogte

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, Zijmarkeringslichten van personenauto's, bedrijfsauto's (ongeacht de massa) en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Zijmarkeringslichten moeten zijn aangebracht op een hoogte van niet minder dan 0,25 m doch niet meer dan 1,50 m boven het wegdek. Indien dat in verband met de constructie van het voertuig niet mogelijk is, mogen de zijmarkeringslichten zijn aangebracht op een hoogte van meer dan 1,50 m doch niet meer dan 2,10 m boven het wegdek.


Top




Artikel 2.10.4

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, Zijmarkeringslichten van personenauto's, bedrijfsauto's (ongeacht de massa) en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

De in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetst

a.        door middel van visuele controle;

b.        in geval van twijfel te meten met een meetmiddel van voldoende bereik.


Top




? 2        Niet-driehoekige ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van bedrijfsauto's (ongeacht de massa) en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Artikel 2.10.5:        Algemeen

Artikel 2.10.6:        Plaatsing in lengterichting

Artikel 2.10.7:        Plaatsing in hoogte

Artikel 2.10.8:        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.10.5

Algemeen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, Niet-driehoekige ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van bedrijfsauto's (ongeacht de massa) en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Niet-driehoekige ambergele retroreflectoren moeten zijn aangebracht aan elke zijkant van het voertuig.


Top




Artikel 2.10.6

Plaatsing in lengterichting

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, Niet-driehoekige ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van bedrijfsauto's (ongeacht de massa) en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Niet-driehoekige ambergele retroreflectoren moeten op de volgende wijze zijn geplaatst:

a.        indien het voertuig langer is dan 6,00 m moet ten minste ??n retroreflector zich in het middelste derde gedeelte van het voertuig bevinden;

b.        de onderlinge afstand tussen de retroreflectoren mag niet meer dan 4,00 m bedragen;

c.        de afstand van de meest naar voren gelegen retroreflector tot de uiterste voorzijde van het voertuig mag niet meer dan 4,00 m bedragen;

d.        de afstand van de meest naar achteren gelegen retroreflector tot de uiterste achterzijde van het voertuig mag niet meer dan 1,00 m bedragen.


Top




Artikel 2.10.7

Plaatsing in hoogte

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, Niet-driehoekige ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van bedrijfsauto's (ongeacht de massa) en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Niet-driehoekige ambergele retroreflectoren moeten zijn aangebracht op een hoogte van niet minder dan 0,25 m doch niet meer dan 1,50 m boven het wegdek.


Top




Artikel 2.10.8

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, Niet-driehoekige ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van bedrijfsauto's (ongeacht de massa) en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

De in deze afdeling gestelde eisen worden getoetst:

a.        door middel van visuele controle, en

b.        door in geval van twijfel te meten met een meetmiddel van voldoende bereik.


Top




? 3        Aanwijzing bedrijfsauto's en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg die niet behoeven te zijn voorzien van een markering aan de achterzijde

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Artikel 2.10.9:        Uitgezonderde voertuigen

Artikel 2.10.10:        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.10.9

Uitgezonderde voertuigen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, Aanwijzing bedrijfsauto's en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg die niet behoeven te zijn voorzien van een markering aan de achterzijde

De volgende voertuigen behoeven niet te zijn voorzien van een markering aan de achterzijde:

a.        kraanwagens: voertuigen, uitgerust met een hijsinstallatie, die uitsluitend in verband met deze hijsinstallatie kunnen worden gebruikt;

b.        ladderwagens: voertuigen, uitgerust met ??n of meer, al dan niet uitschuifbare, ladderconstructies, die uitsluitend in verband met deze ladderconstructies kunnen worden gebruikt;

c.        hoogwerkers met bak achter het voertuig: voertuigen, uitgerust met een hefbare werkvloer of werkbak, die bestemd zijn voor het verrichten van werkzaamheden aan hoge objecten en waarvan de werkvloer of werkbak zich in niet geheven stand op geringe hoogte boven het wegdek achter de achterzijde van het voertuig bevindt;

d.        haspelwagens: voertuigen, ingericht voor het vervoer van op haspels opgerolde kabels of slangen;

e.        voertuigen, ingericht voor het vervoeren, laden en lossen van afzetbakken, die bestemd zijn voor het transport van (huis)vuil en die door middel van een ketting worden op- en afgezet;

f.        betonpompen: voertuigen, uitgerust met een pompinstallatie en een bijbehorend buizenstelsel waardoor vloeibaar beton wordt gepompt;

g.        teersproeiers: voertuigen, uitgerust met een installatie waarmee bitumeuze vloeistof op het wegdek kan worden gesproeid;

h.        cartransporters respectievelijk voor vervoer voertuigen: voertuigen, ingericht voor het vervoer van ??n of meer voertuigen;

i.        boottrailers: voertuigen, ingericht voor het vervoer van ??n of meer boten;

j.        voertuigen, ingericht voor het ophalen van huisvuil en ander afval en die hoofdzakelijk aan de achterzijde worden geladen en gelost;

k.        diepladers: aanhangwagens, ingericht voor het vervoer van ondeelbare lading en waarvan de laadvloer zich bevindt op niet meer dan 0,15 m boven het hart van de assen;

l.        semi-diepladers: voertuigen, waarvan de uiterste achterzijde van de laadvloer zich op niet meer dan 0,55 m boven het wegdek bevindt;

m.        bedrijfsauto's, ingericht voor het vervoer van in de lengte ondeelbare lading en voorzien van een draaischamel;

n.        dolly's:

o.        kale chassis: voertuigen zonder carrosserie-opbouw waarvan het gedeelte achter de bestuurdersplaats of bestuurderscabine, slechts bestaat uit het chassis waarop de carrosserieopbouw alsnog moet worden aangebracht;

p.        voertuigen, ingericht voor het vervoeren, laden en lossen van wissellaadbakken en die aan de achterzijde zijn voorzien van een wegklapbare laadklep.


Top




Artikel 2.10.10

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, Aanwijzing bedrijfsauto's en aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg die niet behoeven te zijn voorzien van een markering aan de achterzijde

De in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetst door middel van visuele controle.


Top




? 4        Corrosie

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Artikel 2.10.11

De bevestiging van de verlichtingsarmaturen genoemd in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement moet voldoen aan de eisen ten aanzien van corrosie bedoeld in titel 2 van dit hoofdstuk.


Top




? 5        Beschadigingen en bewerkingen van de glazen van verlichtingsarmaturen

van aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen.

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Artikel 2.10.12:        Niet toegestane beschadigingen/bewerkingen

Artikel 2.10.13:        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.10.12

Niet toegestane beschadigingen/bewerkingen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, Beschadigingen en bewerkingen van de glazen van verlichtingsarmaturen van aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen.

1.        De glazen van de verlichtingsarmaturen mogen niet zijn bespoten, geverfd of beplakt.

2.        De glazen van de verlichtingsarmaturen aan de achterzijde van het voertuig, met uitzondering van de achteruitrijlichten, mogen geen barsten of gaten vertonen waardoor wit licht naar achteren kan worden gestraald.


Top




Artikel 2.10.13

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, Beschadigingen en bewerkingen van de glazen van verlichtingsarmaturen van aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen.

De in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetst door middel van visuele controle.


Top




? 6        De reflecterende werking van de voor het dimlicht bestemde deel van de koplampreflector

van personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Artikel 2.10.14:        Niet toegestane beschadigingen

Artikel 2.10.15:        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.10.14

Niet toegestane beschadigingen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, De reflecterende werking van de voor het dimlicht bestemde deel van de koplampreflector van personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen

1.        Het voor het dimlicht bestemde deel van de koplampreflector mag:

a.        geen roestvorming vertonen;

b.        voor niet meer dan 25% op andere wijze zijn aangetast.

2.        Het eerste lid is niet van toepassing op het horizontale gedeelte van de reflector.


Top




Artikel 2.10.15

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, De reflecterende werking van de voor het dimlicht bestemde deel van de koplampreflector van personenauto's, bedrijfsauto's en driewielige motorrijtuigen

De in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetst door middel van visuele controle.


Top




? 7        Retroreflecterende markeringen voor bedrijfsauto's met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg en voor aanhangwagens

Artikel 2.10.16

Artikel 2.10.17

Artikel 2.10.18


Top




Artikel 2.10.16

1.        Lijn- en contourmarkering dienen op de volgende wijze te zijn ge?nstalleerd:

a.        de markering mag ononderbroken of onderbroken worden aangebracht, in geval van onderbroken markering mag de afstand tussen de afzonderlijke delen niet groter zijn dan 50% van de lengte van het kortste deel;

b.        de afstand tussen de markering aan de achterzijde van het voertuig en de verplichte remlichten moet minimaal 200 mm bedragen.

2.        Lijnmarkering dient voorts:

a.        parallel of zo veel mogelijk parallel aan het wegdek te worden aangebracht en ten minste 80% van de totale lengte of breedte van het voertuig weer te geven;

       Toelichting

       Bij trekkers beperkt deze eis zich tot de cabine van de trekker.

b.        op een hoogte van minimaal 250 mm en maximaal 1500 mm boven het wegdek te zijn aangebracht, dan wel, indien dit in verband met de constructie van het voertuig niet anders mogelijk is, maximaal 2100 mm boven het wegdek te zijn aangebracht.

3.        Contourmarkering dient voorts:

a.        zoveel mogelijk de totale omtrek van het voertuig weer te geven;

       waar het betreft de onderste lijn van de markering op een hoogte van minimaal 250 mm en maximaal 1500 mm boven het wegdek te zijn aangebracht.


Top




Artikel 2.10.17

Het goedkeuringsmerk voor het markeringsmateriaal dient onuitwisbaar te zijn en te zijn vormgegeven overeenkomstig het voorbeeld in figuur 31-a.


Top




Artikel 2.10.18

De in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetst door middel van visuele controle.


Top




Titel 11        Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen

Titel 11 ? 1        Corrosie

Titel 11 ? 2        Bijzondere koppelingen


Top




Titel 11 ? 1        Corrosie

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen

Artikel 2.11.1

De bevestiging van de koppeling genoemd in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement moet ten aanzien van corrosie voldoen aan titel 2 van dit hoofdstuk.


Top




Titel 11 ? 2        Bijzondere koppelingen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen

Artikel 2.11.2:        Beschadigingen

Artikel 2.11.3:        Eisen koppelingspen en -plaat

Artikel 2.11.4:        Eisen haakkoppeling

Artikel 2.11.5:        Eisen trekoog

Artikel 2.11.6:        Eisen koppelingsplaat voertuig meer dan 6000 kg

Artikel 2.11.7:        Eisen koppelingsplaat voertuig minder dan 6000 kg

Artikel 2.11.8:        Wijze van keuren


Top




Artikel 2.11.2

Beschadigingen

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen, Bijzondere koppelingen

Indien de bedrijfsauto is voorzien van een schotelkoppeling met een verticaal beweegbare pen, mag:

a.        de onvlakheid van de schotel niet meer dan 2,5 mm bedragen;

b.        de diepte van groeven langer dan 100 mm niet meer dan 2,5 mm bedragen.


Top




Artikel 2.11.3

Eisen koppelingspen en -plaat

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen, Bijzondere koppelingen

1.        Indien de oplegger is voorzien van een koppelingspen zoals weergegeven in figuur 32, moet de koppelingspen respectievelijk de koppelingsplaat voldoen aan de volgende eisen:

a.        de inwendige diameter van de koppelingspen mag niet meer dan 112 mm bedragen;

b.        binnen een cirkel met een straal van 0,26 m gemeten vanuit het hart van de koppelingspen mag:

1?        de onvlakheid van de koppelingsplaat niet meer dan 2,5 mm bedragen, zoals weergegeven in de figuren 33 en 34;

2?        in de koppelingsplaat geen deuk voorkomen;

3?        de diepte van groeven in de koppelingsplaat langer dan 100 mm niet meer dan 2,5 mm bedragen.

2.        Het eerste lid geldt niet voor de van fabriekswege aangebrachte gaten zoals ontwateringsgaten.


Top




Figuur 32


Top




Figuur 33


Top




Figuur 34


Top




Artikel 2.11.4

Eisen haakkoppeling

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen, Bijzondere koppelingen

Indien de bedrijfsauto is voorzien van een haakkoppeling zoals weergegeven in figuur 35:

a.        moet deze zijn voorzien van een goed werkende sluit- en borginrichting;

b.        mag de lengte van de inhaakruimte niet meer dan 49 mm bedragen.


Top




Figuur 35


Top




Artikel 2.11.5

Eisen trekoog

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen, Bijzondere koppelingen

Indien de aanhangwagen is voorzien van een trekoog welke is bestemd voor een haakkoppeling als genoemd in artikel 2.11.4, moet de diameter van het trekoog ten minste 38 mm bedragen.


Top




Artikel 2.11.6

Eisen koppelingsplaat voertuig meer dan 6000 kg

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen, Bijzondere koppelingen

1.        Indien een oplegger met een toegestane maximum massa van meer dan 6000 kg en/of met een maximum last onder de koppeling van meer dan 3000 kg is voorzien van een 2 inch koppelingspen en indien een oplegger is voorzien van een 3,5 inch koppelingspen mag binnen een cirkel met een straal van 0,45 m gemeten vanuit het hart van de koppelingspen:

a.        de onvlakheid van de koppelingsplaat niet meer dan 3,5 mm bedragen, zoals weergegeven in de figuren 36, 37 en 38;

b.        de diepte van groeven in de koppelingsplaat langer dan 100 mm niet meer dan 2,5 mm bedragen;

c.        in elk kwadrant van de koppelingsplaat, links en rechts achter de koppelingspen, een deuk voorkomen van 5000 mm? ongeacht de diepte, onverminderd onderdeel f, zoals weergegeven in figuur 39;

d.        in elk kwadrant van de koppelingsplaat, links en rechts voor de koppelingspen, dat is begrensd tot 0,30 m gemeten vanaf de hartlijn van de koppelingspen, een deuk voorkomen van 5000 mm? ongeacht de diepte, onverminderd onderdeel f, zoals weergegeven in figuur 39;

e.        in het gedeelte aan de voorzijde van de koppelingsplaat, op een afstand van meer dan 0,30 m gemeten vanaf de hartlijn van de koppelingspen, een deuk voorkomen met een diepte van maximaal 7,5 mm, ongeacht de grootte, zoals weergegeven in figuur 39;

f.        in de gedeelten gelegen aan de uiterste linker- en rechterzijde van de koppelingsplaat, met elk een afmeting van 100 mm in breedterichting en 200 mm in lengterichting, geen deuk voorkomen, zoals weergegeven in figuur 39.

2.        Het eerste lid geldt niet voor de van fabriekswege aangebrachte gaten zoals ontwateringsgaten.


Top




Figuur 36


Top




Figuur 37


Top




Figuur 38


Top




Figuur 39


Top




Artikel 2.11.7

Eisen koppelingsplaat voertuig minder dan 6000 kg

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen, Bijzondere koppelingen

1.        Indien een oplegger met een toegestane maximum massa van niet meer dan 6000 kg en/of met een maximum last onder de koppeling van niet meer dan 3000 kg is voorzien van een 2 inch koppelingspen mag binnen een cirkel met een straal van 0,30 m gemeten vanuit het hart van de koppelingspen:

a.        de onvlakheid van de koppelingsplaat niet meer dan 3,5 mm bedragen, zoals weergegeven in de figuren 40, 41 en 42;

b.        de diepte van groeven in de koppelingsplaat langer dan 100 mm niet meer dan 2,5 mm bedragen;

c.        in elk kwadrant van de koppelingsplaat een deuk voorkomen van 5000 mm? ongeacht de diepte, onverminderd onderdeel d, zoals weergegeven in figuur 43;

d.        in de gedeelten gelegen aan de uiterste linker- en rechterzijde van de koppelingsplaat, met elk een afmeting van 100 mm in breedterichting en 200 mm in lengterichting, geen deuk voorkomen, zoals weergegeven in figuur 43.

2.        Het eerste lid geldt niet voor de van fabriekswege aangebrachte gaten zoals ontwateringsgaten.


Top




Figuur 40


Top




Figuur 41


Top




Figuur 42


Top




Figuur 43


Top




Artikel 2.11.8

Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen, Permanente eisen keuringsplichtige voertuigen, Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen, Bijzondere koppelingen

De in deze titel gestelde eisen worden getoetst:

a.        door middel van visuele controle, en

b.        door in geval van twijfel te meten met een meetmiddel van voldoende bereik.


Top




Bijlagen

Regeling Permanente Eisen

Bijlage 1        Behorende bij artikel 2.2.3 tot en met 2.2.5.

Bijlage 2        Behorende bij artikel 2.2.13. eerste lid

Bijlage 3        Behorende bij artikel 2.2.15 t/m 2.2.17

Bijlage 4        Behorende bij artikel 2.6.1. (Loadindices)

Bijlage 5        Behorende bij artikel 2.6.1. (Variatie in aslast)

Bijlage 6        Remberekeninsformulier drukluchtremmen


Top




Bijlage 1 Behorende bij artikel 2.2.3 tot en met 2.2.5 .

Motorrijtuigen welke geen volledig dragend chassis hebben

Regeling Permanente Eisen

Tekeningen en rekenvoorbeelden


Roestschadegradatie bij maximum functieverlies per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de bodemplaat.


roestschade-
gradatie

beoordelings-
principe volgens paragraaf 2, artikel:

ALGEMENE BOUWWIJZE



Langs en dwarsliggers



Dwarsliggers



-        dwarsbalk achter achterwielophanging bij motor achterin

6E

2.2.5

-        dwarsbalk v??r voorwielophanging

6E


-        hoofddwarsbalk

6E

2.2.5

-        hulpdwarsbalk

4E

2.2.5

-        balkje ter versteviging van een plaatdeel en niet bevestigd aan een andere balk of ander plaatdeel

1E

2.2.5

Langsliggers



-        dorpel: de dorpellengte is de onderzijde van een deur respectievelijk twee deuren indien geen tussenstijl aanwezig is. Indien een tussenstijl aanwezig is en de twee deuren sluiten niet geheel aan, moet voor de lengtebepaling het gedeelte tussen de deuren in twee helften worden verdeeld. Iedere helft wordt bij de lengte van de ene respectievelijk de andere dorpel opgeteld.

6E

2.2.5

-        eindlangsbalk



eindlangsbalk: de lengte van de eindlangsbalk wordt gemeten vanaf de achterzijde van de balk tot het begin van het horizontale deel van de bodemplaat.

8E

2.2.5

bevestiging aan bodemplaat of laadvloer

8E

2.2.10

-        frontlangsbalk



frontlangsbalk: de lengte van de frontlangsbalk wordt gemeten vanaf de voorzijde van de balk tot het begin van het horizontale deel van de bodemplaat.

8E

2.2.5

bevestiging aan bodemplaat of schutbord

8E

2.2.10

-        hoofdlangsbalk

6E

2.2.5

-        hulplangsbalk

4E

2.2.5

Subframe



-        subframe voor of achter

6E

2.2.5

-        bevestiging subframe per punt aan carrosserie of balk

6E

2.2.10

Begin- en eindstukken van een balk die buiten de vastgestelde lengte vallen met een maximum van 150 mm

1E

2.2.5

Deurstijl: de lengte is zoals weergegeven in figuur 1

6E

2.2.5

Raamstijl: de lengte is zoals weergegeven in figuur 1.

6E

2.2.5

Plaatdelen



Bodemplaatsectie

8E

2.2.6/2.2.7

Deurplaat

1E

c

Kofferbodem

4E

2.2.9

Kofferbodem belast door bevestiging brandstoftank of koppelinrichting (trekhaak)

8E

2.2.9

Kofferdeksel

1E

2.2.9

Motorkap

1E

2.2.9

Plaatdeel waaraan verlichtingsarmatuur is bevestigd

4E

2.2.9

Schutbord

4E

2.2.9

Schoorplaat (verstevigingsplaat) tussen schutbord of deurstijl en bovenzijde wielkast

6E

2.2.9

Voorste of achterste buitenscherm

4E

2.2.9

Schroefveerkoker



Bevestiging schroefveerkoker

8E

2.2.10

Wielkast



Wielkast

8E

2.2.8

Wielkast ter plaatse van voorwiel (gedeeltelijk) belast door schokdemper of schroefveer



bevestiging aan bovenzijde

6E

2.2.8

bevestiging aan schutbord

6E

2.2.8

bevestiging aan onderzijde

6E

2.2.8

Wielkast ter plaatse van achterwiel (gedeeltelijk) belast door schokdemper of schroefveer



bevestiging aan buitenscherm

4E

2.2.8

bevestiging van de helften van de wielkast

6E

2.2.8

bevestiging aan bodemplaat of kofferbodem

6E

2.2.8

Wielkast ter plaatse van achterwiel zonder bevestiging van de schokdemper of schroefveer



bevestiging van de helften van de wielkast

4E

2.2.8

MOTOR



Totale motorbevestiging

8E

2.2.10

Totale brandstoftankbevestiging aan carrosserie of chassis

8E

2.2.10

KRACHTOVERBRENGING



Bevestiging per punt van de aandrijving

8E

2.2.10

ASSEN



Bevestiging van de reactie-arm of panhardstang

8E

2.2.10

Bevestiging van het bovenste of onderste wielgeleidingselement

8E

2.2.10

OPHANGING



Bevestiging van de schokdemper

6E

2.2.10

Bevestiging van de veer

8E

2.2.10

Bevestiging van de veerhand of veerschommel

8E

2.2.10

STUURINRICHTING



Bevestiging van de hulppitmanarm

8E

2.2.10

Bevestiging van het stuurhuis per bout

8E

2.2.10

Bevestiging van de overige onderdelen

8E

2.2.10

REMINRICHTING



Bevestiging van de hoofdremcilinder

8E

2.2.10

Bevestiging van het rempedaal

8E

2.2.10

CARROSSERIE



Bevestiging per punt van de autogordel

8E

2.2.10

Deursloten en -scharnieren



bevestiging van de scharnieren dan wel geleiding schuifdeur per deur

6E

2.2.10

bevestiging van de sloten per deur

6E

2.2.10

Indien de autogordel aan de deur is gemonteerd:



bevestiging van de scharnieren dan wel geleiding schuifdeur per deur

8E

2.2.10

bevestiging van de sloten per deur

8E

2.2.10

Motorkap of kofferdeksel aan voorzijde voertuig



totale bevestiging van de scharnieren

6E

2.2.10

totale bevestiging van de sloten

6E

2.2.10

Zitplaatsen



bevestiging per punt van de zitplaats

6E

2.2.10

Indien de autogordel aan de zitplaats is bevestigd:



bevestiging per punt van de zitplaats

8E

2.2.10

VERLICHTING



Bevestiging van het verlichtingsarmatuur

4E

2.2.10

VERBINDING TUSSEN MOTORVOERTUIG EN AANHANGWAGEN



Bevestiging per punt van de koppelinrichting voor een aanhangwagen

8E

2.2.10






Top




Figuur 44


Top




Bijlage 2        Behorende bij artikel 2.2.13. eerste lid

Motorrijtuigen met een volledig dragend chassis, ongeacht de massa, alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Regeling Permanente Eisen

Tekeningen en rekenvoorbeelden


Top




Bijlage 3        Behorende bij artikel 2.2.15 t/m 2.2.17

Onderdelen van motorrijtuigen met een volledig dragend chassis, ongeacht de massa, alsmede aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg

Regeling Permanente Eisen

Tekeningen en rekenvoorbeelden

Roestschadegradatie bij maximum functieverlies per onderdeel of per bevestiging van een onderdeel.


roestschade-
gradatie

beoordelings-
principe volgens paragraaf 2, artikel:

ALGEMENE BOUWWIJZE



Totale bevestiging van de personenruimte en niet-kantelbare cabine aan het chassis

8E

2.2.19

Kantelcabine



totale bevestiging van de vergrendeling

6E

2.2.19

totale bevestiging van de scharnieren

6E

2.2.19

Deurstijl

4E

2.2.17

Dorpel: de dorpellengte is de lengte tussen de deurstijlen per deuropening

4E

2.2.17

Hoofdlangsbalk

6E

2.2.17

Hoofddwarsbalk

6E

2.2.17

Hulplangsbalk

4E

2.2.17

Hulpdwarsbalk

Balkje zonder dragende functie, ter versteviging van een plaatdeel

4E

1E

2.2.17

2.2.17

               





Plaatdelen



Bodemplaat ter plaatse van 'voetsteun'

4E

2.2.18

Deurplaat

1E

2.2.18

Kofferbodem

4E

2.2.18

Kofferbodem belast door bevestiging brandstoftank of koppelinrichting

8E

2.2.18

Kofferdeksel

1E

2.2.18

Motorkap

1E

2.2.18

Plaatdeel waaraan verlichtingsarmatuur is bevestigd

4E

2.2.18

Schutbord

2E

2.2.18

Voorste of achterste buitenscherm

2E

2.2.18

Wielkast

2E

2.2.18

Raamstijl

4E

2.2.17

MOTOR



Totale motorbevestiging

8E

2.2.19

Totale brandstoftankbevestiging aan carrosserie of chassis

8E

2.2.19

KRACHTOVERBRENGING



Bevestiging per punt van de aandrijving

8E

2.2.19

ASSEN



Bevestiging van de reactie-arm of panhardstang

8E

2.2.19

Bevestiging van het bovenste of onderste wielgeleidingselement

8E

2.2.19

OPHANGING



Bevestiging van de schokdemper

6E

2.2.19

Bevestiging van de veer

8E

2.2.19

Bevestiging van de veerhand of veerschommel

8E

2.2.19

STUURINRICHTING



Bevestiging van de hulppitmanarm

8E

2.2.19

Bevestiging van het stuurhuis per bout

8E

2.2.19

Bevestiging van de overige onderdelen

8E

2.2.19

REMINRICHTING



Bevestiging van de hoofdremcilinder

8E

2.2.19

Bevestiging van het rempedaal

8E

2.2.19

CARROSSERIE



Bevestiging per punt van de autogordel

8E

2.2.19

Deursloten en ?scharnieren



bevestiging van de scharnieren dan wel geleiding schuifdeur per deur

6E

2.2.19

bevestiging van de sloten per deur

6E

2.2.19

Indien de autogordel aan de deur is gemonteerd:



bevestiging van de scharnieren dan wel geleiding schuifdeur per deur

8E

2.2.19

bevestiging van de sloten per deur

8E

2.2.19

Motorkap of kofferdeksel aan voorzijde voertuig



totale bevestiging van de scharnieren

6E

2.2.19

totale bevestiging van de sloten

6E

2.2.19

Zitplaatsen



bevestiging per punt van de zitplaats

6E

2.2.19

Indien de autogordel aan de zitplaats is bevestigd:



bevestiging per punt van de zitplaats

8E

2.2.19

VERLICHTING



Bevestiging van het verlichtingsarmatuur

4E

2.2.19

VERBINDING TUSSEN MOTORVOERTUIG EN AANHANGWAGEN



Bevestiging per punt van de koppelinrichting voor een aanhangwagen

8E

2.2.19



Top




Tekeningen en voorbeelden

Rekenvoorbeeld 1:        Het voorste deel van een carrosserie welke op 5 plaatsen doorgeroest is

Rekenvoorbeeld 2:        Bovenaanzicht van een bodemplaat van een personenauto

Rekenvoorbeeld 3:        Voorste deurstijl zelfdragende carrosserie

Rekenvoorbeeld 4:        Middelste deurstijl bij een niet volledig dragend chassis

Tekeningen

Lengtebepaling van de frontlangs- en eindlangsbalken

Lengtebepaling van de balken van een subframe

Verankeringen

Balken


Top




Rekenvoorbeeld 1

Tekening

Schematische voorstelling van het voorste deel van een carrosserie welke op 5 plaatsen doorgeroest is:

1.        verankering schroefveerkoker (rechts) :        ? 75%

2.        bevestiging rechter wielkast aan "chassispoot" :        ? 30% van de bevestigingslengte

3.        onderste veerschotel links voor een gat van :        ? 0,5 cm?

4.        hulplangsbalk boven wielkast (links) :        ? 50% van de lengte

5.        voorste deel van de linker wielkast :        ? 15%

ad 1:        (wielophanging)

Verankering schroefveerkoker: roestschadegradatie 8E.

Omvang van de schade 75% in het gebied rondom de verankering:

75% van 8E = 6E ? afkeur.

ad 2:        (wielkast belast)

Verankering wielkast aan onderzijde: roestschadegradatie 6E.

Omvang van de schade 30% van de randlengte (bevestiging onder):

30% van 6E = 1,8E ? goedkeur.

ad 3:        (veerbevestiging)

Veerschotel: doorroesten niet toegestaan ? afkeur.

ad 4:        (balken)

Hulplangsbalk: roestschadegradatie 4E. Omvang van de schade 50% van de lengte van de balk:

50% van 4E = 2E ? goedkeur.

ad 5:        (carrosserie)

Wielkast (niet volledig dragend chassis): roestschadegradatie 8E.

Omvang van de schade 15% van de gehele oppervlakte:

15% van 8E = 1,2E ? goedkeur.


Top




Rekenvoorbeeld 2

Tekening

Schematische bovenaanzicht van een bodemplaat van een personenauto die geen volledig dragend chassis heeft.

Bodemplaat: roestschadegradatie 8E.

Sectielijn indeling:

1.        lengte hartlijn.

2.        het begin van de vlakke bodemplaat

3.        voorzijde voorzitting in achterste gebruiksstand.

4        voorzijde opvolgende zitting (achterbank).

5.        einde bodemplaat onder personenruimte.

De omvang van de roestschade wordt per sectie beoordeeld.

Sectie A:        omvang roestschade 15% van de gehele oppervlakte van de sectie:

15% van 8E = 1,2E ? goedkeur.

Sectie B:        omvang roestschade 20% van de totale randlengte van de sectie:

20% van 8E = 1,6E ? zie extra beoordeling.

Sectie D:        omvang roestschade 10% + 10% van de totale randlengte van de sectie:

20% van 8E = 1,6E ? zie extra beoordeling.

Extra beoordeling:

de roestschade in sectie B en D is echter een schade welke AANSLUITEND doorloopt in deze secties. Sectie D is het grootst. De doorlopende roestschade in sectie B en D plus de resterende roestschade in sectie D moeten worden gezien als een grote roestschade in sectie D.

Omvang roestschade 35% van de totale randlengte van sectie D:

35% van 8E = 2,8E ? afkeur.

Sectie C:        omvang roestschade 30% van de gehele oppervlakte van de sectie:

30% van 8E = 2,4E ? afkeur.

Sectie E:        geen roestschade.

Sectie F:        omvang roestschade 35% van de totale randlengte:

35% van 8E = 2,8E ? afkeur.


Top




Rekenvoorbeeld 3

Tekening

Voorste deurstijl niet volledig dragend chassis.

Deurstijl: roestschadegradatie 6E.

In lengterichting doorgeroest :        40 cm.

In dwarsdoorsnede :        10%.

Omvang roestschade:

In lengterichting:        40 / 100 x 100% = 40%.

In dwarsrichting:        10%.

Hoogste percentage maatgevend:        40%

40% van 6E = 2,4E  afkeur.


Top




Rekenvoorbeeld 4

Tekening

Middelste deurstijl bij een niet volledig dragend chassis.

Deurstijl: roestschadegradatie 6E.

In lengterichting doorgeroest :        12 cm.

In dwarsdoorsnede :        50%.

Omvang roestschade:

In lengterichting:        12 / 120 x 100% = 10%.

In dwarsrichting:        50%.

Hoogste percentage maatgevend: 50%.

50% van 6E = 3E afkeur.


Top




Voorbeeld 1


Top




Voorbeeld 2


Top




Voorbeeld 3

Voorbeeld roestschade in de voorste deurstijl.


Top




Voorbeeld 4

Voorbeeld roestschade in de middelste deurstijl.


Top




Lengtebepaling van de frontlangs- en eindlangsbalken


Top




Lengtebepaling van de balken van een subframe


Top




Verankeringen


Top




Balken


Top




Bijlage 4        Behorende bij artikel 2.6.1. (Loadindices)

Regeling Permanente Eisen


Top




Bijlage 5        Behorende bij artikel 2.6.1. (Variatie in aslast)

Regeling Permanente Eisen

(1)        De load indices hebben betrekking op enkel-gemonteerde banden.

(2)        De aslast in dubbele montage bedraagt twee maal de aslast in enkele montage.


Top




Bijlage 6        Remberekeningsformulier drukluchtremmen

Zie Remberekeningsformulier drukluchtremmen



Top




Regeling Permanente Eisen Taxi's

Regeling van 10 december 1997, gepubliceerd in Staatscourant 1997, 243,
zoals laatst gewijzigd in Staatscourant 2004.

De Minister van Verkeer en Waterstaat

Gelet op artikel 159 van het Besluit personenvervoer;

Besluit:

Artikel 1:        Definitie

Artikel 2:        Bijlage kentekenbewijs

Artikel 3:        Stoelen of banken

Artikel 4:        Bediening deuren

Artikel 5:        Noodvoorzieningen

Artikel 6:        Middelen voor plaatsen van rolstoelen

Artikel 7:        Aanwezigheid voorzieningen t.b.v. rolstoelen

Artikel 8:        Doorgang naar uitgang

Artikel 9:        Wijze van keuren

Artikel 10:        Datum in werking treding

Artikel 11:        Citeertitel

Model Bijlage bij het kentekenbewijs ten behoeve van taxi's


Top




Artikel 1:        Definitie

Regeling Permanente Eisen Taxi's

In deze regeling wordt verstaan onder 'taxi' een auto waarmee het in artikel 1, onder j, van de Wet personenvervoer 2000, bedoelde taxivervoer wordt verricht.


Top




Artikel 2:        Bijlage kentekenbewijs

Regeling Permanente Eisen Taxi's

1.        Als regels voor de afgifte van een keuringsbewijs van motorrijtuigen, waarvan het kentekenbewijs deel I A dan wel kentekenbewijs deel I onder bijzonderheden vermeldt: 'taxi, zie bijlage', worden vastgesteld de regels welke zijn opgenomen in de artikelen 3 tot en met 8.

2.        De bijlage welke deel uitmaakt van het kentekenbewijs deel I A dan wel kentekenbewijs deel I moet overeenkomstig het bepaalde in de bijlage behorend bij deze regeling zijn uitgevoerd.
Toelichting
Deze bijlage maakt deel uit van het kentekenbewijs en mag niet zijn geplastificeerd.


Top




Artikel 3:        Stoelen of banken

Regeling Permanente Eisen Taxi's

1.        In het geval op de bijlage rails of andere bevestigingspunten voor de bevestiging van rolstoelen zijn aangegeven, mag het aantal stoelen of banken in de taxi minder zijn dan op de bijlage is aangegeven en behoeft de positionering van de stoelen of banken niet overeenkomstig de bijlage te zijn.

2.        Indien op de rails stoelen of banken zijn bevestigd, moet de positionering ervan zodanig zijn dat voldoende doorgang naar een deur is gewaarborgd.


Top




Artikel 4:        Bediening deuren

Regeling Permanente Eisen Taxi's

De deuren moeten van binnen en van buiten kunnen worden geopend en gesloten.

Toelichting

Dit geldt niet voor deuren die blijkens de inrichting van de auto onbruikbaar zijn gemaakt of voorzover is vermeld op de bijlage.


Top




Artikel 5:        Noodvoorzieningen

Regeling Permanente Eisen Taxi's

1.        Indien op de bijlage een nooduitgang in het dak dan wel een hamertje is aangegeven moet:

a.        een nooduitgang in het dak aanwezig zijn, of

b.        een noodhamertje op een zichtbare plaats zijn aangebracht.

2.        De in het eerste lid genoemde nooduitgang in het dak moet van binnen en van buiten kunnen worden geopend.

a.        het in het eerste lid genoemde noodhamertje moet zijn voorzien van een signalering dat de chauffeur van de taxi waarschuwt in geval van verwijdering van het noodhamertje.

b.        indien aan het noodhamertje een kabel is verbonden, moet deze een zodanige lengte hebben dat met het noodhamertje het midden van de ruit in welke directe omgeving het hamertje is bevestigd, kan worden bereikt.

3.        Met een op de bijlage bij een schuifdeur aangegeven tweede deurklink, moet de betreffende schuifdeur kunnen worden geopend.


Top




Artikel 6:        Middelen voor plaatsen van rolstoelen

Regeling Permanente Eisen Taxi's

1.        Indien de taxi is bestemd voor het vervoer van personen in rolstoelen, moeten een lift, oprijplaten dan wel andere middelen aanwezig zijn om de rolstoelen in de taxi te kunnen plaatsen.

2.        De in het eerste lid genoemde middelen moeten deugdelijk aan de taxi kunnen worden bevestigd en de lift moet functioneren.


Top




Artikel 7:        Aanwezigheid voorzieningen t.b.v. rolstoelen

Regeling Permanente Eisen Taxi's

1.        Op de plaats waar rolstoelen kunnen worden bevestigd moeten, met uitzondering van de plaatsen waar eventuele stoelen of banken zijn bevestigd, de bevestigingsmiddelen voor deze rolstoelen en de daarbij behorende autogordels aanwezig zijn.

2.        De rails en de vastzetinrichtingen alsmede de onderdelen ervan voor de bevestiging van rolstoelen, mogen niet zijn vervormd of beschadigd.

3.        Vastzetinrichtingen moeten op de daarvoor aanwezige bevestigingspunten passend kunnen worden bevestigd.

4.        Vergrendelinrichtingen van vastzetinrichtingen moeten met de hand te bedienen zijn en moeten functioneren.

5.        Bevestigingsmiddelen niet zijnde vastzetinrichtingen en autogordels moeten zijn voorzien van een goedwerkende sluiting en mogen niet zodanig zijn beschadigd dat de sterkte ervan in gevaar wordt gebracht.


Top




Artikel 8:        Doorgang naar uitgang

Regeling Permanente Eisen Taxi's

Aanwezige interieurdelen mogen de doorgang naar een uitgang niet belemmeren.


Top




Artikel 9:        Wijze van keuren

Regeling Permanente Eisen Taxi's

1.        De in deze regeling gestelde eisen worden beoordeeld door middel van visuele controle.

2.        Bij controle van Artikel 4 moeten de deuren aan de binnen- en buitenzijde worden geopend en gesloten.

3.        Bij controle van Artikel 5, tweede lid, moet de nooduitgang aan de binnen- en buitenzijde worden geopend en gesloten.

4.        Bij controle van artikel 5, tweede lid, onderdeel a, moet het noodhamertje uit de inklemming worden verwijderd en weer aangebracht.

5.        Bij controle van artikel 5, tweede lid, onderdeel b, moet het noodhamertje uit de inklemming worden verwijderd en moet worden gecontroleerd of het midden van de ruit kan worden bereikt waarna het noodhamertje weer moet worden aangebracht.

6.        Bij controle van artikel 5, derde lid, moet de schuifdeur aan de binnenzijde worden geopend en gesloten.

7.        Bij controle van Artikel 6, tweede lid, moet de lift in werking worden gesteld.

8.        Bij controle van Artikel 7, derde lid, moet de vastzetinrichting op het betreffende bevestigingspunt worden aangebracht.

9.        Bij controle van artikel 7, vierde lid, moet de vergrendelinrichting worden bediend.

10.        Bij controle van artikel 7, vijfde lid, moet worden beproefd of de sluiting van de autogordels functioneert.


Top




Artikel 10:        Datum in werking treding

Regeling Permanente Eisen Taxi's

Deze regeling treedt in werking met ingang van 19 december 1997.


Top




Artikel 11:        Citeertitel

Regeling Permanente Eisen Taxi's

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling permanente eisen taxi's.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,


Top




Model Bijlage bij het kentekenbewijs ten behoeve van taxi's

Regeling Permanente Eisen Taxi's

Mogelijke teksten bij A

De personenauto is bij gebruik als auto voor openbaar- en taxivervoer ingericht voor het vervoer van ten hoogste 1 persoon op een zitplaats.

De personenauto is bij gebruik als auto voor openbaar- en taxivervoer ingericht voor het vervoer van ten hoogste 1 persoon op een zitplaats en ... personen in rolstoelen.

De personenauto is bij gebruik als auto voor openbaar- en taxivervoer ingericht voor het vervoer van ten hoogste ... personen op zitplaatsen en 1 persoon in een rolstoel.

De personenauto is bij gebruik als auto voor openbaar- en taxivervoer ingericht voor het vervoer van ten hoogste ... personen op zitplaatsen en ... personen in rolstoelen.

Het verwijderen dan wel opklappen van zitbanken is toegestaan voor het vervoer van ten hoogste 1 persoon in een rolstoel.

Het verwijderen dan wel opklappen van zitbanken is toegestaan voor het vervoer van ten hoogste 1 persoon op een zitplaats en 1 persoon in een rolstoel.

Het verwijderen dan wel opklappen van zitbanken is toegestaan voor het vervoer van ten hoogste 1 persoon op een zitplaats en ... personen in rolstoelen.

Het verwijderen dan wel opklappen van zitbanken is toegestaan voor het vervoer van ten hoogste ... personen op zitplaatsen en 1 persoon in een rolstoel.

Het verwijderen dan wel opklappen van zitbanken is toegestaan voor het vervoer van ten hoogste ... personen op zitplaatsen en ... personen in rolstoelen.

Voorbeeld droogstempel:

Deze wordt met behulp van een stempel verdiept in het papier aangebracht.

Het nummer in het droogstempel kan vari?ren


Top




Erkenningsregeling APK

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 0        Algemeen en wijzigingen

Hoofdstuk 1        Begripsbepalingen

Hoofdstuk 2        Erkenningseisen

Hoofdstuk 3        Aanvraag erkenning

Hoofdstuk 4        Keuringsbevoegdheidseisen

Hoofdstuk 5        Aanvraag bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen

Hoofdstuk 6        Voorschriften

Hoofdstuk 7        Toezicht

Hoofdstuk 8        Slotbepalingen

Bijlagen


Top




Hoofdstuk 0        Algemeen en wijzigingen

Erkenningsregeling APK

Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 11 februari 2000, gepubliceerd in Staatscourant 2000, 35, houdende vaststelling regels erkenning voor en bevoegdheid tot het uitvoeren van de periodieke keuring van motorrijtuigen en aanhangwagens (Erkenningsregeling APK), zoals laatst gewijzigd in Staatscourant nr 246 van 19 december 2005.

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Gelet op de artikelen 83, vierde lid, 84, eerste en tweede lid, 85a, 86, zesde lid, 86a, 87a en 88, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:


Top




Hoofdstuk 1        Begripsbepalingen

Erkenningsregeling APK

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.        wet: Wegenverkeerswet 1994;

b.        minister: Minister van Verkeer en Waterstaat;

c.        erkenning: erkenning als bedoeld in artikel 83 van de wet;

d.        erkenninghouder: houder van een erkenning als bedoeld in artikel 83 van de wet;

e.        justering: handeling die bedoeld is om een instrument in een zodanige toestand te brengen dat het geschikt is voor gebruik;

f.        keuring: periodieke keuring als bedoeld in artikel 75 van de wet;

g.        keuringseisen: op de desbetreffende voertuigcategorie toepasselijke permanente eisen zoals neergelegd in, en vastgesteld op grond van hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement alsmede, voor zover van toepassing, de permanente eisen zoals neergelegd in de Regeling permanente eisen taxi's;

h.        keuringsplaats: inrichting waarin een erkenninghouder, die is gerechtigd keuringsrapporten af te geven voor motorrijtuigen en aanhangwagens, de handelingen in het kader van de periodieke keuringen mag verrichten;

i.        mobiele keuringseenheid: keuringseenheid waarmee een erkenninghouder, die is gerechtigd keuringsrapporten af te geven voor motorrijtuigen en aanhangwagens, niet steeds in dezelfde inrichting, doch afwisselend in verscheidene inrichtingen handelingen in het kader van de periodieke keuringen mag verrichten;

j.        onderzoeksgerechtigde: onderneming of instelling die op grond van hoofdstuk 2, paragraaf 2, van de Voorschriften meetmiddelen 1997 door een keuringsinstelling is erkend tot het afgeven van certificaten van herkeuring ten aanzien van nader bepaalde categorie?n van in gebruik zijnde meetmiddelen;

k.        steekproef: steekproefsgewijze herkeuring als bedoeld in artikel 86 van de wet;

l.        keuringsinstelling: ingevolge artikel 84, eerste lid, van de wet door de minister aangewezen instelling;

m.        boekwerk 'APK milieukeuringseisen': editie van het door de minister vastgestelde boekwerk 'APK milieukeuringseisen', die geldig is op het moment van de keuring;

n.        boekwerk ?Regelgeving APK?: editie van het boekwerk ?Regelgeving Algemene Periodieke Keuring? of cd-rom ?Regelgeving Algemene Periodieke Keuring?, die door de Dienst Wegverkeer is vastgesteld en geldig is op het moment van de keuring;

o.        keuringsruimte: ??n of meer besloten ruimten gelegen in ??n gebouw, dan wel in verscheidene belendende of nagenoeg belendende gebouwen, bedoeld om deel uit te maken van een keuringsplaats;

p.        inrichting: perceel of enkele kadastraal aangrenzende percelen waarop ??n of meer gebouwen zijn geplaatst;

q.        roetmeting: de meting als bedoeld in artikel 5.2.11, elfde lid, en artikel 5.3.11, tiende lid, van het Voertuigreglement;

r.        viergasmeting: meting als bedoeld in artikel 5.2.11, negende lid, en artikel 5.3.11, achtste lid, van het Voertuigreglement;

s.        keurmeester: degene aan wie de bevoegdheid is verleend voertuigen aan een keuring te onderwerpen als bedoeld in artikel 85a van de wet;

t.        bevoegdheidspas: pas als bedoeld in artikel 85a van de wet;

u.        anonieme keuring: keuring als bedoeld in artikel 86a van de wet;

v.        afkeurpunt: in het kader van een keuring geconstateerd gebrek;

w.        adviespunt: in het kader van een keuring geconstateerd binnenkort te verwachten gebrek;

x.        reparatiepunt: in het kader van een keuring gerepareerd gebrek.


Top




Hoofdstuk 2        Erkenningseisen

Erkenningsregeling APK

? 1        Erkenningseisen keuringsplaatsen

? 2        Erkenningseisen mobiele keuringseenheden


Top




? 1        Erkenningseisen keuringsplaatsen

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen

? 1.1        Algemeen

? 1.2        Gebouw en uitrusting

? 1.3        Apparatuur keuringsruimte

? 1.4        Personeel


Top




? 1.1        Algemeen

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen keuringsplaatsen

Artikel 2 - verlenen erkenning

1.        Een erkenning kan worden verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon voor ??n of meer in Nederland gevestigde keuringsplaatsen, indien deze elk voldoen aan de in de artikelen 3 tot en met 10 gestelde eisen.

2.        Indien de aanvrager van een erkenning exploitant is van een keurings- of onderhoudsdienst voor het eigen wagenpark, kan de erkenning op verzoek van de aanvrager worden beperkt tot dat eigen wagenpark.

3.        Indien de erkenning wordt verleend voor het eigen wagenpark en een andere rechtspersoon of andere rechtspersonen in een zodanig verband tot de erkenninghouder staan dat er sprake is van ??n economische eenheid, kunnen alle voertuigen van de desbetreffende economische eenheid worden beschouwd als voertuigen van het eigen wagenpark.

4.        Gezamenlijk gebruik van een keuringsplaats door meerdere erkenninghouders is niet toegestaan.


Top




? 1.2        Gebouw en uitrusting

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen keuringsplaatsen

Artikel 3:        Eisen keuringsruimte

Artikel 4:        Eisen inspectieput/hefinrichting


Top




Artikel 3 - eisen keuringsruimte

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen keuringsplaatsen, Gebouw en uitrusting

1.        De keuringsruimte is overdekt, behoorlijk af te sluiten, goed verlicht en voorzien van verwarming.

2.        De keuringsruimte heeft zodanige afmetingen en is zodanig ingericht dat de voertuigen die behoren tot de groep waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringsplaats wordt aangevraagd, in deze ruimte zodanig kunnen worden opgesteld dat zij van alle zijden goed toegankelijk zijn.

3.        In de keuringsruimte:

a.        bestemd voor het keuren van motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met een elektrische ontsteking, is een voorziening aanwezig waarmee uitlaatgassen direct door een daartoe bestemde opening naar buiten kunnen worden gevoerd;

b.        bestemd voor het keuren van motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met compressie-ontsteking, is een voorziening aanwezig die bestaat uit:

1?.        een afzuigventilator met voldoende capaciteit voor de te keuren voertuigen,

2?.        een afvoersysteem, dat voorkomt dat uitlaatgassen in de werkplaats terecht kunnen komen,

3?.        een systeem dat ervoor zorgt dat de uitlaatgassen die door de roetmeter gaan eveneens worden afgevoerd, en

4?.        afvoerkanalen die bovenstaande onderdelen met elkaar verbinden waardoor de uitlaatgassen direct naar buiten worden afgevoerd

4.        In de keuringsruimte kan de administratie van de keuringen behoorlijk worden uitgevoerd. Tevens is er een afsluitbare kast of bureaulade dan wel een gelijkwaardige voorziening aanwezig, waarin de in artikel 48 bedoelde bescheiden en documentatie kunnen worden opgeborgen.

5.        De keuringsruimte is aangesloten op een openbaar telefoonnet.

6.        In de keuringsruimte is een voorziening aanwezig, geschikt voor het gebruik van datacommunicatie. Deze voorziening bestaat uit een computer of terminal met een modem, geschikt voor de toegangsstructuur van door de Dienst Wegverkeer geaccepteerde netwerken.


Top




Artikel 4 - eisen inspectieput / hefinrichting

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen keuringsplaatsen, Gebouw en uitrusting

1.        In de keuringsruimte is een doelmatige inspectieput of hefinrichting aanwezig die geschikt is voor de groep voertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringsplaats wordt aangevraagd en die is voorzien van een doelmatige verlichting. Wanneer niet duidelijk blijkt wat het draagvermogen van een hefinrichting is, wordt hiervoor door de fabrikant of een onafhankelijk instituut een verklaring overgelegd. Het draagvermogen wordt zichtbaar op de hefinrichting aangebracht.

2.        De in het eerste lid bedoelde inspectieput of hefinrichting is zodanig uitgevoerd dat de keurmeester, in staat is de onderkant van een voertuig nagenoeg over de gehele lengte rechtopstaand te inspecteren, hetgeen betekent dat wanneer de erkenning wordt aangevraagd voor:

a.        voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg, de hefinrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,35 m;

b.        voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg, de inspectieput een diepte heeft van ten minste 1,35 m.

c.        voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, de hefinrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,65 m;

d.        voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, de inspectieput een diepte heeft van ten minste 1,55 m.

3.        De in het eerste lid bedoelde hefinrichting kan ten minste vier wielen van het voertuig ondersteunen. Een met steunpoten gecombineerde hefinrichting voldoet niet aan deze eis.

4.        In geval van een aanvraag voor een erkenning voor de keuring van motorrijtuigen is ten behoeve van de controle van de afstelling van de koplampen met behulp van een koplamptestapparaat een voorziening aanwezig die bestaat uit:

a.        een vlakke vloer van voldoende afmetingen of een hefinrichting als bedoeld in de voorgaande leden, waarop gelijktijdig zowel het te keuren voertuig als het koplamptestapparaat kan worden geplaatst, of

b.        een vlakke vloer of rails, gelegen voor de hefinrichting als bedoeld in de voorgaande leden, waarop het koplamptestapparaat kan worden geplaatst, waarbij deze vloer of rails in een vlak moet zijn gelegen gelijk of evenwijdig aan de rijplaten van de hefinrichting.


Top




? 1.3        Apparatuur keuringsruimte

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen keuringsplaatsen

Artikel 5:        Aanwezigheid apparatuur algemeen

Artikel 6:        Aanwezigheid apparatuur afhankelijk van erkenning

Artikel 7:        Eisen apparatuur en certificaten

Artikel 8:        Deugdelijkheid en onderhoud apparatuur


Top




Artikel 5 - aanwezigheid apparatuur algemeen

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen keuringsplaatsen, Apparatuur keuringsruimte

In de keuringsruimte is de volgende apparatuur aanwezig:

a.        een doelmatige krik die voldoende draagvermogen heeft om van de voertuigen van de groep waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringsplaats wordt aangevraagd, de wielen van de voorste as gelijktijdig en de wielen van de achterste as afzonderlijk op zodanige wijze te kunnen heffen dat deze vrij kunnen draaien;

b.        een dubbel ge?soleerde veiligheidslooplamp dan wel een zaklantaarn al dan niet voorzien van een oplaadbare accu, die enerzijds een zodanige lichtsterkte heeft dat ook moeilijk bereikbare onderdelen van een voertuig voldoende helder kunnen worden verlicht om een nauwkeurige inspectie van een voertuig mogelijk te maken, en die anderzijds zodanig is afgeschermd dat degene die de keuring uitvoert niet door het uitgestraalde licht wordt verblind;

c.        een meetband met een minimale nauwkeurigheidsklasse III van ten minste 12,00 m, indien de erkenning wordt aangevraagd voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg. Indien het een erkenning betreft voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg is de meetband ten minste 20,00 m. Bij erkenningen met een beperking voor de voertuiglengte heeft de meetband tenminste dezelfde lengte als de toegestane voertuiglengte;

d.        een doelmatige schuifmaat die is voorzien van een meetstift voor dieptemeting;

e.        basisgereedschap voor de controle op het vastzitten van nagels en bouten en andere verbindingen, te weten een set steek- en ringsleutels, schroevendraaiers en een hamer, alsmede een bolkophamertje voor de controle op corrosie;

f.        een doelmatige bandenspanningsmeter en een doelmatige bandenpomp;

g.        hulpmiddelen om speling in voertuigonderdelen zichtbaar te maken, zoals een bandijzer, wielbewegingsapparaat of een koevoet;

h.        een rollenremtestbank, platenremtestbank of remvertragingsmeter die voldoet aan de in artikel 7 gestelde eisen. Indien een erkenning wordt aangevraagd voor voertuigen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is in elk geval een rollenremtestbank aanwezig. Het draagvermogen van een rollenremtestbank of platenremtestbank is voldoende voor de groep voertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringsplaats wordt aangevraagd.


Top




Artikel 6 - aanwezigheid apparatuur afhankelijk van erkenning

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen keuringsplaatsen, Apparatuur keuringsruimte

Naast de in artikel 5 genoemde apparatuur is, afhankelijk van de groep voertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringsplaats wordt aangevraagd, tevens de volgende apparatuur aanwezig die voldoet aan de in artikel 7 gestelde eisen:

a.        in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen:

1?        een koplamptestapparaat;

2?        een pedaalkrachtmeter; deze is niet verplicht in geval van een voor 1 maart 2000 erkenning voor het eigen wagenpark en in geval van een voor 1 maart 2000 afgegeven erkenning die uitsluitend geldt voor het keuren van voertuigen die zijn voorzien van een druklucht-remsysteem;

3?        een universele toerenteller; en

4?        een hulpstuk waarmee de speling op de sluiting van 2 inch koppelingsschotels meetbaar gemaakt kan worden;

b.        in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg: een doelmatige bandenprofieldieptemeter, met verende meetstift en een meetnauwkeurigheid van 0,1 mm;

c.        in geval van een aanvraag voor een erkenning voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg:

1?        twee manometers met slangen en aansluitstukken voor drukmeetpunten alsmede aansluitkoppen voor aanhangwagenremsystemen, waarmee de druk in drukluchtremsystemen en in gasveersystemen kan worden gemeten, en

2?        een stalen rei met een lengte van ten minste 0,90 m;

d.        in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met compressie-ontsteking: een roetmeter en olietemperatuurmeter;

e.        in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, die zijn voorzien van een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking: een uitlaatgastester met lambda-bepaling. Een eventuele koolmonoxidemeter met bijbehorende fles kalibratiegas wordt uitsluitend gebruikt voor motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking waarop de viergasmeting niet van toepassing is;

f.        in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, die zijn voorzien van een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking: een uitlaatgastester met lambda-bepaling.


Top




Artikel 7 - eisen apparatuur en certificaten

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen keuringsplaatsen, Apparatuur keuringsruimte

1.        Ten aanzien van roetmeters, toerentellers, olietemperatuurmeters, manometers, pedaalkrachtmeters, remvertragingsmeters, rollenremtestbanken, platenremtestbanken, koolmonoxidemeters en uitlaatgastesters met lambda-bepaling, beschikt de aanvrager van een erkenning over een geldig certificaat van eerste keuring dan wel een geldig certificaat van herkeuring, als bedoeld in hoofdstuk 1, paragraaf 2, van de Voorschriften meetmiddelen 1997. Deze eis geldt niet voor toerentellers in gebruik genomen v??r 1 januari 1997 die niet worden gebruikt voor de roetmeting of uitlaatgasmeting, voor pedaalkrachtmeters in gebruik genomen v??r 1 januari 1982 en voor manometers in gebruik genomen v??r 1 januari 1984.

2.        Het certificaat van eerste keuring is afgegeven door een keuringsinstelling; het certificaat van herkeuring is afgegeven door een keuringsinstelling dan wel een onderzoeksgerechtigde.

3.        Ten aanzien van de in het eerste lid genoemde meetmiddelen beschikt de aanvrager van een erkenning over een handleiding in de Nederlandse taal als bedoeld in hoofdstuk 1, paragraaf 3, van de Voorschriften meetmiddelen 1997. Deze eis geldt niet voor toerentellers in gebruik genomen v??r 1 januari 1997, die niet worden gebruikt voor de roetmeting of uitlaatgasmeting, voor pedaalkrachtmeters in gebruik genomen v??r 1 juli 1998, en voor manometers in gebruik genomen v??r 1 juli 1998.

4.        Een koplamptestapparaat voldoet aan de in hoofdstuk 3, paragraaf 10, van de Voorschriften meetmiddelen 1997 gestelde eisen.

5.        De aanvrager van een erkenning beschikt ten aanzien van de in artikel 3, derde lid, onderdeel b, bedoelde voorziening over een geldig controlecertificaat, afgegeven door een keuringsinstelling of een onderzoeksgerechtigde als bedoeld in artikel 1.23, tweede lid, van de Voorschriften meetmiddelen 1997.


Top




Artikel 8 - deugdelijkheid en onderhoud apparatuur

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen keuringsplaatsen, Apparatuur keuringsruimte

De apparatuur, bedoeld in de artikelen 5 en 6, is deugdelijk en verkeert in goede staat van onderhoud.


Top




? 1.4        Personeel

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen keuringsplaatsen

Artikel 9:        Eisen opleiding personeel voertuigen max. massa meer dan 3500 kg

Artikel 10:        Eisen opleiding personeel voertuigen max. massa tot en met 3500 kg


Top




Artikel 9 - eisen opleiding personeel voertuigen max. massa meer dan 3500 kg

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen keuringsplaatsen, Personeel

Indien de erkenning voor de betrokken keuringsplaats wordt aangevraagd voor voertuigen, waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg, is in deze keuringsplaats ten minste ??n keurmeester werkzaam die bevoegd is zware (bedrijfs)voertuigen aan een keuring te onderwerpen.


Top




Artikel 10 - eisen opleiding personeel voertuigen max. massa tot en met 3500 kg

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen keuringsplaatsen, Personeel

Indien de erkenning voor de betrokken keuringsplaats wordt aangevraagd voor voertuigen, waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, is in deze keuringsplaats ten minste ??n keurmeester werkzaam die bevoegd is lichte voertuigen aan een keuring te onderwerpen.


Top




? 2        Erkenningseisen mobiele keuringseenheden

Erkenningsregeling APK

? 2.1        Algemeen

? 2.2        Gebouw en uitrusting

? 2.3        Apparatuur mobiele keuringseenheid

? 2.4        Personeel


Top




? 2.1        Algemeen

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen mobiele keuringseenheden

Artikel 11 - verlenen erkenning mobiele keuringseenheden

1.        Een erkenning kan voorts worden verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon voor ??n of meer in Nederland geregistreerde mobiele keuringseenheden, indien deze elk voldoen aan de in de artikelen 12 tot en met 19 gestelde eisen.

2.        Als de aanvrager van een erkenning exploitant is van een keurings- of onderhoudsdienst voor het eigen wagenpark, kan de erkenning op verzoek van de aanvrager worden beperkt tot dat eigen wagenpark.

3.        Indien de erkenning wordt verleend voor het eigen wagenpark en een andere rechtspersoon of andere rechtspersonen in een zodanig verband tot de erkenninghouder staan dat er sprake is van ??n economische eenheid, kunnen alle voertuigen van de desbetreffende economische eenheid worden beschouwd als voertuigen van het eigen wagenpark.

4.        Gezamenlijk gebruik van een mobiele keuringseenheid door meerdere erkenninghouders is niet toegestaan.

5.        Het keuringsinstantienummer van de mobiele keuringseenheid wordt gekoppeld aan het voor het voertuig, van waaruit de werkzaamheden als mobiele keuringseenheid worden verricht, opgegeven kenteken.


Top




? 2.2        Gebouw en uitrusting

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen mobiele keuringseenheden

Artikel 12:        Eisen keuringsruimte

Artikel 13:        Eisen inspectieput/hefinrichting


Top




Artikel 12 - eisen keuringsruimte

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen mobiele keuringseenheden, Gebouw en uitrusting

1.        Met de mobiele keuringseenheden mogen keuringen worden verricht in erkende keuringsplaatsen waarvan de erkenning niet definitief is ingetrokken of in afzonderlijke inrichtingen, indien die aan de desbetreffende eisen voldoen en mits deze op het erkenningsbesluit van de betrokken mobiele keuringseenheid zijn vermeld.

2.        De keuringsruimte is overdekt, behoorlijk af te sluiten, goed verlicht en voorzien van verwarming.

3.        De keuringsruimte heeft zodanige afmetingen en is zodanig ingericht dat de voertuigen die behoren tot de groep waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringseenheid wordt aangevraagd, in deze ruimte zodanig kunnen worden opgesteld dat zij van alle zijden goed toegankelijk zijn.

4.        In de keuringsruimte:

a.        bestemd voor het keuren van motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met een elektrische ontsteking, is een voorziening aanwezig waarmee uitlaatgassen direct door een daartoe bestemde opening naar buiten kunnen worden gevoerd;

b.        bestemd voor het keuren van motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met compressie-ontsteking, is een voorziening aanwezig die bestaat uit:

1?.        een afzuigventilator met voldoende capaciteit voor de te keuren voertuigen,

2?.        een afvoersysteem dat voorkomt dat uitlaatgassen in de werkplaats terecht kunnen komen,

3?.        een systeem die ervoor zorgt dat de uitlaatgassen die door de roetmeter gaan eveneens worden afgevoerd, en

4?.        afvoerkanalen die bovenstaande onderdelen met elkaar verbinden waardoor de uitlaatgassen op wijze direct naar buiten worden afgevoerd;

5.        In de keuringsruimte kan de administratie van de keuringen behoorlijk worden uitgevoerd. Is deze mogelijkheid in de keuringsruimte niet aanwezig dan kan de administratie van de keuringen in de mobiele keuringseenheid worden uitgevoerd. Tevens is er in de mobiele keuringseenheid een afsluitbare kast of bureaulade dan wel een gelijkwaardige voorziening aanwezig, waarin de in artikel 48 bedoelde bescheiden en documentatie kunnen worden opgeborgen.

6.        De keuringsruimte waar de mobiele keuringseenheid keuringen verricht, is aangesloten op een openbaar telefoonnet.

7.        In de mobiele keuringseenheid is een voorziening aanwezig, geschikt voor het gebruik van datacommunicatie, wanneer deze in de in het eerste lid genoemde keuringsplaats of inrichting niet beschikbaar is. Deze voorziening bestaat uit een computer of terminal met een modem, geschikt voor de toegangsstructuur van door de Dienst Wegverkeer geaccepteerde netwerken.

8.        In de mobiele keuringseenheid is de in het vierde lid, onder a en b, bedoelde voorziening voor het afvoeren van uitlaatgassen aanwezig, wanneer deze in de in het eerste lid bedoelde keuringsplaats of inrichting niet beschikbaar is.


Top




Artikel 13 - eisen inspectieput / hefinrichting

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen mobiele keuringseenheden, Gebouw en uitrusting

1.        In de keuringsruimte is een doelmatige inspectieput of hefinrichting aanwezig die geschikt is voor de groep voertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken mobiele keuringseenheid wordt aangevraagd en die is voorzien van een doelmatige verlichting. Wanneer niet duidelijk blijkt wat het draagvermogen van een hefinrichting is, wordt hiervoor door de fabrikant of een onafhankelijk instituut een verklaring overgelegd. Het draagvermogen wordt zichtbaar op de hefinrichting aangebracht.

2.        De in het eerste lid bedoelde inspectieput of hefinrichting is zodanig uitgevoerd dat de keurmeester in staat is de onderkant van een voertuig nagenoeg over de gehele lengte rechtopstaand te inspecteren, hetgeen betekent dat wanneer de erkenning wordt aangevraagd voor:

a.        voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg, de hefinrichting een hefhoogte moet heeft van ten minste 1,35 m;

b.        voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, de inspectieput een diepte en de hefinrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,35 m.

c.        voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, de hefinrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,65 m;

d.        voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, de inspectieput een diepte heeft van ten minste 1,55 m.

3.        De in het eerste lid bedoelde hefinrichting ondersteunt ten minste vier wielen van het voertuig. Een met steunpoten gecombineerde hefinrichting voldoet niet aan deze eis.

4.        In geval van een aanvraag voor een erkenning voor de keuring van motorrijtuigen is ten behoeve van de controle van de afstelling van de koplampen met behulp van een koplamptestapparaat een voorziening aanwezig die bestaat uit:

a.        een vlakke vloer van voldoende afmetingen of een hefinrichting als bedoeld in de voorgaande leden, waarop gelijktijdig zowel het te keuren voertuig als het koplamptestapparaat kan worden geplaatst, of

b.        een vlakke vloer of rails, gelegen voor de hefinrichting als bedoeld in de voorgaande leden, waarop het koplamptestapparaat kan worden geplaatst, waarbij deze vloer of rails in een vlak moet zijn gelegen gelijk of evenwijdig aan de rijplaten van de hefinrichting.


Top




? 2.3        Apparatuur mobiele keuringseenheid

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen mobiele keuringseenheden

Artikel 14:        Aanwezigheid apparatuur algemeen

Artikel 15:        Aanwezigheid apparatuur afhankelijk van erkenning

Artikel 16:        Eisen apparatuur en certificaten

Artikel 17:        Deugdelijkheid en onderhoud apparatuur


Top




Artikel 14 - aanwezigheid apparatuur algemeen

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen mobiele keuringseenheden, Apparatuur mobiele keuringseenheid

De mobiele keuringseenheid beschikt over de volgende apparatuur:

a.        een doelmatige krik die voldoende draagvermogen heeft om van de voertuigen van de groep waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringseenheid wordt aangevraagd, de wielen van de voorste as gelijktijdig en de wielen van de achterste as afzonderlijk op zodanige wijze te kunnen heffen dat deze vrij kunnen draaien;

b.        een dubbel ge?soleerde veiligheidslooplamp dan wel een zaklantaarn al dan niet voorzien van een oplaadbare accu, die enerzijds een zodanige lichtsterkte heeft dat ook moeilijk bereikbare onderdelen van een voertuig voldoende helder kunnen worden verlicht om een nauwkeurige inspectie van een voertuig mogelijk te maken, en die anderzijds zodanig is afgeschermd dat degene die de keuring uitvoert niet door het uitgestraalde licht wordt verblind;

c.        een meetband met een minimale nauwkeurigheidsklasse III van ten minste 12,00 m, indien de erkenning wordt aangevraagd voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg. Indien het een erkenning betreft voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg is de meetband ten minste 20,00 m. Bij erkenningen met een beperking voor de voertuiglengte heeft de meetband tenminste dezelfde lengte als de toegestane voertuiglengte;

d.        een doelmatige schuifmaat die is voorzien van een meetstift voor dieptemeting;

e.        basisgereedschap voor de controle op het vastzitten van nagels en bouten en andere verbindingen, te weten een set steek- en ringsleutels, schroevendraaiers en een hamer, alsmede een bolkophamertje voor de controle op corrosie;

f.        een doelmatige bandenspanningsmeter en een doelmatige bandenpomp;

g.        hulpmiddelen om speling in voertuigonderdelen zichtbaar te maken, zoals een bandijzer, wielbewegingsapparaat of een koevoet;

h.        een rollenremtestbank, platenremtestbank of remvertragingsmeter die voldoet aan de in artikel 16 gestelde eisen. Indien een erkenning wordt aangevraagd voor voertuigen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg is in elk geval een rollenremtestbank aanwezig. Het draagvermogen van een rollenremtestbank of platenremtestbank is voldoende voor de groep voertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringseenheid wordt aangevraagd.


Top




Artikel 15 - aanwezigheid apparatuur afhankelijk van erkenning

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen mobiele keuringseenheden, Apparatuur mobiele keuringseenheid

Naast de in artikel 14 genoemde apparatuur is, afhankelijk van de groep voertuigen waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, tevens de volgende apparatuur aanwezig die voldoet aan de in artikel 16 gestelde eisen:

a.        in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen:

1?        een koplamptestapparaat;

2?        een pedaalkrachtmeter; deze is niet verplicht in geval van een voor 1 maart 2000 afgegeven erkenning voor het eigen wagenpark en in geval van een voor 1 maart 2000 afgegeven erkenning die uitsluitend geldt voor het keuren van voertuigen die zijn voorzien van een druklucht-remsysteem;

3?        een universele toerenteller, en

4?        een hulpstuk waarmee de speling op de sluiting van 2 inch koppelingsschotels meetbaar gemaakt kan worden;

b.        in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg: een doelmatige bandenprofieldieptemeter, met verende meetstift en een meetnauwkeurigheid van 0,1 mm;

c.        in geval van een aanvraag voor een erkenning voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg:

1?        twee manometers met slangen en aansluitstukken voor drukmeetpunten alsmede aansluitkoppen voor aanhangwagenremsystemen, waarmee de druk in drukluchtremsystemen en in gasveersystemen kan worden gemeten, en

2?        een stalen rei met een lengte van ten minste 0,90 m;

d.        in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met compressie-ontsteking: een roetmeter en olietemperatuurmeter;

e.        in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg: een uitlaatgastester met lambda-bepaling. Een eventuele koolmonoxidemeter met bijbehorende fles kalibratiegas wordt uitsluitend gebruikt voor motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking waarop de viergasmeting niet van toepassing is;

f.        in geval van een aanvraag voor een erkenning voor motorrijtuigen met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg: een uitlaatgastester met lambda-bepaling.


Top




Artikel 16 - eisen apparatuur en certificaten

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen mobiele keuringseenheden, Apparatuur mobiele keuringseenheid

1.        Ten aanzien van roetmeters, toerentellers, olietemperatuurmeters, manometers, pedaalkrachtmeters, remvertragingsmeters, rollenremtestbanken, platenremtestbanken, koolmonoxidemeters en uitlaatgastesters met lambda-bepaling beschikt de aanvrager van een erkenning over een geldig certificaat van eerste keuring dan wel een geldig certificaat van herkeuring, als bedoeld in hoofdstuk 1, paragraaf 2, van de Voorschriften meetmiddelen 1997. Deze eis geldt niet voor toerentellers in gebruik genomen v??r 1 januari 1997 die niet worden gebruikt voor de roetmeting of uitlaatgasmeting, voor pedaalkrachtmeters in gebruik genomen v??r 1 januari 1982 en voor manometers in gebruik genomen v??r 1 januari 1984.

2.        Het certificaat van eerste keuring is afgegeven door een keuringsinstelling. Het certificaat van herkeuring is afgegeven door een keuringsinstelling dan wel een onderzoeksgerechtigde.

3.        Ten aanzien van de in het eerste lid genoemde meetmiddelen beschikt de aanvrager van een erkenning over een handleiding in de Nederlandse taal als bedoeld in hoofdstuk 1, paragraaf 3, van de Voorschriften meetmiddelen 1997. Deze eis geldt niet voor toerentellers in gebruik genomen v??r 1 januari 1997, die niet worden gebruikt voor de roetmeting of uitlaatgasmeting, voor pedaalkrachtmeters in gebruik genomen v??r 1 juli 1998, en voor manometers in gebruik genomen v??r 1 juli 1998.

4.        Een koplamptestapparaat voldoet aan de in hoofdstuk 3, paragraaf 10, van de Voorschriften meetmiddelen 1997 gestelde eisen.

5.        Een fles kalibratiegas ten behoeve van de justering van de koolmonoxidemeter voldoet aan de eisen gesteld in artikel 1.3, eerste lid, en artikel 1.6, derde lid, van de Voorschriften meetmiddelen 1997.

6.        Er wordt geen gebruik gemaakt van een mechanische remvertragingsmeter.

7.        De aanvrager van een erkenning beschikt ten aanzien van de in artikel 12, vierde lid, onderdeel b, bedoelde voorziening over een  geldig controlecertificaat afgegeven door een keuringinstelling of een onderzoeksgerechtigde als bedoeld in artikel 1.23, tweede lid, van de Voorschriften meetmiddelen 1997.


Top




Artikel 17 - deugdelijkheid en onderhoud apparatuur

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen mobiele keuringseenheden, Apparatuur mobiele keuringseenheid

De apparatuur, bedoeld in de artikelen 14 en 15, is deugdelijk en verkeert in een goede staat van onderhoud.


Top




? 2.4        Personeel

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen mobiele keuringseenheden

Artikel 18:        Eisen opleiding personeel voertuigen max. massa meer dan 3500 kg

Artikel 19:        Eisen opleiding personeel voertuigen max. massa tot en met 3500 kg


Top




Artikel 18 - eisen opleiding personeel voertuigen max. massa meer dan 3500 kg

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen mobiele keuringseenheden, Personeel

Indien de erkenning voor de betrokken mobiele keuringseenheid wordt aangevraagd voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg, is bij deze keuringseenheid ten minste ??n keurmeester werkzaam die bevoegd is zware (bedrijfs)voertuigen aan een keuring te onderwerpen.


Top




Artikel 19 - eisen opleiding personeel voertuigen max. massa tot en met 3500 kg

Erkenningsregeling APK, Erkenningseisen mobiele keuringseenheden, Personeel

Indien de erkenning voor de betrokken mobiele keuringseenheid wordt aangevraagd voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, is bij deze keuringseenheid ten minste ??n keurmeester werkzaam die bevoegd is lichte voertuigen aan een keuring te onderwerpen.


Top




Hoofdstuk 3        Aanvraag erkenning

Erkenningsregeling APK

Artikel 20:        Aanvraagformulier

Artikel 21:        Te overleggen bescheiden

Artikel 22:        Uitzonderingen

Artikel 23:        Te overleggen verklaring


Top




Artikel 20 - aanvraagformulier

Erkenningsregeling APK, Aanvraag erkenning

Voor de aanvraag van een erkenning wordt door de aanvrager een aanvraagformulier, volgens een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld model, bij de Dienst Wegverkeer ingediend.


Top




Artikel 21 - te overleggen bescheiden

Erkenningsregeling APK, Aanvraag erkenning

De aanvrager van een erkenning overlegt de volgende bescheiden:

a.        een uittreksel, afschrift, afdruk, fotokopie of schriftelijke mededeling van de inschrijving van de aanvrager in een register bij de Kamer van Koophandel waarop het adres van betrokken keuringsplaats is vermeld, die op het tijdstip van de indiening van de erkenningsaanvraag niet ouder dan ??n jaar is. In het geval van een nevenvestiging kan het adres op dit document afwijken van het adres van de nevenvestiging;

b.        indien de aanvraag namens de aanvrager door een ander wordt ingediend, een gewaarmerkt afschrift van een geschrift waaruit blijkt dat die ander tot de vertegenwoordiging bevoegd is;

c.        voor elke keuringsplaats waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, en voor elke inrichting waarin een mobiele keuringseenheid werkzaam is waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, een plattegrond van de keuringsruimte en de ruimte waarin de administratie ter zake van de keuringen wordt gevoerd. Op de plattegrond moet zijn aangegeven waar de rollenremtestbank of de platenremtestbank en de inspectieput of hefinrichting zich bevinden alsmede de plaats waar de controle op de afstelling van de koplampen met het koplamptestapparaat, bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel b, respectievelijk artikel 12, vierde lid, onderdeel b, zal plaatsvinden;

d.        voor zover ingevolge artikel 7 of artikel 16 voor de aldaar vereiste meetmiddelen een certificaat wordt verlangd, een afschrift van dat certificaat;

e.        afschriften van de voorzijde en de achterzijde van de in artikel 26 genoemde bevoegdheidspassen die zijn afgegeven aan de personen die op het aanvraagformulier als keurmeester staan vermeld.


Top




Artikel 22 - uitzonderingen

Erkenningsregeling APK, Aanvraag erkenning

Indien aan de aanvrager van een erkenning al eerder een erkenning is verleend, doch deze op grond van artikel 87 van de wet is ingetrokken, kan, onverminderd het bepaalde in artikel 84, derde lid, van de wet, door de Dienst Wegverkeer worden bepaald dat van onderdelen van de artikelen 20 en 21 kan worden afgeweken.


Top




Artikel 23 - te overleggen verklaring ?Eigen wagenpark?

Erkenningsregeling APK, Aanvraag erkenning

Indien de erkenning wordt verleend voor het eigen wagenpark en een andere rechtspersoon of andere rechtspersonen in een zodanig verband tot de erkenninghouder staat of staan dat er sprake is van ??n economische eenheid, doet de exploitant onder opgave van de naam en het adres van die rechtspersoon of rechtspersonen, terstond na de verlening van de erkenning schriftelijk opgave hiervan aan de Dienst Wegverkeer. Het verband moet ten genoege van de Dienst Wegverkeer worden aangetoond door middel van een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel of een accountantsverklaring.


Top




Hoofdstuk 4        Keuringsbevoegdheidseisen

Erkenningsregeling APK

Artikel 24:        Bevoegdheid tot keuren voertuigen max. massa meer dan 3500 kg

Artikel 25:        Bevoegdheid tot keuren voertuigen max. massa tot en met 3500 kg

Artikel 26:        Bevoegdheidspas

Artikel 27:        Afleggen toets


Top




Artikel 24 - bevoegdheid tot keuren voertuigen max. massa meer dan 3500 kg

Erkenningsregeling APK, Keuringsbevoegdheidseisen

1.        De bevoegdheid zware (bedrijfs)voertuigen aan een keuring te onderwerpen kan worden verleend aan een natuurlijke persoon die in het bezit is van een, mede door een door de Dienst Wegverkeer aangewezen gecommitteerde ondertekend, diploma keurmeester periodieke keuring zware (bedrijfs)voertuigen dat is afgegeven door de Stichting VAM, nadat het examen met goed gevolg bij deze instelling is afgelegd.

2.        De Dienst Wegverkeer bepaalt aan welke voorwaarden wordt voldaan alvorens deelgenomen kan worden aan het examen keurmeester periodieke keuring zware (bedrijfs)voertuigen. Deze voorwaarden worden in de Staatscourant bekendgemaakt.

3.        Het examen wordt afgenomen overeenkomstig een door de Stichting VAM vastgesteld en door de Dienst Wegverkeer goedgekeurd reglement.


Top




Artikel 25 - bevoegdheid tot keuren voertuigen max. massa tot en met 3500 kg

Erkenningsregeling APK, Keuringsbevoegdheidseisen

1.        De bevoegdheid lichte voertuigen aan een keuring te onderwerpen kan worden verleend aan een natuurlijk persoon die in het bezit is van een, mede door een door de Dienst Wegverkeer aangewezen gecommitteerde ondertekend, diploma keurmeester periodieke keuring lichte voertuigen dat is afgegeven door de Stichting VAM, nadat het examen met goed gevolg bij deze instelling is afgelegd.

2.        De Dienst Wegverkeer bepaalt aan welke voorwaarden wordt voldaan alvorens deel genomen kan worden aan het examen keurmeester periodieke keuring lichte voertuigen. Deze voorwaarden worden in de Staatscourant bekendgemaakt.

3.        Het examen wordt afgenomen overeenkomstig een door de Stichting VAM vastgesteld en door de Dienst Wegverkeer goedgekeurd reglement.


Top




Artikel 26 - bevoegdheidspas

Erkenningsregeling APK, Keuringsbevoegdheidseisen

1.        Ten bewijze van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen wordt aan de keurmeester een bevoegdheidspas overeenkomstig een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld model verstrekt. Op de bevoegdheidspas worden ten minste het pasnummer, het diplomanummer en de groep van voertuigen genoemd waarvoor de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen geldt alsmede de geldigheidsduur van de pas.

2.        Ten behoeve van het afmelden van een voertuig als bedoeld in artikel 44 door middel van datacommunicatie, wordt aan de keurmeester een pincode verstrekt. Deze pincode is strikt persoonlijk.


Top




Artikel 27 - afleggen toets

Erkenningsregeling APK, Keuringsbevoegdheidseisen

1.        Nadat de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen is verleend, wordt onverminderd het bepaalde in de artikelen 59 tot en met 62 door de keurmeester iedere twee jaar een toets bij de in de artikelen 24 en 25 genoemde instelling afgelegd.

2.        De toets wordt afgenomen overeenkomstig een door de in het eerste lid bedoelde instelling vastgelegd en door de Dienst Wegverkeer goedgekeurd reglement.


Top




Hoofdstuk 5        Aanvraag bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen

Erkenningsregeling APK

Artikel 28:        aanvraagformulier bevoegdheid

Artikel 29:        Te overleggen bescheiden


Top




Artikel 28 - aanvraagformulier bevoegdheid

Erkenningsregeling APK, Aanvraag bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen

vervallen


Top




Artikel 29 - te overleggen bescheiden

Erkenningsregeling APK, Aanvraag bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen

De aanvrager van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen overlegt de volgende bescheiden:

a.        een afschrift van de in de artikelen 24 of 25 genoemde diploma?s;

b.        indien van toepassing een afschrift van het resultaat van de toets als bedoeld in artikel 27.


Top




Hoofdstuk 6        Voorschriften

Erkenningsregeling APK

Artikel 30:        Artikelen met betrekking tot erkenning

Artikel 31:        Artikelen met betrekking tot bevoegdheid

? 1        Erkenningsvoorschriften

? 2        Keuringsbevoegdheidsvoorschriften

? 3        Voorschriften keuring, steekproef en anonieme keuring

? 4        Voorschriften administratie en bescheiden


Top




Artikel 30 - artikelen met betrekking tot erkenning

Erkenningsregeling APK, Voorschriften

Aan een erkenning worden de in de artikelen 32 tot en met 38 en 41 tot en met 48 opgenomen voorschriften verbonden.


Top




Artikel 31 - artikelen met betrekking tot bevoegdheid

Erkenningsregeling APK, Voorschriften

Aan een bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen worden de in de artikelen 39 tot en met 46 opgenomen voorschriften verbonden.


Top




? 1        Erkenningsvoorschriften

Erkenningsregeling APK, Voorschriften

Artikel 32:        Hanteren voorschriften

Artikel 33:        Erkenningsbewijzen en gevelschilden

Artikel 34:        Voldoen aan erkenningsvoorschriften

Artikel 35:        Justeren koolmonoxidemeter

Artikel 36:        Aanwezigheid certificaten apparatuur

Artikel 37:        Aanwezigheid boekwerk 'APK milieukeuringseisen'

Artikel 38:        Melding wijzigingen


Top




Artikel 32 - hanteren voorschriften

Erkenningsregeling APK, Voorschriften, Erkenningsvoorschriften

1.        De erkenninghouder neemt in verband met de periodieke keuring van motorrijtuigen en aanhangwagens het bij en krachtens de wet bepaalde in acht.

2.        Onverminderd het bepaalde in het eerste lid vindt de periodieke keuring van een motorrijtuig waarvan op het kentekenbewijs onder ?bijzonderheden? ?taxi, zie bijlage? wordt vermeld, tevens plaats aan de hand van de Regeling permanente eisen taxi?s.

3.        Keuringen worden slechts verricht in een keuringsplaats waarvoor de erkenning geldt.

4.        In de keuringsplaats worden slechts keuringen verricht van voertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringsplaats geldt.

5.        Met de mobiele keuringseenheid worden in een keuringsplaats of inrichting slechts keuringen verricht van voertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken keuringseenheid geldt.

6.        Het boekwerk ?Regelgeving APK? en, voorzover de aanwezigheid hiervan vereist is, het boekwerk ?APK milieukeuringseisen? wordt door de erkenninghouder beschikbaar gesteld aan de keurmeester; de erkenninghouder draagt er tevens zorg voor dat de boekwerken tot en met de laatste wijziging zijn bijgewerkt.


Top




Artikel 33 - erkenningsbewijzen en gevelschilden

Erkenningsregeling APK, Voorschriften, Erkenningsvoorschriften

1.        Vanaf de buitenkant van elke keuringsplaats waarvoor de erkenning geldt is op een door de Dienst Wegverkeer vastgestelde en in de Staatscourant bekendgemaakte wijze zichtbaar dat de erkenning is verleend. Deze eis geldt niet voor keuringsplaatsen waarvan in het erkenningsbesluit is vastgelegd dat de erkenning alleen geldt voor voertuigen die behoren tot het eigen wagenpark.

2.        In elke keuringsplaats waarvoor de erkenning geldt, is het door de Dienst Wegverkeer afgegeven bewijs aanwezig waaruit blijkt dat voor de keuringsplaats een erkenning is verleend en voor welke groep voertuigen de erkenning voor de keuringsplaats geldt.

3.        Bij elke mobiele keuringseenheid waarvoor de erkenning geldt, is het door de Dienst Wegverkeer afgegeven bewijs aanwezig waaruit blijkt dat voor de eenheid een erkenning is verleend, voor welke groep voertuigen de erkenning voor de eenheid geldt en in welke inrichtingen de keuringen mogen plaatsvinden.

4.        Op verzoek van de aanvrager van een keuringsrapport wordt het in het tweede en derde lid bedoelde bewijs ter inzage gegeven.


Top




Artikel 34 - voldoen aan erkenningsvoorschriften

Erkenningsregeling APK, Voorschriften, Erkenningsvoorschriften

1.        De keuringsplaatsen blijven voortdurend voldoen aan de eisen, gesteld in de artikelen 3 tot en met 8.


2.        De mobiele keuringseenheden, alsmede de inrichtingen of keuringsplaatsen waarin met een mobiele keuringseenheid keuringen mogen worden verricht blijven voortdurend voldoen aan de eisen, gesteld in de artikelen 12 tot en met 17.


3.        In afwijking van het eerste en tweede lid, geldt tot 1 januari 2010 in afwijking van de in artikel 4, tweede lid, en artikel 13, tweede lid genoemde maten:

a.        voor erkenningen verleend voor 1 januari 1995 dat de inspectieput een diepte en de hefinrichting een hoogte heeft van ten minste 1,20 m, indien de erkenning is verleend voor zowel voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg als waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg;

b.        voor erkenningen verleend na 31 december 1994, doch voor 1 januari 2006:

1?.        dat de inspectieput een diepte en de hefinrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,20m, indien de erkenning is verleend voor voertuigen waarvan de toegestane maximummassa meer bedraagt dan 3500 kg;

2?.        dat de inspectieput een diepte en de hefinrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,40m, indien de erkenning is verleend voor voertuigen waarvan de toegestane maximummassa niet meer bedraagt dan 3500 kg.


Top




Artikel 35 - justeren koolmonoxidemeter

Erkenningsregeling APK, Voorschriften, Erkenningsvoorschriften

Vervalt


Top




Artikel 36 - aanwezigheid certificaten apparatuur

Erkenningsregeling APK, Voorschriften, Erkenningsvoorschriften

1.        Ten aanzien van roetmeters, toerentellers, olietemperatuurmeters, manometers, pedaalkrachtmeters, remvertragingsmeters, rollenremtestbanken, platenremtestbanken en uitlaatgastesters met lambda-bepaling is steeds een geldig certificaat van eerste keuring dan wel van herkeuring aanwezig.

2.        Na verwijdering van de rollenremtestbank of de platenremtestbank van zijn fundering waaraan hij was bevestigd, teneinde te worden herplaatst op dezelfde plaats of een andere plaats, wordt wederom een certificaat van eerste keuring dan wel herkeuring afgegeven en is de verzegeling aan de fundering aangebracht. Tevens wordt door de erkenninghouder van een verplaatsing hieraan voorafgaand onder vermelding van de ingangsdatum aan de Dienst Wegverkeer mededeling gedaan. Dit geschiedt door middel van overlegging van een plattegrond van de keuringsplaats waarop de plaats van de rollenremtestbank of platenremtestbank staat aangegeven.

3.        Na verplaatsing van de nulemissie-eenheid naar een andere keuringsplaats, moet wederom een certificaat van eerste keuring, dan wel herkeuring worden afgegeven. Tevens wordt door de erkenninghouder van een verplaatsing hieraan voorafgaand onder vermelding van de ingangsdatum aan de Dienst Wegverkeer mededeling gedaan. Dit geschiedt door middel van overlegging van een plattegrond van de keuringsplaats waarop de plaats van de nulemissie-eenheid staat aangegeven.


Top




Artikel 37 - aanwezigheid boekwerk 'APK milieukeuringseisen'

Erkenningsregeling APK, Voorschriften, Erkenningsvoorschriften

In elke keuringsplaats en bij elke mobiele keuringseenheid waarvoor een erkenning geldt voor motorrijtuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking, is het boekwerk 'APK milieukeuringseisen' aanwezig.


Top




Artikel 38 - melding wijzigingen

Erkenningsregeling APK, Erkenningsvoorschriften, Algemene voorschriften

1        Indien zich wijzigingen voordoen in de samenstelling van de economische eenheid als bedoeld in artikel 23, worden deze door de erkenninghouder schriftelijk aan de Dienst Wegverkeer gemeld.

2.        Indien zich een wijziging voordoet van de natuurlijke persoon, de rechtspersoon of de rechtsvorm, zijn zowel de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de erkenning oorspronkelijk was verleend als degene die de bedrijfsvoering voortzet, verplicht de Dienst Wegverkeer hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis te stellen.

3.        Indien als gevolg van een wijziging als bedoeld in het voorgaande lid de bedrijfsvoering van het reeds erkende bedrijf wordt voortgezet door een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, worden de toegekende bonus- en strafpunten van het systeem als bedoeld in artikel 53, eerste lid, beschouwd als te zijn toegekend aan deze natuurlijke persoon of rechtspersoon. Dit geldt ook voor de opgelegde sancties.


Top




? 2        Keuringsbevoegdheidsvoorschriften

Erkenningsregeling APK, Voorschriften

Artikel 39:        Hanteren voorschriften

Artikel 40:        Bevoegdheidspas en pincode


Top




Artikel 39 - hanteren voorschriften

Erkenningsregeling APK, Voorschriften, Keuringsbevoegdheidsvoorschriften

1.        De keurmeester neemt in verband met de periodieke keuring van motorrijtuigen en aanhangwagens het bij en krachtens de wet bepaalde in acht.

2.        Onverminderd het bepaalde in het eerste lid vindt de periodieke keuring van een motorrijtuig waarvan op het kentekenbewijs onder ?bijzonderheden? ?taxi, zie bijlage? wordt vermeld, tevens plaats aan de hand van de Regeling permanente eisen taxi?s.

3.        De keurmeester controleert of hij de beschikking heeft over het boekwerk "Regelgeving APK" en, voorzover de aanwezigheid hiervan vereist is, het boekwerk "APK milieukeuringseisen" voordat hij een keuring gaat verrichten.


Top




Artikel 40 - bevoegdheidspas en pincode

Erkenningsregeling APK, Voorschriften, Keuringsbevoegdheidsvoorschriften

1.        Op verzoek van de aanvrager van een keuringsrapport wordt de bevoegdheidspas ter inzage gegeven.

2.        De keurmeester draagt er zorg voor dat de aan hem, ten behoeve van datacommunicatie, verstrekte pincode niet toegankelijk is voor anderen.


Top




? 3        Voorschriften keuring, steekproef en anonieme keuring

Erkenningsregeling APK, Voorschriften

Artikel 41:        Procedure uitvoeren keuring

Artikel 42:        Keuringsruimte en -personeel

Artikel 43:        Keuringsrapport

Artikel 44:        Procedure afmelden

Artikel 45:        Steekproef

Artikel 46:        Onttrekken aan steekproef

Artikel 47:        Anonieme keuring


Top




Artikel 41 - procedure uitvoeren keuring

Erkenningsregeling APK, Voorschriften, Voorschriften keuring, steekproef en anonieme keuring

1.        Indien bij de erkenninghouder een keuringsrapport wordt aangevraagd, stelt deze, na overleg met de aanvrager, onverwijld het tijdstip voor de keuring vast. De keuring vindt zo spoedig mogelijk na de aanvraag plaats.

2.        Er wordt geen keuring verricht dan nadat door de aanvrager het deel I A dan wel deel I van het kentekenbewijs is overgelegd.

3.        Voorafgaande aan de keuring:

a.        wordt gecontroleerd of de gegevens met betrekking tot het voertuig, vermeld in het kentekenregister, overeenstemmen met het kentekenbewijs,

b.        wordt aan de hand van de in bijlage 2 opgenomen controlepunten gecontroleerd of het voertuig en het kentekenbewijs met elkaar overeenstemmen,

c.        wordt aan de hand van de in bijlage 3 opgenomen controlepunten gecontroleerd of het voertuig is voorzien van de juiste kentekenplaten, en

4.        Er wordt geen keuring verricht en de aanvrager van een keuringsrapport wordt naar de Dienst Wegverkeer doorverwezen indien:

a.        op grond van de in het derde lid, onder a of b, bedoelde controle ??n of meer afwijkingen worden geconstateerd;

b.        de beperkte geldigheidsduur van het kentekenbewijs verstreken is, waardoor het kentekenbewijs ingevolge artikel 56, eerste lid, onder a, van de wet, zijn geldigheid heeft verloren;

c.        in het kentekenbewijs wijzigingen zijn aangebracht; of

d.        geen afgiftedatum respectievelijk datum eerste toelating op het kentekenbewijs is vermeld.

5.        Niet als afwijking als bedoeld in het vierde lid, onder a, worden aangemerkt:

a.        indien in afwijking van het register op het kentekenbewijs niet G maar G3 staat vermeld.

6.        Indien het raadplegen van de voertuiggegevens als gevolg van een storing in een door de Dienst Wegverkeer geaccepteerd netwerk als bedoeld in artikel 3, zesde lid, respectievelijk 12, zevende lid, niet mogelijk is, kan de in het derde lid, onder a, bedoelde controle achterwege blijven en wordt dit aangetekend op het keuringsrapport.


Top




Artikel 42 -keuringsruimte en -personeel

Erkenningsregeling APK, Voorschriften, Voorschriften keuring, steekproef en anonieme keuring

1.        De keuring wordt verricht in een keuringsruimte met apparatuur die aan de in hoofdstuk 2 gestelde eisen voldoet. Van deze eis kan worden afgeweken indien volgens de wijze van keuren zoals vermeld in de Regeling wijze van keuren APK een rij- of remproef buiten de keuringsruimte wordt uitgevoerd, mits de buitentemperatuur binnen het temperatuurgebied van de verplichte apparatuur ligt.

2.        De keuring wordt verricht door een keurmeester.


Top




Artikel 43 - keuringsrapport

Erkenningsregeling APK, Voorschriften, Voorschriften keuring, steekproef en anonieme keuring

1.        Het resultaat van elke keuring wordt door de keurmeester schriftelijk vastgelegd op het keuringsrapport.

2.        Voor dit keuringsrapport wordt gebruikgemaakt van het in de Regeling vaststelling keuringsrapport opgenomen model keuringsrapport.

3.        Uitsluitend indien de invulling rechtstreeks plaatsvindt uit het kentekenregister en de tekst ?afdruk RDW? na de transactiecode is ingevuld mag gebruik worden gemaakt van het model keuringsrapport zonder gele doorslag.



Top




Artikel 44 - procedure afmelden

Erkenningsregeling APK, Voorschriften, Voorschriften keuring, steekproef en anonieme keuring

1.        Na afloop van elke keuring wordt het bepaalde in het tweede lid tot en met het vijfde lid in acht genomen alvorens het keuringsrapport af te geven aan de aanvrager.

2.        Alvorens tot het afmelden van een voertuig als bedoeld in het derde lid wordt overgegaan, wordt door de keurmeester die het voertuig afmeldt, aan de hand van het kentekenbewijs nagegaan of de keuring van dat voertuig heeft plaatsgevonden.

3.        Het voertuig wordt door middel van datacommunicatie bij de Dienst Wegverkeer afgemeld onder verstrekking van de volgende gegevens:

a.        het pasnummer en de pincode van de keurmeester;

b.        het kenteken van het voertuig;

c.        de meldcode, gevormd door de laatste vier cijfers van het identificatienummer, letters en leestekens buiten beschouwing gelaten;

d.        indien het voertuig is goedgekeurd en het een voertuig betreft dat is voorzien van een kilometerteller, de afgelezen kilometerstand van het voertuig;

e.        indien het voertuig is goedgekeurd, indien van toepassing, de adviespunten;

f.        indien het voertuig is afgekeurd, de afkeurpunten;

g.        indien het voertuig is goedgekeurd na reparatie, de reparatiepunten en indien van toepassing, de adviespunten;

h.        de bevestiging dat de in het tweede lid voorgeschreven controleverplichting is nagekomen, waarna acceptatie van de afmelding wordt weergegeven:

1?        de transactiecode en het tijdstip van de afmelding;

2?        indien het voertuig is goedgekeurd: tevens een nieuwe vervaldatum;

3?        indien het voertuig aan een steekproef moet worden onderworpen: tevens de einde wachttijd van de steekproef.

4.        Op het keuringsrapport moet schriftelijk worden vermeld:

a.        het pasnummer als bedoeld in het derde lid,onderdeel a, en het bepaalde in de onderdelen b en c;

b.        de afgelezen kilometerstand indien het voertuig is voorzien van een kilometerteller;

c.        dat het voertuig is goedgekeurd indien het aan de keuringseisen blijkt te voldoen en indien van toepassing, eveneens de adviespunten;

d.        indien een voertuig niet aan de keuringseisen blijkt te voldoen dat het voertuig is afgekeurd en de afkeurpunten;

e.        indien er ten behoeve van de goedkeuring reparaties aan het voertuig zijn verricht, de reparatiepunten, en indien van toepassing, eveneens de adviespunten;

f.        de transactiecode, en uitsluitend indien de schriftelijke invulling rechtstreeks plaatsvindt uit het door de Dienst Wegverkeer bijgehouden kentekenregister de tekst ?afdruk RDW?;

g.        indien het voertuig is goedgekeurd de vervaldatum, waarbij de maand van de vervaldatum voluit in letters is geschreven;

h.        indien het voertuig aan een steekproef wordt onderworpen de einde wachttijd van de steekproef;

i.        de naam, adresgegevens en het keuringsinstantienummer van de erkenninghouder.

5.        Alvorens het keuringsrapport wordt ondertekend, wordt door de keurmeester nagegaan of het rapport volledig is ingevuld, zodanig dat dit, indien van toepassing, ook zichtbaar is op de doorslag.

6.        Door een keurmeester worden niet meer dan vier voertuigen, waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, per zestig minuten afgemeld.

7.        Het keuringsrapport wordt onverwijld aan de aanvrager afgegeven indien het voertuig niet aan een steekproef wordt onderworpen.

8.        Indien het voertuig aan een steekproef wordt onderworpen, deelt de erkenninghouder dit aan de aanvrager mede en houdt de erkenninghouder het keuringsrapport onder zich voor een periode van ten hoogste negentig minuten, vanaf het tijdstip van afmelding.


Top




Artikel 45 - steekproef

Erkenningsregeling APK, Voorschriften, Voorschriften keuring, steekproef en anonieme keuring

1.        Indien het voertuig blijkens mededeling van de Dienst Wegverkeer aan een steekproef wordt onderworpen, gelden de in het tweede tot en met zesde lid genoemde verplichtingen.

2.        In de staat van het voertuig dat aan een steekproef wordt onderworpen, worden gedurende negentig minuten na het tijdstip van afmelding geen wijzigingen aangebracht en worden geen metingen met betrekking tot het voertuig verricht.

3.        De erkenninghouder wijst de eigenaar of houder van het voertuig dat aan een steekproef wordt onderworpen er op dat deze verplicht is het voertuig voor de uitvoering van de steekproef beschikbaar te houden.

4.        Voorafgaande aan de steekproefherkeuring wordt het kentekenbewijs van het voertuig door de eigenaar of houder dan wel door de erkenninghouder of de keurmeester aan de daartoe aangewezen functionaris van de Dienst Wegverkeer overhandigd. Door de erkenninghouder of de keurmeester wordt tevens het keuringsrapport overhandigd.

5.        Aan een steekproef wordt alle medewerking verleend en de terzake door de Dienst Wegverkeer gegeven aanwijzingen worden in acht genomen. Onder alle medewerking wordt in ieder geval verstaan dat:

a.        bij uitsluiting de keurmeester die het voertuig aan een keuring heeft onderworpen, gedurende de gehele steekproef aanwezig is en zelf feitelijke assistentie verleent bij het uitvoeren van de steekproef;

b.        indien de keuring verricht is door een mobiele keuringseenheid tevens het voertuig, van waaruit door de mobiele keuringseenheid de keuringen zijn verricht, bij de steekproef aanwezig is;

c.        het voertuig, ongeacht het tijdstip van aanvang van de steekproef, niet uit de keuringsplaats wordt verwijderd gedurende de steekproef;

d.        de desbetreffende ruimte en apparatuur gedurende de steekproef beschikbaar worden gesteld.

6.        Indien bij de steekproef wordt vastgesteld dat het voertuig niet voldoet aan de keuringseisen, het voertuig onterecht is af- of goedgekeurd, het keuringsrapport onjuist of onvolledig is ingevuld, er onterecht onderdelen zijn vervangen of indien wordt geconstateerd dat de voorschriften met betrekking tot de steekproef niet in acht zijn genomen, wordt door de daartoe aangewezen functionaris van de Dienst Wegverkeer een steekproefcontrolerapport opgemaakt dat door deze wordt ondertekend alsmede door de keurmeester.


Top




Artikel 46 - onttrekken aan steekproef

Erkenningsregeling APK, Voorschriften, Voorschriften keuring, steekproef en anonieme keuring

1.        Indien de eigenaar of houder van het voertuig dat aan een steekproef wordt onderworpen met het voertuig wegrijdt, wordt dit onverwijld door de keurmeester aan de Dienst Wegverkeer (Regiokantoor) gemeld. De eventuele goedkeuring wordt door de Dienst Wegverkeer ingetrokken en het voertuig kan niet meer worden afgemeld.

2.        De erkenninghouder draagt er zorg voor dat de eigenaar of houder van een weggereden voertuig op de hoogte is gesteld van de verplichting om een nieuwe aanvraag van een keuringsrapport bij de Dienst Wegverkeer in te dienen.


Top




Artikel 47 - anonieme keuring

Erkenningsregeling APK, Voorschriften, Voorschriften keuring, steekproef en anonieme keuring

De Dienst Wegverkeer voert steekproefsgewijs anonieme keuringen uit door middel van het ter keuring aanbieden van een voertuig in het kader van het toezicht op het verrichten van keuringen.


Top




? 4        Voorschriften administratie en bescheiden

Erkenningsregeling APK, Erkenningsvoorschriften

Artikel 48 - administratie

1.        De volgende bescheiden worden goed geordend ten minste twee jaar bewaard:

a.        indien van toepassing, de gele doorslag van ieder afgegeven keuringsrapport;

b.        foutief ingevulde of onbruikbaar geworden keuringsrapporten;

c.        de doorslag van het steekproefcontrolerapport.

       Op de onder a tot en met c genoemde bescheiden worden geen wijzigingen aangebracht.

2.        Gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn worden de genoemde bescheiden en de controlelijsten desgevraagd onverwijld aan een functionaris van de Dienst Wegverkeer ter inzage gegeven of ter inzage opgestuurd.

3.        Ongebruikte keuringsrapporten en de aan de erkenninghouder met betrekking tot de erkenning afgegeven beschikking worden in een goed afgesloten kast of bureaulade of een gelijkwaardige voorziening opgeborgen.

4.        De erkenninghouder draagt er zorg voor dat de aan hem, ten behoeve van datacommunicatie, verstrekte code niet toegankelijk is voor onbevoegden.

5.        De boekwerken "Regelgeving APK" en ?APK milieukeuringseisen? met betrekking tot de periodieke keuring alsmede de vereiste certificaten en handleidingen zijn goed geordend aanwezig.


Top




Hoofdstuk 7        Toezicht

Erkenningsregeling APK

? 1        Algemeen

? 2        Toezicht op de erkenningseisen en de erkenningsvoorschriften

? 3        Toezicht op de keuringsbevoegdheidseisen en ?voorschriften en de keuringsvoorschriften

? 4        Toezicht op de keuringseisen


Top




? 1 Algemeen.

Erkenningsregeling APK, Toezicht

Artikel 49:        Toepassingsgebied

Artikel 50:        Intrekking / wijziging / schorsing erkenning

Artikel 51:        Intrekking / wijziging / schorsing keuringsbevoegdheid

Artikel 52:        Verlenen medewerking

Artikel 53:        Cusumsysteem


Top




Artikel 49 - toepassingsgebied

Erkenningsregeling APK, Toezicht, Algemeen

De in dit hoofdstuk opgenomen regels ten aanzien van het toezicht op keuringsplaatsen zijn, voor zover niet anders bepaald, tevens van toepassing op het toezicht op mobiele keuringseenheden en de inrichtingen waar door deze mobiele keuringseenheden keuringen worden verricht. Mobiele keuringseenheden zijn gedurende de gehele steekproef aanwezig ?n beschikbaar bij de inrichtingen waar de keuringen worden verricht.


Top




Artikel 50 - intrekking / wijziging / schorsing erkenning

Erkenningsregeling APK, Toezicht, Algemeen

1.        Het bepaalde in de paragrafen 2 en 3 van dit hoofdstuk laat de bevoegdheid tot intrekking, wijziging en schorsing van de erkenning, zoals omschreven in artikel 87 van de wet, in andere gevallen dan de in de paragrafen 2 en 3 beschreven gevallen, onverlet.

2.        Een intrekking of wijziging van een erkenning als bedoeld in artikel 87, tweede lid, van de wet geldt alleen voor de betrokken keuringsplaats. De Dienst Wegverkeer kan, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, echter bepalen dat een intrekking of wijziging alle keuringsplaatsen betreft waarvoor de erkenning geldt.


Top




Artikel 51 - intrekking / wijziging / schorsing keuringsbevoegdheid

Erkenningsregeling APK, Toezicht, Algemeen

Het bepaalde in paragraaf 3 van dit hoofdstuk laat de bevoegdheid tot intrekking, wijziging en schorsing van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen, zoals omschreven in artikel 87a van de wet, in andere gevallen dan de in paragraaf 3 beschreven gevallen, onverlet.


Top




Artikel 52 - verlenen medewerking

Erkenningsregeling APK, Toezicht, Algemeen

Onverminderd artikel 45, vijfde lid, wordt in het kader van het toezicht alle medewerking aan de daartoe aangewezen functionaris van de Dienst Wegverkeer verleend. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

a.        het verlenen van toegang tot de keuringsruimte;

b.        het verstrekken van inlichtingen;

c.        het overleggen van bescheiden; en

d.        het gebruik maken van de benodigde apparatuur.

De door de Dienst Wegverkeer aangegeven aanwijzingen worden in acht genomen.


Top




Artikel 53 - cusumsysteem

Erkenningsregeling APK, Toezicht, Algemeen

1.        In het kader van het toezicht op de erkenninghouder, bedoeld in artikel 86 van de wet, wordt door de Dienst Wegverkeer een systeem van bonus- en strafpunten voor de erkenninghouder vastgesteld, dat bekend wordt gemaakt in de Staatscourant. Aan de hand van dit systeem kan worden vastgesteld of het toezicht wordt verminderd, het toezicht wordt verscherpt dan wel dat de erkenning wordt ingetrokken. Dit systeem heeft tevens betrekking op artikel 41, derde lid, onderdeel b tot en met d.

2.        In het kader van het toezicht op de keurmeester, bedoeld in de artikelen 86 en 86a van de wet, wordt door de Dienst Wegverkeer een systeem van bonus- en strafpunten voor de keurmeester vastgesteld, dat bekend wordt gemaakt in de Staatscourant. Aan de hand van dit systeem kan worden vastgesteld of de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen wordt ingetrokken. Dit systeem heeft tevens betrekking op artikel 41, derde lid, onderdeel b tot en met d.


Top




? 2        Toezicht op de erkenningseisen en de erkenningsvoorschriften

Erkenningsregeling APK, Toezicht

Artikel 54:        Herschouwing en toepassen cusumsysteem

Artikel 55:        Toepassen cusumsysteem

Artikel 56:        Niet voldoen aan erkenningseisen

Artikel 57:        Schorsing erkenning

Artikel 58:        Intrekking erkenning


Top




Artikel 54 - herschouwing en toepassen cusumsysteem

Erkenningsregeling APK, Toezicht, Toezicht op de erkenningseisen en de erkenningsvoorschriften

1.        Nadat een erkenning is verleend wordt ten minste ??n maal per twee jaar door een daartoe aangewezen functionaris van de Dienst Wegverkeer door middel van een herschouwing onderzocht of de erkenninghouder alsmede de keuringsplaats nog voldoen aan de in hoofdstuk 2 opgenomen erkenningseisen alsmede of de in hoofdstuk 6 opgenomen voorschriften worden nageleefd. Deze controle kan tevens plaatsvinden in het kader van een steekproef van het voertuig.

2.        Het resultaat van de herschouwing telt mee in een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld en bekendgemaakt systeem van strafpunten.


Top




Artikel 55 - toepassen cusumsysteem

Erkenningsregeling APK, Toezicht, Toezicht op de erkenningseisen en de erkenningsvoorschriften

Indien bij de anonieme keuring blijkt dat een persoon die niet bevoegd is voertuigen aan een keuring te onderwerpen, deze keuring toch uitvoert, telt dit mee in het systeem, bedoeld in artikel 53, eerste lid.


Top




Artikel 56 - niet voldoen aan erkenningseisen

Erkenningsregeling APK, Toezicht, Toezicht op de erkenningseisen en de erkenningsvoorschriften

De in artikel 87 van de wet bedoelde schorsing, intrekking of wijziging van de erkenning zal, indien de erkenningseis of het erkenningsvoorschrift waaraan niet wordt voldaan slechts betrekking heeft op het keuren van een bepaalde groep voertuigen, beperkt blijven tot het keuren van die desbetreffende groep voertuigen.


Top




Artikel 57 - schorsing erkenning

Erkenningsregeling APK, Toezicht, Toezicht op de erkenningseisen en de erkenningsvoorschriften

1.        Indien er sprake is van een situatie waarin aan ??n of meer erkenningseisen of erkenningsvoorschriften niet wordt voldaan, terwijl die situatie op korte termijn kan worden hersteld, kan, in plaats van intrekking of wijziging van de erkenning, overgegaan worden tot schorsing van de erkenning voor een termijn van ten hoogste twaalf weken.

2.        Wordt binnen de in het eerste lid genoemde termijn niet aangetoond dat wederom aan de erkenningseisen of erkenningsvoorschriften wordt voldaan, dan volgt alsnog intrekking of wijziging van de erkenning.


Top




Artikel 58 - intrekking erkenning

Erkenningsregeling APK, Toezicht, Toezicht op de erkenningseisen en de erkenningsvoorschriften

Indien door de erkenninghouder de in de artikelen 43 en 44 neergelegde verplichtingen, de in artikel 45, tweede, vierde en vijfde lid, opgenomen voorschriften, dan wel het bepaalde in artikel 48, eerste lid, laatste volzin, niet worden nageleefd wordt terstond begonnen met een procedure voor intrekking van de erkenning.


Top




? 3        Toezicht op de keuringsbevoegdheidseisen, keuringsbevoegdheidsvoorschriften en keuringsvoorschriften

Erkenningsregeling APK, Toezicht

Artikel 59:        Verlenging keuringsbevoegdheid

Artikel 60:        Intrekking keuringsbevoegdheid

Artikel 61:        Schorsing keuringsbevoegdheid

Artikel 62:        Intrekking keuringsbevoegdheid keurmeester


Top




Artikel 59 - verlenging keuringsbevoegdheid

Erkenningsregeling APK, Toezicht, Toezicht op de keuringsbevoegdheidseisen, keuringsbevoegdheidsvoorschriften en keuringsvoorschriften

Afhankelijk van het resultaat van de toets, bedoeld in artikel 27, wordt de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen met twee jaar, met twee maanden of niet verlengd.


Top




Artikel 60 - intrekking keuringsbevoegdheid

Erkenningsregeling APK, Toezicht, Toezicht op de keuringsbevoegdheidseisen, keuringsbevoegdheidsvoorschriften en keuringsvoorschriften

De in artikel 87a van de wet bedoelde intrekking van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen kan, indien de keuringsbevoegdheidseis, het keuringsbevoegdheidsvoorschrift of het keuringsvoorschrift waaraan niet wordt voldaan slechts betrekking heeft op het keuren van een bepaalde groep voertuigen, beperkt worden tot het keuren van die desbetreffende groep voertuigen.


Top




Artikel 61 - schorsing keuringsbevoegdheid

Erkenningsregeling APK, Toezicht, Toezicht op de keuringsbevoegdheidseisen, keuringsbevoegdheidsvoorschriften en keuringsvoorschriften

1.        Indien er sprake is van een situatie waarin aan ??n of meer keuringsbevoegdheidseisen, keuringsbevoegdheidsvoorschriften of keuringsvoorschriften niet wordt voldaan, terwijl die situatie op korte termijn kan worden hersteld, kan, in plaats van intrekking van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen, overgegaan worden tot schorsing van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen voor een termijn van ten hoogste twaalf weken.

2.        Wordt binnen de in het eerste lid genoemde termijn niet aangetoond dat wederom aan de keuringsbevoegdheidseisen, keuringsbevoegdheidsvoorschriften of keuringsvoorschriften wordt voldaan, dan volgt alsnog intrekking van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen.


Top




Artikel 62 - intrekking keuringsbevoegdheid keurmeester

Erkenningsregeling APK, Toezicht, Toezicht op de keuringsbevoegdheidseisen, keuringsbevoegdheidsvoorschriften en keuringsvoorschriften

Indien door de keurmeester de in de artikelen 39 tot en met 46 neergelegde verplichtingen of voorschriften niet worden nageleefd, wordt terstond begonnen met een procedure voor intrekking van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen.


Top




Ad artikel 62

Artikel 39        Hanteren voorschriften

Artikel 40        Bevoegdheidspas en pincode

Artikel 41        Procedure uitvoeren keuring

Artikel 42        Keuringsruimte en -personeel

Artikel 43        Keuringsrapport

Artikel 44        Procedure afmelden

Artikel 45        Steekproef

Artikel 46        Onttrekken aan steekproef


Top




? 4        Toezicht op de keuringseisen

Erkenningsregeling APK, Toezicht

Artikel 63:        Uitvoering steekproef

Artikel 64:        Toepassen cusumsysteem


Top




Artikel 63 - uitvoering steekproef

Erkenningsregeling APK, Toezicht, Toezicht op de keuringseisen

1.        De steekproef wordt uitgevoerd door een daartoe aangewezen functionaris van de Dienst Wegverkeer en vindt plaats in de keuringsplaats waar het keuringsrapport is afgegeven.

2.        Bij de steekproef wordt andermaal onderzocht of het voertuig aan de keuringseisen voldoet.


Top




Artikel 64 - toepassen cusumsysteem

Erkenningsregeling APK, Toezicht, Toezicht op de keuringseisen

1.        Het resultaat van de steekproef telt mee in het systeem, bedoeld in artikel 53. Aan de hand van dit systeem wordt vastgesteld of de kwaliteit van de keuringen van dien aard is dat intrekking van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen mogelijk dan wel noodzakelijk is of dat verminderd toezicht, verscherpt toezicht dan wel intrekking van de erkenning mogelijk dan wel noodzakelijk is.

2.        De resultaten van de herkeuring en het deskundigenonderzoek worden meegenomen in het systeem, bedoeld in artikel 53.

3.        Indien tijdens een steekproef dan wel deskundigenonderzoek blijkt dat voor een apert onveilig voertuig een keuringsbewijs is afgegeven, wordt, ongeacht het systeem, bedoeld in artikel 53, terstond begonnen met een procedure voor intrekking van de erkenning alsmede intrekking van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen.


Top




Hoofdstuk 8        Slotbepalingen

Erkenningsregeling APK

Artikel 65:        Intrekking vervallen erkenningsregeling

Artikel 66:        Geldigheid reeds afgegeven erkenningen

Artikel 67:        Gezamenlijk gebruik keuringsplaats

Artikel 68:        Datum inwerkingtreding

Artikel 69:        Citeertitel


Top




Artikel 65 - intrekking vervallen erkenningsregeling

Erkenningsregeling APK, Slotbepalingen

De regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 16 februari 1999, nr. CDJZ/WBI/1999-224, houdende vaststelling regels erkenning voor het uitvoeren van de periodieke keuring van motorrijtuigen en aanhangwagens (Stcrt. 40), wordt ingetrokken.


Top




Artikel 66 - geldigheid reeds afgegeven erkenningen

Erkenningsregeling APK, Slotbepalingen

Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling bestaande erkenningen, die zijn verleend met toepassing van de in artikel 65 genoemde regeling, worden aangemerkt als te zijn verleend met toepassing van de onderhavige regeling.


Top




Artikel 67 - gezamenlijk gebruik keuringsplaats

Erkenningsregeling APK, Slotbepalingen

In afwijking van artikel 2, vierde lid, is gezamenlijk gebruik van een keuringsplaats door meerdere erkenninghouders toegestaan indien met zodanig gebruik overeenkomstig artikel 2, vierde lid, van de in artikel 65 genoemde regeling, is begonnen voor het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige regeling.


Top




Artikel 68 - datum inwerkingtreding

Erkenningsregeling APK, Slotbepalingen

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2000, met uitzondering van artikel 41, derde lid, onderdeel c, dat in werking treedt met ingang van 1 juni 2000.


Top




Artikel 69 - citeertitel

Erkenningsregeling APK, Slotbepalingen

Deze regeling wordt aangehaald als: Erkenningsregeling APK.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

T. Netelenbos


Top




Bijlagen.

Bijlage 1 (vervallen)

Bijlage 2 behorende bij artikel 41, derde lid, onder b

Bijlage 3 behorende bij artikel 41, derde lid onder c


Top




Bijlage 1 behorende bij artikel 35

Erkenningsregeling APK

(Vervallen)


Top




Bijlage 2 behorende bij artikel 41, derde lid, onder b

Erkenningsregeling APK

1.        Kenteken, identificatienummer

       Indien het een personenauto, bedrijfsauto of aanhangwagen betreft moeten de volgende gegevens, voor zover op het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I vermeld, in overeenstemming zijn met het voertuig:

a.        het kenteken;

b.        het identificatienummer;

       Toelichting

       bij de controle van het identificatienummer worden tekens, welke geen letters of cijfers zijn, buiten beschouwing gelaten;

2.        Brandstofsoort, bijzonderheden (aanpassing gehandicapte)
Indien het een personenauto of bedrijfsauto betreft moeten tevens de volgende gegevens op het kentekenbewijs in overeenstemming zijn met het voertuig:

a.        de brandstofsoort, waarbij:

"B"        staat voor benzine;

?C?.        staat voor cryogeen (gas onder hoge druk en bij lage temperatuur);

"D"        staat voor dieselolie;

"E"        staat voor elektrisch;

"G"        staat voor LPG, eventueel gecombineerd met benzine;

"G3"        staat voor LPG, eventueel gecombineerd met benzine;

"H"        staat voor CNG, eventueel gecombineerd met benzine;

?W?        staat voor waterstof;

?A?        staat voor alcohol;

       Indien op deel I A dan wel deel I van het kentekenbewijs de brandstofcode 'B' is vermeld en in het voertuig is een L.P.G.- of C.N.G.- installatie gemonteerd geweest, dienen ten minste de volgende onderdelen van deze installatie te zijn verwijderd:

-        verdamper/drukregelaar en/of ander brandstofdoseringssysteem;

-        (een uitlaatstift die bij een luchtgekoelde motor als verdamper fungeert behoeft niet te worden verwijderd)

-        LPG-tank;

-        gasafsluiter;

-        gasmengstuk;

-        inspuitstukken;

-        inspuitstuk-adaptor, tenzij deze definitief is afgeplugd;

-        buitenvulklep, tenzij deze definitief is afgeplugd;

-        hogedrukleiding, met uitzondering van het gedeelte dat rechtstreeks vast tegen de onderzijde van het voertuig bevestigd is.

b.        bijzonderheden op het kentekenbewijs:

       indien het voertuig is aangepast voor het vervoer van gehandicapten of ten behoeve van het gebruik door een gehandicapte, moet zijn vermeld:

       "Het voertuig is ingericht voor het vervoer van invaliden" of "Het voertuig is ingericht voor het vervoer van gehandicapten",
respectievelijk
"Het voertuig is ingericht voor het gebruik door een invalide" of "Het voertuig is ingericht voor het gebruik door een gehandicapte".

       E?n van deze vermeldingen moet zijn opgenomen indien ??n of meer van de volgende aanpassingen ten behoeve van een gehandicapte zijn uitgevoerd:

1?        wijziging carrosserie, zijnde:

-        verlaging van de bodemplaat;

-        verhoging van het dak;

-        aanbrengen van vastzetinrichtingen of rails voor de bevestiging van een rolstoel en waarin een invalide kan worden vervoerd;

-        gewijzigde bevestigingspunten voor autogordels;

-        gewijzigde zitplaatsen en bevestigingspunten hiervan;

2?        wijziging remsysteem zijnde:

-        een gewijzigd bedieningsmechanisme;

-        het aanbrengen van een extra of grotere rembekrachtiger;

-        aanpassing remkrachtregelaar doordat de wielophanging is aangepast waardoor het mogelijk is het voertuig tijdens het in- en uitrijden van een rolstoel te verlagen (knielsysteem);

3?        wijziging stuurinrichting, zijnde:

-        een gewijzigd bedieningsmechanisme zoals stuurkolom, stuur, stangenstelsel of extra aangebrachte bekrachtiging;

-        een extra aangebrachte noodstuurinrichting.

3.        Taxibijlage
Indien op het kentekenbewijs van een motorrijtuig onder "Bijzonderheden" vermeld staat "Taxi, zie bijlage", moet het motorrijtuig voldoen aan de omschrijving zoals neergelegd in de bijlage die deel uitmaakt van het kentekenbewijs.


Top




Bijlage 3 behorende bij artikel 41, derde lid, onder c

Erkenningsregeling APK

Een personenauto, bedrijfsauto, aanhangwagen of driewielig motorrijtuig moet zijn voorzien van gele retroreflecterende kentekenplaten (aanhangwagen ??n, driewielig motorrijtuig ??n of twee) welke aan de linkerzijde zijn voorzien van een in het laminaat ge?ntegreerd Eurosymbool.

Van het voorgaande zijn uitgezonderd:

1.        voertuigen waarvan op het kentekenbewijs de toestemming tot het voeren van kentekenplaten model 18.2 staat vermeld; deze voertuigen mogen zijn voorzien van het kleine model kentekenplaten;

       Toelichting

       Als het voertuig aan de achterzijde is voorzien van een kentekenplaat model 18.2 dan dient ook aan de voorzijde een kentekenplaat model 18.2 te zijn aangebracht. Kentekenplaten van het model 18.2 worden niet voor aanhangwagens afgegeven.

2.        voertuigen met een datum eerste toelating welke ligt v??r 1 januari 1978; deze voertuigen mogen zijn voorzien van donkerblauwe kentekenplaten.

       Toelichting

       Deze donkerblauwe kentekenplaten met witte letters en cijfers worden toegepast bij een kentekennummer dat bestaat uit een combinatie van twee groepen van twee cijfers en ??n groep van twee letters.

3.        voertuigen die worden gebruikt voor taxivervoer in de zin van de Wet Personenvervoer 2000; deze voertuigen moeten zijn voorzien van lichtblauwe kentekenplaten als bedoeld in de Regeling kentekens en kentekenplaten.

       Toelichting:

       Dit zijn voertuigen waarvan op het kentekenbewijs deel I A dan wel deel I onder bijzonderheden is vermeld ?Taxi? of ?Taxi, zie bijlage?. Deze voertuigen moeten zijn voorzien van lichtblauwe kentekenplaten die zijn voorzien van een zwarte kaderrand en zwarte letters en cijfers. Zij zijn niet voorzien van het Euro-symbool.

Personenauto?s, bedrijfsauto?s en driewielige motorrijtuigen en gekentekende aanhangwagens mogen geen andere kentekenplaten voeren dan de in deze bijlage genoemde.



Top




Bekendmaking Cusumsysteem Erkenninghouder

Bekendmaking cusumsysteem Erkenninghouders APK 2007

6 oktober 2006, VIZ 2006/8287,

De Directie van de Dienst Wegverkeer,

Gelet op artikel 53, eerste lid, van de Erkenningsregeling APK, CDJZ/WBI/2000-82, Stcrt. 2000, nr 35.

Besluit:

Artikel 1.:        Definities

Artikel 2.:        Toepassing

Artikel 3.:        Gradaties

Artikel 4.:        Klassen

Artikel 5.:        Intrekken erkenning

Artikel 6.:        intrekking vorige bekendmaking

Artikel 7.:        Historie

Artikel 8.:        Ingangsdatum

Artikel 9.        Citeertitel


Top




Artikel 1. definities.

Bekendmaking Cusumsysteem Erkenninghouder

In deze bekendmaking wordt verstaan onder:

a.        herkeuring: steekproef als bedoeld in artikel 86, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en het deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 91 van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede onderzoeken door politie of RDW;

b.        cusumsysteem: het systeem van bonus- en strafpunten als bedoeld in artikel 53, eerste lid, van de Erkenningsregeling APK;

c.        cusumbijdrage: de bijdrage aan straf- en bonuspunten van een herkeuring;

d.        cusumstand: startwaarde vermeerderd met de som van bonus- en strafpunten van herkeuringen;

e.        keuringeisen: de permanente eisen als bedoeld in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement en in de Regeling permanente eisen taxi?s alsmede de eisen opgenomen in het boekwerk "APK Milieu-keuringseisen";

f.        misser: bij een herkeuring geconstateerd onjuist of vergeten afkeurpunt, adviespunt of reparatiepunt als bedoeld in artikel 1, onder v, w en x van de Erkenningsregeling APK

g.        gradatie: kwalificatie van een misser uitgedrukt in strafpunten bij toepassing van de keuringeisen;

h.        klasse: classificatie voor de kwaliteit van werken bij de toepassing van de keuringseisen door de erkenninghouder; de 3 klassen geven tevens een indicatie voor de kans op het aantal uit te voeren herkeuringen.


Top




Artikel 2. toepassing.

Bekendmaking Cusumsysteem Erkenninghouder

Het cusumsysteem erkenninghouders APK wordt toegepast bij herkeuringen ten behoeve van het meten van de kwaliteit bij het toepassen van de keuringeisen.


Top




Artikel 3. gradaties.

Bekendmaking Cusumsysteem Erkenninghouder

1.        Gradaties worden ingedeeld in:

a.        gradatie 1: een misser die de verkeersveiligheid indirect be?nvloedt, die 1 strafpunt oplevert;

b.        gradatie 2: een geringe milieumisser die 1,5 strafpunt oplevert;

c.        gradatie 3: een geringe misser die 1,5 strafpunt oplevert;

d.        gradatie 4: een ernstige misser die 3 strafpunten oplevert;

e.        gradatie 5: een kritieke misser waarbij sprake is van een apert onveilig voertuig die 3 strafpunten oplevert.

2.        De cusumbijdrage wordt berekend aan de hand van de formule: totaal aantal strafpunten per herkeuring minus het bonuspunt van 0,4 punt.


Top




Artikel 4. klassen.

Bekendmaking Cusumsysteem Erkenninghouder

1.        De erkenninghouder wordt geplaatst in:

a.        de normale klasse (N):

1?        na het verlenen van de erkenning en na een tijdelijke intrekking van de erkenning, waarbij de startwaarde 4,5 is;

2?        indien de cusumstand na de laatste 5 herkeuringen in de P-klasse kleiner is dan 7,5, waarbij de startwaarde de laatste cusumstand in de P-klasse is;

3?        indien de cusumstand in de C-klasse groter of gelijk is aan 4,5 doch kleiner dan 7,5, waarbij de startwaarde de laatste cusumstand in de C-klasse is.

b.        de compensatie klasse (C) indien de cusumstand in de N-klasse kleiner of gelijk is aan 0, waarbij de startwaarde 0 is en waarna de cusumstand niet kleiner wordt dan 0.

c.        de penalty klasse (P), waarbij de startwaarde 4,5 is indien:

1?        de cusumstand 7,5 of hoger is;

2?        ??n afzonderlijke cusumbijdrage groter is dan 5;

3?        de som van de cusumbijdragen van de laatste 5 herkeuringen groter is dan 5.

2.        De kans op herkeuringen in genoemde klassen wordt bepaald door de verhouding N : C : P = 2 : 1 : 6.

3.        Plaatsing in de C-klasse geeft aanleiding tot verminderd toezicht en plaatsing in de P-klasse tot verscherpt toezicht.


Top




Artikel 5. intrekken erkenning.

Bekendmaking Cusumsysteem Erkenninghouder

Een procedure tot intrekking van de erkenning wordt begonnen indien:

a.        in de P-klasse de volgende cusumstand wordt bereikt of overschreden:

1?        na de eerste herkeuring 9,1;

2?        na de tweede herkeuring 8,7;

3?        na de derde herkeuring 8,3;

4?        na de vierde herkeuring 7,9;

5?        na de vijfde herkeuring 7,5;

b.        een misser van gradatie 3 wordt geconstateerd;

c.        ??n afzonderlijke cusumbijdrage 9,6 of hoger is;

d.        in een periode van 12 maanden driemaal plaatsing in de P-klasse heeft plaatsgevonden.


Top




Artikel 6. Intrekking vorige bekendmaking.

Bekendmaking Cusumsysteem Erkenninghouder

De bekendmaking cusumsysteem erkenninghouders APK 2004 van 23 november 2004, Stcrt. 2004, nr. 226 wordt ingetrokken..


Top




Artikel 7. Historie.

De voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze bekendmaking bestaande cusumstanden blijven in stand.


Top




Artikel 8. Ingangsdatum.

Deze bekendmaking en treedt in werking met ingang van 1 januari  2007.


Top




Artikel 9. Citeertitel.

Deze bekendmaking wordt aangehaald als: Bekendmaking cusumsysteem Keurmeester APK 2007.

Deze bekendmaking wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Zoetermeer, 6 oktober 2006.

De Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer,

J.G. Hakkenberg


Top




Bekendmaking Cusumsysteem Keurmeester

Bekendmaking cusumsysteem Keurmeester-APK 2007

6 oktober 2006, VIZ 2006/8288

De Directie van de Dienst Wegverkeer,

Gelet op artikel 53, tweede lid van de Erkenningsregeling APK, CDJZ/WBI/2000-82, Stcrt.2000, nr. 35.

Besluit:

Artikel 1.:        Definities

Artikel 2.:        Toepassing

Artikel 3.:        Gradaties

Artikel 4.:        Klassen

Artikel 5.:        Intrekken keuringsbevoegdheid

Artikel 6.:        Intrekking vorige bekendmaking

Artikel 7.:        Historie

Artikel 8.:        Ingangsdatum

Artikel 9.:        Citeertitel


Top




Artikel 1.        definities

Bekendmaking Cusumsysteem Keurmeester

In deze bekendmaking wordt verstaan onder:

a.        herkeuring: steekproef als bedoeld in artikel 86, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en het deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 91 van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede onderzoeken door de politie of RDW;

b.        cusumsysteem keurmeester: het systeem van bonus- en strafpunten voor de keurmeester zoals bedoeld in artikel 53, tweede lid, van de Erkenningsregeling APK;

c.        keuringsbevoegdheid: de bevoegdheid om voertuigen APK te keuren en met behulp van een door de RDW geaccepteerd systeem af te melden. Deze bevoegdheid moet blijken uit een diploma Keurmeester en een geldige bevoegdheidspas periodieke keuring lichte voertuigen respectievelijk (zware) bedrijfsvoertuigen welke documenten zijn afgegeven door de Stichting VAM;

d.        cusumbijdrage: de bijdrage aan straf- en bonuspunten van een herkeuring;

e.        cusumstand: waarde, met een minimum van 0, vermeerderd met de som van bonus- en strafpunten van herkeuringen;

f.        keuringseisen: de permanente eisen als bedoeld in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement en in de Regeling permanente eisen taxi?s alsmede de eisen opgenomen in het boekwerk "APK Milieu-keuringseisen;

g.        misser: bij een herkeuring geconstateerd onjuist of vergeten afkeurpunt, adviespunt of reparatiepunt als bedoeld in artikel 1, onder v, w en x van de Erkenningsregeling APK

h.        gradatie: kwalificatie van een misser uitgedrukt in strafpunten bij toepassing van de keuringseisen;

i.        klasse: classificatie voor de kwaliteit van werken bij de toepassing van de keuringseisen door de keurmeester.


Top




Artikel 2.        toepassing

Bekendmaking Cusumsysteem Keurmeester

Het cusumsysteem keurmeester-APK wordt toegepast bij herkeuringen ten behoeve van het meten van de door de keurmeester geleverde kwaliteit bij het toepassen van de keuringseisen.


Top




Artikel 3.        gradaties

Bekendmaking Cusumsysteem Keurmeester

1.        Gradaties worden ingedeeld in:

a.        gradatie 1: een misser die de verkeersveiligheid indirect be?nvloedt, die 1 strafpunt oplevert;

b.        gradatie 2: een geringe milieumisser die 1,5 strafpunt oplevert;

c.        gradatie 3: een geringe misser die 1,5 strafpunt oplevert;

d.        gradatie 4: een ernstige misser die 3 strafpunten oplevert;

e.        gradatie 5: een kritieke misser waarbij sprake is van een apert onveilig voertuig die 3 strafpunten oplevert.

2.        De cusumbijdrage wordt berekend aan de hand van de formule: totaal aantal strafpunten per herkeuring minus het bonuspunt van 0,4 punt.


Top




Artikel 4.        klassen

Bekendmaking Cusumsysteem Keurmeester

De keurmeester wordt geplaatst in:

1.        de normale klasse (N):

a.        met een startwaarde 0:

1?        na het verlenen van de keuringsbevoegdheid, en

2?        na een met goed gevolg afgelegde tweejaarlijkse toets als bedoeld in artikel 27, eerste lid,

3?        na een aanbeveling tot intrekking van de keuringsbevoegdheid.

b.        indien de cusumstand in de P-klasse kleiner wordt dan 7,5;

2.        de penalty klasse (P) indien de cusumstand in de N-klasse 7,5 bereikt of overstijgt.


Top




Artikel 5.        intrekken keuringsbevoegdheid

Bekendmaking Cusumsysteem Keurmeester

Een procedure tot intrekking van de keuringsbevoegdheid wordt begonnen indien:

a.        de cusumstand 10 wordt bereikt of overschreden;

b.        ??n afzonderlijke cusumbijdrage 9,6 of hoger is;

c.        een misser van gradatie 3 wordt geconstateerd.

d.        in een periode van 12 maanden driemaal plaatsing in de P-klasse heeft plaatsgevonden.


Top




Artikel 6.        intrekking vorige bekendmaking

De Bekendmaking cusumsysteem Keurmeester-APK van 2004 van 23 november 2004, Stcrt. 2004, nr 226 wordt ingetrokken.


Top




Artikel 7.        historie

De voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze bekendmaking bestaande cusumstanden blijven in stand.


Top




Artikel 8.        ingangsdatum

Deze bekendmaking treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.


Top




Artikel 9.        citeertitel

Deze bekendmaking wordt aangehaald als: Bekendmaking cusumsysteem Keurmeester APK 2007.

Deze Bekendmaking zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Zoetermeer, 6 oktober 2006.

De Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer,

J.G. Hakkenberg


Top




Procedure Roetmeting

1.         Voer in de roetmeter de volgende gegevens in:

a.        stationair toerental:

       minimum : 400 omw/min, en

       maximum: 1000 omw/min;

b.        afregeltoerental:

       een minimum en een maximum met een dusdanige waarde dat het geschatte afregeltoerental binnen deze waarden zal vallen;

c.        minimum motorolietemperatuur: 60 ?C

d.        maximum k-waarde:

1?        2,5 m-? voor een motor met natuurlijke aanzuiging, in gebruk genomen na 31-12-1979 en voor 01-07-2008 of

2?        3,0 m-? voor een motor met drukvulling, in gebruik genomen na 31-12-1979 en voor 01-07-2008 of

3?        1,5 m-? voor een motor met natuurlijke aanzuiging of voor een motor met drukvulling in gebruik genomen na 31-06-2008.

2.        sluit de roetmeter aan volgens de handleiding.

3.        controleer of de motorolietemperatuur de minimum waarde heeft bereikt, zo niet:

a.        motor op temperatuur brengen, of

b.        de beveiliging op de roetmeter uitschakelen.

4.        controleer of het stationair toerental binnen de ingebrachte waarden valt. Zo niet, dan moet u het stationair toerental bijstellen tot een waarde die ligt tussen de ingebrachte waarden, en mag u verder gaan met de meting. Is bijstellen niet mogelijk of niet wenselijk dan moet u stoppen met de meting en kan het voertuig niet worden goedgekeurd.

5.        controleer of het afregeltoerental binnen de ingebrachte waarden valt. Zo niet dan de instellingen voor het afregeltoerental in de roetmeter wijzigen zodat het afregeltoerental van de motor hierbinnen valt.

6.        volg de handelingen zoals deze door de roetmeter wordt aangegeven, waarbij het volgende in acht moet worden genomen:

-        het 'gaspedaal' zonder onderbreking binnen 1 seconde tot aan de aanslag indrukken. Het loslaten van het 'gaspedaal'moet langzamer gebeuren om eventuele schades te voorkomen;

-        indien het display van de roetmeter na de eerste of tweede meetcycli aangeeft dat de k-waarde kleiner of gelijk is dan de maximale k-waarde minus 0,5 m-? mag de meting worden afgebroken.

7.        als de k-waarde aan de hand van de roetmeetstrook moet worden vastgesteld omdat de k-waarde van de eerste of tweede meting niet kleiner of gelijk is dan de maximale k-waarde min 0,5 m-? dan mogen de verschillen van de afregeltoerentallen van de metingen waarmee de gemiddelde k-waarde wordt bepaald, niet meer zijn dan 10% van het hoogste afregeltoerental.

8.        bepaal aan de hand van de gemeten k-waarde of het voertuig voldoet aan de gestelde eisen. Indien een print van toepassing is, is de hierop vermelde gemeten k-waarde de gemiddelde k-waarde van drie achtereenvolgende meetcycli.

Let op:

       Indien de meting niet voortijdig mag worden afgebroken omdat de k-waarde hiervoor te hoog is, bestaat de mogelijkheid dat de roetmeter na be?indiging van de meting aangeeft dat het resultaat niet goed is, terwijl ogenschijnlijke alles akkoord lijkt te zijn: de toerentallen blijven tijdens de meting tussen de ingestelde waarden en de k-waarde is lager dan de ingebrachte waarde.

       Dit kan worden veroorzaakt doordat het onderlinge verschil tussen de gemeten k-waarde te groot is (de zogenaamde bandbreedte). In de sofware van de roetmeter is namelijk opgenomen dat dit onderlinge verschil niet groter mag zijn dan:

-        0,5 m-? als de berekende k-waarde kleiner of gelijk is aan 2,5 m-? en

-        0,7 m-? als de berekende k-waarde groter is dan 2,5 m-?

       In een dergelijk geval mag de auto niet worden goedgekeurd maar moet de roetmeting, na eventuele aanpassingen aan de motor, worden overgedaan.

       Indien tijdens een keuring of anderszins blijkt dat de brandsofpomp dusdanig is afgesteld dat de maximum snelheid van de auto minder bedraagt dan 60 km/uur, zal de auto alsnog worden afgekeurd. De brandstofpomp dient in een dergelijk geval opnieuw te worden afgesteld waarna de rotmeting opnieuw mot worden uitgevoerd.



Top




Toezichtbeleid APK

Toezichtbeleid APK Erkenninghouder van 1 maart 2000

Toezichtbeleid APK Keurmeester van 1 maart 2000


Top




Toezichtbeleid APK Erkenninghouder van 1 maart 2000

Gewijzigd 10-2001, 2-2003, 12-2004, 12-2005 en 12-2006

Inhoud

1.        Toezicht

1.1        Basis voor het toezicht

1.2        Wat omvat het toezicht?

1.3        Herschouwingen

1.4        Frequentie van het toezicht

2.        Sancties

2.1        Algemeen

2.1.1        Meerdere keuringsplaatsen

2.1.2        Welke sancties zijn er?

2.1.3        Intrekking na schorsing

2.1.4        Tweede schorsing aanleiding tot intrekking

2.1.5        Tweede aanleiding tijdelijke intrekking

2.1.6        Tijdelijke intrekking langer dan 4 weken

2.1.7        Voorwaardelijke intrekking

2.1.8        Ernstige overtredingen

2.1.9        Ingangsdatum sanctie

2.1.10        Inleveren keuringsrapporten en gevelschild

2.2        Onderscheid sancties erkenning/keuring

2.2.1        Sancties erkenningseisen en -voorschriften

2.2.2        Sancties erkennings- en keuringseisen

2.2.3        Sancties procedurevoorschriften keuring

2.3        Financi?le verplichtingen

3.        Horing

4.        Verjaringstermijn

5.        Bezwaar en beroep

6.        Nadere uitwerking en toelichting van enige keuringsvoorschriften

6.1        Verplichtingen voor aanvang van de keuring

6.2        De APK-keuring en het verlenen van medewerking aan de steekproef

6.3        Aanwezigheid voertuig bij de steekproef

6.4        APK-handhaving

Bijlage 1:        Voorbeelden sancties

Bijlage 2:        Beoordeling erkenningseisen


Top




1.        Toezicht

TOEZICHTBELEID APK ERKENNINGHOUDERS van 1 maart 2000
gewijzigd 10-2001, 2-2003, 12-2004, 12-2005 en 12-2006

1.1        Basis voor het toezicht:

       Op basis van de Wegenverkeerswet 1994 wordt toezicht gehouden op de erkenninghouders en de keurmeesters.
In deze toezichtsbeleidsbrief wordt steeds, als wordt gesproken van een erkenning, daar ook onder verstaan de keuringsplaats(en) en de mobiele keuringseenheid, waarvoor de erkenning geldt. Voor de mobiele keuringseenheid zijn de erkenningseisen in een aparte paragraaf opgenomen. Ten behoeve van het gebruik van de erkenning worden toegangscodes en certificaten afgegeven in verband met de datacommunicatie met de RDW. Hiervoor geldt dat deze uitsluitend voor de betreffende erkenning en de betreffende keuringsplaats mogen worden gehanteerd.

1.2        Wat omvat het toezicht?

       Het toezicht omvat in ieder geval:

a.        het periodiek controleren (herschouwen) op de eisen en verplichtingen die gelden voor het in stand houden van de erkenning;

b.        het beoordelen van de kwaliteit van de uitgevoerde keuringen door een herkeuring in de vorm van een steekproef nadat het voertuig bij de RDW is afgemeld.

1.3        Herschouwingen

       Hierbij wordt u gewezen op het feit dat de herschouwingen, ten minste eenmaal per twee jaar, met of zonder vooraankondiging kunnen worden uitgevoerd. Indien een naschouwing van uw keuringsplaats noodzakelijk is vanwege tekortkomingen, zal hiervoor een tarief in rekening worden gebracht.

       Indien tijdens de herschouwing tekortkomingen worden geconstateerd dan kan dit aanleiding geven tot het opleggen van een sanctie. In bijlage 2 wordt aangegeven hoe een aantal erkenningseisen wordt beoordeeld.

1.4        Frequentie van het toezicht

       Indien u zich steeds aan de eisen en voorschriften houdt, zal het toezicht door de RDW beperkt blijven tot de genoemde herschouwing, welke ??n maal per twee jaar wordt gehouden, en de steekproefsgewijze herkeuring op gemiddeld 3 van elke 100 afgemelde voertuigen.


Top




2.        Sancties

TOEZICHTBELEID APK ERKENNINGHOUDERS/ 1 maart 2000

2.1        Algemeen

       Als blijkt dat ??n of meerdere zaken bij u niet in orde zijn, bestaat voor de RDW de mogelijkheid om bij overtreding van de bepalingen uit de erkenningsregeling en/of bij verslechtering van de kwaliteit van de keuringen, aan u als erkenninghouder een sanctie op te leggen.

2.1.1        Meerdere keuringsplaatsen

       Wanneer een erkenning geldt voor meerdere keuringsplaatsen zal in de regel de kwaliteit per keuringsplaats worden beoordeeld en kan een eventuele sanctie hierop worden afgestemd. Hetzelfde geldt voor mobiele keuringseenheden. Indien u erkenninghouder van meerdere keuringsplaatsen bent, zal in beginsel steeds per keuringplaats worden gesanctioneerd, met inachtneming van het onder 2.1.2. genoemde in zwaarte opeenvolgende sancties. Indien u een erkenning voor meerdere keuringsplaatsen heeft wijs ik u er met klem op dat het certificaat ten behoeve van de datacommunicatie alleen bij 1 bepaalde keuringsplaats behoort en u dit bij het in gebruik nemen van een nieuw certificaat, wisselen van computers kunt controleren of het certificaat bij de bewuste keuringsplaats hoort. Een goede controle hiervan kan overtredingen en sancties voorkomen.

2.1.2        Welke sancties zijn er?

       De volgende sancties kunnen worden opgelegd:

a.        waarschuwing (schriftelijk of via de datacommunicatie);

b.        voorwaardelijke intrekking van de erkenning;

c.        tijdelijke intrekking van de erkenning (maximaal 12 weken);

d.        definitieve intrekking van de erkenning en;

e.        schorsing van de erkenning (maximaal 12 weken).

       Deze opsomming is niet bepalend voor de volgorde waarin de sancties worden opgelegd.

       Een waarschuwing wordt gegeven in de vorm van een vermelding in de datacommunicatie bij plaatsing in de P-klasse. Een waarschuwing wordt ook gegeven bij constatering van een lichte overtreding.

       Een voorwaardelijke intrekking wordt gegeven als het geconstateerde niet ernstig genoeg is, of als zich zodanige bijzondere feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die het niet rechtvaardigen, om de erkenning feitelijk in te trekken. Het afmelden van voertuigen blijft mogelijk. Wel dient aan de voorwaarden die zijn opgenomen in het besluit te worden voldaan.

       Een tijdelijke intrekking betekent dat er niet meer gekeurd en afgemeld mag worden voor de in het besluit genoemde periode. Na deze periode wordt u in beginsel automatisch weer aangesloten op het afmeldsysteem. Wel zal een herschouwing moeten plaatsvinden waarvoor kosten in rekening worden gebracht (zie 2.1.6 (1)).

       Een definitieve intrekking betekent ook dat u niet meer mag keuren en afmelden. Als u weer in het bezit wilt komen van een erkenning zult u een nieuwe aanvraag moeten indienen tegen het daarvoor geldende tarief.

       Deze aanvraag kan, na een eerste intrekking, pas na 12 weken, dan wel na 6 maanden, na twee of meer intrekkingen, in behandeling worden genomen. De behandelingstermijn bedraagt over het algemeen tenminste 4 weken.

       Een schorsing betekent eveneens dat er niet meer afgemeld mag worden. De schorsing wordt in beginsel alleen opgelegd voor een verzuim dat door u zelf binnen de termijn van 12 weken kan worden hersteld. Nadat dit aantoonbaar is gebeurd kan er weer worden afgemeld. Indien een naschouwing noodzakelijk is, zullen hiervoor kosten in rekening worden gebracht.

       In bijlage 1 wordt globaal aangegeven welke overtredingen tot welke sanctie aanleiding kan geven.

2.1.3        Intrekking na schorsing

       Als bij een schorsing binnen de termijn van 12 weken het geconstateerde verzuim niet is verholpen, zal de erkenning definitief worden ingetrokken. Voor een nieuwe erkenning dient een aanvraag te worden ingediend tegen het daarvoor geldende tarief.

2.1.4        Tweede schorsing aanleiding tot intrekking

       Als voor de tweede maal binnen 3 jaar voor eenzelfde overtreding de erkenning wordt geschorst dan zal deze tweede overtreding kunnen leiden tot een tijdelijke intrekking van uw erkenning.

2.1.5        Tweede aanleiding tijdelijke intrekking

       Na een tijdelijke intrekking zal een tweede aanleiding voor een tijdelijke intrekking binnen 3 jaar leiden tot een zwaardere sanctie. Indien uw erkenning definitief wordt ingetrokken kunt u voor een nieuwe erkenning een aanvraag indienen tegen het daarvoor geldende tarief.

2.1.6        Tijdelijke intrekking langer dan 4 weken

       Bij een sanctie van tijdelijke intrekking voor een periode langer dan 4 weken is dit aanleiding voor een herschouwing door de bedrijfsinspecteur. Van een dergelijk bezoek zullen kosten aan u in rekening worden gebracht.

2.1.7        Voorwaardelijke intrekking

       Voor de voorwaardelijke intrekking van uw erkenning geldt dat u feitelijk nog gebruik kunt maken van de erkenning. Bij een volgende overtreding zult u zwaarder worden gesanctioneerd. Voorts dient u de in het sanctiebesluit genoemde voorwaarden na te leven.

2.1.8        Ernstige overtredingen

       Bij een ernstige overtreding of bij een veelvoud van overtredingen dan wel ondermijning van het toezicht blijft uiteraard de mogelijkheid bestaan direct een definitieve intrekking op te leggen, dan wel de sanctie voor meerdere keuringsplaatsen te laten gelden.

2.1.9        Ingangsdatum sanctie

       In de regel wordt bij een besluit tot een (tijdelijke) intrekking van de erkenning een termijn van 5 werkdagen gegeven om de eerstkomende afspraken na te komen, voordat de intrekking wordt ge?ffectueerd. Doen zich in de periode, na de overtreding, opnieuw gronden voor een intrekking voor, dan zal uw erkenning opnieuw worden ingetrokken (zie 2.1.5).
Indien u een erkenning heeft ten behoeve van het eigen wagenpark zal de intrekking steeds onmiddellijk ingaan.

2.1.10        Inleveren keuringsrapporten en gevelschild

       Als uw erkenning definitief wordt ingetrokken, bent u verplicht om bij de intrekking van uw erkenning naast het gevelschild ook de ongebruikte keuringsrapporten voor de keuringsplaats bij de RDW in te leveren. Daarnaast dient u de betreffende APK-erkenningssticker te verwijderen. Indien u als gevolg van de definitieve intrekking niet meer in het bezit bent van enige erkenning of geldig handelaarskenteken dan dient u ook het gevelschild in te leveren.

2.2        Onderscheid sancties erkenning/keuring

       Bij het opleggen van sancties wordt in beginsel een onderscheid gemaakt tussen de overtredingen van de eisen en voorschriften die aan de instandhouding van een erkenning zijn gesteld en de eisen en voorschriften die gelden bij het uitvoeren van een keuring. Bij overtreding van de erkenningseisen, keuringsvoorschriften en keuringseisen kan dit aanleiding zijn een sanctie op te leggen aan zowel de erkenninghouder de als de keurmeester. Dit geldt met name voor het gestelde onder punt 2.2.2. en punt 6.

2.2.1        Sancties erkenningseisen en -voorschriften

       Bij overtreding van de erkenningseisen wordt in beginsel een sanctie van schorsing van de erkenning opgelegd. De essentie van de schorsing is dat op het moment dat u weer aan de eisen voldoet deze schorsing wordt opgeheven. De duur van de schorsing heeft u dus zelf in de hand.
Bij overtreding van de algemene erkenningsvoorschriften wordt in het algemeen eveneens een sanctie van schorsing van de erkenning opgelegd. Als voorbeeld wordt hier genoemd dat voor de apparatuur waarvoor dit geldt steeds geldige keuringscertificaten in het bedrijf aanwezig moeten zijn en het niet op orde hebben van de boekwerken Regelgeving APK en APK milieukeuringseisen. Het is dan mogelijk uw erkenning voor die keuringsplaats te schorsen tot het moment dat aangetoond is dat er wel geldige keuringscertificaten zijn of de boekwerken weer op orde zijn.

       In geval van overtreding van artikel 32 van de Erkenningsregeling-APK wordt een intrekkingsprocedure gestart. U dient er zorg voor te dragen dat uitsluitend voertuigen worden gekeurd in de keuringsplaats waarvoor uw erkenning geldig is. Let hierbij derhalve op de hoogte en breedte van de voertuigen alsmede de categorie of bijzonderheden op het kentekenbewijs.

2.2.2        Sancties erkennings- en keuringseisen

       Sanctionering van de keuringen gebeurt zowel negatief als positief. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het zogenoemde cusumsysteem erkenninghouders, dat bij elke uitgevoerde herkeuring in het kader van een steekproef aan uw keuringsplaats bonus- of strafpunten toekent, afhankelijk van de kwaliteit van ??n of meerdere keuringen (zie bijlage 1)

       Ook de constateringen gedaan door de politie, door eigen bevindingen van de RDW of die door een beroep tegen de afgifte van een keuringsrapport (artikel 91 van de Wegenverkeerswet 1994) aan de RDW bekend worden, worden gesanctioneerd op de wijze zoals hierboven aangegeven.

       Indien u het niet eens bent met het technische resultaat van de steekproefherkeuring, de misser of de gradatie van de misser, kunt u hiertegen in beroep gaan op grond van artikel 90 van de Wegenverkeerswet 1994. De bevoegde keurmeester wordt geacht mede namens u, als erkenninghouder, dit beroep in te dienen, aangezien er van de erkenninghouder niet verwacht wordt dat deze te allen tijde in de betreffende keuringsplaats aanwezig is. Dit dient terstond na de weigering tot afgifte van het keuringsrapport te gebeuren, dat wil zeggen direct nadat het voertuig door de steekproefcontroleur is afgekeurd en tegen betaling van het daarvoor geldende tarief. Bij gebruikmaking van deze procedure dient u dit op het steekproefcontrolerapport aan te geven door middel van invulling en ondertekening van dit rapport. De steekproefcontroleur zal daarna telefonisch contact opnemen met het regiokantoor. Ook dan is van belang dat de staat van het voertuig ongewijzigd blijft (zie 2.2.3).

       Bij de herschouwing worden de gebreken vastgelegd op het herschouwingsrapport. De aard, het aantal alsmede de bij de vorige herschouwing geconstateerde gebreken kunnen aanleiding zijn tot een intrekkingsprocedure. Hiertoe wordt een horing uitgevoerd. Zie voor de horing verder onder 3.

       In bijlage 1 wordt u verder ge?nformeerd over de manier waarop met de geconstateerde tekortkomingen wordt omgegaan.

2.2.3        Sancties procedurevoorschriften keuring

       Voor de uitvoering van de keuring en de steekproef geldt een aantal procedurevoorschriften. Naleving hiervan is van belang omdat deze voorschriften verband houden met de wijze waarop de RDW het toezicht moet kunnen uitvoeren. U wordt hier met name gewezen op het feit dat na de afmelding van het gekeurde voertuig bij de RDW er geen enkele wijziging meer mag worden aangebracht in de staat van het voertuig. Bij dit zogenoemde 'verbod tot sleutelen in quarantainetijd' is het dus absoluut niet toegestaan om bijvoorbeeld alsnog een kapot lampje te (laten) vervangen of een meting uit te voeren dan wel (een en ander nogmaals te laten) te controleren v??r of na de aankomst van de steekproefcontroleur en de aanvang van de steekproefherkeuring.

2.3        Financi?le verplichtingen

       Met nadruk wordt u er hier op gewezen dat ook met betrekking tot de nakoming van de financi?le verplichtingen sancties kunnen worden opgelegd. Indien u de kosten voor het toezicht niet of niet tijdig voldoet zal in beginsel worden overgegaan tot een sanctie van schorsing van uw erkenning. De schorsingstermijn bedraagt hierbij minder dan 12 weken, namelijk 6 weken.


Top




3.        Horing

TOEZICHTBELEID APK ERKENNINGHOUDERS/ 1 maart 2000

Voordat aan uw bedrijf een sanctie wordt opgelegd, zult u in de regel door een medewerker van de RDW worden gehoord. U (of uw vertegenwoordiger) krijgt dan de gelegenheid om uw visie te geven op het gebeurde. Daarbij kunnen alle relevante feiten en (bijzondere) omstandigheden ten aanzien van de overtreding naar voren worden gebracht. Van deze horing wordt een proces-verbaal opgemaakt. Op basis van onder andere dit proces-verbaal wordt besloten of een sanctie en zo ja, welke sanctie wordt opgelegd.


Top




4.        Verjaringstermijn

TOEZICHTBELEID APK ERKENNINGHOUDERS/ 1 maart 2000

Voor sancties wordt een verjaringstermijn van drie jaar gehanteerd. Dit betekent dat bij het opleggen van een vervolgsanctie de eerdere sanctie wordt meegewogen voor zover deze is verstuurd minder dan 3 jaar voor het moment waarop de nieuwe overtreding is geconstateerd.


Top




5.        Bezwaar en beroep

TOEZICHTBELEID APK ERKENNINGHOUDERS/ 1 maart 2000

Tegen een besluit kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar worden gemaakt. U dient dit bezwaar binnen 6 weken schriftelijk en gemotiveerd in te dienen bij de Directie van de RDW.
Naast deze mogelijkheid tot het indienen van een bezwaarschrift, kunt u bij de Rechtbank, sector bestuursrecht, een voorlopige voorziening vragen. Ook dit dient schriftelijk te gebeuren.

Tegen een waarschuwing, schriftelijk of via plaatsing in de penalty-klasse, kunt u volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen bezwaar of beroep indienen.


Top




6.        Nadere uitwerking en toelichting enige keuringsvoorschriften

TOEZICHTBELEID APK ERKENNINGHOUDERS/ 1 maart 2000

Zoals al eerder aangegeven zijn deze voorschriften essentieel voor het toezicht van de RDW op zowel de kwaliteit van de keuring als op de naleving van de Erkenningsregeling APK.

6.1        Verplichtingen voor aanvang van de keuring

       In de keuringsplaats moet de meest recente regelgeving aanwezig zijn, de boekwerken APK milieukeuringseisen en Regelgeving APK of de Cd-rom. Deze moeten aan de keurmeesters ter beschikking worden gesteld alvorens zij tot de technische keuring overgaan. Indien dit niet gebeurt zal een sanctie worden opgelegd (zie bijlage 1).

       In artikel 41 van de APK-erkenningsregeling is nadrukkelijk bepaald welke activiteiten voorafgaande aan de feitelijke technische keuring moeten worden verricht:

-        het originele, complete en geldige kentekenbewijs deel I A dan wel deel I dient te zijn overgelegd. Let daarbij ook op de duplicaatcode en eventuele bijlagen;

-        controle van de gegevens in het kentekenregister met de gegevens op deel I A dan wel deel I van het kentekenbewijs en met het voertuig. Hiervoor heeft u een geldige toegangscode nodig.

-        vervolgens aan de hand van de bijlage 2 van de Erkenningsregeling APK opgenoemde punten nagaan of het voertuig met het kentekenbewijs overeenstemt, en

-        controle of de juiste kentekenplaten zijn gemonteerd.

6.2        De APK-keuring en het verlenen van medewerking aan de steekproef

       In de artikelen 42 tot en met 46 van de Erkenningsregeling-APK wordt het keuringsproces beschreven. U wordt er met nadruk op gewezen dat u uw bedrijfsvoering zodanig dient in te richten dat aan deze verplichtingen wordt voldaan. Kort gezegd omvat dit:


a.        de volledige keuring door de keurmeester, zonodig inclusief roetmeting;

b.        aan de hand van het kentekenbewijs nagaan of de keuring heeft plaatsgevonden en dan overgaan tot het afmelden van het resultaat van de keuring, waarbij:

1.        indien het voertuig niet aan de keuringseisen voldoet, de afkeurpunten worden gemeld;

2.        indien het voertuig is goedgekeurd na reparatie, de reparatiepunten en eventuele adviespunten worden gemeld;

3.        indien het voertuig is goedgekeurd de goedkeur wordt gemeld en de eventuele adviespunten;

c.        het bevestigen dat de onder a. tot en met b3 genoemde verplichtingen zijn nagekomen;

d.        het in alle gevallen, dus ook bij afkeur invullen van het keuringsrapport, door middel van printen of handmatig overnemen van de schermgegevens;

e.        na controle of het keuringsrapport juist en volledig is ingevuld, het ondertekenen van het keuringsrapport door de keurmeester.

       Bij al deze handelingen dienen zowel het voertuig als de keurmeester in de keuringsplaats aanwezig te zijn. De aan de keurmeesters verstrekte pincodes, ten behoeve van het afmelden, zijn strikt persoonlijk en mogen niet door enig ander persoon worden gebruikt. Ook voor u geldt de verplichting dat u er zorg voor dient te dragen dat de pincode van een keurmeester persoonlijk is en blijft. De verplichting tot aanwezigheid van de keurmeester geldt ook nadat volgens mededeling van de RDW het voertuig aan een steekproef moet worden onderworpen. De erkenningsregeling bepaalt verder in artikel 45, dat aan de steekproef alle medewerking moet worden verleend. Buiten het feit dat de keurmeester die het voertuig heeft gekeurd en keuringsrapport heeft ondertekend, bij de steekproef aanwezig dient te zijn, valt hier ook onder dat deze keurmeester onverwijld feitelijke assistentie verleent. Daarnaast dient de steekproefcontroleur binnen 15 minuten na zijn aankomst met de uitvoering van het technische gedeelte van de steekproef te kunnen beginnen. Deze periode van 15 minuten is dus uitdrukkelijk niet bedoeld om de keurmeester in de gelegenheid te stellen van elders, buiten de keuringsplaats, te (laten) komen. Bij overtreding van deze voorschriften zal een intrekkingsprocedure worden gestart.

6.3        Aanwezigheid voertuig bij de steekproef

       U dient er voor te zorgen dat ook na de afmelding het voertuig voor de uitvoering van de steekproef door de steekproefcontroleur van de RDW in de keuringsruimte aanwezig is en blijft. Ingeval er na 90 minuten nog geen steekproefcontroleur is verschenen, mag u het keuringsrapport afgeven en hoeft het voertuig niet meer beschikbaar te zijn voor de RDW.

       U wordt er hier met nadruk op gewezen dat u verplicht bent om de gang van zaken rond de APK-keuring zo in te richten dat het wegrijden uit een steekproef wordt voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het niet laten wachten van de klant op de keuring of het aanbieden van vervangend vervoer. Als wordt geconstateerd dat een voertuig niet beschikbaar is voor de steekproefherkeuring wordt dit opgevat als een ernstige overtreding.

       Om het wegrijden van een voertuig bij de toewijzing van een steekproef tegen te gaan, dient u in ieder geval aan de aanvrager voorafgaande aan de keuring duidelijk te maken dat hij verplicht is om het voertuig voor de steekproef beschikbaar te houden tot na de steekproefherkeuring.

       Als de aanvrager onverhoopt toch met het voertuig wegrijdt voordat de steekproefcontroleur van de RDW is gearriveerd dient u:

a.        geen keuringsrapport af te geven;

b.        de aanvrager er op te wijzen dat de eventuele goedkeuring van het voertuig komt te vervallen en een nieuwe keuring uitsluitend bij de RDW kan worden aangevraagd;

c.        direct per fax of telefonisch, en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur, bij het regiokantoor van de RDW te melden dat het voertuig is weggereden.

6.4        APK-handhaving

       Als blijkt dat een voertuig niet in het zogenoemde APK-register voorkomt, maar voor dat voertuig wel een keuringsrapport door u is afgegeven, wordt dit als een ondermijning van het toezicht aangemerkt en vormt dit aanleiding om een intrekkingsprocedure te starten. U kunt, om zeker te zijn dat een afgemeld voertuig ook daadwerkelijk is geaccepteerd door de RDW en dus in het keuringsregister is opgenomen, zelf hierop een controle uit voeren. In dit verband wijs ik u op de transactiecode die u direct krijgt na de afmelding, de directe of dagelijks controle van het register , het zogenoemde raadpleegscherm voor de afmeldingen, en de maandelijkse controle van de rekening van de provider via welke u afmeldt.


Top




Cusumsysteem

Cusum staat voor cumulating sum. Het cusumsysteem is door de Algemeen Directeur RDW bekend gemaakt in de Staatscourant. De regeling is opgenomen achter tabblad 7 van uw map Regelgeving Algemene Periodieke Keuring.


Top




Bijlage 1 bij Toezichtbeleid APK erkenninghouders van 1 maart 2000

Gewijzigd 10-2001, 2-2003 12-2004, 12-2005 en 12-2006

In deze bijlage worden enige voorbeelden gegeven van overtredingen die aanleiding geven tot het direct opleggen van de sanctie

Met nadruk wordt hier gesteld dat het om VOORBEELDEN gaat. Het wil dus niet zeggen dat overtredingen die hier niet zijn genoemd niet tot een directe oplegging van een sanctie kunnen leiden.

De voorbeelden dienen ertoe om enig inzicht te geven in welke soort overtreding aanleiding geeft tot welke soort sanctie.

Schriftelijke waarschuwing

-        geen geldig en / of, compleet kentekenbewijs aanwezig

-        advies en / of reparatiepunt niet afgemeld, maar wel vermeld op het keuringsrapport

-        advies en/ of reparatiepunt niet vermeld op keuringsrapport, maar wel afgemeld

Voorwaardelijke intrekking:

-        niet raadplegen voertuiggegevens

-        niet ter beschikking stellen meest recente regelgeving APK

Schorsing:

-        niet hebben van geldige keuringscertificaten

-        niet hebben van vereiste apparatuur

-        niet nakoming financi?le verplichtingen

Tijdelijke intrekking (4 weken):

-        tweemaal schorsing voor hetzelfde verzuim

-        niet vooraf doorgeven van wijzigingen ten aanzien van de erkenning

Tijdelijke intrekking (12 weken):

Bij de keuringseisen

-        overschrijden van de grenswaarde in de P-klasse

-        een cusumbijdrage van 9,6 of hoger

-        driemaal plaatsing in de P-klasse binnen een periode van 12 maanden

-        goedkeuren van een apert onveilig voertuig

Bij de keuringsvoorschriften

-        sleutelen in quarantainetijd

-        niet verlenen van medewerking bij het toezicht door de RDW

-        eerdere tijdelijke intrekking voor maximaal 6 weken

-        onbevoegde ondertekening keuringsrapport

-        keuren en afmelden van een voertuig waarvoor de erkenning niet geldt

-        onbevoegd gebruik van de pincode van een keurmeester

-        een keuringsrapport afgeven zonder dat het voertuig is afgemeld

Bij overtreding van de keuringsvoorschriften zal in beginsel een sanctie van tijdelijke intrekking voor de duur van 12 weken worden opgelegd. Indien de historische kwaliteit van naleving van de keuringseisen, -voorschriften en erkenningseisen goed is kunt u voor sanctiematiging in aanmerking komen.

Indien u de afgelopen 3 jaar niet eerder een sanctie is opgelegd, anders dan eenmaal een schriftelijke waarschuwing, of slechts 1 plaatsing in de P-klasse heeft gehad, zonder dat om die reden uw erkenning is ingetrokken komt u in aanmerking voor een sanctie van tijdelijke intrekking voor de duur van 9 weken.

Indien u de afgelopen 3 jaar geen sanctie is opgelegd en in het geheel niet in de P-klasse bent geplaatst en voorts in die periode geen gegronde in- of externe klachten zijn ingediend,

komt u in aanmerking voor een sanctie van tijdelijke intrekking van de erkenning voor de duur van 6 weken.

Uitzondering hierop vormt:

-        de afgifte van een keuringsrapport zonder dat het voertuig is afgemeld:

Hierbij zal bij een eerste overtreding een voorwaardelijke intrekking van de erkenning worden opgelegd, mits tevens aan de hiervoor genoemde voorwaarden voor een sanctie van 6 weken is voldaan.

Definitieve intrekking:

-        dubbele overtreding of veelvoud van overtredingen

-        zeer grove overtreding dan wel ondermijning van het toezicht

-        niet nakoming erkenningseisen- en/of voorschriften na verstrijken schorsingstermijn

-        eerdere tijdelijke intrekking (9 / 12 weken)

-        eerdere intrekking

-        niet nakoming financi?le verplichtingen na verstrijken schorsingstermijn


Top




Bijlage 2 bij Toezichtbeleid APK Erkenninghouders van 1 maart 2000

Gewijzigd 10-2001, 2-2003, 12-2004, vervangen op 12-2005, gewijzigd 12-2006

In deze bijlage wordt inzicht gegeven in de wijze van beoordeling van een aantal erkenningseisen bij het toezicht door RDW.

Bij de aanvraag van een erkenning wordt onderzocht of wordt voldaan aan de erkenningseisen. Hiervoor geldt dat u - onder meer - ruimte en apparatuur dient te hebben. Aan deze eisen dient u permanent te voldoen. De RDW beoordeelt deze eisen primair ten tijde van de herschouwing, maar dit kan eveneens ten tijde van steekproeven plaatsvinden.

A.        Eisen aan de keuringsruimte (Artikel 3, lid 1 en 12, lid 2 van de Erkenningsregeling APK):

       Verlichting

       Onder goede verlichting in de keuringsruimte wordt verstaan dat de gemiddelde lichtopbrengst minimaal 300 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. In geval van twijfel wordt de lichtopbrengst in de keuringsruimte vastgesteld door het uitvoeren van een lichtmeting. De lichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter, op de volgende wijze:

-        Onder de hefinrichting of in de inspectieput, met daarop een voertuig, wordt op 1 meter afstand van het voertuig aan alle zijden van het voertuig de lichtsterkte gemeten, waarbij de lichtcel naar de lichtbron wordt gehouden.

-        Op 1 meter afstand van dat voertuig wordt aan beide zijden en de voor- en achterzijde de lichtsterkte gemeten, daarbij wordt de luxmeter op 1 meter hoogte gehouden en wordt de lichtcel van de luxmeter naar het voertuig gericht.

-        De gemiddelde waarde van deze vier metingen dient minimaal 300 lux te bedragen.

       Verwarming

       Onder het verwarmd zijn van de keuringsruimte wordt verstaan dat de gemiddelde temperatuur in de keuringsruimte minimaal 10 graden Celsius is. De verwarming moet van een dusdanige capaciteit zijn dat de ruimte na het openen van deuren voldoende verwarmd is en blijft. De apparatuur moet gebruikt worden binnen het door de fabrikanten opgegeven temperatuurbereik van deze apparatuur.

B.        Eisen aan de hefinrichting en / of inspectieput (Artikel 4 en 13 van de Erkenningsregeling APK)

       Hefinrichting

       Onder een doelmatige hefinrichting wordt verstaan dat: 

-        De afrijbeveiliging volledig werkt als een voertuig op de hefbrug staat. Dit geldt voor zowel de voorzijde als de achterzijde van het voertuig. De afrijbeveiliging mag niet zijn verwijderd.

-        De hefbrug voorzien is van een goed werkende valbeveiliging.

-        Bediening en beveiliging van de hefbrug in goede staat verkeert en juist werkt.

-        De elektrische installatie aan de hefbrug geen gebreken vertoont.

-        De hefkabels onbeschadigd zijn.

-        Hydraulische onderdelen niet lekken.

-        De hefbrug aan alle zijden toegankelijk is, waarbij de vrije ruimte minimaal 0,5 meter rondom de hefbrug is.

       De hefbrug voorzien is van voldoende verlichting. De verlichting van de hefinrichting moet voldoen aan onderstaande eisen:

-        de verlichtingsarmaturen mogen niet beschadigd zijn en moeten zijn voorzien van beschermkappen;

-        de hefinrichting is gelijkmatig verlicht waarbij de gemiddelde lichtopbrengst onder de inrichting minimaal 200 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. In geval van twijfel wordt de lichtopbrengst vastgesteld door het uitvoeren van een lichtmeting. De lichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter, op de volgende wijze:

a.        Midden op de hefinrichting wordt een voertuig geplaatst.

b.        Bij ieder wiel wordt de lichtsterkte gemeten, daarbij wordt de lichtcel van de luxmeter naar het midden van de hefinrichting gericht.

c.        De gemiddelde waarde van deze metingen dient minimaal 200 lux te bedragen.

       Inspectieput

       Onder een doelmatige inspectieput wordt verstaan dat:

-        De inspectieput vrij toegankelijk is:

-        Voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg moet indien een voertuig op de inspectieput staat minimaal ??n uitgang vrij toegankelijk zijn. Er moet minimaal 1 meter vrije ruimte aanwezig zijn.

-        Voor voertuigen waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg moet indien een voertuig op de inspectieput staat een vrije ruimte aan de voor- en achterzijde van het voertuig van minimaal 1 meter aanwezig zijn.

-        De uitgangen dienen te allen tijde vrij van obstakels en toegankelijk te zijn.

-        De toegang tot de inspectieput moet mogelijk zijn d.m.v. een vaste trap of klimijzers.

-        In de inspectieput geen water en / of andere vloeistof aanwezig is.

-        De elektrische installatie in de inspectieput geen gebreken vertoont en zodanig is uitgevoerd dat de afzuiginstallatie minstens 30 seconden in werking is voordat de verlichting kan worden ingeschakeld of een ander punt onder spanning wordt gebracht..

-        De inspectieput voorzien is van een mechanische afzuiginstallatie waarmee dampen (bijvoorbeeld LPG of benzine) doeltreffend worden afgezogen. Daartoe dient:

-        Aan beide zijden van de inspectieput afzuigkanalen te zijn aangebracht waarin gelijkmatig verdeeld over de lengte, afzuigopeningen aanwezig zijn.

-        De capaciteit van de afzuiginstallatie per minuut ten minste ??n kubieke meter lucht per vierkante meter inspectieput te bedragen.

-        De verbinding met de buitenlucht te bestaan uit een onbrandbare buisleiding met een inwendige diameter van minimaal 150 mm.

-        De ventilator motor van de afzuiginstallatie zich buiten de luchtstroom te bevinden of explosie veilig uitgevoerd worden.

-        De afvoergassen minstens 1 meter boven het dak van de keuringsinrichting te worden afgevoerd, buiten de nabijheid van ramen en deuren.

-        De inspectieput voorzien is van voldoende verlichting. De verlichting van de inspectieput moet voldoen aan onderstaande eisen:

-        De verlichtingsarmaturen mogen niet beschadigd zijn en moeten zijn voorzien van beschermkappen.

-        De inspectieput is gelijkmatig verlicht waarbij de gemiddelde lichtopbrengst in de inspectieput minimaal 200 lux bedraagt. De lichtopbrengst wordt bepaald door visuele controle. In geval van twijfel wordt de lichtopbrengst vastgesteld door het uitvoeren van een lichtmeting. De lichtmeting wordt uitgevoerd met een luxmeter, op de volgende wijze:

a.        Midden op de inspectieput wordt een voertuig geplaatst.

b.        Bij ieder wiel de lichtsterkte gemeten, daarbij wordt de lichtcel van de luxmeter naar het midden van de inspectieput gericht.

c.        De gemiddelde waarde van deze metingen dient minimaal 200 lux te bedragen.


C.        Eisen aan overige apparatuur (artikel 5 van de Erkenningsregeling APK)

       Krik

       Onder een doelmatige krik wordt indien gebruik wordt gemaakt van een putkrik verstaan dat deze voorzien is van een beveiligingsvoorziening die ervoor zorgt dat in geval van problemen met de krik (b.v. lekkage) het voertuig niet kan zakken. De krik moet minimaal voorzien zijn van een terugstroombeveiliging.


Top




Toezichtbeleid APK Keurmeester van 1 maart 2000

Gewijzigd 10-2001, 2-2003, 12-2004, 12-2005 en 12-2006

Inhoud

1.        Toezicht

1.1        Basis voor het toezicht

1.2        Wat omvat het toezicht?

1.3        Frequentie van het toezicht

2.        Sancties

2.1        Algemeen

2.1.1        Meerdere keuringsplaatsen

2.1.2        Welke sancties zijn er?

2.1.3        Intrekking na schorsing

2.1.4        Tweede schorsing aanleiding tot intrekking

2.1.5        Tweede aanleiding tijdelijke intrekking

2.1.6        Voorwaardelijke intrekking

2.1.7        Ernstige overtredingen

2.1.8        Ingangsdatum sanctie

2.2        Onderscheid sancties keuringsbevoegdheidseisen en -voorschriften

2.2.1        Sancties keuringseisen

2.2.2        Sancties procedure voorschriften keuring

2.3        Toets als sanctie

3.        Horing

4.        Verjaringstermijn

5.        Bezwaar en beroep

6.        Nadere uitwerking en toelichting van enige keuringsvoorschriften

6.1        Verplichtingen voor aanvang van de keuring

6.2        De APK-keuring en het verlenen van medewerking aan de steekproef

6.3        Aanwezigheid voertuig bij de steekproef

6.4        APK-handhaving

Bijlage 1        Voorbeelden sancties


Top




1.        Toezicht (km)

TOEZICHTBELEID APK KEURMEESTER van 1 maart 2000

Gewijzigd 10-2001, 2-2003, 12-2004, 12-2005 en 12-2006

1.1        Basis voor het toezicht

       Op basis van de Wegenverkeerswet 1994 wordt toezicht gehouden op de erkenninghouders en de keurmeesters.

1.2        Wat omvat het toezicht?

       Het toezicht omvat in ieder geval:
het beoordelen van de kwaliteit van de uitgevoerde keuringen door een herkeuring in de vorm van een steekproef nadat het voertuig bij de RDW is afgemeld (zie ook 2.2.1).

1.3        Frequentie van het toezicht

       De frequentie van het toezicht is afhankelijk van de kwaliteit die de erkenninghouder ten aanzien van keuringen levert.


Top




2.        Sancties (km)

TOEZICHTBELEID APK KEURMEESTER/ 1 maart 2000

2.1        Algemeen

       Als blijkt dat ??n of meerdere zaken bij u niet in orde zijn, bestaat voor de RDW de mogelijkheid om bij overtreding van de bepalingen uit de erkenningsregeling en/of bij verslechtering van de kwaliteit van de keuringen, aan u een sanctie op te leggen.

2.1.1        Keuren bij meerdere keuringsplaatsen / erkenninghouders

       Uw kwaliteit van keuren wordt bijgehouden in uw eigen cusum-systeem, ongeacht of u op meerdere keuringsplaatsen keurt, dan wel voor meerdere erkenninghouders. Wel wijs ik u er in dit verband op altijd de juiste toegangscodes van de betreffende keuringsplaats van die erkenninghouder te hanteren en er op te letten of het juiste certificaat is geinstalleerd. Een goede controle voorkomt overtredingen en sancties.

2.1.2        Welke sancties zijn er?

       De volgende sancties kunnen worden opgelegd:

a.        waarschuwing (schriftelijk of via de datacommunicatie);

b.        voorwaardelijke intrekking van de keuringsbevoegdheid;

c.        tijdelijke intrekking van de keuringsbevoegdheid (maximaal 12 weken, al dan niet in combinatie met een sanctietoets);

d.        tijdelijke intrekking van de keuringsbevoegdheid (6 maanden in combinatie met sanctietoets);

e.        schorsing van de keuringsbevoegdheid (maximaal 12 weken).

       Deze opsomming is niet bepalend voor de volgorde waarin de sancties worden opgelegd.

       Een waarschuwing wordt gegeven in de vorm van een vermelding in de datacommunicatie bij plaatsing in de P-klasse. Een waarschuwing wordt ook gegeven bij constatering van een lichte overtreding.

       Een voorwaardelijke intrekking wordt gegeven als het geconstateerde niet ernstig genoeg is of als zich zodanige bijzondere feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die het niet rechtvaardigen om uw bevoegdheid tot keuren feitelijk in te trekken. Het afmelden van voertuigen blijft mogelijk. Wel dient aan de voorwaarden die zijn opgenomen in het besluit te worden voldaan.

       Een tijdelijke intrekking betekent dat u niet meer bevoegd bent voertuigen te keuren en derhalve mag u geen voertuigen meer afmelden voor de in het besluit genoemde periode. Na deze periode wordt u in beginsel automatisch weer aangesloten op het afmeldsysteem, soms onder voorwaarde dat u ook met goed gevolg de toets heeft afgelegd.

       Een schorsing betekent eveneens dat er niet meer afgemeld mag worden. De schorsing wordt in beginsel alleen opgelegd voor een verzuim dat door u zelf binnen de termijn van 12 weken kan worden hersteld. Nadat dit aantoonbaar is gebeurd kan er weer worden afgemeld.
In bijlage 1 wordt globaal aangegeven welke overtredingen tot welke sanctie aanleiding kan geven.

2.1.3        Intrekking na schorsing

       Als bij een schorsing binnen de termijn van 12 weken het geconstateerde verzuim door u niet is verholpen, zal de bevoegdheid worden ingetrokken voor de duur van 6 maanden. Voor het verkrijgen van een nieuwe bevoegdheid dient u zich te wenden tot de Stichting VAM (Innovam).

2.1.4        Tweede schorsing aanleiding tot intrekking

       Als voor de tweede maal binnen 3 jaar voor eenzelfde overtreding de keuringsbevoegdheid wordt geschorst dan zal deze tweede overtreding kunnen leiden tot een tijdelijke intrekking van uw keuringsbevoegdheid.

2.1.5        Tweede aanleiding tijdelijke intrekking

       Na een tijdelijke intrekking zal een tweede aanleiding voor een tijdelijke intrekking binnen 3 jaar, leiden tot een zwaardere sanctie.

2.1.6        Voorwaardelijke intrekking

       Voor de voorwaardelijke intrekking van uw keuringsbevoegdheid, geldt dat u feitelijk nog gebruik kunt maken van de bevoegdheid. Bij een volgende overtreding zult u zwaarder worden gesanctioneerd. Wel dient u zich aan de in het besluit genoemde voorwaarden te houden.

2.1.7        Ernstige overtredingen

       Bij een ernstige overtreding of bij een veelvoud van overtredingen dan wel ondermijning van het toezicht blijft uiteraard de mogelijkheid bestaan per direct een technische schorsing en een intrekking van de keuringsbevoegdheid op te leggen.

2.1.8        Ingangsdatum sanctie

       In de regel wordt bij een besluit tot (tijdelijke) intrekking van de keuringsbevoegdheid, een termijn van 5 werkdagen gegeven om de eerstkomende afspraken na te komen, voordat de intrekking wordt ge?ffectueerd. Doen zich in de periode, na de overtreding, opnieuw gronden voor een intrekking van de keuringsbevoegdheid voor dan zal uw bevoegdheid opnieuw worden ingetrokken (zie 2.1.5).

2.2        Onderscheid sancties keuringsbevoegdheidseisen en -voorschriften

       Bij het opleggen van sancties wordt in beginsel een onderscheid gemaakt tussen de overtredingen van de eisen en voorschriften die aan de instandhouding van de keuringsbevoegdheid zijn gesteld en de eisen en voorschriften die gelden bij het uitvoeren van een keuring.
Bij overtreding van de keuringsbevoegdheidseisen wordt in beginsel een sanctie van schorsing van de keuringsbevoegdheid opgelegd. De essentie van de schorsing is dat op het moment dat u aantoonbaar weer aan de eisen voldoet deze schorsing wordt opgeheven. De duur van de schorsing heeft u dus zelf in de hand.

2.2.1        Sancties keuringseisen

       De missers, die bij een steekproef worden vastgesteld en die op het steekproefcontrolerapport worden vermeld tellen mee in het cusumsysteem keurmeester.

       Sanctionering van de keuringen gebeurt zowel negatief als positief. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het zogenoemde cusumsysteem keurmeesters, dat bij elke uitgevoerde herkeuring in het kader van een steekproef aan u bonus- of strafpunten toekent, afhankelijk van de kwaliteit van de keuring.

       Ook de constateringen gedaan door de politie, door eigen bevindingen van de RDW of die door een beroep tegen de afgifte van een keuringsrapport (artikel 91 van de Wegenverkeerswet 1994) aan de RDW bekend worden, zullen worden gesanctioneerd op de wijze zoals hierboven aangegeven.

       Indien u het niet eens bent met het technische resultaat van de steekproefherkeuring, de misser of de gradatie van de misser, kunt u hiertegen in beroep gaan op grond van artikel 90 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit dient terstond na de weigering tot afgifte van het keuringsrapport te gebeuren, dat wil zeggen direct nadat het voertuig door de steekproefcontroleur is afgekeurd en tegen betaling van het daarvoor geldende tarief. U wordt tevens geacht dit mede namens de erkenninghouder te doen. Bij gebruikmaking van deze procedure dient u dit op het steekproefcontrolerapport aan te geven door middel van invulling en ondertekening van dit rapport. De steekproefcontroleur zal daarna telefonisch contact opnemen met het regiokantoor. Van belang is dat ook dan de staat van het voertuig ongewijzigd blijft.

       De vastlegging van de gebreken ten aanzien van de erkenningsvoorschriften dan wel keuringsvoorschriften, die bij de herschouwing van de keuringsplaats op het herschouwingsrapport worden vermeld, kunnen aanleiding zijn tot een intrekkingsprocedure. Hiertoe zal een horing plaatsvinden. Zie voor de horing verder onder punt 3.

2.2.2        Sancties procedurevoorschriften keuring.

       Voor de uitvoering van de keuring en de steekproef geldt een aantal procedurevoorschriften. Naleving hiervan is van belang omdat deze voorschriften verband houden met de wijze waarop de RDW het toezicht moet kunnen uitvoeren. U wordt hier met name gewezen op het feit dat na de afmelding van het gekeurde voertuig bij de RDW er geen enkele wijziging meer mag worden aangebracht in de staat van het voertuig. Bij dit zogenoemde 'verbod tot sleutelen in quarantainetijd' is het dus absoluut niet toegestaan om bijvoorbeeld alsnog een kapot lampje te (laten) vervangen of een meting uit te voeren (de meetapparatuur mag niet aangekoppeld zijn aan het voertuig) dan wel (een en ander nogmaals te laten) te controleren v??r of na de aankomst van de steekproefcontroleur.

2.3        Toets als sanctie

       Normaal gesproken wordt aan u de bevoegdheid tot het keuren van voertuigen verleend voor de duur van twee jaar. Vervolgens dient u een toets af te leggen. Indien u die toets met goed gevolg aflegt, wordt uw keuringsbevoegdheid verlengd voor de duur van twee jaar.
Indien blijkt dat u de keuringseisen overtreedt en u dienaangaande wordt gesanctioneerd, bestaat de mogelijkheid dat aan u uw keuringsbevoegdheid wordt ontnomen. In een aantal gevallen kunt u uw keuringsbevoegdheid weer terug ?krijgen? door, onder meer, met goed gevolg de toets af te leggen (zie bijlage 1).


Top




Cusumsysteem keurmeester

Cusum staat voor cumulating sum. Het cusumsysteem is door de Algemeen Directeur RDW bekend gemaakt in de Staatscourant. De regeling is opgenomen achter tabblad 8 van uw map Regelgeving Algemene Periodieke Keuring.


Top




3.        Horing (km)

TOEZICHTBELEID APK KEURMEESTER/ 1 maart 2000

Voordat u een sanctiebesluit ontvangt, zult u in de regel door een medewerker van de RDW worden gehoord. U (of uw vertegenwoordiger) krijgt dan de gelegenheid om uw visie te geven op hetgeen is gebeurd. Daarbij kunnen alle relevante feiten en (bijzondere) omstandigheden ten aanzien van de overtreding naar voren worden gebracht. Van deze horing wordt een proces-verbaal opgemaakt. Op basis van onder andere dit proces-verbaal wordt besloten of een sanctie en zo ja, welke sanctie wordt opgelegd.


Top




4.        Verjaringstermijn (km)

TOEZICHTBELEID APK KEURMEESTER/ 1 maart 2000

Voor sancties wordt een verjaringstermijn van drie jaar gehanteerd. Dit betekent dat bij het opleggen van een vervolgsanctie de eerdere sanctie wordt meegewogen. Bepalend hiervoor is de datum van overtreding.


Top




5.        Bezwaar en beroep (km)

TOEZICHTBELEID APK KEURMEESTER/ 1 maart 2000

Tegen een sanctiebesluit kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar worden gemaakt. U dient dit bezwaar binnen 6 weken schriftelijk en gemotiveerd in te dienen bij de Directie van de RDW.

Naast deze mogelijkheid tot het indienen van een bezwaarschrift, kunt u bij de Rechtbank, sector bestuursrecht, een voorlopige voorziening vragen. Ook dit dient schriftelijk te gebeuren. Tegen een waarschuwing, schriftelijk of door plaatsing in de penalty-klasse, kunt u volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen bezwaar of beroep indienen.


Top




6.        Nadere uitwerking en toelichting van enige keuringsvoorschriften (km)

TOEZICHTBELEID APK KEURMEESTER/ 1 maart 2000

Zoals al eerder aangegeven zijn deze voorschriften essentieel voor het toezicht van de RDW op zowel de kwaliteit van de keuring als op de naleving van de Erkenningsregeling APK.

6.1        Verplichtingen voor aanvang van de keuring

       Alvorens tot het keuren van een voertuig over te gaan dient u te controleren of de erkenninghouder aan u de meest recente regelgeving (de boekwerken ?APK milieukeuringseisen? en ?Regelgeving APK? of de Cd-rom) ter beschikking heeft gesteld. Indien wordt geconstateerd dat controle achterwege is gelaten vormt dit aanleiding een sanctie op te leggen (zie bijlage 1).

       In artikel 41 van de Erkenningsregeling APK is bepaald dat voorafgaande aan de technische keuring u:

-        er zorg voor dient te dragen dat het originele, complete en geldige kentekenbewijs deel I A dan wel deel I is overgelegd, let daarbij ook op de duplicaatcode en eventuele bijlagen;

-        verplicht bent te controleren of de gegevens in het kentekenregister overeenstemmen met de gegevens op het deel I A dan wel deel I van het kentekenbewijs. Om dit op een juiste wijze te kunnen doen dient u de beschikking te hebben over een geldige toegangscode.

-        vervolgens aan de hand van de bijlage 2 van de Erkenningsregeling APK opgenoemde punten nagaat of het voertuig met het kentekenbewijs overeenstemt, en

-        controleert of de juiste kentekenplaten zijn gemonteerd.

6.2        De APK-keuring en het verlenen van medewerking aan de steekproef

       In de artikelen 42 tot en met 46 van de Erkenningsregeling-APK wordt het keuringsproces beschreven. U wordt er met nadruk op gewezen dit zorgvuldig uit te voeren en na te leven. Kort gezegd omvat dit:


a.        de volledige keuring door u als keurmeester, zonodig inclusief roetmeting;

b.        Aan de hand van het kentekenbewijs nagaan of de keuring heeft plaatsgevonden en dan overgaan tot het afmelden van het resultaat van de keuring, waarbij

1.        indien het voertuig niet aan de keuringseisen voldoet, de afkeurpunten worden gemeld;

2.        indien het voertuig is goedgekeurd na reparatie,  de reparatiepunten en eventuele adviespunten worden gemeld;

3.        indien het voertuig is goedgekeurd de goedkeur wordt gemeld en de eventuele adviespunten;

c.        het nagaan voor de afmelding of de onder a. tot en met b3 genoemde verplichtingen zijn nagekomen;

d.        het in alle gevallen, dus ook bij afkeur invullen van het keuringsrapport, door middel van printen of handmatig overnemen van de schermgegevens;

e.        na controle of het keuringsrapport juist en volledig is ingevuld, het ondertekenen van het keuringsrapport door u.

       Bij al deze handelingen dienen zowel het voertuig ?n u, als keurmeester in de keuringsplaats aanwezig te zijn. De aan u verstrekte pincodes, ten behoeve van het afmelden, zijn strikt persoonlijk en mogen niet door enig ander persoon worden gebruikt. De verplichting tot aanwezigheid van u geldt ook nadat volgens mededeling van de RDW het voertuig aan een steekproef moet worden onderworpen. De erkenningsregeling bepaalt verder in artikel 45, dat aan de steekproef alle medewerking moet worden verleend. Buiten het feit dat u, die het voertuig heeft gekeurd en keuringsrapport heeft ondertekend, bij de steekproef aanwezig dient te zijn, valt hier ook onder dat u zelf onverwijld feitelijke assistentie verleent. Daarnaast dient de steekproefcontroleur binnen 15 minuten na zijn aankomst met de uitvoering van het technische gedeelte van de steekproef te kunnen beginnen. Deze periode van 15 minuten is dus uitdrukkelijk niet bedoeld om u in de gelegenheid te stellen van elders, buiten de keuringsplaats, te (laten) komen. Voorts dient u in de gevallen dat een steekproefcontrolerapport wordt opgemaakt dit te ondertekenen. Bij overtreding van deze voorschriften zal een intrekkingsprocedure van uw keuringsbevoegdheid worden gestart.

6.3        Aanwezigheid voertuig bij de steekproef

       U dient er voor te zorgen dat ook na afmelding van het voertuig voor de uitvoering van de steekproef door de steekproefcontroleur van de RDW in de keuringsruimte aanwezig is en blijft. Ingeval er na 90 minuten nog geen steekproefcontroleur is verschenen, mag u het keuringsrapport afgeven en hoeft het voertuig niet meer beschikbaar te zijn voor de RDW.

       U dient al het mogelijke te doen om te voorkomen dat een voertuig uit de steekproef wegrijdt, zoals bijvoorbeeld het niet laten wachten van de klant of het aanbieden van vervangend vervoer. Als wordt geconstateerd dat een voertuig niet beschikbaar is voor de steekproefherkeuring wordt dit opgevat als een ernstige overtreding.

       Om het wegrijden van een voertuig bij de toewijzing van een steekproef tegen te gaan, dient u in ieder geval aan de aanvrager voorafgaande aan de keuring duidelijk te maken dat hij verplicht is om het voertuig voor de steekproef beschikbaar te houden tot na de steekproefherkeuring.

       Als de aanvrager onverhoopt toch met het voertuig wegrijdt voordat de steekproefcontroleur van de RDW is gearriveerd dient u:

a.        geen keuringsrapport af te geven;

b.        de aanvrager er op te wijzen dat de eventuele goedkeuring van het voertuig komt te vervallen en een nieuwe keuring uitsluitend bij de RDW kan worden aangevraagd;

c.        direct per fax of telefonisch, en niet pas bij aankomst van de steekproefcontroleur, bij het regiokantoor van de RDW te melden dat het voertuig is weggereden.

6.4        APK-handhaving

       Als blijkt dat een voertuig niet in het zogenoemde APK-register voorkomt, maar voor dat voertuig wel een keuringsrapport door u is afgegeven, vormt dit aanleiding om een intrekkingsprocedure te starten. U kunt, om zeker te zijn dat een afgemeld voertuig ook daadwerkelijk is geaccepteerd door de RDW en dus in het keuringsregister is opgenomen, zelf hierop een controle uitvoeren. In dit verband wijs ik u op de transactiecode die u direct krijgt na de afmelding, de directe of dagelijkse controle van het register, het zogenoemde raadpleegscherm voor de afmeldingen, en de maandelijkse controle van de rekening van de provider via welke u afmeldt.


Top




Bijlage 1 bij Toezichtbeleid APK Keurmeester van 1 maart 2000

Gewijzigd 10-2001, 2-2003, 12-2004, 12-2005 en 12-2006

In deze bijlage worden enige voorbeelden gegeven van overtredingen die aanleiding geven tot het direct opleggen van een sanctie.

Met nadruk wordt hier gesteld dat het om VOORBEELDEN gaat. Het wil dus niet zeggen dat overtredingen die hier niet zijn genoemd niet tot een directe oplegging van een sanctie kunnen leiden.

De voorbeelden dienen ertoe om enig inzicht te geven in welk soort overtreding aanleiding geeft tot welke soort sanctie.

Schriftelijke waarschuwing

-        geen geldig en / of compleet kentekenbewijs aanwezig

-        en / of reparatiepunt niet afgemeld, maar wel vermeld op het keuringsrapport

-        advies en/ of reparatiepunt niet vermeld op keuringsrapport, maar wel afgemeld

Voorwaardelijke intrekking

-        niet raadplegen voertuiggegevens

-        niet controleren aanwezigheid meest recente regelgeving APK

Schorsing

-        verlopen bevoegdheidspas

Tijdelijke intrekking (4 weken)

-        tweemaal schorsing voor hetzelfde verzuim

Tijdelijke intrekking (6 weken) bij keuringseisen

-        eerste maal bereiken en /of overschrijden van de grenswaarde in de P-klasse

-        eerste maal een cusumbijdrage van 9,6 of hoger

-        eerste maal goedkeuren van een apert onveilig voertuig

Tijdelijke intrekking (12 weken):

-        eerste maal overtreding van de keuringseisen na eerdere sanctie van maximaal 6 weken op grond van de keuringsvoorschriften

Tijdelijke intrekking (12 weken) en de verplichting tot het afleggen van de toets:

-        tweede maal overtreding van de keuringseisen

Uw keuringsbevoegdheid zal pas weer kunnen herleven nadat u met goed gevolg de toets heeft afgelegd.

Tijdelijke intrekking (12 weken) bij de keuringsvoorschriften

-        sleutelen in quarantainetijd

-        niet verlenen van medewerking bij het toezicht door de RDW

-        eerdere tijdelijke intrekking voor maximaal 6 weken

-        onbevoegde ondertekening keuringsrapport

-        onbevoegd gebruik pincode (van andere keurmeester dan wel door een andere persoon)

-        keuren en afmelden van een voertuig waarvoor de erkenning niet geldt

-        een keuringsrapport afgeven zonder dat het voertuig is afgemeld.

Bij overtreding van de keuringsvoorschriften zal in beginsel een sanctie van tijdelijke intrekking van de keuringsbevoegdheid voor de duur van 12 weken worden opgelegd. Indien de historische kwaliteit van de naleving van de keuringseisen en -voorschriften goed is komt u voor sanctiematiging in aanmerking.

Indien u de afgelopen 3 jaar geen sanctie is opgelegd, anders dan ??nmaal een schriftelijke waarschuwing, of slechts 1 plaatsing in de P-klasse heeft gehad zonder dat om die reden uw keuringsbevoegdheid is ingetrokken, komt u in aanmerking voor een sanctie van tijdelijke intrekking van de keuringsbevoegdheid van 9 weken.

Indien u de afgelopen 3 jaar geen sanctie is opgelegd en in het geheel niet in de P-klasse bent geplaatst en geen gegronde in- of externe klachten zijn ingediend tegen u als keurmeester zal in dit geval een sanctie van tijdelijke intrekking van uw keuringsbevoegdheid worden opgelegd voor de duur van 6 weken.

Uitzondering hierop vormt:

-        de afgifte van een keuringsrapport zonder dat het voertuig is afgemeld;

Hierbij zal bij een eerste overtreding een voorwaardelijke intrekking van de keuringsbevoegdheid worden opgelegd, mits tevens aan de hiervoor genoemde voorwaarden voor een sanctie van 6 weken is voldaan.

Tijdelijke intrekking (zes maanden) en de verplichting tot het afleggen van de toets:

-        dubbele overtreding of veelvoud van overtredingen

-        zeer grove overtreding dan wel ondermijning van het toezicht

-        na eerdere tijdelijke intrekking (9 / 12 weken of 6 maanden)

-        niet nakoming keuringsbevoegdheidseisen- en/of voorschriften na verstrijken van de schorsingstermijn

Uw keuringsbevoegdheid zal pas weer kunnen herleven nadat u met goed gevolg de toets heeft afgelegd.



Top




2.9.12
2.9.13
2.9.14
2.9.15
2.9.16
2.9.16a
2.9.16b
2.9.16c
2.9.16d
2.9.16 e
2.9.16f
2.9.17.


Top




2.5.2, 2.5.3, 2.5.4.


Top




E?n draagarm (niet afgeveerd)
E?n draagarm (afgeveerd)
Twee draagarmen (beide afgeveerd)
Twee draagarmen (onderste afgeveerd)
Twee draagarmen (bovenste afgeveerd)


Top




paragraaf 4, 5, 6 en 7.


Top




2.8.53, 2.8.54, 2.8.55, 2.8.56, 2.8.57, 2.8.58, 2.8.59.


Top




2.8.58, 2.8.59, 2.8.60.


Top




2.9.13, 2.9.14, 2.9.15, 2.9.16.


Top




2.9.16.b, 2.9.16.c, 2.9.16.d.


Top




2.9.19, 2.9.20, 2.9.21, 2.9.22.


Top




2.9.24, 2.9.25, 2.9.26, 2.9.27, 2.9.28, 2.9.29.


Top




2.9.23, 2.9.24, 2.9.25, 2.9.26, 2.9.27, 2.9.28.


Top




artikel 2.2.15, 2.2.16 en 2.2.17.


Top




artikel Artikel 3, Artikel 4, Artikel 5, Artikel 6, Artikel 7 en Artikel 8.


Top




artikel 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10.


Top




artikel 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 19.


Top




artikel 59, 60, 61 en 62.


Top




artikel 32, 33, 34, 35, 36, 37 en 38.


Top




artikel 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47 en 48.


Top




artikel 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45 en 46.


Top




Artikel 3, 4, 5, 6, 7 en 8.


Top




artikel 12, 13, 14, 15, 16 en 17


Top




De tarieven worden jaarlijks d.m.v. het ?Besluit tarieven Dienst wegverkeer? in de Staatscourant bekendgemaakt.


Top




artikel 42, 43, 44, 45 en 46.


Top




artikel 42, 43, 44, 45 en 46.



Top




Definities

{button ,PI(`',`TH_860')} aanhangwagen

{button ,PI(`',`TH_861')} achterlicht

{button ,PI(`',`TH_862')} achteruitrijlicht

{button ,PI(`',`TH_863')} adviespunt

{button ,PI(`',`TH_864')} afkeurpunt

{button ,PI(`',`TH_865')} afsleepdolly

{button ,PI(`',`TH_866')} airbag

{button ,PI(`',`TH_867')} ambulance

{button ,PI(`',`TH_868')} anonieme keuring

{button ,PI(`',`TH_869')} APK-keuringeisen

{button ,PI(`',`TH_870')} as

{button ,PI(`',`TH_871')} asstel

{button ,PI(`',`TH_872')} autogordel

{button ,PI(`',`TH_873')} bedrijfsauto

{button ,PI(`',`TH_874')} begrafeniswagen

{button ,PI(`',`TH_875')} bermlicht

{button ,PI(`',`TH_876')} bestuurd asstel

{button ,PI(`',`TH_877')} bestuurde as

{button ,PI(`',`TH_878')} bevestigingspunten

{button ,PI(`',`TH_879')} bevoegdheidspas

{button ,PI(`',`TH_880')} boekwerk "Regelgeving APK"

{button ,PI(`',`TH_881')} boekwerk 'APK milieukeuringseisen'

{button ,PI(`',`TH_882')} bromfiets

{button ,PI(`',`TH_883')} bus

{button ,PI(`',`TH_884')} certificaat van overeenstemming

{button ,PI(`',`TH_2091')} CNG-installatie

{button ,PI(`',`TH_885')} contourmarkering

{button ,PI(`',`TH_886')} cusumbijdrage

{button ,PI(`',`TH_887')} cusumstand

{button ,PI(`',`TH_888')} cusumsysteem

{button ,PI(`',`TH_889')} dagrijlicht

{button ,PI(`',`TH_890')} deskundigenonderzoek

{button ,PI(`',`TH_891')} dimlicht

{button ,PI(`',`TH_892')} dolly

{button ,PI(`',`TH_893')} driewielig motorrijtuig

{button ,PI(`',`TH_894')} EG-goedkeuringsmerk

{button ,PI(`',`TH_895')} erkenning

{button ,PI(`',`TH_896')} erkenninghouder

{button ,PI(`',`TH_897')} fabrikant

{button ,PI(`',`TH_898')} geconditioneerd voertuig

{button ,PI(`',`TH_899')} gelede bus

{button ,PI(`',`TH_900')} gestuurd asstel

{button ,PI(`',`TH_901')} gestuurde as

{button ,PI(`',`TH_902')} gradatie

{button ,PI(`',`TH_903')} groot licht

{button ,PI(`',`TH_904')} handwagen met motorvermogen

{button ,PI(`',`TH_905')} herkeuring

{button ,PI(`',`TH_906')} hoofdgroeven

{button ,PI(`',`TH_907')} inrichting

{button ,PI(`',`TH_2092')} inrichting voor indirect zicht

{button ,PI(`',`TH_908')} invalidenvoertuig

{button ,PI(`',`TH_909')} justering

{button ,PI(`',`TH_910')} kampeerauto

{button ,PI(`',`TH_911')} kermis- en circusvoertuig

{button ,PI(`',`TH_912')} keuring

{button ,PI(`',`TH_913')} keuringseisen

{button ,PI(`',`TH_914')} keuringsinstelling

{button ,PI(`',`TH_915')} keuringsplaats

{button ,PI(`',`TH_916')} keuringsruimte

{button ,PI(`',`TH_917')} keurmeester

{button ,PI(`',`TH_918')} kinderbeveiligingssysteem

{button ,PI(`',`TH_919')} klapstoel

{button ,PI(`',`TH_920')} klasse

{button ,PI(`',`TH_921')} lading

{button ,PI(`',`TH_922')} landbouwtrekker

{button ,PI(`',`TH_2093')} landbouw- of bosbouwtrekker

{button ,PI(`',`TH_2094')} landbouw- of bosbouwtrekker categorie T1

{button ,PI(`',`TH_2095')} landbouw- of bosbouwtrekker categorie T2

{button ,PI(`',`TH_2096')} landbouw- of bosbouwtrekker categorie T3

{button ,PI(`',`TH_2097')} landbouw- of bosbouwtrekker categorie T5

{button ,PI(`',`TH_923')} lastdrager

{button ,PI(`',`TH_924')} ledige massa

{button ,PI(`',`TH_2098')} lege massa in rijklare toestand

{button ,PI(`',`TH_925')} lijnmarkering

{button ,PI(`',`TH_926')} loopvlak

{button ,PI(`',`TH_927')} luchtband

{button ,PI(`',`TH_928')} markeringslicht

{button ,PI(`',`TH_929')} massa in bedrijfsklare toestand

{button ,PI(`',`TH_930')} massieve band

{button ,PI(`',`TH_931')} Mc Pherson-wielophangingsysteem

{button ,PI(`',`TH_932')} mechanische koppeling

{button ,PI(`',`TH_933')} metalen band

{button ,PI(`',`TH_934')} middenasaanhangwagen

{button ,PI(`',`TH_935')} minister

{button ,PI(`',`TH_936')} misser

{button ,PI(`',`TH_937')} mistlicht aan achterzijde

{button ,PI(`',`TH_938')} mistlicht aan voorzijde

{button ,PI(`',`TH_939')} mobiele keuringseenheid

{button ,PI(`',`TH_940')} mobiliteitshandicap

{button ,PI(`',`TH_941')} motorfiets

{button ,PI(`',`TH_942')} motorrijtuig met beperkte snelheid

{button ,PI(`',`TH_943')} ondeelbare lading

{button ,PI(`',`TH_944')} onderdeel

{button ,PI(`',`TH_945')} onderzoeksgerechtigde

{button ,PI(`',`TH_946')} oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel

{button ,PI(`',`TH_947')} oplegger

{button ,PI(`',`TH_948')} parkeerlicht

{button ,PI(`',`TH_949')} personenauto

{button ,PI(`',`TH_950')} RDW

{button ,PI(`',`TH_951')} remlicht

{button ,PI(`',`TH_952')} reparatiepunt

{button ,PI(`',`TH_953')} retroreflector

{button ,PI(`',`TH_954')} richtingaanwijzer

{button ,PI(`',`TH_955')} richtlicht

{button ,PI(`',`TH_956')} rijdend werktuig

{button ,PI(`',`TH_957')} roetmeting

{button ,PI(`',`TH_958')} samenstel van voertuigen

{button ,PI(`',`TH_959')} stadslicht

{button ,PI(`',`TH_960')} steekproef

{button ,PI(`',`TH_961')} taxi

{button ,PI(`',`TH_2099')} T100 bus

{button ,PI(`',`TH_962')} technische eenheid

{button ,PI(`',`TH_963')} trekker

{button ,PI(`',`TH_964')} uitlaatgasmeting

{button ,PI(`',`TH_965')} vervangingskatalysator

{button ,PI(`',`TH_966')} verwarmingssysteem op brandstof

{button ,PI(`',`TH_967')} viergasmeting

{button ,PI(`',`TH_2100')} vooruitkijkspiegel

{button ,PI(`',`TH_968')} voertuig

{button ,PI(`',`TH_969')} waarschuwingsknipperlicht

{button ,PI(`',`TH_970')} wagens

{button ,PI(`',`TH_971')} werklicht

{button ,PI(`',`TH_972')} werklichten

{button ,PI(`',`TH_973')} wet

{button ,PI(`',`TH_974')} wielbasis

{button ,PI(`',`TH_975')} zelfsturend asstel

{button ,PI(`',`TH_976')} zelfsturende as

{button ,PI(`',`TH_977')} zijmarkeringslicht

{button ,PI(`',`TH_978')} zijspanwagen

{button ,PI(`',`TH_979')} zitbank

{button ,PI(`',`TH_980')} zitplaats


Top




aanhangwagen

voertuig dat is bestemd om aan een motorrijtuig te worden gekoppeld, met inbegrip van een oplegger; als aanhangwagen wordt voorts aangemerkt een dolly met een oplegger;


Top




achterlicht

licht dat, van de achterzijde gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt en een aanwijzing is voor de breedte van het voertuig;


Top




achteruitrijlicht

licht, bestemd voor het verlichten van de weg achter het voertuig en voor het waarschuwen van de overige weggebruikers dat het voertuig achteruit rijdt of achteruit gaat rijden;


Top




adviespunt

in het kader van een keuring geconstateerd binnenkort te verwachten gebrek;


Top




afkeurpunt

in het kader van een keuring geconstateerd gebrek;


Top




afsleepdolly

aanhangwagen, bestemd voor het dragen van ??n van de assen van een voertuig;


Top




airbag

een inrichting in motorvoertuigen, gemonteerd ter aanvulling van autogordels, die een systeem bevat dat bij een ernstige botsing van het voertuig automatisch een flexibel omhulsel opblaast dat door samendrukking van het daarin opgesloten gas de ernst van het contact van ??n of meer delen van het lichaam van een inzittende van het voertuig met de binneninrichting van de passagiersruimte beperkt;


Top




ambulance

motorrijtuig, bestemd om te worden gebruikt voor ambulancevervoer als bedoeld in de Wet ambulancevervoer (Stb. 1971, 369);


Top




anonieme keuring

keuring als bedoeld in artikel 86a van de wet;


Top




APK-keuringeisen

de permanente eisen als bedoeld in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement;


Top




as

geheel van aslichaam met inbegrip van wielgeleidingselementen;


Top




asstel

combinatie van twee of meer assen, evenwijdig gelegen op een onderlinge afstand van minder dan 1,80 m;


Top




autogordel

een geheel van banden met sluiting, verstelinrichtingen en bevestigingselementen dat in een motorvoertuig kan worden bevestigd en zodanig is ontworpen dat de kans op verwondingen voor de gebruiker bij botsing of plotselinge vertraging van het voertuig wordt verminderd doordat het de bewegingsmogelijkheid van het lichaam van de gebruiker beperkt en dat mede omvat alle onderdelen die energie kunnen opnemen of waarmee de gordel wordt ingetrokken;


Top




bedrijfsauto

motorrijtuig op vier of meer wielen, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid, een landbouw- of bosbouwtrekker, een motorrijtuig op vier wielen als bedoeld in onderdeel q, artikel 1.1 of een vierwielige bromfiets, en

1.        ingericht voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend, of

2.        ingericht voor het vervoer van goederen, of

3.        ingericht voor het uitvoeren van andere werkzaamheden, of

4.        ingericht als kampeerauto;

in ieder geval wordt als bedrijfsauto aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als bedrijfsauto is aangeduid;


Top




begrafeniswagen

motorrijtuig, bestemd en speciaal uitgerust voor het vervoer van overledenen;


Top




bermlicht

licht, bestemd voor het verlichten van de berm rechts voor het voertuig;


Top




bestuurd asstel

asstel dat rechtstreeks door middel van de stuurinrichting door de bestuurder kan worden bediend;


Top




bestuurde as

as die rechtstreeks door middel van de stuurinrichting door de bestuurder kan worden bediend;


Top




bevestigingspunten

de delen van de voertuigcarrosserie of van de zitplaatsconstructie of andere delen van het voertuig waaraan autogordels moeten worden vastgemaakt;


Top




bevoegdheidspas

pas als bedoeld in artikel 85a van de wet;


Top




boekwerk "Regelgeving APK"

editie van het boekwerk ?Regelgeving Algemene Periodieke Keuring? of cd-rom ?Regelgeving Algemene Periodieke Keuring?, die door de Directeur is vastgesteld en geldig is op het moment van de keuring;


Top




boekwerk 'APK milieukeuringseisen'

de editie van het door de minister vastgestelde boekwerk 'APK milieukeuringseisen', die geldig is op het moment van de keuring;


Top




bromfiets

-        motorrijtuig op twee wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 45 km/h, uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm? of een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig;

-        motorrijtuig op drie wielen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig, uitgerust met:

1?.        een motor met elektrische ontsteking met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm?,

2?.        een motor met inwendige verbranding en een netto maximumvermogen van niet meer dan 4 kW voor andere dan onder 1? genoemde motoren, of

3?.        een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW; dan wel

-        motorrijtuig op vier wielen, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h en een ledige massa van minder dan 350 kg, de massa van de batterijen in elektrische voertuigen niet inbegrepen, uitgerust met:

1?.        een motor met elektrische ontsteking met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm?,

2?.        een motor met inwendige verbranding en een netto maximumvermogen van niet meer dan 4 kW voor andere dan onder 1? genoemde motoren, of

3?.        een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW.

In ieder geval wordt als bromfiets aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als bromfiets is aangeduid;


Top




bus

bedrijfsauto, ingericht en blijkens het kentekenbewijs bestemd voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend; als bus wordt in ieder geval aangemerkt een bus van ??n van de volgende categorie?n:

?        klasse I: categorie bussen met een capaciteit van meer dan 22 passagiers, de bestuurder niet meegerekend, gebouwd met ruimte voor staande passagiers, zodat passagiers vaak kunnen in- en uitstappen;

?        klasse II: categorie bussen met een capaciteit van meer dan 22 personen, de bestuurder niet meegerekend, voornamelijk gebouwd voor het vervoer van zittende passagiers en ontworpen voor het vervoer van staande passagiers in het gangpad of op een oppervlak dat niet groter is dan de ruimte voor twee dubbele zitplaatsen;

?        klasse III: categorie bussen met een capaciteit van meer dan 22 personen, de bestuurder niet meegerekend, uitsluitend gebouwd voor het vervoer van zittende passagiers;

?        klasse A: categorie bussen met een capaciteit van ten hoogste 22 personen, de bestuurder niet meegerekend, gebouwd voor het vervoer van staande passagiers en tevens voorzien van zitplaatsen;

?        klasse B: categorie bussen met een capaciteit van ten hoogste 22 personen, de bestuurder niet meegerekend, gebouwd voor het vervoer van zittende passagiers en zonder voorzieningen voor staande passagiers.


Top




certificaat van overeenstemming

document opgesteld door de fabrikant van een voertuig of van een niet?oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel van een voertuig, die houder is van een typegoedkeuring als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 70/156/EEG in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van richtlijn 92/61/EEG of in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van richtlijn 2002/24/EG voor dat type voertuig of dat type niet-oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel waaruit blijkt dat eerstbedoeld voertuig of niet-oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel overeenstemt met het type waarvoor deze goedkeuring is verleend;


Top




CNG-installatie

het geheel van gemonteerde onderdelen dat het mogelijk maakt om als brandstof voor de voortstuwingsmotor gebruik te maken van Compressed Natural Gas (CNG);



Top




contourmarkering

retroreflecterende belijning, aangebracht aan de zijkant of aan de achterkant van een voertuig en bestemd om de contouren van het voertuig beter kenbaar te maken;


Top




cusumbijdrage

de bijdrage aan straf- en bonuspunten van een herkeuring;


Top




cusumstand

startwaarde vermeerderd met de som van bonus- en strafpunten van herkeuringen;


Top




cusumsysteem

het systeem van bonus- en strafpunten als bedoeld in artikel 53 van de Erkenningsregeling APK;


Top




dagrijlicht

een licht dat voorwaarts gericht is en wordt gebruikt om het voertuig tijdens het overdag rijden beter zichtbaar te maken;


Top




deskundigenonderzoek

onderzoek als bedoeld in artikel 91 van de wet als gevolg van een bezwaar tegen de afgifte van een keuringsbewijs


Top




dimlicht

licht waarmee de weg v??r het voertuig wordt verlicht zonder dat hierdoor andere weggebruikers worden verblind of gehinderd;


Top




dolly

aanhangwagen, bestemd voor het dragen van de voorzijde van een oplegger dan wel een deel van in de lengte ondeelbare lading;


Top




driewielig motorrijtuig

motorrijtuig op drie symmetrisch geplaatste wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van meer dan 45 km/h of uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm?, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid, een landbouwtrekker of een invalidenvoertuig; voor de bepaling van het aantal wielen worden twee naast elkaar aangebrachte wielen van gelijke afmeting als ??n wiel beschouwd indien de afstand tussen de binnenzijden van de op die wielen gemonteerde banden niet meer bedraagt dan de breedte van ??n van die banden in normale spanningstoestand en in onbelaste staat; onder driewielig motorrijtuig wordt mede verstaan een vierwielig motorrijtuig met een motor met een netto maximum vermogen van ten hoogste 15 KW, en met een ledige massa van ten hoogste 400 kg of 550 kg voor voertuigen gebruikt in het goederenvervoer, exclusief de massa van de batterijen in elektrische voertuigen, niet zijnde een vierwielig motorrijtuig als bedoeld in onderdeel m;


Top




EG-goedkeuringsmerk

goedkeuringsmerk als bedoeld in artikel 8 van richtlijn 92/61/EEG of artikel 8 van richtlijn 2002/24/EG;


Top




erkenning

erkenning als bedoeld in artikel 83 van de wet;


Top




erkenninghouder

houder van een erkenning als bedoeld in artikel 83 van de wet;


Top




fabrikant

persoon of organisatie die verantwoordelijk is voor alle aspecten van de goedkeuringsprocedure en die instaat voor de overeenstemming van de productie;


Top




geconditioneerd voertuig

voertuig waarvan de vaste of mobiele bovenbouw speciaal is ingericht voor het vervoer van goederen bij een gecontroleerde temperatuur en waarvan de zijwanden, met inbegrip van de isolatie, ten minste 45 mm dik zijn;


Top




gelede bus

bus bestaande uit twee of meer vaste delen die blijvend zijn verbonden door een scharnierende verbinding, waarover de passagiers zich van het ene deel naar het andere kunnen begeven;


Top




gestuurd asstel

asstel dat wordt gestuurd door stuurkrachten, veroorzaakt door richtingverandering vanuit het voertuig zelf of vanuit het trekkend voertuig;


Top




gestuurde as

as die wordt gestuurd door stuurkrachten, veroorzaakt door richtingverandering vanuit het voertuig zelf of vanuit het trekkend voertuig;


Top




gradatie

Gradaties worden ingedeeld in:

-        gradatie 1: een misser die de verkeersveiligheid indirect be?nvloedt, die 1 strafpunt oplevert;

-        gradatie 2: een geringe milieumisser die 1,5 strafpunt oplevert;

-        gradatie 3: een geringe misser die 1,5 strafpunt oplevert;

-        gradatie 4: een ernstige misser die 3 strafpunten oplevert;

-        gradatie 5: een kritieke misser waarbij sprake is van een apert onveilig voertuig die 3 strafpunten oplevert.


Top




groot licht

licht dat de weg v??r het voertuig over een grote afstand verlicht;


Top




handwagen met motorvermogen

motorrijtuig, hoofdzakelijk bestemd om te worden bestuurd door een voetganger;


Top




herkeuring

herkeuring als bedoeld in artikel 90 van de wet als gevolg van een bezwaar tegen de weigering van de afgifte van een keuringsbewijs;


Top




hoofdgroeven

brede groeven in het middelste gedeelte van het loopvlak van een band, welk gedeelte ongeveer drievierde deel van de breedte van het loopvlak inneemt;


Top




inrichting

een perceel of enkele kadastraal aangrenzende percelen waarop ??n of meer gebouwen zijn geplaatst;


Top




inrichting voor indirect zicht

een inrichting om het aan het voertuig grenzende gebied waar te nemen dat niet rechtstreeks kan worden waargenomen, zijnde een spiegel, een camera-monitor of een andere inrichting die de bestuurder informatie over het indirecte gezichtsveld geeft;


Top




invalidenvoertuig

voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een invalide, niet breder is dan 1,10 m en niet is uitgerust met een motor, dan wel waarvan de door de constructie bepaalde maximum snelheid niet meer dan 45 km/h bedraagt indien het voertuig is uitgerust met een motor, en niet zijnde een bromfiets;


Top




justering

de handeling die bedoeld is om een instrument in een zodanige toestand te brengen dat het geschikt is voor gebruik;


Top




kampeerauto

personenauto of bedrijfsauto, waarvan de  constructie woonaccommodatie bevat die ten minste bestaat uit de volgende uitrusting:

1?. zitplaatsen en een tafel,

2?. slaapaccommodatie die met behulp van de zitplaatsen kan worden gecre?erd,

3?. kookgelegenheid en

4?. opbergfaciliteiten,

welke vast in de woonafdeling zijn bevestigd, met dien verstande dat de tafel zodanig mag zijn ontworpen dat zij gemakkelijk kan worden verwijderd;


Top




kermis- en circusvoertuig

voertuig, niet zijnde een voertuig op rupsbanden, dat wordt gebruikt voor het kermis- of circusbedrijf;


Top




keuring

periodieke keuring als bedoeld in artikel 75 van de wet;


Top




keuringseisen

de op de desbetreffende voertuigcategorie toepasselijke permanente eisen zoals neergelegd in, en vastgesteld op grond van hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement alsmede, voor zover van toepassing, de permanente eisen zoals neergelegd in de Regeling permanente eisen en Regeling permanente eisen taxi's;


Top




keuringsinstelling

de ingevolge artikel 84, eerste lid, van de wet door de minister aangewezen instelling;


Top




keuringsplaats

inrichting waarin een erkenninghouder, die is gerechtigd keuringsrapporten af te geven voor motorrijtuigen en aanhangwagens, de handelingen in het kader van de periodieke keuringen mag verrichten;


Top




keuringsruimte

??n of meer besloten ruimten gelegen in ??n gebouw, dan wel in verscheidene belendende of nagenoeg belendende gebouwen, bedoeld om deel uit te maken van een keuringsplaats;


Top




keurmeester

degene aan wie de bevoegdheid is verleend voertuigen aan een keuring te onderwerpen als bedoeld in artikel 85a van de wet;


Top




kinderbeveiligingssysteem

een geheel van onderdelen, eventueel bestaande uit een combinatie van riemen of flexibele componenten met een sluiting, verstelinrichtingen en bevestigingselementen, soms tevens voorzien van een zitje of botsingsscherm, dat kan worden bevestigd aan een motorvoertuig, met het oogmerk de kans op verwonding van de gebruiker bij een botsing of abrupte vertraging van het voertuig te verminderen doordat het de bewegingsmogelijkheid voor het lichaam van de gebruiker beperkt;


Top




klapstoel

extra zitplaats om bij gelegenheid te worden gebruikt en die gewoonlijk is weggeklapt;


Top




klasse

classificatie voor de kwaliteit van werken bij de toepassing van de APK-keuringseisen door de erkenninghouder; de 3 klassen geven tevens een indicatie voor de kans op het aantal uit te voeren herkeuringen.


Top




lading

alle personen, dieren, goederen, lastdragers, alsmede zonder gebruik van gereedschap van het voertuig los te nemen laad- en losinrichtingen en voertuiguitrustingen, het reservewiel daaronder niet begrepen;


Top




landbouwtrekker

motorrijtuig met twee of meer assen, voornamelijk bestemd voor tractiedoeleinden en in het bijzonder ontworpen voor het trekken, duwen, dragen, in beweging brengen of aandrijven van werktuigen, machines of aanhangwagens, die zijn bestemd voor gebruik in de landbouw;



Top




landbouw- of bosbouwtrekker

motorrijtuig op wielen of rupsbanden, met ten minste twee assen en een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet minder dan 6 km/h, die voornamelijk voor tractiedoeleinden is bestemd en in het bijzonder is ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde verwisselbare uitrustingsstukken die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd, of voor het trekken van aanhangwagens voor de land- of bosbouw, welk motorrijtuig kan zijn ingericht om een lading te vervoeren voor landbouw- of bosbouwdoeleinden of kan worden uitgerust met zitplaatsen voor meerijders;


Top




landbouw- of bosbouwtrekker categorie T1

landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een minimumspoorbreedte van de zich het dichtst bij de bestuurder bevindende as van niet minder dan 1150 mm, met een lege massa in rijklare toestand van meer dan 600 kg en met een vrije hoogte boven het wegdek van ten hoogste 1000 mm;


Top




landbouw- of bosbouwtrekker categorie T2

landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een minimumspoorbreedte van minder dan 1150 mm, met een lege massa in rijklare toestand van meer dan 600 kg en met een vrije hoogte boven het wegdek van ten hoogste 600 mm, met dien verstande dat wanneer echter de waarde van de hoogte van het zwaartepunt van de landbouw- of bosbouwtrekker ? ten opzichte van het wegdek gemeten ?, gedeeld door het gemiddelde van de minimumspoorbreedten van elke as, meer dan 0,90 bedraagt, de door de constructie bepaalde maximumsnelheid beperkt is tot 30 km/h;


Top




landbouw- of bosbouwtrekker categorie T3

landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een lege massa in rijklare toestand van ten hoogste 600 kg;


Top




landbouw- of bosbouwtrekker categorie T5

landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h;


Top




lastdrager

constructie, met inbegrip van hulpmiddelen, die aan de bumper, op de trekhaak of op het dak van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, of driewielig motorrijtuig is aangebracht en bestemd is voor het vervoer van goederen;


Top




ledige massa

massa van het voertuig, in bedrijfsvaardige staat, met inbegrip van een half gevulde brandstoftank, reservedelen en gereedschappen, die tot de normale uitrusting behoren, maar zonder lading en zonder de bestuurder en andere personen, die met het voertuig worden vervoerd, met dien verstande dat in afwijking hiervan voor motorfietsen, driewielige motorrijtuigen en bromfietsen, die in gebruik zijn genomen na 16 juni 1999, de ledige massa wordt bepaald met een lege brandstoftank;


Top




lege massa in rijklare toestand

massa van een rijklare landbouw- of bosbouwtrekker met inbegrip van de kantelbeveiligingsinrichting, zonder facultatieve accessoires, maar met koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, outillage en bestuurder;



Top




lijnmarkering

retroreflecterende belijning aangebracht aan de zijkant of aan de achterkant van een voertuig en bestemd om de totale lengte, dan wel totale breedte van het voertuig kenbaar te maken;


Top




loopvlak

deel van de band dat gemeten symmetrisch ten opzichte van het midden, 50 mm minder bedraagt dan de breedte in de maataanduiding van de band;


Top




luchtband

band waarin zich in normale, bedrijfsvaardige toestand gas bevindt onder een hogere spanning dan de atmosferische;


Top




markeringslicht

licht dat op het breedste punt van het voertuig zo hoog mogelijk is aangebracht, waardoor duidelijk de totale breedte van het voertuig wordt aangegeven;


Top




massa in bedrijfsklare toestand

massa van het voertuig met carrosserie, in bedrijfsklare toestand, met inbegrip van koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, reservewiel, gereedschap en bestuurder; voor het vaststellen van de massa moet de tank voor 90% zijn gevuld en wordt het gewicht van de bestuurder op 75 kg gesteld;


Top




massieve band

band zonder luchtkamers, geheel vervaardigd van een elastisch materiaal;


Top




Mc Pherson-wielophangingsysteem

een wielgeleidend systeem waarin elementen van de sturing, vering en schokdemping zijn gecombineerd.


Top




mechanische koppeling

alle onderdelen en inrichtingen op onderstellen, dragende gedeelten van de carrosserie en het chassis van voertuigen, waarmee het trekkend voertuig en het getrokken voertuig met elkaar kunnen worden verbonden; tevens behoren hiertoe vaste of demontabele onderdelen voor de bevestiging, afstelling of het gebruik van de bovengenoemde koppelinrichtingen;


Top




metalen band

band waarvan het loopvlak geheel van vormvast materiaal is vervaardigd;


Top




middenasaanhangwagen

aanhangwagen waarvan de trekinrichting een onbeweeglijk deel vormt dan wel slechts in- en uitschuifbaar is en waarbij, bij gelijkmatig verdeelde lading, het trekkend voertuig door de trekinrichting van de aanhangwagen slechts gering wordt belast;


Top




minister

Minister van Verkeer en Waterstaat;


Top




misser

bij een herkeuring geconstateerd onjuist of vergeten afkeurpunt, adviespunt of reparatiepunt als bedoeld in artikel 1, onder v, w en x van de Erkenningsregeling APK;


Top




mistlicht aan achterzijde

licht dat het voertuig bij dichte mist aan de achterzijde beter waarneembaar maakt;


Top




mistlicht aan voorzijde

licht, bestemd voor een betere verlichting van de weg bij mist, sneeuwval, hevige regenval of stofwolken.


Top




mobiele keuringseenheid

keuringseenheid waarmee een erkenninghouder, die is gerechtigd keuringsrapporten af te geven voor motorrijtuigen en aanhangwagens, niet steeds in dezelfde inrichting, doch afwisselend in verscheidene inrichtingen handelingen in het kader van de periodieke keuringen mag verrichten;


Top




mobiliteitshandicap

eigenschap welke het gebruik van het openbaar vervoer bemoeilijkt, bijvoorbeeld als gevolg van een lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke handicap, meereizende kinderen of meegevoerde goederen;


Top




motorfiets

motorrijtuig op twee wielen, met of zonder zijspanwagen, alsmede een motorrijtuig op drie asymmetrisch geplaatste wielen, met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van meer dan 45 km/h of uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm? , niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid; in ieder geval wordt als motorfiets aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als motorfiets is aangeduid;


Top




motorrijtuig met beperkte snelheid

motorrijtuig met een door de constructie bepaalde maximum snelheid van niet meer dan 25 km/h, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoer van personen, en ingericht voor het bij op korte afstand van elkaar gelegen plaatsen afleveren of ophalen van goederen; onder motorrijtuig met beperkte snelheid wordt mede verstaan: motorrijtuig niet zijnde een landbouwtrekker of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoer van personen, en

1.        ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden buiten de wegen;

2.        ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden aan wegen of aan werken op, in, langs en boven wegen;


Top




ondeelbare lading

lading die ten behoeve van het vervoer over de weg niet in twee of meer ladingen kan worden gesplitst zonder dat zulks overmatige kosten of risico van schade meebrengt en die wegens haar afmetingen of massa niet kan worden vervoerd door een motorrijtuig, aanhangwagen of samenstel van voertuigen dat in alle opzichten aan dit besluit voldoet;


Top




onderdeel

als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, die aan de eisen van een bijzondere richtlijn als bedoeld in de artikelen 4 van de richtlijnen 70/156/EEG, 92/61/EEG of 2002/24/EG moet voldoen en waarvan de betrokken bijzondere richtlijn een afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk maakt onafhankelijk van een type voertuig;


Top




onderzoeksgerechtigde

de onderneming of instelling die op grond van hoofdstuk 2, paragraaf 2, van de Voorschriften meetmiddelen 1997 door een keuringsinstelling is erkend tot het mogen afgeven van certificaten van herkeuring ten aanzien van nader bepaalde categorie?n in gebruik zijnde meetmiddelen;


Top




oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel

technische eenheid of onderdeel van het type waarvan het voertuig bij de typegoedkeuring of de uitbreiding daarvan is voorzien;


Top




oplegger

aanhangwagen die is bestemd om aan een motorrijtuig te worden gekoppeld op zodanige wijze, dat een deel ervan op het motorrijtuig rust en dat een aanzienlijk deel van de massa van de oplegger en van zijn lading door het motorrijtuig wordt gedragen;


Top




parkeerlicht

licht, bestemd om de aanwezigheid van een geparkeerd voertuig aan te geven;


Top




personenauto

motorrijtuig op vier of meer wielen, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker, een invalidenvoertuig, een motorrijtuig op vier wielen als bedoeld in onderdeel q, artikel 1.1 van de Keuringseisen of een vierwielige bromfiets, ingericht voor het vervoer van personen, met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend, of een kampeerauto; in ieder geval wordt als personenauto aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs als personenauto is aangeduid;


Top




RDW

Dienst Wegverkeer


Top




remlicht

licht, bestemd om weggebruikers die zich achter het voertuig bevinden kenbaar te maken dat de bestuurder de bedrijfsrem bedient;


Top




reparatiepunt

in het kader van een keuring gerepareerd gebrek.


Top




retroreflector

inrichting, bestemd om de aanwezigheid van een voertuig kenbaar te maken door weerkaatsing van het licht afkomstig van een niet tot dat voertuig behorende lichtbron, waarbij de waarnemer zich nabij deze lichten bevindt;


Top




richtingaanwijzer

licht, bestemd om andere weggebruikers kenbaar te maken dat de bestuurder het voornemen heeft naar links of naar rechts van richting te veranderen;


Top




richtlicht

licht waarvan de lichtbundel naar wens kan worden gericht;


Top




rijdend werktuig

bedrijfsauto of motorrijtuig met beperkte snelheid, ingericht voor het uitvoeren van in hoofdzaak andere werkzaamheden dan het vervoer van goederen of personen;


Top




roetmeting

de meting als bedoeld in artikel 5.2.11, elfde lid, en artikel 5.3.11, tiende lid, van het Voertuigreglement;


Top




samenstel van voertuigen

trekkend voertuig met een of meer aanhangwagens;


Top




stadslicht

licht dat, van de voorzijde gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt en een aanwijzing is voor de breedte van het voertuig;


Top




steekproef

steekproefsgewijze herkeuring als bedoeld in artikel 86 van de wet;


Top




taxi

een auto in de zin van de Wet personenvervoer


Top




T100 bus

bus, ten aanzien waarvan uit een aantekening op het kentekenbewijs dan wel uit het kentekenregister blijkt dat hij zodanig is ingericht dat hij in aanmerking komt voor een maximumsnelheid van 100 km/h;


Top




technische eenheid

als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, die aan de eisen van een bijzondere richtlijn als bedoeld in de artikelen 4 van de richtlijnen 70/156/EEG, 92/61/EEG of 2002/24/EEG moet voldoen en waarvan de betrokken bijzondere richtlijn een afzonderlijke typegoedkeuring mogelijk maakt uitsluitend in samenhang met een of meer bepaalde typen voertuigen;


Top




trekker

bedrijfsauto, voorzien van een koppeling, bestemd voor het voortbewegen van een oplegger;


Top




uitlaatgasmeting

de meting als bedoeld in artikel 5.2.11, negende lid, en artikel 5.3.11, achtste lid, van het Voertuigreglement.


Top




vervangingskatalysator

een katalysator of een samenstel van katalysatoren die bestemd is of zijn om een originele katalysator op een voertuig te vervangen en waarvoor als technische eenheid volgens de definitie in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van richtlijn 70/156/EEG of artikel 2, vijfde lid, van richtlijn 2002/24/EG typegoedkeuring kan worden verleend;


Top




verwarmingssysteem op brandstof

verwarmingssysteem dat rechtstreeks op vloeibare of gasvormige brandstof werkt en geen gebruik maakt van de door de aandrijfmotor van het voertuig voortgebrachte afvalwarmte;


Top




viergasmeting

meting als bedoeld in artikel 5.2.11, negende lid, en artikel 5.3.11, achtste lid, van het Voertuigreglement;


Top




vooruitkijkspiegel

een spiegel van klasse VI als bedoeld in bijlage I, punt 1.1.1.14 van richtlijn 2003/97/EG;


Top




voertuig

motorrijtuig, aanhangwagen, fiets, zijspanwagen, wagen of andere constructie, niet bestemd om langs spoorstaven te worden voortbewogen; onder een andere constructie wordt niet verstaan een kinderwagen, niet-gemotoriseerde rolstoel, kruiwagen of soortgelijke kleine constructie;


Top




waarschuwingsknipperlicht

gelijktijdige werking van alle richtingaanwijzers, bestemd om aan te geven dat het voertuig tijdelijk een bijzonder gevaar oplevert voor andere weggebruikers;


Top




wagens

voertuigen, met uitzondering van motorrijtuigen, aanhangwagens, niet-gemotoriseerde invalidenvoertuigen, fietsen en zijspanwagens, doch met inbegrip van handwagens met motorvermogen;


Top




werklicht

licht, bestemd voor het verlichten van een plaats waar werkzaamheden worden verricht;


Top




werklichten

licht, bestemd voor het verlichten van een plaats waar werkzaamheden worden verricht;


Top




wet

Wegenverkeerswet 1994;


Top




wielbasis

1.        ten aanzien van v??r 1 april 1983 in gebruik genomen voertuigen: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen het hart van de eerste as, van het eerste samenstel van assen of van de koppelingspen en het hart van de laatste as of het hart van het laatste samenstel van assen,

2.        ten aanzien van na 31 maart 1983 in gebruik genomen voertuigen, niet zijnde opleggers: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen het hart van de eerste en het hart van de laatste as van het voertuig,

3.        ten aanzien van na 31 maart 1983 in gebruik genomen opleggers: de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen de verticale hartlijn van de koppelingspen en het hart van de laatste as;


Top




zelfsturend asstel

asstel dat wordt gestuurd doordat, door de wrijving van de banden op het wegdek, de wielen zelfstandig een zodanige stand innemen dat zij de cirkelbaan van het voertuig volgen;


Top




zelfsturende as

as die wordt gestuurd doordat, door de wrijving van de banden op het wegdek, de wielen zelfstandig een zodanige stand innemen dat zij de cirkelbaan van het voertuig volgen;


Top




zijmarkeringslicht

licht dat, van de zijkant gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar maakt;


Top




zijspanwagen

voertuig, afneembaar verbonden aan de zijkant van een fiets, bromfiets of motorfiets;


Top




zitbank

een constructie, die plaats biedt aan tenminste twee volwassenen;


Top




zitplaats

constructie die al dan niet een integrerend deel vormt van de constructie van het voertuig, die plaats biedt aan een volwassen persoon, met dien verstande dat de zitplaats zowel een afzonderlijke zitplaats kan zijn als een gedeelte van een bank dat plaats biedt aan ??n persoon en die afhankelijk van de richting als volgt wordt aangeduid:

1.        naar voren gerichte zitplaats: zitplaats die kan worden gebruikt terwijl het voertuig in beweging is en die zodanig naar de voorkant van het voertuig is gericht dat het middenlangsvlak van de zitplaats een hoek van minder dan + 10? of ? 10? vormt met het middenlangsvlak van het voertuig;

2.        naar achteren gerichte zitplaats: zitplaats die kan worden gebruikt terwijl het voertuig in beweging is en die zodanig naar de achterkant van het voertuig is gericht dat het middenlangsvlak van de zitplaats een hoek van minder dan + 10? of ? 10? vormt met het middenlangsvlak van het voertuig;

3.        zijdelings gerichte zitplaats: zitplaats die, gelet op haar gerichtheid ten opzichte van het middenlangsvlak van het voertuig, niet voldoet aan de onderdelen 1 en 2;

Toelichting:

Deze constructie omvat het samenstel van een zitting en een rugleuning.


Top